Organisatie | Geertruidenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling gebruik aanlegplaatsen binnenvaartschepen Geertruidenberg |
Citeertitel | Regeling gebruik aanlegplaatsen binnenvaartschepen Geertruidenberg |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Het begtreft een gedelegeerde regeling van de APV Geertruidenberg 1998.
Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg 1998, art. 5.3.2. en 5.3.3.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2001 | 04-03-2005 | Nieuwe regeling. | 23-03-1999 De Langstraat, 18-01-2001 | 23-03-1999 nr. 17 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;
overwegende, dat bij besluit d.d. 26 maart 1998 van de Raad der gemeente Geertruidenberg is vastgesteld een nieuwe: "Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg 1998";
dat voornoemde verordening van kracht is geworden per 15 april 1998;
dat in de artikelen 5.3.2. en 5.3.3. van bovengenoemde verordening is bepaald:
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van openbaar water.2. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water: a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 3 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal reglement watergangen Noord-Brabant van toepassing is;
Artikel 5.3.3 Voorschriften ligplaats1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kunnen burgemeester en wethouders aan de rechthebbende op een vaartuig voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal reglement water- gangen Noord-Brabant van toepassing is.
dat, ten behoeve van het bieden van voldoende ligplaatscapaciteit aan binnenvaartschippers , welke domicilie hebben binnen de gemeente Geertruidenberg en het beschermen van het aanzien van de gemeente, het gewenst c.q. noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het gebruik van de aanlegplaatsen, zoals deze op dit bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekening gearceerd zijn aangegeven.
gelet op het bepaalde in de artikelen 5.3.2. en 5.3.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg 1998;BESLUITvast te stellen de navolgende:
"Regeling gebruik aanlegplaatsen binnensvaartschepen Geertruidenberg".
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en definities
Deze regeling is van toepassing op de aanlegplaatsen zoals deze bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekeningen gearceerd zijn aangegeven.
Hoofdstuk 3 Van de orde en veiligheid in het algemeen.
Artikel 4 Vrijhouden en bescherming steigers.
Het is verboden:1. op de steigers voorwerpen en/of goederen op te slaan, te plaatsen of te hebben;2. over de steigers landvasten aan te brengen of te hebben.
De gezagvoerder is verplicht er voor te zorgen, dat de land- vasten van zijn beroepsvaartuig zodanig zijn aangebracht, dat aan andere beroepsvaartuigen geen hinder wordt veroorzaakt.1. De gezagvoerder is verplicht er voor te zorgen, dat zijn beroepsvaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, behoorlijk is vastgemaakt.2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan de beroepsvaartuigen, welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.3. Het is verboden met een beroepsvaartuig een andere ligplaats in te nemen, dan welke door de havenmeester is aangewezen of toegelaten.4. De aanwijzing of toelating van een ligplaats ontheft de gezagsvoerder niet van zijn verplichting zich er van te overtuigen, dat die plaats voor zijn beroepsvaartuig veilig is.