Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woerden

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoerden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2024
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening parkeerbelastingen 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-564400

Z/23/063610

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2024

De raad van de gemeente Woerden;

 

gelezen het voorstel d.d. 14 november 2023 van:

  • -

    burgemeester en wethouders

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 225 van de Gemeentewet en de geldende Parkeerverordening

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de

 

“Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2024”

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet in gevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • b.

    Motorvoertuig: hetgeen onder motorvoertuig wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder i.a. van het RVV 1990.

  • c.

    Houder:

    • 1.

      Degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het kentekenregister zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 was ingeschreven met dien verstande dat indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als houder van het voertuig;

    • 2.

      Degene die krachtens een lease-overeenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder 1, de feitelijke gebruiker is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven of;

    • 3.

      Degene die krachtens een schriftelijke overeenkomst met degene bedoeld onder 1, kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder 1, het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren tot duurzaam gebruik onder zich heeft.

  • d.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, het Centraal register en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • e.

    Parkeerapparatuurplaats: Een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • f.

    Centraal register: Het register van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten.

  • g.

    Belparkeren: Het in werking stellen van de parkeerapparatuur met behulp van een mobiele telefoon of op een andere door de serviceprovider geaccepteerde methode, of op een andere in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methode om achteraf aan de betaalplicht te kunnen voldoen.

  • h.

    Serviceprovider: Aanbieder van belparkeren welke is aangesloten bij het Centraal register.

  • i.

    Zone: door het college krachtens deze verordening te bepalen plaats waar parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onder a, tegen het bij deze verordening bepaalde tarief wordt geheven.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wet¬houders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

  • b.

    Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen.

  • 3.

    Zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden wordt de houder van het motorvoertuig aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd, met dien verstande dat:

    • a.

      indien blijkt dat het motorrijtuig ten tijde van het parkeren op de naam van een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorrijtuig heeft geparkeerd;

    • b.

      indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorrijtuig was, de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorrijtuig heeft geparkeerd.

  • 4.

    De belasting wordt niet geheven van degene die ingevolge het derde lid is aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 5.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene aan wie de vergunning is verleend

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien bij de aanvang van het parkeren de parkeerapparatuur in werking is gesteld door het inloggen op het centrale register.

  • 3.

    De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

Artikel 6. De wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte bij de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt uitsluitend aangemerkt:

    • a.

      het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften;

  • 2.

    In afwijking op het hierboven bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het par- keren het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op het centrale register.

  • 3.

    De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag is dadelijk en ineens invorderbaar.

Artikel 7. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij besluit.

Artikel 8. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 76,70.

Artikel 9. Vrijstelling

  • 1.

    Houders van een geldige gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van het betalen van parkeer- belastingen op een algemene gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2.

    Motorvoertuigen van politie, brandweer en ambulance, die als zodanig herkenbaar zijn, zijn vrijgesteld van het betalen van parkeerbelasting.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12. Overgangsrecht

De ‘Verordening parkeerbelastingen 2023’ van 21 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen 2024.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn

openbare vergadering, gehouden op 21 december 2023

De griffier,

drs. F.E.H.M. Backerra

De voorzitter,

V.J.H. Molkenboer

Bijlage Tarieventabel behorende bij de “Verordening Parkeerbelastingen 2024”

 

Onderdeel 1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2024, bedraagt:

 

In het gebied

Maximale parkeertijd

Tarief

Per tijdseenheid

Zone A

30 minuten

€ 0,29

per 6 minuten*

Zone B

180 minuten

€ 0,29

per 6 minuten*

Zone B1

120 minuten

€ 0,29

per 6 minuten*

Zone C

N.v.t.

€ 5,70

per uur**

Zone D

N.v.t.

€ 5,70

per uur**

* Belparkeren wordt per minuut afgerekend

** of deel daarvan tot een maximum van € 22,80,- per kalenderdag

 

Onderdeel 2

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelastingen 2024”, bedraagt per vergunning:

 

Vergunning

Bedrag per

Bedrijfsparkeervergunning

€ 846,50

Eerste bewonersparkeervergunning

€ 224,20

Tweede bewonersparkeervergunning

€ 448,40

Bezoekersparkeervergunning*

€ 0,29*

Marktparkeervergunning

€ 42,00

Hulpverlenersvergunning

€ 224,20

Forenzenvergunning

€ 224,20

Medewerkersvergunning

€ 0,00

Vrachtwagenparkeervergunning =<10m

€ 432,00

Vrachtwagenparkeervergunning > 10 meter plaats

€ 770,60

Deelautovergunning

€ 711,10

* Zie onderdeel 3, de kosten worden in rekening gebracht op basis van werkelijke geparkeerde minuten. 

 

Onderdeel 3

In afwijking van onderdeel 2 bedraagt het tarief voor parkeren met parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelastingen 2024”, zijnde een bezoekersparkeervergunning, zoals bedoeld in de geldende parkeerverordening, € 0,29 per uur (betaling geschiedt per minuut) met een plafond van € 87,- per kalenderjaar. De aanvraag is kosteloos.

 

Onderdeel 4

Indien de belastingplicht voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelastingen 2024” in de loop van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak wordt aangegaan, bedraagt het tarief, in afwijking tot hetgeen gesteld in onderdeel 3, een naar rato berekend bedrag over de resterende periode tot het einde van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak.

 

Onderdeel 5

Indien de belastingplicht voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de “Verordening parkeerbelastingen 2024” wordt beëindigd in de loop van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak, bestaat aanspraak op restitutie voor de volle maanden die resteren na het einde van de belastingplicht.

 

Onderdeel 6

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelastingen 2024”, geldig voor de op de vergunning aangegeven plaats en data bedraagt per vergunning:

 

Vergunning

Bedrag

Werkparkeervergunning (dag)

€ 16,70

Werkparkeervergunning (week)

€ 83,70

Werkparkeervergunning (maand)

€ 334,80

Dagparkeervergunning 10 meterplaats

€ 20,00

Dagparkeervergunning >10 meterplaats

€ 22,70

 

Behoort bij het raadsbesluit met nummer D/23/122839 van 21 december 2023,

 

De griffier,

 

drs. F.E.H.M. Backerra