Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Beleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023
CiteertitelBeleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-564190

1424419/1279893

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het advies van RBG d.d. 19 december 2023

 

gelet op artikel 16.65, vierde lid, van de Omgevingswet;

 

besluit:

 

  • I.

    de volgende Beleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023 vast te stellen:

Beleidsregel voor de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders zoals beschreven in artikel 16.65, vierde en vijfde lid, van de Omgevingswet, ten aanzien van het van toepassing verklaren van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

 

1. Inleiding

De Omgevingswet verwijst voor de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning naar twee verschillende procedures: de reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. De reguliere voorbereidingsprocedure, zoals beschreven in hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht, vormt in de Omgevingswet het uitgangspunt voor de voorbereiding van een aanvraag omgevingsvergunning; dus zowel voor binnenplanse als voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

 

De uitgebreide voorbereidingsprocedure, beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bij omgevingsvergunningen van toepassing in specifieke situaties welke zijn genoemd in het Omgevingsbesluit (denk hierbij aan rijksmonumentenactiviteit, bepaalde milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten en natura-2000 activiteiten), en daarnaast op verzoek van of met instemming van de aanvrager (art. 16.65, eerste lid Omgevingswet).

 

Daarnaast kan het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaren op de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dit kan echter alleen als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving, en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. (art. 16.65, vierde lid, Omgevingswet).

 

Het doel van de voorliggende beleidsregel is duidelijkheid te geven hoe ons college omgaat met het toepassen van de bevoegdheid zoals hierboven genoemd uit artikel 16.65, vierde en vijfde lid, van de Omgevingswet.

2. Wel of geen uitgebreide voorbereidingsprocedure

Artikel 16.65, vierde lid, van de Omgevingswet geeft de bevoegdheid aan het college om bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren. Hieronder beschrijven we de wijze waarop ons college invulling geeft aan deze bevoegdheid.

 

Aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden

De Omgevingswet geeft voor het van toepassing verklaren van de uitgebreide voorbereidingsprocedure twee expliciete voorwaarden. Het moet gaan om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

  • 1.

    die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    én waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.

Aan beide voorwaarden moet worden voldaan om de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing te kunnen verklaren. Indien maar aan één van de twee voorwaarden wordt voldaan is de reguliere voorbereidingsprocedure aan de orde.

 

Hieronder beschrijven we hoe ons college omgaat met de beoordeling van deze twee voorwaarden.

 

Ad. 1 Aanzienlijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving?

De impact van een ontwikkeling op de fysieke leefomgeving hangt sterk af van de aard, de omvang en de locatie van de ontwikkeling. Deze drie aspecten moeten worden betrokken bij de beoordeling van de eerste voorwaarde. Daarbij speelt de vraag wanneer de aard, omvang en locatie van een ontwikkeling dusdanig zijn dat de gevolgen van de activiteit voor de fysieke leefomgeving “aanzienlijk” genoemd kunnen worden.

 

De gemeenteraad heeft op 22 december 2022 de Nota sturing fysieke leefomgeving vastgesteld. In deze Nota is een ‘Lijst adviesplichtige ontwikkelingen’ opgenomen. Deze lijst beschrijft bij welke aanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten de gemeenteraad advies wenst te geven zoals bedoeld in artikel 16.15 Omgevingswet. Zoals in de Nota is beschreven heeft de gemeenteraad de focus gelegd op ontwikkelingen met impact; ontwikkelingen die aanzienlijke gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving.

 

Gelet hierop merken wij in ieder geval aan als ontwikkelingen die aanzienlijke gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving alle ontwikkelingen die staan vermeld op de ‘Lijst adviesplichtige ontwikkelingen’. Deze lijst is opgenomen als bijlage 1. bij deze beleidsregel.

 

Wanneer een ontwikkeling niet staat vermeld op de genoemde lijst is het nog steeds mogelijk dat wij deze aanmerken als een ontwikkeling die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoordeling hiervan kijken we onder andere naar milieuaspecten, verkeersaantrekkende werking en de omvang van de ontwikkeling. Wij betrekken bij deze beoordeling nadrukkelijk ook de locatie van de gevraagde ontwikkeling.

 

Ad. 2.Verschillende belanghebbenden bedenkingen?

De beoordeling of verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben tegen een ontwikkeling is alleen aan de orde wanneer de beoordeling van de eerstgenoemde voorwaarde (aanzienlijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving) positief is. De twee voorwaarden uit artikel 16.65, vierde lid, gelden namelijk cumulatief. Als er aan één van de twee niet wordt voldaan is er geen bevoegdheid om afdeling 3.4 Awb van toepassing te verklaren en geldt de reguliere voorbereidingsprocedure.

 

Onze verwachting is dat bij een ontwikkeling die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving er vrijwel altijd belanghebbenden zijn die reageren op deze voorgenomen ontwikkeling. Het aantal reacties zal veelal afnemen wanneer de initiatiefnemer in het voortraject mogelijke belanghebbenden informeert en, zo mogelijk, bij de ontwikkeling rekening houdt met de inbreng van deze belanghebbenden.

 

Ons uitgangspunt is daarom dat bij een ontwikkeling die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving we in beginsel verwachten dat verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben tegen de betreffende ontwikkeling. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer de initiatiefnemer aantoonbaar maakt dat er bij de betreffende ontwikkeling in principe géén bedenkingen van belanghebbenden te verwachten zijn.

 

Voor de beoordeling hiervan wordt door ons college mede gebruik gemaakt van de opbrengst van de participatie die de initiatiefnemer heeft verricht. De opbrengst van de participatie is niet doorslaggevend voor de beoordeling of artikel 3.4 Awb van toepassing moet worden verklaard, maar levert input. Het is en blijft een afweging die ons college zelfstandig zal maken.

 

Bevoegdheid geen verplichting

Het van toepassing verklaren van de uitgebreide voorbereidingsprocedure is een bevoegdheid en geen verplichting. Ons college kan ervoor kiezen om bij aanvragen die voldoen aan de genoemde voorwaarden alsnog de reguliere voorbereidingsprocedure toe te passen. Van deze mogelijkheid zullen wij in beginsel geen gebruik maken.

 

Procedure

Wanneer ons college de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing wil verklaren wordt de aanvrager overeenkomstig artikel 16.65, vijfde lid, van de Omgevingswet door ons in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan dit besluit een zienswijze te geven op dit voornemen. Om voortgang in het proces te behouden geven wij hierbij een reactietermijn van twee weken. Ons college zal na afloop van deze termijn, en na beoordeling van een eventuele zienswijze, beslissen over de te volgen procedure. Tegen dit besluit is geen bezwaar mogelijk.

 

  • II.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2024 en kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel keuze procedure BOPA Pijnacker-Nootdorp 2023’.

Vastgesteld in de vergadering van 19 december 2023.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

Annelies Kroeskamp

secretaris

Björn Lugthart

burgemeester

BIJLAGE

 

‘Lijst adviesplichtige ontwikkelingen’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 december 2022.

 

Algemeen (in de gehele gemeente):

  • a)

    Een activiteit waarop artikel 10.24 van het omgevingsbesluit van toepassing is;

    (dit betreft milieubelastende en/of risicovolle activiteiten zoals IPPC-installaties en lozingen)

  • b)

    Het oprichten van antenne-installaties van 40 meter en hoger;

  • c)

    Het bouwen, uitbreiden of verbouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, hoger dan 10 meter en/of met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

In het stedelijk gebied

  • a)

    Het bouwen van tien of meer woningen.

  • b)

    Functieverandering van bestaande bebouwing naar wonen. Indien dit leidt tot tien of meer nieuwe woningen.

  • c)

    Nieuwbouw, uitbreiding van bestaande bebouwing, of functieverandering van bestaande bebouwing ten behoeve van “niet-wonen” functies met een (gezamenlijke) oppervlakte van 1.500 m2 of meer;

  • d)

    Het veranderen van het gebruik van onbebouwde gronden met een oppervlakte van 1.500 m2 of meer.

In het landelijk gebied

  • a)

    Het bouwen van één of meer nieuwe woningen;

  • b)

    Functieverandering van bestaande bebouwing naar wonen (ongeacht het aantal woningen);

  • c)

    Nieuwbouw, uitbreiding van bebouwing of functieverandering van bestaande bebouwing ten behoeve van “niet-wonen”-functies met een (gezamenlijke) oppervlakte van 200 m2 of meer;

  • d)

    Het veranderen van het gebruik van onbebouwde gronden met een oppervlakte van 500 m2 of meer;

  • e)

    Voorzieningen t.b.v. het opwekken van en/of de opslag van energie voor zover gelegen buiten een als zodanig bestemd bouwvlak.

In het glastuinbouwgebied

  • a)

    Het bouwen van één of meer nieuwe woningen;

  • b)

    Functieverandering van bestaande bebouwing naar wonen (ongeacht het aantal woningen).

  • c)

    Functieverandering van bestaande bebouwing ten behoeve van “niet-wonen”-functies en niet-agrarische functies, met een oppervlakte van 200 m2 of meer;

  • d)

    Nieuwbouw of uitbreiding van bebouwing, voor zover het geen agrarische bedrijfsgebouwen betreft, met een (gezamenlijke) oppervlakte van 200 m2 of meer.

  • e)

    Het veranderen van het gebruik van onbebouwde gronden met een oppervlak van 500 m2 of meer;

  • f)

    Voorzieningen t.b.v. het opwekken van en/of de opslag van energie voor zover gelegen buiten een als zodanig bestemd bouwvlak.

De grens tussen het stedelijk gebied, landelijk gebied en (glas)tuinbouwgebied wordt weergegeven in figuur 1.