Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland
CiteertitelVerordening jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp Smallingerland 2023.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  4. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  5. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  6. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

12-12-2023

gmb-2023-564006

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland

De gemeenteraad van de gemeente Smallingerland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de:

 

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland

 

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    aanvraag: het verzoek van de jeugdige en/of ouder(s) aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een maatwerkvoorziening te verstrekken.

  • 2.

    algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders. In de Jeugdwet wordt dit een overige voorziening genoemd.

  • 3.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet.

  • 4.

    beschikking: een besluit dat door of namens het college op een aanvraag voor ondersteuning genomen wordt en schriftelijk vastgelegd wordt.

  • 5.

    budgethouder: de persoon die een Pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

  • 6.

    Carins: Uitvoeringsorganisatie voor de Jeugdwet en Wmo voor de gemeente Smallingerland.

  • 7.

    eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de jeugdige en/of ouders(s) (gebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg) de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen.

  • 8.

    familiegroepsplan: een plan dat de ouders zelf opstellen samen met het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 9.

    formele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 10.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

  • 11.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • 12.

    informele ondersteuning: ondersteuning die geboden wordt door een persoon die geen formele ondersteuning biedt, zoals een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) of een professional die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits-)eisen.

  • 13.

    jeugdhulp:

    • a.

      ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

    • b.

      het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en;

    • c.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

  • 14.

    jeugdige: een persoon die:

    • a.

      de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of;

    • c.

      de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

      • i.

        is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

      • ii.

        vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of;

      • iii.

        is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

  • 15.

    Kwaliteitskader: Fries Kwaliteitskader Jeugdhulp (zie ook het Fries kwaliteitskader Jeugd op de website www.sdfryslan.nl).

  • 16.

    maatwerkvoorziening: op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden ondersteuning, die op basis van zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk is. In de Jeugdwet wordt dit een individuele voorziening genoemd.

  • 17.

    mantelzorger: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s);

  • 18.

    (regionaal) ondersteuningsplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte wordt vastgelegd, welke hulpvraag er is, welke concrete oplossingen kunnen worden geboden en tot welke resultaten deze moeten leiden, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulp en zijn netwerk hier aan kunnen leveren.

  • 19.

    ondersteuningsprofiel: een algemeen geformuleerd profiel binnen specialistische jeugdhulp dat de aard van de ondersteuningsbehoefte weergeeft

  • 20.

    onderzoek: de verheldering van de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn.

  • 21.

    Ordeningsprincipe: Het ordeningsprincipe Kind in Fryslân, dat bestaat uit vier kwadranten:

    • -

      Opvoedingsvragen

    • -

      Opvoedingsspanning

    • -

      Opvoedingsnood

    • -

      Opvoedingscrisis

  • Het ordeningsprincipe kan worden gebruikt om te bepalen wat de aard is van de problematiek en welke vorm van ondersteuning noodzakelijk is. Bij de kwadranten van het ordeningsprincipe ‘opvoedingsnood’ of ‘opvoedingscrisis’ is er sprake van een maatwerkvoorziening.

  • 22.

    ouder(s): gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

  • 23.

    persoonsgebonden budget (Pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan die jeugdige en/of ouders, in staat stelt de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken;

  • 24.

    Pgb plan: is een door het college vastgesteld format ter beoordeling van het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb.

  • 25.

    professional: professional met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aan zien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits-)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.

  • 26.

    sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt.

  • 27.

    trekkingsrecht: vorm waarin het Pgb beschikbaar wordt gesteld. Pgb-houders krijgen de budgetten niet op hun eigen bankrekening gestort. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert de budgetten.

  • 28.

    vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de jeugdige en/of ouder(s) vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

  • 29.

    zorgaanbieder: een organisatie of persoon die bedrijfsmatig ondersteuning biedt aan de jeugdige en/of ouder(s).

Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Artikel 2 Jeugdhulpvoorzieningen

  • 1.

    De gemeente Smallingerland biedt de volgende vormen van individuele voorzieningen aan:

    • a.

      Dyslexiezorg

    • b.

      Pleegzorg

    • c.

      Wonen

    • d.

      Specialistische jeugdhulp

    • e.

      Hoog specialistische jeugdhulp

    • f.

      Crisishulp

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke maatwerkvoorzieningen op basis van lid 1 beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via Carins

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen met hun ondersteuningsbehoefte terecht bij het college. Als de jeugdige en/of ouders daarom vragen, zorgt het college voor ondersteuning bij het verkennen of verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het eerste contact over de ondersteuningsbehoefte als bedoeld in het eerste lid kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht indien dit contact aanleiding geeft tot een onderzoek als bedoeld in artikel 15 van de verordening.

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en/of ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 15, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als dit door de jeugdige en/of ouders is aangegeven.

  • 5.

    Het college wijst de jeugdige en/of ouder(s) op de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 7.

    Het college neemt het besluit op een aanvraag uiterlijk binnen acht weken, waarbij als startdatum het eerste contact als bedoeld in het tweede lid geldt.

  • 8.

    Het college legt het besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening vast in een beschikking.

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 5 Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling

  • 1.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de selectiefunctionaris of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

  • 2.

    Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

Hoofdstuk 4 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 6 Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 4 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3.

    Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 7 Afstemming met zorgverzekeringswet

Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de Jeugdwet en/of op basis van de zorgverzekeringswet. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

  • 1.

    Indien jeugdige medisch noodzakelijke zorg nodig heeft, dan valt dit niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet en is er in dat kader geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet. Voorbeelden van zorg op basis van de Zorgverzekeringswet zijn:

    • a.

      hulpmiddelenzorg;

    • b.

      ziekenvervoer;

    • c.

      zintuiglijke gehandicaptenzorg.

  • 2.

    Als er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problematiek van de jeugdige en daardoor zowel een vorm van zorg, op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, als een soortgelijke voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verkregen, verleent het college een individuele voorziening.

  • 3.

    Persoonlijke verzorging voor jeugdigen die nodig is in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Persoonlijke verzorging die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen valt wel onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

  • 4.

    Jeugdhulp met verblijf valt niet onder de Jeugdwet als het een medisch noodzakelijk verblijf betreft vanwege geneeskundige zorg of als het gaat om tijdelijk, kortdurend geneeskundig verblijf buiten de thuissituatie. Jeugdhulp met verblijf valt wel onder de jeugdhulplicht van de Jeugdwet als het een verblijf van jeugdige buiten de thuissituatie betreft, niet zijnde een ziekenhuisverblijf. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

Artikel 8 Afstemming met de Wet langdurige zorg

Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de jeugdwet en/of op basis van de Wet langdurige zorg. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

  • 1.

    Ondersteuning valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet als een jeugdige vanwege een somatische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap een blijvende behoefte heeft aan zorg én als de jeugdige blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig heeft:

    • a.

      ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de jeugdige of;

    • b.

      omdat jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen,

      • i.

        door fysieke problemen, of;

      • ii.

        door zware regieproblemen.

  • 2.

    Ondersteuning die gezien voorgaande in ieder geval niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet valt, betreft:

    • a.

      logeeropvang voor jeugdigen met een indicatiebesluit Wet langdurige zorg;

    • b.

      verblijf in een instelling;

    • c.

      vervoer naar en van een locatie voor Wet langdurige zorg;

    • d.

      behandeling van psychische stoornissen, mits deze een integraal onderdeel uitmaken van de behandeling die vanuit de Wet langdurige zorg geboden wordt.

  • 3.

    Als jeugdige of zijn ouder(s) weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit op basis van de Wet langdurige zorg terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige recht heeft op een dergelijk besluit, bijvoorbeeld bij de noodzaak tot meer dan 4 dagdelen dagbesteding, dan weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

  • 4.

    Als een jeugdige met een besluit op basis van de Wet langdurige zorg een aanvraag indient voor behandeling voor een psychische stoornis, verleent het college een individuele voorziening jeugdhulp, mits de behandeling integraal onderdeel uitmaakt van de geboden behandeling vanuit de Wet langdurige zorg.

Artikel 9 Afstemming Jeugdwet en de Wet passend onderwijs

Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de Jeugdwet en/of de Wet passend onderwijs. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

  • 1.

    Ondersteuning gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma dat primair gericht is op het leerproces, het behalen van onderwijsdoelen of om de jeugdige verder te helpen in de onderwijsontwikkeling, valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.

  • 2.

    als een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs is deze wet voorliggend op de Jeugdwet en hoeft het college geen voorziening te treffen op grond van de Jeugdwet. Voorbeelden van ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs zijn educatieve dagbesteding en onderwijszorgarrangementen.

  • 3.

    Als de ondersteuning zoals beschreven in lid 1 en 2 mogelijk ook een bijdrage levert aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, is de gemeente niet verantwoordelijk voor die ondersteuning.

  • 4.

    Als een jeugdige voor het behalen van onderwijsdoelen begeleiding en/of persoonlijke verzorging nodig heeft op school in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, valt de ondersteuning onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Daarbij zijn algemene voorzieningen voorliggend op individuele voorzieningen.

  • 5.

    Als op basis van wettelijke bepalingen onduidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college een inspanningsverplichting om te komen tot een goede afstemming van betrokken partijen. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders

Artikel 10 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 van de wet.

Artikel 11 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet

Artikel 12 Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 13 Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 14 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat Carins, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek, aanvraag en beschikking

Artikel 15 Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    De wijze waarop het onderzoek moet zijn ingericht is kortgezegd:

    • a.

      Vaststellen van de hulpvraag

    • b.

      Onderzoeken of deze gemeente verantwoordelijk is

    • c.

      Onderzoeken of de Jeugdwet van toepassing is

    • d.

      In kaart brengen van beperkingen/problematiek

    • e.

      Bepalen welke hulp nodig is

    • f.

      Onderzoeken van eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht)

    • g.

      Aanspraak op een voorliggende voorziening

    • h.

      Aanspraak op een algemene voorziening

    • i.

      Informeren over de mogelijkheid van het aanvragen van een Pgb

    • j.

      Indien Pgb aangevraagd: beoordelen of aan voorwaarden Pgb voldaan wordt.

  • 2.

    Aanvullende toelichting ten aanzien van bovenstaand onderzoek:

  • In samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst iemand uit het sociaal netwerk, onderzoek het college zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag:

    • a.

      de behoefte aan ondersteuning, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of ouder(s), de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie.

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen en zo ja welke problemen of stoornissen dit zijn.

    • c.

      Wat het gewenste resultaat is van de ondersteuning en wat het aanvaardbare niveau van een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en/of lichamelijke) ontwikkeling is.

    • d.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • e.

      de (ervaren) belasting van de mantelzorger(s)en de daaruit voortvloeiende behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger(s).

    • f.

      de mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s) ouders om op eigen kracht, het aanvaardbaar niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • g.

      voor zover de eigen kracht ontoereikend is, de mogelijkheden om met gebruik van andere voorzieningen of algemene voorzieningen het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • h.

      voor zover het gebruik van andere voorzieningen of algemene voorzieningen ontoereikend zijn, de mogelijkheid om met gebruik van een maatwerkvoorziening het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • i.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg en ondersteuning, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, welzijn, wonen, werk en inkomen met het oog op het behouden of bereiken van het aanvaardbaar niveau van een veilige ontwikkeling.

    • j.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3.

    In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van het ordeningsprincipe Kind in Fryslân.

  • 4.

    Als de jeugdige en/ of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een familiegroepsplan, binnen een redelijke termijn, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 5.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 6.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de mogelijkheden om te kiezen voor een Pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 7.

    De jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 8.

    Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en ouder(s) vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

  • 9.

    Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 16 Ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college stelt samen met de jeugdige en/of ouder(s), op basis van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte, een (regionaal) ondersteuningsplan op.

  • 2.

    Na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige en/of ouder(s), een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het ondersteuningsplan).

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 17 Aanvraag

  • 1.

    Een jeugdige en/of ouder(s) kan een ondertekende aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college.

  • 2.

    Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd en welk doel deze ondersteuning dient.

  • 3.

    Het college beslist op de aanmelding binnen 8 weken na ontvangst ervan.

Artikel 18 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan en indien aanwezig het familiegroepsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een jeugdige en/of ouder(s) komen slechts in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien na het oordeel van het college de jeugdige en/of ouder(s) geen toereikende oplossing kunnen vinden voor de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, tijd en middelen (eigen kracht), waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • i.

        hulp van de ouder(s) en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg); als zij in staat en beschikbaar zijn om de hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert, de ouder(s) de hulp zonder vergoeding blijven bieden en zij hierdoor niet in de problemen komen;

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten

      • iii.

        door gebruik te maken van algemene voorzieningen en/of vrijwilligers en/of andere voorzieningen.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening wordt zodanig ingezet dat dit (indien van toepassing) leidt tot:

    • a.

      Opheffen van een situatie die voor de jeugdige en zijn ouders en/of de omgeving levensbedreigend is, of met grote waarschijnlijkheid leidt tot ernstige gezondheidsschade;

    • b.

      Stabilisatie van een crisissituatie, anders dan bedoeld onder a;

    • c.

      Voldoende mate van duurzame zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders, voor zover dat binnen het vermogen ligt;

    • d.

      Voldoende mate van meedoen in de (lokale) samenleving voor de jeugdige en zijn ouders, voor zover dat binnen het vermogen ligt.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate beschikbare voorziening.

  • 5.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag al heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van een in artikel 15, tweede lid, sub b, van deze verordening genoemd probleem, stoornis en/of beperking waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college achteraf nog het volgende kan beoordelen: de noodzaak, of de voorziening passend is en de gemaakte kosten.

  • 6.

    De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 19 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen het besluit kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is, wat het beoogde resultaat daarvan is en indien van toepassing wat de omvang is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en indien van toepassing wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      de termijn van 3 maanden waarbinnen de jeugdige en/of ouder(s) contact hebben gehad met de zorgaanbieder over de start van de zorg;

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het Pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het Pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het Pgb verbonden zijn;

    • e.

      de termijn van 3 maanden waarbinnen de jeugdige en/of ouder(s) het Pgb moet besteden;

    • f.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het Pgb is bedoeld, en

    • g.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten voor de voorziening wordt de jeugdige en/of ouders(s) daarover in de beschikking geïnformeerd.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels opstellen.

Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 20 Regels voor een Pgb

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een Pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet, als:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s), al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige en/of ouder(s) overtuigend kunnen motiveren waarom zij de maatwerkvoorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) willen betrekken van een zorgaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

  • 2.

    Als een jeugdige en/of ouder(s) in aanmerking komt voor een voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een Pgb, dient hij daartoe een Pgb-plan in. In het Pgb-plan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      hoe de jeugdige en/of ouders zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of een vertegenwoordiger de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • b.

      de motivatie waarom de maatwerkvoorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend is;

    • c.

      welke voorziening de jeugdige en/of ouders met het Pgb zouden willen inkopen en bij welke uitvoerder;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het Pgb wordt verstrekt;

    • e.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

    • f.

      indien van toepassing, welke voorziening de jeugdige en/of ouder(s) wil inkopen middels informele ondersteuning;

  • 3.

    Het Pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een Pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een Pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

    • e.

      Eventuele extra zorgkosten

    • f.

      Reiskosten

  • 4.

    Een jeugdige en/of ouder(s) die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening middels een PGB, kan informele ondersteuning inkopen, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de opgroei- en opvoedproblematiek niet op eigen kracht kan worden opgelost, mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.

    • b.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het in artikel 20, zesde en zevende lid gehanteerde tarief.

    • c.

      tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald.

    • d.

      indien het geen Verblijfscomponent middel of Verblijfscomponent Hoog betreft.

    • e.

      met in achtneming van de in de Beleidsregels Jeugdhulp van de gemeente Smallingerland vastgestelde (bestedings)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

  • 5.

    Het college verstrekt geen Pgb informele ondersteuning voor een GGZ behandeling.

  • 6.

    Het Pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 7.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het Pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 21 Formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2.

    Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

  • 3.

    Als de jeugdhulp geboden wordt door een persoon uit het sociaal netwerk van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

Artikel 22 Hoogte Pgb

  • 1.

    Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen. De tarieven voor formele ondersteuning Pgb zijn niet gelijk aan de ZIN tarieven, omdat er door de betreffende zorgaanbieders minder overheadkosten gemaakt hoeven worden dan een door gemeente gecontracteerde aanbieders. Dit betreft o.a. kosten in relatie tot de aanbesteding en bijbehorende programma van eisen, verantwoordingsrapportages en (afstemmings-) overleggen.

    • a.

      het maximale Pgb tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 70% van het zorg in natura tarief.

    • b.

      het Pgb tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op 50% van het zorg in natura tarief en bedraagt minimaal het wettelijk minimumloon.

    • c.

      de vergoeding bij informele ondersteuning in de vorm van logeren, dagbesteding en dagbehandeling bedraagt, conform de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk (te betalen uit een PGB), maximaal 50% van het maximale ZIN tarief per kalendermaand.

  • 2.

    Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in lid 1, de tarieven voor Pgb’s vast.

  • 3.

    Indien het tarief van de door de jeugdige en/of ouder(s) gekozen zorgaanbieder hoger is dan het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Jeugdhulp van de gemeente Smallingerland, betaalt de jeugdige en/of ouder(s) het meerdere zelf.

Artikel 23 Opschorting betaling uit het Pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of ouder(s) een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in de wet artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e.

  • 2.

    Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het PGB is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoel in lid 1 en 2.

Hoofdstuk 7 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 24 Verhouding prijs en kwaliteit zorgaanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • e.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorzieningen en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

Hoofdstuk 8 Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 25 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) en misbruik of oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd de Jeugdwet artikel 8.1.2 doet een jeugdige en/of ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn voor een heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of ouder(s) niet langer op de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) zijn aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) niet (meer) toereikend is te achten of op een lager niveau vastgelegd dient te worden;

    • d.

      de jeugdige en/of ouder(s) niet voldoen aan de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) verbonden voorwaarden;

    • e.

      de jeugdige en/of ouder(s) de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) niet of voor een ander doel gebruiken;

    • f.

      de jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 3 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid sub a van dit artikel heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de jeugdige en/of ouder(s) opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de jeugdige en/of ouder(s en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening (in natura of Pgb)

  • 6.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 7.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

 

Hoofdstuk 9 Privacy, ombudsman/vrouw en klachten

Artikel 26 Gegevensverwerking en privacy

  • 1.

    Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Awb, de Algemene Verordening Gegevensbescherming en aanvullende wetgeving omtrent gegevensverwerking.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdigen en /of ouder(s) over de privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

Artikel 27 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 28 Klachtregeling

  • 1.

    Het college heeft een regeling vastgesteld voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en/of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen het jeugddomein.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregeling van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders, en een cliënttevredenheidsonderzoek.

  • 4.

    Carins dient te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten waarbij een ieder het recht heeft om over de wijze waarop Carins zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in bij de directie van Carins.

Artikel 29 Betrekken van ingezetenen bij ontwikkelen beleid

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college heeft ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid de verordening Adviesraad voor het Sociaal Domein Gemeente Smallingerland opgesteld.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 31 Overige aanvullende bepalingen

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college is bevoegd een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van een wijziging in de situatie van de jeugdige en/of ouders, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief. Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de jeugdige en/of ouders wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

Artikel 32 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2.

    Een jeugdige en/of ouder(s) houdt het recht op een verstrekte voorziening, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    In afwijking van lid 2 kunnen beschikkingen van jeugdigen voor een specialistisch jeugdhulptraject, en/of een verblijfscomponent die doorlopen na 1-7-2024 in 2024 herbeoordeeld worden conform de voor 2024 geldende Verordening jeugdhulp en Beleidsregels jeugdhulp, om te bepalen welke vorm van ondersteuning het meest passend is.

  • 4.

    Bij bezwaarschriften wordt beslist met inachtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.

Artikel 33 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 2 jaar geëvalueerd, waarbij onder andere de ervaringen van bewoners en de bij het college over een zorgaanbieder ingediende klachten in het kader van de klachtenregeling betrokken worden.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland treedt in werking op 1 januari 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening jeugdhulp Smallingerland 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening jeugdhulp 2024 gemeente Smallingerland'.