Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007, 3e wijziging |
Citeertitel | VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007, 3e wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art 229, lid 1, aanhef en ondeerdelen a en b; Wet milieubeheer, art 15.33
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | Wijziging tarieventabel | 10-12-2009 Week in Week uit 23-12-2009 | 24-11-2009 |
De raad van de gemeente Borger-Odoorn;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2006;
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
vast te stellen de verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2007
HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief
De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, vindt plaats door een optelling van de gewichten van het twee-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de twee-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak.
Het gewicht van de twee-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.
Voor de berekening van het gedeelte van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2, onderdelen 1.2.1 en 1.2.2 van de tarieventabel voor een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Artikel 12 Belastbaar feit en belastingplicht
Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt.
Artikel 13 Maatstaf van heffing
De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand vindt plaats door een optelling van de gewichten van het twee-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de twee-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak.
Het gewicht van de twee-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per bedrijfspand wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.
HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN
Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening reinigingsheffingen Borger-Odoorn 2006", vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2005, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.
TOELICHTING VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN GEMEENTE BORGER-ODOORN 2007
Deze verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Uiteraard zijn deze heffingen los van elkaar te zien maar de onderlinge samenhang is zo groot dat beide heffingen in één verordening zijn samengevoegd.
De afvalstoffenheffing, gebaseerd op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, kan worden beschouwd als een gebruiksretributie en daarmee als een belasting. Tegenover de heffing staat geen individueel aanwijsbare prestatie van de gemeente in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, maar een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt er ook toe dat de gemeente voor het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen, als zij haar inzamelplicht bij een bepaald perceel niet nakomt.
De reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en kan worden aangeduid als een genotsretributie. Bij deze rechten is wel sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk meenemen van bedrijfsafvalstoffen. Als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst is hij geen reinigingsrechten verschuldigd. Het karakter van de reinigingsrechten is daarmee wezenlijk anders dan het karakter van de afvalstoffenheffing.
Volgens de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing dan wel de reinigingsrechten. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Ook grof huisafval wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Gemeenten zijn verplicht ook grof huisvuil in te zamelen, maar er geldt geen periodieke inzamelplicht.
Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, in samenhang met het bepaalde in artikel 10.11 van deze wet, kan een afvalstoffenheffing worden geheven voor het feitelijk gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Voor de toepassing van deze verordening wordt daarom onder het begrip perceel tevens verstaan: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, mits dit geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt door een particuliere huishouding.
Reinigingsheffingen en omzetbelasting
In het onderdeel Algemeen van de tarieventabel is bepaald dat de in de tabel genoemde bedragen inclusief omzetbelasting zijn indien deze verschuldigd is. Met betrekking tot de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de inzameling van afvalstoffen kan het volgende worden opgemerkt. De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is bij wet opgedragen aan de gemeenten. Deze wettelijke opdracht is neergelegd in de artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer. Derhalve vormt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen geen belaste prestatie in de zin van de Wet omzetbelasting. De overige diensten ter zake waarvan reinigingsrechten worden geheven vormen wel belaste prestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting (inzameling bedrijfsafval, etc.).
Onroerende of roerende zaken die niet door een particuliere huishouding worden gebruikt, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als bedrijfspanden.
Meestal wijkt afval, dat ontstaat in kantoren, kleine winkels, niet te grote bedrijven etc. in samenstelling niet zoveel af van huishoudelijke afvalstoffen. Ondanks de omvang en samenstelling van dit afval zijn dergelijke afvalstoffen geen huishoudelijke afvalstoffen, zodat hiervoor reinigingsrechten verschuldigd zijn.
In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de verordening nader uitgewerkt.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de verordening is in dit artikel een omschrijving van een aantal begrippen opgenomen.
TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENHEFFING
In dit artikel wordt aangegeven dat afvalstoffenheffing wordt geheven en wordt voor het belastbaar feit onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
In dit artikellid is bepaald wie als gebruiker moet worden aangemerkt. Dit kan allereerst zijn degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet bij het begin van het kalenderjaar krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel. Het gaat hier derhalve om het feitelijk gebruik dat van een perceel wordt gemaakt. Wie de belastingplichtige gebruiker van een perceel is, zal veelal worden bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basisadministratie. Het feitelijk gebruik kan worden afgeleid van de aanwezigheid van meubilair en andere goederen. Het gaat om de beschikkingsmacht over een perceel. Feitelijke aanwezigheid van personen is geen vereiste.
Een belastingplichtige, die slechts een gedeelte van het jaar feitelijk afvalstoffen meegeeft aan de inzameldienst, wordt toch voor de afvalstoffenheffing aangeslagen. Ook de mate van het gebruik, dat van de inzameldienst wordt gemaakt, is niet relevant: zelfs als er in het geheel geen afvalstoffen ontstaan wordt de gebruiker van een perceel in de heffing betrokken. Bepalend is, of de gemeente wettelijk verplicht is huishoudelijke afvalstoffen bij een perceel in te zamelen, deze plicht nakomt en dat er in dat perceel huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.
Indien er sprake is van verschillende feitelijke gebruikers van een perceel, tezamen geen huishouding vormend, dan kan de aanslag aan één van de huurders, maar ook aan de verhuurder worden opgelegd. Wij verwijzen hierbij naar de uitspraken van de Hof 's-Gravenhage 27 maart 2001, nr. BK-99/1560-E-1, Hof Arnhem, 8 mei 2002, nr. 01/00075, E VI en Hof 's-Gravenhage 25 februari 2004, nr. 03/01257, E VII.
Bij het heffen van een kwartaaltarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.
Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief
In artikel 6 wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel. Het tarief bestaat uit een vastrechtgedeelte en een variabel gedeelte, afhankelijk van de aangeboden kilo’s huishoudelijk afval.
In deze verordening is gekozen voor de techniek van heffing bij wege van aanslag voor de belastingschuld als bedoeld in de hoofdstukken 1, 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel en voor de mondelinge of schriftelijk gedagtekende kennisgeving voor de overige belastingen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Op grond van het bepaalde in dit artikellid zijn de rechten verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak (kwartaal).
In deze artikelleden staan de regels met betrekking tot de berekening van de verschuldigde rechten indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt respectievelijk eindigt. Er is hierbij gekozen voor een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld waarbij de belastingplicht per week in aanmerking wordt genomen. Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het berekende bedrag aan ontheffing minder bedraagt dan € 2,50 deze ontheffing niet wordt verleend.
Indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander object in gebruik neemt terwijl in het belastbaar feit geen wijziging optreedt, dan blijft het bepaalde in het derde en vierde lid buiten toepassing. Dit betekent dat een tijdsevenredige herleiding (uit praktische overwegingen bepaald) van de belastingschuld dan achterwege kan blijven. Een materiële wijziging in de belastingschuld zal immers door een verhuizing niet plaatsvinden.
Voorwaarde voor toepassing van deze bepaling is overigens wel dat de belastingplichtige het ene object verlaat en het volgende object in feitelijk gebruik neemt. Indien een belastingplichtige op enig moment een tweede object feitelijk in gebruik zou nemen dan vindt het bepaalde in het vijfde lid geen toepassing, maar wel het bepaalde in het derde lid. Zesde lid
Uit het oogpunt van kostenbesparing is bepaald dat, indien het totaalbedrag van de aanslagen verenigd op één aanslagbiljet, minder bedraagt dan € 2,50 deze aanslagen niet worden opgelegd.
Artikel 9 Tijdstip van betaling
Gelet op de hoogte van de aanslag is gekozen voor een betaling in één termijn, te voldoen
uiterlijk in de maand, volgend op de maand, waarin de aanslag is verzonden.
Er is gekozen voor een kwijtscheldingsnorm van 100% van de normuitkering als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Voor kwijtschelding komt alleen het vastrechtgedeelte in aanmerking. Het variabele gedeelte (het gewogen afval) niet.
TOELICHTING OP DE REINIGINGSRECHTEN
De heffing van reinigingsrechten steunt op artikel 229, eerste lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet. Deze heffing wordt wel aangeduid als een gebruiksretributie. Dit betekent, dat als een belastingplichtige kan aantonen dat hij geen gebruik maakt van de gemeentelijke inzameldienst, hij geen reinigingsrechten verschuldigd is.
Artikel 12 Belastbaar feit en belastingplicht
Belastingplichtig is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Deze ruime omschrijving van de belastingplicht dient ertoe om in alle gevallen dat een dienst wordt verleend een belastingplichtige te kunnen aanwijzen.
Artikel 13 Maatstaf van heffing
In dit artikel wordt voor de tarieven en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Bij het heffen van een kwartaaltarief is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.
Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Hetgeen bij de artikelgewijze toelichting bij artikel 8 is gesteld, is onverkort van toepassing op dit artikel. Wij verwijzen hiernaar
Artikel 17 Tijdstip van betaling
Gelet op de hoogte van de aanslag is gekozen voor een betaling in één termijn, te voldoen uiterlijk in de maand, volgend op de maand, waarin de aanslag is verzonden.
Bij de reinigingsrechten kan geen gebruik worden gemaakt van kwijtschelding.
TOELICHTING OP DE AANVULLENDE BEPALINGEN
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen formele bepalingen over de heffing en invordering vastgesteld. Deze regeling is vastgesteld op 7 april 1998 en gepubliceerd in het huis-aan-huisblad “Week in, Week uit” op 5 mei 1998.
Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel
In het eerste lid wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan, zodat ook voor die belastbare feiten heffing dus mogelijk blijft.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Bekendmaking geschiedt door middel van opneming van de publicatie in het huis-aan-huisblad "Week in,Week uit". In dit blad wordt medegedeeld welk besluit is vastgesteld dan wel is gewijzigd.
De dag van bekendmaking is de dag waarop de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Dit is de datum waarop de tekst van de verordening daadwerkelijk beschikbaar is voor de burger.
TARIEVENTABEL REINIGINGSHEFFINGEN 2010-01
behorende bij de 3e wijziging van de Verordening reinigingsheffingen gemeente Borger-Odoorn 2007
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.