Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
De raad : de raad van de gemeente Oisterwijk;
Het college : het college van de gemeente Oisterwijk;
Het onderzoek : het door de raad, op voorstel van één of meer van zijn
leden,
ingesteld onderzoek (ex artikel 155a van de Gemeentewet) naar
het door het college of de burgemeester van de gemeente
Oisterwijk gevoerde bestuur;
De commissie : de door de raad ingestelde onderzoekscommissie die het
onderzoek ex artikel 155a van de Gemeentewet uitvoert;
Het presidium : het presidium van de raad.
De griffier : de griffier van de raad
Een lid : een lid van de commissie
De (technisch) voorzitter : de voorzitter van de commissie.
Artikel 2 Vooronderzoek
- 1.
Voordat de raad besluit een onderzoek in te stellen als bedoeld in
artikel 155a van de Gemeentewet, wordt er eerst – op besluit van de raad
- een vooronderzoek uitgevoerd.
- 2.
Dit vooronderzoek wordt uitgevoerd door een afvaardiging van de fracties
op voordracht van het presidium door tenminste 3 personen.
- 3.
Het doel van het vooronderzoek is het doel van het onderzoek en de
daarmee verbonden onderzoeksvraag helder te formuleren en na te gaan of
het onderzoek het juiste instrument is om deze onderzoeksvraag te
beantwoorden.
- 4.
Het vooronderzoek duurt maximaal 6 weken. De vooronderzoekcommissie
koppelt haar bevindingen terug aan de raad.
Artikel 3 Instellen onderzoekscommissie
- 1.
Als op basis van de uitkomsten uit het vooronderzoek als bedoeld in
artikel 2 van deze verordening de raad besluit een onderzoek in te
stellen als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet, dan benoemt
de raad een commissie van onderzoek bestaande uit tenminste 3
raadsleden. Het maximum aantal leden van de commissie wordt gesteld
op één lid per fractie. De raad kan uit zijn midden – naast de leden
van de commissie – ook een technisch voorzitter voor de commissie
benoemen. Deze heeft bij de besluitvorming binnen de commissie geen
stemrecht. Voor ieder lid wijst de raad tevens een raadslid als
plaatsvervanger aan. Als de raad naast de leden van de commissie een
technisch voorzitter heeft benoemd, wijst de raad tevens een
plaatsvervangend technisch voorzitter aan. De plaatsvervangend
technisch voorzitter heeft bij de besluitvorming binnen de commissie
geen stemrecht.
- 2.
In de commissie kunnen geen leden van de raad zitting nemen, die als
getuige of deskundige kunnen worden opgeroepen.
- 3.
De zittingsduur van de leden van de commissie is gelijk aan de duur
van het onderzoek.
- 4.
Het lidmaatschap van de commissie eindigt eerder in geval van:
- a.
een (tussentijds) raadsbesluit tot opheffing van de
commissie;
- b.
beëindiging van het lidmaatschap van de raad;
- c.
de commissie besluit een lid te horen;
- d.
ontslag als lid door de raad, al dan niet op verzoek van het
desbetreffende lid.
- 5.
Bij een tussentijdse vacature neemt de plaatsvervanger van het
desbetreffende lid diens plaats in. De raad beslist of in zijn
plaats een nieuwe plaatsvervanger wordt aangewezen.
- 6.
In het geval dat de raad besluit geen technisch voorzitter en
plaatsvervangend technisch voorzitter toe te voegen aan de
commissie, benoemt de raad uit de commissieleden een voorzitter en
plaatsvervangend voorzitter.
- 7.
De griffier fungeert als secretaris van de commissie of wijst, in
overleg met de commissie, een medewerker van de griffie tot
secretaris aan.
- 8.
De commissie besluit bij meerderheid van stemmen. Ieder lid brengt
één stem uit. De plaatsvervanger die als zodanig optreedt, brengt de
stem uit van het lid dat hij vervangt.
- 9.
De commissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet verleende
bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien tenminste drie van haar
leden aanwezig zijn.
Artikel 4 Bekendmaking
- 1.
Op het besluit tot het instellen van een onderzoek ex artikel 155a van
de Gemeentewet, alsmede de installatie en samenstelling van de commissie
zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van
overeenkomstige toepassing.
- 2.
De besluiten tot instelling van een onderzoek ex artikel 155a van de
Gemeentewet en tot instelling en samenstelling van de commissie worden
gelijktijdig bekend gemaakt en treden in werking een dag na
bekendmaking.
Artikel 5 Oproepen getuigen en deskundigen ex artikel 155b Gemeentewet
- 1.
Getuigen en deskundigen zoals aangeduid in artikel 155b Gemeentewet
worden door de voorzitter van de commissie schriftelijk opgeroepen. De
brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen
gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.
- 2.
De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel
155 d van de Gemeentewet tenminste tien dagen voor de dag van het
verhoor te ontvangen.
- 3.
Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen getuigen en
deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het
tijdstip van de zitting te wijzigen.
- 4.
De beslissing van de voorzitter op het verzoek als bedoeld in het derde
lid wordt uiterlijk 1 week voor het tijdstip van de zitting aan de
betrokken getuige of deskundige medegedeeld.
Artikel 6 Horen getuigen en deskundigen
- 1.
De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie
gehouden op een plaats die zij het meest wenselijk oordeelt. Plaats en
tijdstip van de zitting worden door de voorzitter tijdig, uiterlijk 10
dagen voor aanvang van de zitting, ter openbare kennis gebracht.
- 2.
De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting gehoord. De
commissie kan om reden van bescherming of belang besluiten een verhoor
of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en
plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over
hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.
- 3.
De commissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaatsvindt of
de getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of
belofte.
- 4.
Het schriftelijke verslag van de afgelegde verklaringen wordt aan de
getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage gelegd. De getuigen en
deskundigen ondertekenen deze voor gezien.
Artikel 7 Niet verschijnen getuige of deskundige
- 1.
Als de getuige of deskundige - opgeroepen volgens de procedure in
artikel 5 van deze verordening en de procedure ex artikel 155 d, tweede
lid, van de Gemeentewet – niet verschijnt, wordt daarvan een proces
verbaal opgemaakt, waarin een nauwkeurige omschrijving van de oproep
staat. Het proces verbaal wordt door de aanwezige leden van de commissie
ondertekend.
- 2.
Het proces verbaal wordt door de commissie, wanneer zij dat nodig acht,
in handen gesteld van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank van het
arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige
woont.
Artikel 8 Weigering medewerking getuige of deskundige
- 1.
Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de
oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert
te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan
proces verbaal opgemaakt, waarin de redenen van weigering worden
opgenomen, zo die gegeven zijn. Het proces verbaal wordt door de
aanwezige leden van de commissie ondertekend.
- 2.
Het tweede lid van artikel 7 van deze verordening is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 9 Vrijwillige medewerking aan het onderzoek
- 1.
De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de
Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking
aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt
slechts op vrijwillige basis.
- 2.
De commissie kan derden uitnodigen tot het verstrekken van informatie,
die van belang kan zijn voor het doel van het onderzoek. De commissie
publiceert een dergelijke uitnodiging met een omschrijving van het
onderwerp van het onderzoek overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid,
van deze verordening genoemde wijze.
- 3.
De commissie besluit of van de informatie van betrokkene bedoeld onder
artikel 9, tweede lid, gebruik wordt gemaakt en of betrokkene zal worden
gehoord. De voorzitter informeert de betrokkene.
- 4.
De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in
beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als
zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe
geen plicht tot medewerking.
- 5.
Het tweede, derde en vierde lid van artikel 5 van deze verordening en
het bepaalde in artikel 6 van deze verordening is van overeenkomstige
toepassing voor de in lid 1 van dit artikel genoemde personen.
Artikel 10 Geheimhouding
(zie artikel 6 tweede lid van deze verordening)
- 1.
De commissie kan om reden van de bescherming van de in artikel 155b
van de Gemeentewet genoemde personen of van een belang bedoeld in
artikel 155e van de Gemeentewet besluiten aan haar overlegde
bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.
- 2.
De leden, plaatsvervangende leden van de commissie en de secretaris
van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de
bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, als
bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.
- 3.
Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken
van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage
gelegd voor de leden van de raad. De leden van de raad bewaren
omtrent de inhoud van de betreffende bescheiden geheimhouding.
Artikel 11 Vergoeding
De getuigen en deskundigen komen in aanmerking voor een schadeloosstelling.
Zij dienen hiertoe een verzoek bij de commissie in, die het verzoek
beoordeelt. Voor de hoogte van de schadeloosstelling gelden de bepalingen krachtens artikel 57 van de Wet
tarieven in burgerlijke zaken.
Artikel 12 Ondersteuning commissie
- 1.
De secretaris van de commissie is verantwoordelijk voor alle
inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning
van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met
het beheer van de gelden.
- 2.
Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling
van de onderzoeksopdracht stelt de voorzitter, in overleg met de
griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan
op het ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij
in ieder geval aandacht besteden aan:
- -
de uitvoering van de onderzoeksopdracht;
- -
de eerste planning van de uit te voeren taken;
- -
- -
de taak en rol van de voorzitter;
- -
de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij
aandacht wordt besteed aan de wettelijke
aansprakelijkheid;
- -
de plaats en de omvang van de werkruimten;
- -
de noodzaak van een informatieprotocol;
- -
de archivering en classificering;
- -
de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;
- -
de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende
fasen van het onderzoek;
- -
de contacten met de pers.
- 3.
De commissie stelt het plan van aanpak vast en brengt het vervolgens
ter kennis van de raad.
- 4.
De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het
uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de
onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.
- 5.
Indien de commissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het
onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats
onder haar verantwoordelijkheid.
Artikel 13 Budget
De raad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor
het onderzoek vereist zijn. Hij brengt deze ter kennis van het college, die
deze opneemt in de planning & controlcyclus.
Artikel 14 Rapportage
- 1.
De commissie doet verslag van haar bevindingen in een
onderzoeksrapport en biedt dit aan de raad aan, nadat de commissie
het concept onderzoeksrapport aan het college cq de burgemeester
heeft aangeboden onder uitnodiging van het geven van een
bestuurlijke reactie en nadat deze reactie is toegevoegd aan het
rapport.
- 2.
De commissie besluit of zij het verslag van bevindingen vergezeld
doet gaan van aanbevelingen.
- 3.
Van het afwijkende gevoelen van een lid ten aanzien van de inhoud
van het onderzoeksrapport of een onderdeel daarvan, wordt op verzoek
van dat lid melding gemaakt in het onderzoeksrapport.
Artikel 15 Archivering
- 1.
Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde
commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige
bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een
door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.
- 2.
Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie
geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit
archief.
- 3.
De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden
worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als `Verordening op de
onderzoeksbevoegdheid van de raad van de gemeente Oisterwijk ex artikel 155a
van de Gemeentewet, september 2009’.
Artikel 17 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.