Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Losser

Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLosser
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024
CiteertitelNadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet
  2. Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-564026

23Z02778

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser,

 

gelet op artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2022,

 

overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels vast te stellen inzake het vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening wordt geboden,

 

Besluit vast te stellen:

 

Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024.

 

Inleiding

Gemeente hebben op grond van de wet bepaalde verantwoordelijkheden om mensen ondersteuning te bieden bij hun mobiliteit als zij dit niet op eigen kracht kunnen invullen. Dit betreft de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op passend onderwijs. Deze nadere regels betreffen de ondersteuning bij mobiliteit in het kader van de jeugdwet.

 

1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze Nadere regels en de daarop berustende bepaling wordt verstaan onder:

    • a.

      Afstand: afstand tussen de woning en de locatie voor jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening, gemeten langs de kortste voor de jeugdige voldoende begaanbare en veilige weg;

    • b.

      Begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de jeugdige tijdens het vervoer te begeleiden;

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Losser;

    • d.

      Jeugdhulpvervoer: maatwerkvervoer naar dagbesteding en jeugdhulplocaties per besloten busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi in het kader van de jeugdwet. Het gaat hierbij om geïndiceerd vervoer: vervoer dat pas gebruikt kan worden op het moment dat een onderzoeksprocedure is doorlopen met als uitkomst een indicatie of toelating.

    • e.

      Eigen vervoer: verplaatsingen met eigen middelen, zoals de fiets, scooter, auto of door gebruik te maken van het sociale netwerk en/of commerciële alternatieven zoals straattaxi’s, de Noaberhopper, Go-share etc.

    • f.

      Openbaar vervoer: Door de overheid georganiseerd openbaar vervoer: algemene voorzieningen zoals de bus en de trein.

    • g.

      Opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de jeugdige gebruik kan maken van het vervoer;

    • h.

      Vervoer: openbaar vervoer, doelgroepenvervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de locatie van de jeugdhulp in aansluiting op de aanvang en het einde van de jeugdhulp;

    • i.

      Vervoersvoorziening:

      • -

        Bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de jeugdige en zo nodig diens begeleider;

      • -

        Aanbieding van jeugdhulpvervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen;

      • -

        Gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de jeugdige en zo nodig diens begeleider.

    • j.

      Woning: plaats waar de jeugdige structureel en feitelijk verblijft. Een jeugdige kan door co-ouderschap of andere redenen meerdere adressen hebben. Dit wordt gezien als een verblijfadres van de jeugdige (en niet als een alternatief adres).

  • 2.

    Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet (hierna de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening jeugdhulp gemeente Losser 2022 (hierna: de Verordening), de Nadere regels pgb gemeente Losser 2021 (hierna: de nadere regels pgb) en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

2. Noodzaak, toekenning, voorwaarden en doorgeven wijzigingen in jeugdhulpvervoersvoorziening

Artikel 2 De door het college noodzakelijk te achten jeugdhulpvervoersvoorziening

  • 1.

    Ten behoeve van het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp kan het college aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening jeugdhulp is verstrekt, een vervoersvoorziening toekennen.

  • 2.

    De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en of zijn of haar ouders/verzorgers.

  • 3.

    Jeugdigen of ouders/verzorgers kunnen slechts in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening zover en zolang zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag, zoals omschreven in de Verordening (zie in de bijlage artikel 3.6 Criteria individuele voorzieningen)

Artikel 3 Toekenning vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 2.

    De toekenning van de vervoersvoorziening geschiedt gelijktijdig met de toekenning van de individuele voorziening jeugdhulp.

  • 3.

    Het college kan afwijken van hetgeen in het tweede lid is bepaald.

  • 4.

    Het college kan aan de toekenning van de vervoersvoorziening voorwaarden verbinden die verband houden met het doel en strekking daarvan.

Artikel 4 Voorwaarden vervoersvoorziening

  • 1.

    De aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden gedaan als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening jeugdhulp 1 .

  • 2.

    Indien dit het geval is, dient te zijn vastgesteld dat er vervoer naar de locatie waar de jeugdhulp geboden wordt, noodzakelijk is.

  • 3.

    Het vervoer kan zowel individueel als ook collectief worden aangeboden. Dus in combinatie met andere reizigers/cliënten. Individueel vervoer wordt alleen aangeboden indien er omstandigheden zijn vastgesteld, waardoor collectief vervoer niet tot de mogelijkheden behoort voor deze jeugdige.

  • 4.

    Indien er op een andere wijze een bekostiging van de vervoersvoorziening is, dan brengt het college dit bedrag in mindering op de toekenning of wijst het college het verzoek af.

Artikel 5 Passende vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college bepaalt welke vervoersvoorziening het meest passend is.

  • 2.

    De volgende vormen worden onderscheiden:

    • a.

      Een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken naar de locatie voor jeugdhulp;

    • b.

      Een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien de jeugdige jonger is dan negen jaar en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van openbaar vervoer gebruik te maken naar de locatie voor jeugdhulp.

    • c.

      Jeugdhulpvervoer indien:

      • i.

        de jeugdige met gebruikmaking van openbaar vervoer naar de locatie voor jeugdhulp en terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met jeugdhulpvervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

      • ii.

        door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de jeugdige in het openbaar vervoer door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

      • iii.

        de jeugdige, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik te maken.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2.

    Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventueel nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouder(s) afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    De Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2020, vastgesteld op 15 december 2020 en in werking getreden op 1 januari 2021, worden ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Losser 2024.

Losser, 19 december 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Losser,

Secretaris,

Drs. J. van Dam

Burgemeester,

Ir. C.A.M. Kroon

Bijlage 1.  

 

Nadere toelichting:

 

Artikel 2

 

Inleiding

 

Eigen kracht waar het kan, maatwerk waar het moet

Voor de invulling van de vervoersbehoefte zijn mensen primair zelf verantwoordelijk. Gemeenten zijn lokaal verantwoordelijk voor de manier waarop ze op eigen kracht van mensen willen betrekken en stimuleren bij het zoeken naar passende oplossingen. Maar door meer te kijken naar wat mensen wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen en de eigen kracht van mensen te versterken (gesteund door de mensen om hen heen), kan een antwoord gevonden worden op de invulling van de vervoersbehoefte.

 

Bij het vergroten van de eigen kracht speelt ook het sociaal netwerk een belangrijke rol. Als mensen niet geheel zelfstandig in hun vervoersbehoefte kunnen voorzien is de eerstvolgende stap dat ze samen met hun sociale omgeving zoeken naar oplossingen. Een belangrijke stap die de gemeente Losser daarin maakt, is om initiatieven te stimuleren die erop gericht zijn het sociale netwerk te vergroten.

 

Ook vanuit de samenleving kunnen initiatieven en oplossingen ontstaan die voorzien in de vervoersbehoefte van mensen. Te denken valt aan het inzetten van ov-ambassadeurs, MEE op weg, Go-ov, SmartCab etc. De gemeente Losser vindt het belangrijk om het gebruik van oplossingen die ontstaan in de samenleving te stimuleren en te faciliteren. Om zo zelfredzaamheid te bevorderenj waar het kan en maatwerk waar het moet.

 

De gemeente kijkt bij het oplossen van de vervoersbehoefte van hun inwoners dus in eerste instantie naar de zelfredzaamheid en welke mogelijkheden inwoners zelf hebben.

Daarna in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van algemene voorzieningen zoals het reguliere OV of andere zogenaamde voorliggende initiatieven zoals ANWB automaatje, gebruik elektrische fietsof Noaberhopper of gebruik ‘goan app’ (MaaS pilot Twente).

 

Pas als deze vervoersmogelijkheden geen oplossing bieden komt het vervoer met een individuele indicatie in beeld (het jeugdhulpvervoer). Jeugdhulpvervoer is alleen beschikbaar voor jeugdigen en/of diens ouders/verzorgers die niet zelf (volledig) in een vervoersoplossing kunnen voorzien noch (volledig) gebruik van kunnen maken van openbaar vervoer. We houden de koers aan om te streven naar minder vervoer met een individuele indicatie. Twentenaren met een lichte mobiliteitsbeperking gebruiken al steeds vaker het OV dat met de jaren toegankelijker wordt. En we blijven het gebruik van het reguliere OV en vrijwilligersvervoer ook de komende jaren stimuleren.

Alleen daar waar mensen niet voldoende zelfredzaam zijn (financieel, fysiek of verstandelijk) biedt de gemeente zo nodig en zo mogelijk ondersteuning. Voor jeugdigen met een geïndiceerde structurele en incidentele vervoersvraag bieden we een maatwerkoplossing.

 

Artikel 5:

Begeleiding voor de jeugdige bij jeugdhulpvervoer.

Ook voor het structureel jeugdhulpvervoer kan er door de gemeente worden bepaald of er een begeleider voor de jeugdige in het voertuig noodzakelijk is. Als de gemeente heeft bepaald dat begeleiding noodzakelijk is dan gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    indien de ouder/verzorger zelf niet kan (laten) begeleiden en de gemeente geen begeleider beschikbaar kan stellen, dan dient de vervoerder vanuit zijn eigen organisatie een begeleider te laten meereizen. Hiervoor kan wel een wachttijd gelden.

  • -

    Mocht begeleiding nodig zijn, dan moet de vervoerder hiervoor een zitplaats beschikbaar stellen, ook als dit ten nadele is van de combinatiegraad.

  • -

    De vervoerder draagt zorg voor het terugbrengen van de begeleider.

Bijlage 2. Artikel 3.6 uit de Verordening jeugdhulp

 

Artikel 3.6 Criteria individuele voorzieningen

 

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • o

      a. binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • i. op eigen kracht van ouders en/of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • ii. het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • o

      b. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, of

    • o

      c. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Er bestaat slechts aanspraak op een individuele voorziening voor zover deze als passende individuele voorziening (goedkoopst adequaat) is aan te merken.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier enkel een voorziening voor verstrekken:

    • o

      a. als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en

    • o

      b. voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

 

 


1

In de verordening jeugdhulp gemeente Losser staat omschreven wat wordt bedoeld met een individuele voorziening: ‘een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulp-voorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt’.