Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024 |
Citeertitel | Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de Burgemeester.
Deze regeling vervangt de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2023.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 19-12-2023 |
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente LEIDEN en de BURGEMEESTER van de gemeente LEIDEN, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gezien het voorstel d.d. 19 december 2023 tot het vaststellen van de Bevoegdhedenregeling van de gemeente Leiden;
gelet op afdeling 10.1.1 Algemene wet bestuursrecht en artikel 171, lid 2 van de Gemeentewet;
Vast te stellen de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024.
In dit besluit wordt verstaan onder:
Artikel 2 Geattribueerde bevoegdheden
Deze Bevoegdhedenregeling gaat niet over geattribueerde bevoegdheden.
Functionarissen ondertekenen de stukken als volgt:
De Bevoegdhedenregeling zoals die gold voor 1 januari 2024 blijft van toepassing voor bevoegdheden die onder de Omgevingswet vervallen. Het gaat hierbij om bevoegdheden die onder specifieke omstandigheden tijdelijk van kracht blijven. Dit volgt uit het overgangsrecht dat behoort bij de Omgevingswet.
Aldus besloten in de vergadering van 19 december 2023.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris
P.M van Vliet
de burgemeester
drs. P.C.A.M. van der Velden
Leiden, 19 december 2023.
de Burgemeester
drs. P.C.A.M. van der Velden
Leiden, 19 december 2023
Bevoegdheden die op grond van artikel 3, derde lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden alleen bij het college liggen of bij de burgemeester.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
1. BESTUURLIJK-JURIDISCHE AANGELEGENHEDEN
Het college blijft bevoegd tot:
Bij de burgemeester blijven liggen:
Het college blijft bevoegd tot:
Het college blijft bevoegd tot:
De burgemeester blijft bevoegd tot:
De locoburgemeester blijft bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 3, eerste lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden zijn gemandateerd aan de portefeuillehouder en bij de portefeuillehouder blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
________________________________________
De portefeuillehouder krijgt mandaat, voor zover dit past binnen de door het college vastgestelde portefeuilleverdeling, tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, tweede lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden bij de gemeentesecretaris blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
________________________________________
1. BESTUURLIJK-JURIDISCHE AANGELEGENHEDEN
De gemeentesecretaris blijft bevoegd tot:
De gemeentesecretaris blijft bevoegd tot:
De gemeentesecretaris blijft bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, derde lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden bij de directeur blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
________________________________________
1. BESTUURLIJK-JURIDISCHE AANGELEGENHEDEN
Alle directeuren blijven bevoegd tot:
De directeur van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering blijft bevoegd tot:
De directeur van Erfgoed Leiden en Omstreken blijft bevoegd tot:
De directeur van het cluster Publiekszaken, Handhaving en Veiligheid blijft bevoegd tot:
De directeur van het cluster Stedelijke Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
De directeur DZB blijft bevoegd tot:
Alle directeuren blijven bevoegd tot:
het nemen van het besluit tot het voeren van verweer in civiele en strafrechtelijke procedures. Dit geldt ook voor het opstellen van het procesbesluit en het verstrekken van de daarbij horende machtiging. Voor deze bevoegdheid geldt de instructie dat de directeur de portefeuillehouder vooraf informeert.
De directeur van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering blijft bevoegd tot:
De directeur van het cluster Beheer blijft bevoegd tot:
De directeur van Erfgoed Leiden en Omstreken blijft bevoegd tot:
De directeur van het Museum De Lakenhal blijft bevoegd tot:
Alle directeuren blijven bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, vierde lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden bij de afdelingsmanager blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
_______________________________________
1. BESTUURLIJK-JURIDISCHE AANGELEGENHEDEN
Alle afdelingsmanagers blijven bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering, afdeling Juridische Zaken blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering, afdeling IV Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering, afdeling Bestuur en communicatie blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Werk en Inkomen blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Ondersteuning PMO blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Publiekszaken, Handhaving en Veiligheid, afdeling Vergunningen blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Publiekszaken, Handhaving en Veiligheid, afdeling Ondersteuning PHV blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Publiekszaken Handhaving en Veiligheid, afdeling Vergunningen, afdeling Handhaving Openbare Ruimte en afdeling Bouwtoezicht, Juridische Handhaving en Veiligheid blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Publiekszaken Handhaving en Veiligheid, afdeling Handhaving Openbare Ruimte blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Publiekszaken Handhaving en Veiligheid, afdeling Bouwtoezicht, Juridische handhaving en Veiligheid blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Mobiliteit blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Duurzame Leefomgeving blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Mobiliteit blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Beheer, afdeling Sportaccommodaties blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanagers DZB blijft bevoegd tot:
Alle afdelingsmanagers blijven bevoegd tot:
De afdelingsmanagers van het cluster Interne Dienstverlening en Advisering blijven bevoegd tot:
het sluiten van overeenkomsten voor extra-modulaire dienstverlening die voortvloeit uit de Centrumregeling bedrijfsvoering Leidse regio en de daarop gebaseerde dienstverleningsovereenkomst. Hierbij geldt de instructie dat voor overeenkomsten boven € 50.000 vooraf afstemming plaatsvindt met de directeur van het cluster.
De afdelingsmanager cluster Interne Dienstverlening en Advisering, afdeling Inkoop en Financiën blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Grond- en Vastgoedbedrijf blijft bevoegd tot:
het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 13.18, eerste lid van de Omgevingswet. Hierbij wordt de verschuldigde geldsom vastgesteld op grond van het bepaalde in de Omgevingswet, het omgevingsplan, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 13.14, derde lid, onder a, of het projectbesluit.
De afdelingsmanager cluster Beheer, afdeling Sportaccommodaties blijft bevoegd tot:
De afdelingsmanager cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling blijft bevoegd tot:
het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.13, eerste lid, van de Omgevingswet. Het gaat hierbij om het verhalen van kosten voor het vaststellen van een omgevingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, inclusief het daarvoor benodigde onderzoek. Het gaat hier om overeenkomsten waarbij het totaal van de geraamde door de gemeente te maken kosten niet meer bedraagt dan € 300.000,-.
het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 13.18, eerste lid, van de Omgevingswet. Hierbij wordt de verschuldigde geldsom vastgesteld op grond van het bepaalde in de Omgevingswet, het omgevingsplan, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 13.14, derde lid, onder a, of het projectbesluit.
De afdelingsmanagers cluster Publiekszaken Handhaving en Veiligheid blijven bevoegd tot:
De afdelingsmanager cluster Publiekszaken Handhaving en Veiligheid, afdeling Vergunningen blijft bevoegd tot:
Alle afdelingsmanagers blijven bevoegd tot:
De afdelingsmanagers van het cluster Beheer, het cluster Interne Dienstverlening en Advisering en het Projectbureau blijven bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, vijfde lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden bij de teammanager blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
_______________________________________
Alle teammanagers blijven bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, zesde lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden bij de teamcoördinator blijven liggen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
_______________________________________
1. BESTUURLIJK-JURIDISCHE AANGELEGENHEDEN
De teamcoördinator van het cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Grond- en Vastgoedbedrijf blijft bevoegd tot:
het nemen van het besluit tot opdrachtverlening aan aannemers voor vastgoed dat in beheer is bij afdeling Grond- en Vastgoedbedrijf. Hierbij geldt de instructie dat een begrotingspost dan wel Rijksfinanciering hierin voorziet en dit past binnen het gemeentelijke aanbestedingsbeleid vanaf 1 juli 2015.
Alle teamcoördinatoren blijven bevoegd tot:
Bevoegdheden die op grond van artikel 4, zevende lid van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden blijven liggen bij bepaalde specifieke functionarissen.
Behorende bij besluit Nr. 23.0585
_______________________________________
De gemeentearchivaris van Leiden blijft bevoegd tot:
De molenbeheerder van Molenmuseum de Valk blijft bevoegd tot:
Het hoofd Programma en Collecties van Museum De Lakenhal blijft bevoegd tot:
De ambtelijk opdrachtnemer blijft bevoegd tot:
De ambtelijk opdrachtgever blijft bevoegd tot:
het nemen van het besluit tot het voeren van verweer in civiele en strafrechtelijke procedures. Dit geldt ook voor het opstellen van het procesbesluit en het verstrekken van de daarbij horende machtiging. Voor deze bevoegdheid geldt de instructie dat de ambtelijk opdrachtgever de portefeuillehouder vooraf informeert.
De controller van DZB blijft bevoegd tot:
De privacy officer blijft bevoegd tot:
De conservator blijft bevoegd tot:
Toelichting Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024
Voor u ligt de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024. Dit is een geactualiseerde versie van de Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2023 die hierbij ook is ingetrokken.
Vanaf 1 januari 2022 heeft de gemeente Leiden een Bevoegdhedenregeling met een nieuwe systematiek: die van de omgekeerde mandaatregeling.
In het algemeen deel van de toelichting leggen we uit wat deze nieuwe methodiek inhoudt en wat de verschillen zijn met de oude methodiek. Daarnaast geven we in het algemeen deel uitleg over enkele juridische begrippen en beschrijven we de opbouw van de Bevoegdhedenregeling. In de artikelsgewijze toelichting geven wij – voor zover nodig – uitleg over de verschillende artikelen.
Ambtenaren nemen dagelijks besluiten in naam van de gemeente. Daarnaast verstrekken zij opdrachten en sluiten zij overeenkomsten. Het is voor iedereen van belang om te weten of ambtenaren deze handelingen ook mogen uitvoeren. Zijn zij wel bevoegd om zulke (rechts-)handelingen te verrichten? Het college en de burgemeester stellen daarom een Bevoegdhedenregeling vast waarin zij de verdeling van hun bevoegdheden regelen. Het verlenen van mandaat zorgt ervoor dat het college en de burgemeester niet dagelijks bezig zijn met het nemen van besluiten. Door bevoegdheden te laten uitvoeren door een ander (te mandateren) is het eenvoudiger om administratieve procedures sneller te doorlopen, de dienstverlening aan burgers te verbeteren en de organisatie klantvriendelijker te maken.
Mandaat, delegatie en attributie
Titel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gaat over mandaat, delegatie en attributie. Het publiekrecht gebruikt deze begrippen om duidelijk te maken op welke manier iemand een bevoegdheid krijgt. Attributie betekent dat in de wet staat dat een specifieke functionaris een nieuwe bevoegdheid krijgt. Voorbeelden hiervan zijn de bevoegdheid tot het heffen van leges (heffingsambtenaar) en de bevoegdheden van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij delegatie en mandaat laat een bestuursorgaan een bevoegdheid door een ander uitoefenen. Bij delegatie draagt het bestuursorgaan de bevoegdheid volledig over en verliest daardoor de zeggenschap. Bij mandaat laat het bestuursorgaan zijn bevoegdheid door een ander uitoefenen (maar mag dat ook zelf nog doen). Het bestuursorgaan blijft wel verantwoordelijk voor die bevoegdheidsuitoefening.
Deze Bevoegdhedenregeling heeft geen betrekking op geattribueerde bevoegdheden (zie artikel 2) en heeft ook geen betrekking op delegatie van bevoegdheden. De regeling heeft alleen betrekking op bevoegdheden die op grond van de wet bij het college of de burgemeester liggen en vervolgens worden gemandateerd.
Mandaat, volmacht en machtiging
Zoals hierboven is vermeld gaat deze regeling alleen over mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 Awb). Meestal verleent het bestuursorgaan mandaat aan ambtenaren maar het bestuursorgaan kan ook mandaat geven aan personen of ambten die geen deel uitmaken van de gemeentelijke organisatie (externen). De gemandateerde (degene die het mandaat krijgt) handelt namens de mandaatgever (het college of de burgemeester) en de in mandaat genomen besluiten blijven de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
Mandaat is een vorm van formele vertegenwoordiging voor het nemen van (publiekrechtelijke) besluiten. Daarnaast speelt feitelijke vertegenwoordiging een rol. Het kan nodig zijn dat ambtenaren feitelijke handelingen verrichten namens het college of de burgemeester. Voorbeelden hiervan zijn: het voeren van verweer in een rechtszaak, het versturen van brieven of het bijwonen van overleg. Als het gaat om feitelijke handelingen dan gebruik je de term machtiging. Tot slot kan het ook gaan om privaatrechtelijke handelingen die je uitvoert namens het bestuursorgaan. In dat geval is de juridische term volmacht. Zowel bij mandaat als bij machtiging en volmacht is sprake van vertegenwoordiging namens het bestuursorgaan. De Bevoegdhedenregeling heeft betrekking op allerdrie de vormen (zie artikel 9 van de regeling). Voor het gemak hanteren we steeds de term mandaat.
De Bevoegdhedenregeling bestaat uit een regelgevend kader dat een aantal artikelen bevat en uit verschillende bijlagen:
Bijlage 5 bevat de bevoegdheden die bij de afdelingsmanagers liggen. Hierbij geldt dat sommige bevoegdheden bij alle afdelingsmanagers liggen en andere bevoegdheden bij een specifieke afdelingsmanager van een bepaalde afdeling. Het is ook mogelijk dat bevoegdheden bij alle afdelingsmanagers van een bepaald cluster liggen.
De bevoegdheden die in de verschillende bijlagen zijn opgenomen zijn onderverdeeld in:
Systematiek omgekeerde mandaatregeling
De huidige methodiek (de omgekeerde mandaatregeling) wijkt af van de hiervoor gehanteerde systematiek. In de oude systematiek was het gebruikelijk om alle bevoegdheden die het college of de burgemeester mandateren met name te noemen in het mandaatregister, onder vermelding van de toepasselijk wet en het wetsartikel. Deze methode heeft voor- en nadelen.
Het belangrijkste voordeel is dat je vrij nauwkeurig kan nagegaan welke functionaris een bepaalde bevoegdheid heeft. Als een bevoegdheid niet is opgenomen in het mandaatregister dan is geen sprake van mandaat en is het college dan wel de burgemeester bevoegd.
Het grootste nadeel van deze methodiek is dat het mandaatbesluit snel veroudert en daardoor erg onderhoudsgevoelig is. Bij iedere wijziging in wetgeving moet je het mandaatbesluit aanpassen. Daarnaast is vaak sprake van een zeer uitgebreid document waardoor het niet heel gebruikersvriendelijk is. Ook het feit dat alle bevoegdheden op een vergaande concrete wijze zijn beschreven kan leiden tot problemen. Een kleine afwijking in de omschrijving leidt er al toe dat geen sprake is van een gegeven mandaat. Dit kan ten koste gaan van een efficiënte en effectieve uitvoering van bevoegdheden.
Het college en de burgemeester van de gemeente Leiden hebben sinds de Bevoegdhedenregeling 2022 gekozen voor een beknoptere en minder onderhoudsgevoelige systematiek.
Er is sprake van een zogenaamd omgekeerde mandaatregeling. Dit houdt in dat de Bevoegdhedenregeling alleen die bevoegdheden met name benoemt die niet zijn gemandateerd. Hierbij ligt de nadruk op slagvaardigheid van de gemeentelijke organisatie, met als uitgangspunt dat bevoegdheden in beginsel op een zo laag mogelijk niveau liggen. Het resultaat van deze werkwijze is dat de meeste bevoegdheden zijn gemandateerd, immers alles wat niet is opgesomd in de bijlagen is gemandateerd.
Het college en de burgemeester beschikken over een reeks van bevoegdheden. Sommige daarvan kunnen ze niet mandateren omdat de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet (artikel 10:3 Awb). Andere bevoegdheden kunnen zij in principe wel mandateren maar deze willen zij toch zelf uitoefenen uit politieke en bestuurlijke overwegingen. Deze bevoegdheden zijn allemaal opgenomen in bijlage 1. Bij de bevoegdheden van de burgemeester gaat het hierbij met name om bevoegdheden op het gebied van openbare orde en veiligheid. Deze bevoegdheden mag de burgemeester niet mandateren vanwege de aard van de bevoegdheid.
De bevoegdheden die in de bijlagen 2 t/m 7 staan zijn allemaal bevoegdheden die door het college of de burgemeester gemandateerd zijn maar niet aan de medewerker. Zij liggen bijvoorbeeld op het niveau van de directeur of de afdelingsmanager. De keuze voor het niveau ligt in principe bij de clusters zelf. Wel is voor de personeelsaangelegenheden een keuze gemaakt die voor alle clusters hetzelfde is. De gedachte hierachter is dat het niet wenselijk is als bepaalde personele bevoegdheden in het ene cluster bijvoorbeeld bij de afdelingsmanager liggen en in het andere cluster bij de directeur.
Hogere functies kunnen bevoegdheden die op een lager functieniveau liggen ook altijd blijven uitoefenen. Dit is het gevolg van de opbouw van de ambtelijke organisatie. Daarentegen is het niet mogelijk om ondermandaat te verlenen voor bevoegdheden die op een bepaald niveau liggen. Dit staat ook in artikel 4, lid 10.
Kenmerkend voor de systematiek van de omgekeerde mandaatregeling is dat de meeste bevoegdheden heel algemeen zijn omschreven. Dit is mogelijk doordat artikel 5 van de Bevoegdhedenregeling aangeeft dat een functionaris van een mandaat slechts gebruik kan maken ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het cluster, tot de aan hem opgedragen opgave of tot het eigen werkterrein.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Hier omschrijven we enkele begrippen die in de regeling staan. De definities die we gebruiken zijn hetzelfde als de definities die in het Organisatiebesluit en de Budgethoudersregeling staan.
De functies coördinerend senior, de operationeel manager en teamcoördinator bestaan vanaf de wijziging van de leidinggevendenstructuur per 1 januari 2022. De functie operationeel manager wordt op 1 januari 2024 vervangen door de functie teammanager. Er is een keuzemogelijkheid om voor één of meerdere van deze teamleidinggevende functies te kiezen. Dit is afhankelijk van de teamcontext.
Wij geven ook definities van enkele soorten overeenkomsten:
Dit doen we omdat in de praktijk veel vragen blijven bestaan over de bevoegdheid om een overeenkomst te sluiten. Er zijn enkele overeenkomsten die alleen het college mag sluiten. Met name van deze overeenkomsten geven wij een definitie. Daarbij is het goed om te bedenken dat in de praktijk veel verschillende definities bestaan en dat ook andere benamingen voorkomen. Zo kom je onder andere de volgende termen tegen: Samenwerkingsovereenkomst, Raamovereenkomst en Intentieovereenkomst.
Niet de naam is bepalend maar de aard van de overeenkomst bepaalt of het college bevoegd is. Als de overeenkomst naar aard een bestuursovereenkomst is, dan is het college bevoegd. Ook als de naam van de overeenkomst samenwerkingsovereenkomst is. Uit de definities van Convenant, Bestuursovereenkomst en PPS blijkt dat het hier om belangrijke overeenkomsten gaat die terecht bij het college liggen.
Voor overige overeenkomsten is de afdelingsmanager bevoegd. Dit geldt in de praktijk voor de meeste overeenkomsten. Wel is het van belang om hierbij ook te letten op de Budgethoudersregeling. In deze regeling staan maximale bedragen waaraan de afdelingsmanager is gebonden. Bij overschrijding van dit bedrag is in principe de directeur van het cluster bevoegd.
In de Bevoegdhedenregeling spreken we consequent over ‘het aangaan van overeenkomsten’. Hieronder valt automatisch ook de bevoegdheid tot wijzigen, beëindigen, ondertekenen en uitvoeren van de overeenkomst.
Artikel 2. Geattribueerde bevoegdheden
De Bevoegdhedenregeling gemeente Leiden 2024 is vastgesteld door het college en door de burgemeester. De gemandateerde bevoegdheden betreffen alleen bevoegdheden van het college en de burgemeester. Geattribueerde bevoegdheden zijn bevoegdheden die in een wet of regeling aan een specifieke functionaris zijn toegekend. Het is aan de functionaris die de bevoegdheden geattribueerd heeft gekregen om te besluiten tot mandaatverlening en niet aan het college of de burgemeester. De bepalingen uit deze Bevoegdhedenregeling hebben alleen betrekking op bevoegdheden van het college en de burgemeester en niet op geattribueerde bevoegdheden.
Artikel 3 Mandaat portefeuillehouder en gemeentesecretaris
Dit artikel maakt onderscheid tussen de mandaten aan de portefeuillehouder (de zogenaamde bestuurlijke mandaten) en de mandaten aan de gemeentesecretaris. De bevoegdheden die het college of de burgemeester aan de gemeentesecretaris mandateren kunnen ook lager in de ambtelijke organisatie worden gelegd tot aan het niveau van de medewerker. Dit geldt voor alle bevoegdheden met uitzondering van de bevoegdheden die blijven liggen bij een bepaald functieniveau. De bevoegdheden die het college mandateert aan de portefeuillehouder blijven bij de portefeuillehouder. Er vindt geen ondermandatering plaats in de ambtelijke lijn.
Artikel 4 Mandaat overige functionarissen
Dit artikel geeft aan welke functionarissen in de lijn gemandateerd zijn. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de leidinggevende structuur en de functiebenamingen die vanaf 1 januari 2022 van kracht zijn. Uitgangspunt is dat bevoegdheden tot het laagste niveau zijn ondergemandateerd, tenzij de bevoegdheid voorkomt op één van de bijlagen. Bevoegdheden die voorkomen op één van de bijlagen liggen bij het functieniveau waar de bijlage op betrekking heeft. Hogere functieniveaus kunnen deze bevoegdheden ook uitvoeren. Het is echter niet mogelijk om de bevoegdheden die op een bijlage staan verder te mandateren.
Dit artikel regelt de voorwaarden die gelden bij de mandatering van bevoegdheden. Dit betekent dat als niet is voldaan aan de voorwaarden, geen sprake is van een rechtsgeldig mandaat. De bevoegdheden zijn over het algemeen vrij algemeen en generiek geformuleerd. De voorwaarde dat een mandaat slechts geldt als het gaat om aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het cluster, de opgedragen opgave of het eigen werkterrein voorkomt dat functionarissen besluiten nemen buiten hun eigen vakgebied of werkterrein. De voorwaarde dat functionarissen binnen de vastgestelde beleidskaders blijven en altijd de geldende Budgethoudersregeling in acht nemen, kadert de bevoegdheden duidelijk in. Tot slot geldt voor medewerkers dat zij alleen bevoegd zijn als het gaat om routinematige aangelegenheden die behoren tot het eigen cluster, de aan hen opgedragen opgave of tot het eigen werkterrein.
Artikel 6 Instructies uitoefening mandaat
De Awb biedt de mogelijkheid aan een mandaatgever om instructies te verbinden aan het mandaat (artikel 10:6 Awb). Het niet naleven van de instructies leidt niet tot onbevoegdheid van de gemandateerde functionaris. Dit is anders dan bij artikel 5 waarin de voorwaarden staan om te kunnen spreken van een geldig mandaat. Het verschil tussen beide artikelen heeft te maken met het feit dat uit jurisprudentie blijkt dat een mandaatbesluit duidelijkheid moet geven aan een burger over welke functionaris een mandaat heeft. Dit mag niet afhangen van een onzekere factor zoals de vraag of een besluit al dan niet politiek gevoelig is omdat hierdoor de rechtszekerheid in het geding komt. Om deze reden is gekozen voor de constructie waarbij sprake is van instructies voor de gemandateerde functionaris. Als de functionaris zich niet aan deze instructies houdt dan heeft dat geen externe rechtsgevolgen (het besluit is nog steeds bevoegd genomen) maar intern zal dit natuurlijk wel gevolgen kunnen hebben.
De gemeenteraad stelt de griffier aan. Deze behoort daarmee niet tot de ambtelijke organisatie. De bevoegdheden van de griffier staan grotendeels in de Gemeentewet. Daarnaast krijgt hij bevoegdheden vanuit de raad. Toch is het wenselijk dat het college bepaalde bevoegdheden mandateert aan de griffier. Het gaat hierbij om algemene bevoegdheden van het college die betrekking hebben op de griffie. In dit artikel staat welke bevoegdheden bij de griffier liggen. Op deze bevoegdheden is niet de systematiek van de omgekeerde mandaatregeling van toepassing.
Uit de ondertekening moet blijken welk bestuursorgaan oorspronkelijk bevoegd is. Daarnaast ondertekent de gemandateerde functionaris met zijn naam, de functiebenaming en de afdeling waar hij werkt. Het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan zal vaak het college zijn. Artikel 171, lid 1 Gemeentewet bepaalt echter dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigt. Uit deze bepaling volgt dat de burgemeester bevoegd is tot het ondertekenen van overeenkomsten. De ondertekening van een overeenkomst vindt dus namens de burgemeester plaats. Andere bevoegdheden van de burgemeester liggen met name op het gebied van de openbare orde.
Artikel 9 Volmacht en machtiging
Dit artikel bepaalt dat de regels die op grond van deze Bevoegdhedenregeling gelden voor mandaat, ook van toepassing zijn op volmacht en machtiging. De term volmacht betekent dat het gaat om privaatrechtelijke bevoegdheden. De term machtiging gebruik je voor bevoegdheden die geen besluiten zijn en ook geen privaatrechtelijke handelingen.
Artikel 11 Intrekking vorige besluit
Bij de inwerkingtreding van de nieuwe Bevoegdhedenregeling wordt de laatst geldende Bevoegdhedenregeling ingetrokken.
Een besluit treedt pas in werking als het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Na publicatie treedt dit besluit in werking per 1 januari 2024.
Deze bepaling spreekt voor zich. De citeertitel gebruik je met name in officiële (juridische) documenten, in de communicatie naar buiten en bij verwijzing naar de publicatie van de regeling op overheid.nl.