Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 en 2:5 (vervallen)
Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
- 1.
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:7 en 2:8 (vervallen)
Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
De volgende artikelen zijn overgegaan naar de Verordening Fysieke Leefomgeving:
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg;
Artikel 2:11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg;
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg.
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze:
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- 2.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3˚, van het Wetboek van Strafrecht.
- 3.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:19 en 2:20 (vervallen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
- 1.
Het is verboden:
- a.
voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
- b.
bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definities
- 1.
In afdeling 4 en 5 wordt onder openbare inrichting verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
- 3.
Horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse (artikel 1 Alcoholwet).
- 4.
Horecaconcentratiegebied: het gebied waarin gelegen de openbare inrichtingen waarvoor de sluitingstijden worden bepaald op basis van artikel 2:29b en d, te weten; Markt, St. Janstraat en Birgittinessenstraat t/m nr. 1c., Uden.
- 5.
Nachtinrichting: een als zodanig door de burgemeester vergunde openbare inrichting.
- 6.
Exploitant: degene die een inrichting exploiteert of daarin de feitelijke leiding heeft.
- 7.
Terras: een buiten de lokaliteit van de inrichting liggend deel van de inrichting waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt. Het terras en andere aanhorigheden maken onderdeel uit van de inrichting.
- 8a.
Dinsdagnacht: de nacht van dinsdag op woensdag.
- 8b.
Woensdagnacht: de nacht van woensdag op donderdag.
- 8c.
Donderdagnacht: de nacht van donderdag op vrijdag.
- 8d.
Vrijdagnacht: de nacht van vrijdag op zaterdag.
- 8e.
Zaterdagnacht: de nacht van zaterdag op zondag.
- 8f.
Zondagnacht: de nacht van zondag op maandag.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting waar geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatste wordt verstrekt (droge horeca)
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of
- b.
de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, als bedoeld in de Alcoholwet.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
bedrijfskantine of -restaurant.
- 5.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:
- a.
zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
- 6.
Deze vrijstelling geldt niet voor nachtinrichtingen en waterpijpcafés.
- 7.
De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid, onder a.
- 8.
Op de aanvraag om een vergunning of vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29a Sluitingstijd openbare inrichting waar geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatste wordt verstrekt (droge horeca)
- 1.
De exploitant zorgt ervoor dat de inrichting gesloten is voor bezoekers:
- a.
in de periode van zondagnacht tot en met woensdagnacht om 02.00 uur;
- b.
in de periode van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht om 03.00 uur.
- 2.
Het terras dient van zondagnacht tot en met woensdagnacht uiterlijk om 01.00 uur en van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht uiterlijk om 02.00 uur van bezoekers en servies te zijn ontruimd.
- 3.
De inrichting mag weer geopend zijn vanaf 07.00 uur in de ochtend en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt.
- 4.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
Artikel 2:29b Sluitingstijd van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet (natte horeca)
- 1.
Indien een horecabedrijf (in zijn geheel) gelegen is in het horecaconcentratiegebied zorgt de exploitant er voor dat het horecabedrijf is gesloten voor bezoekers:
- a.
in de periode van zondagnacht tot en met woensdagnacht om 01.00 uur en
- b.
in de periode van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht om 03.00 uur.
- 2.
Indien een horecabedrijf niet gelegen is in het horecaconcentratiegebied zorgt de exploitant er voor dat het horecabedrijf gesloten is voor bezoekers:
- a.
in de periode van zondagnacht tot en met woensdagnacht om 01.00 uur en
- b.
in de periode van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht om 2.15 uur.
- 3.
Het horecabedrijf mag weer geopend zijn vanaf 07.00 uur in de ochtend.
- 4.
Het terras van een horecabedrijf als bedoeld in lid 1 dient van zondagnacht tot en met woensdagnacht uiterlijk om 01.00 uur en van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht uiterlijk om 02.30 uur, actief van bezoekers en servies te worden ontruimd.
- 5.
Het terras van een horecabedrijf als bedoeld in lid 2 dient van zondagnacht tot en met woensdagnacht uiterlijk om 01.00 uur en van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht uiterlijk om 02.00 uur, actief van bezoekers en servies te worden ontruimd.
Artikel 2:29c Aanwezigheid toezichthouder bij sluiting van een horecabedrijf na 02.15 uur.
- 1.
Op dagen waarop een horecabedrijf na 02.15 uur geopend mag zijn, dient de houder van het horecabedrijf zorg te dragen voor de aanwezigheid van een toezichthouder, vanaf 23.00 uur tot tenminste een half uur na het sluitingstijdstip, dan wel zoveel langer indien bijzondere omstandigheden daarom vragen.
- 2.
De toezichthouder is een natuurlijk persoon die, in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus met betrekking tot het horecabedrijf, belast is met het uitoefenen van beveiligingswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
- 3.
De toezichthouder heeft de taak de overlast voor de directe omgeving door inkomende en uitgaande bezoekers van de inrichting te voorkomen en zo nodig, binnen het raam van de door het recht geboden mogelijkheden, ter zake regulerend op te treden.
Artikel 2:29d Sluitingstijd nachtinrichtingen
- 1.
De exploitant van een nachtinrichting gelegen buiten het horecaconcentratiegebied zorgt ervoor dat de nachtinrichting gesloten is:
- a.
van zondagnacht tot en met donderdagnacht;
- b.
op vrijdagnacht om 03.00 uur en op zaterdagnacht om 04.00 uur.
- c.
Het is verboden op vrijdagnacht bezoekers toe te laten na 01.30 uur en op zaterdagnacht na 02.30 uur.
- 3.
De exploitant van een nachtinrichting die (in zijn geheel) is gelegen in het horecaconcentratiegebied zorgt ervoor dat de nachtinrichting gesloten is;
- a.
van zondagnacht tot en met woensdagnacht tussen 01.00 uur en 07.00 uur en
- b.
van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht tussen 04.30 uur en 07.00 uur.
- c.
Het is verboden bezoekers nog toe te laten na 03.00 uur.
Artikel 2:29e Uitzonderingen op de sluitingstijden
- 1.
Op de volgende dagen geldt voor alle openbare inrichtingen als bedoeld in 2:29a en 2:29b (natte en droge horeca) een sluitingstijd van 03.00 uur:
- a.
van zondag op maandag en van maandag op dinsdag tijdens Carnaval;
- b.
van Eerste op Tweede Paasdag;
- c.
Koningsnacht (de nacht voorafgaande aan de dag waarop Koningsdag wordt gevierd);
- d.
van de dag vóór Hemelvaartsdag op Hemelvaartsdag;
- e.
van Hemelvaartsdag op de volgende dag;
- f.
van Eerste op Tweede Pinksterdag;
- g.
tijdens alle dagen van de jaarlijkse kermis van Volkel (voor horecabedrijven in Volkel), Uden (voor horecabedrijven in het horecaconcentratiegebied) en Odiliapeel (voor horecabedrijven in Odiliapeel), met uitzondering van de laatste kermisavond;
- h.
van Eerste op Tweede Kerstdag.
- 2.
Op de volgende dagen geldt voor alle horecabedrijven binnen het horecaconcentratiegebied, met uitzondering van de nachtinrichtingen, een sluitingstijdstip van 03.00 uur en buiten het horecaconcentratiegebied van 02.15 uur:
- a.
Nieuwjaarsdag op de daarop volgende dag;
- b.
de dag voor Kerst op Eerste Kerstdag;
- c.
Tweede Kerstdag op de daaropvolgende dag.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden.
- 4.
De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke inrichting.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34a Definities
- 1.
Paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon, niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf (artikel 1 Alcoholwet).
- 2.
Schenktijden: de tijden waarop in paracommerciële rechtspersonen alcoholische dranken mogen worden geschonken.
- 3.
Sluitingstijden: de tijden waarop het de exploitant verboden is een openbare inrichting geopend te hebben en er geen bezoekers meer in de inrichting aanwezig mogen zijn.
- 4a.
Dinsdagnacht: de nacht van dinsdag op woensdag.
- 4b.
Woensdagnacht: de nacht van woensdag op donderdag.
- 4c.
Donderdagnacht: de nacht van donderdag op vrijdag.
- 4d.
Vrijdagnacht: de nacht van vrijdag op zaterdag.
- 4e.
Zaterdagnacht: de nacht van zaterdag op zondag.
- 4f.
Zondagnacht: de nacht van zondag op maandag.
Artikel 2:34b Schenk- én sluitingstijden paracommerciële rechtspersonen gericht op activiteiten van sportieve aard (sportverenigingen)
- 1.
Een paracommerciële rechtspersoon, die zich richt op activiteiten van sportieve aard, kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken tijdens activiteiten die passen binnen de statutaire doelstelling, op:
- a.
maandag tot en met vrijdag vanaf 14.00 uur tot 24.00 uur;
- b.
zaterdag vanaf 12.00 uur tot 22.00 uur;
- c.
zondag vanaf 12.00 uur tot 22.00 uur.
- 2.
Indien activiteiten van sportieve aard op maandag tot en met vrijdag eindigen (uitlopen tot) na 24.00 uur geldt dat alcohol mag worden geschonken en de inrichting open mag zijn, tot uiterlijk 01.00 uur.
- 3.
Indien activiteiten van sportieve aard op zaterdag of zondag eindigen (uitlopen tot) na 22.00 uur geldt dat alcohol mag worden geschonken tot één uur na beëindiging van de activiteiten, maar niet later dan 01.00 uur.
- 4.
Sportverenigingen die zich niet richten op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf zijn geen paracommerciële rechtspersoon in de zin van deze verordening. Indien zij voor de uitoefening van hun activiteiten gebruik maken van de accommodatie van een paracommerciële rechtspersoon, is de schenk- en sluitingstijd is van toepassing die geldt voor deze paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34c Schenk- én sluitingstijden overige paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Een overige paracommerciële rechtspersoon die zich richt op activiteiten van sociale (buurt-dorpshuizen/wijkaccommodaties), educatieve, recreatieve of levensbeschouwelijke of godsdienstige aard mag, tijdens activiteiten die verband houden met de statutaire doelstelling van deze rechtspersoon, uitsluitend alcohol schenken van maandag tot en met zondag tussen 12.00 uur en 24.00 uur (tevens sluitingstijd).
- 2.
Tijdens de periode van de vrijdagnacht voorafgaand aan de carnaval tot en met de dinsdagnacht van carnaval is het dorpshuizen/wijkaccommodaties met een alcoholvergunning toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens activiteiten van de carnavalsverenigingen. In de Nieuwe Pit in Uden is dit tot 01.00 uur; in Schaijk en Zeeland tot 01.00 uur; in Reek tot 01.30 uur en in Volkel tot 03.00 uur. Op deze tijden moet het dorpshuis ook gesloten worden.
Deze tijden gelden ook voor direct aan de carnaval gelieerde en daaraan voorafgaande activiteiten van de carnavalsvereniging in het dorpshuis. Van deze direct aan carnaval gelieerde en daaraan voorafgaande activiteiten dient melding te worden gemaakt aan de burgemeester via het daartoe bestemde formulier van de gemeentelijke website.
- 3.
Voor stichtingen die een (pop)podium exploiteren, zoals bijvoorbeeld Soos Plock en stichting Compass, geldt voor activiteiten die plaatsvinden in verband met de statutaire doelen van deze rechtspersoon, in (pop)podium de Pul en Soos Plock een schenk- en sluitingstijd tot uiterlijk 01.00 uur van zondagnacht tot en met woensdagnacht en tot uiterlijk 02.00 uur van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht. Wanneer activiteiten plaatsvinden ter uitvoering van de statutaire doelstelling van stichting Compass in poppodium de Pul, geldt maximaal 4 keer per jaar een schenk- en sluitingstijd op grond waarvan de accommodatie tot 03.00 uur geopend mag zijn en maximaal 4 keer per jaar op grond waarvan de accommodatie tot 04.00 uur geopend mag zijn. Hiervan dient melding te worden gemaakt via het daartoe bestemde formulier van de gemeentelijke website.
- 4.
Voor een paracommerciële rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van voorstellingen en andere theateractiviteiten en een eigen accommodatie exploiteert (bijv toneelvereniging Naat Piek), geldt een schenk- en sluitingstijd tot uiterlijk 01.00 uur van zondagnacht tot en met woensdagnacht en tot uiterlijk 02.00 uur van donderdagnacht tot en met zaterdagnacht.
- 5.
Verenigingen of stichtingen die zich niet richten op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf zijn geen paracommerciële rechtspersoon in de zin van deze verordening. Indien zij voor de uitoefening van hun activiteiten gebruik maken van de accommodatie van een paracommerciële rechtspersoon, is de schenk- en sluitingstijd is van toepassing die geldt voor deze paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34d Niet-toegestane bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Een paracommerciële rechtspersoon mag geen alcoholhoudende drank verstrekken tijdens bijeenkomsten die geen verband houden met de statutaire doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon.
- 2.
Voor (sport)verenigingen die zich richten op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf betekent de bepaling in lid 1 ook dat zij geen alcoholhoudende drank mogen verstrekken tijdens bijeenkomsten die zijn gericht, of mede zijn gericht, op niet-leden.
- 3.
In afwijking van het eerste lid geldt dat een dorpshuis in de kernen Volkel, Reek, Schaijk en Zeeland maximaal 6 bijeenkomsten per jaar mag houden die geen verband houden met de statutaire doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon, indien de bijeenkomsten door en voor inwoners van de kern worden georganiseerd.
- 4.
Het dorpshuis moet hiervan melding maken via het daartoe bestemde meldingsformulier van de gemeentelijke website.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
- 1.
De exploitant van een inrichting of feitelijk leidinggevende is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden.
- 2.
De exploitant van een inrichting of feitelijk leidinggevende is verplicht het in het eerste lid bedoelde register aan de burgemeester of aan een door hem aangewezen ambtenaar over te leggen op een door de burgemeester te bepalen wijze.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken en bij zijn aankomst een geldig reisdocument of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht te overleggen.
Afdeling 8. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 5.
Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 6.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 7.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
- 1.
Het is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken, grasperken of buiten de daarin gelegen wegen of paden.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke (vervallen)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik (vervallen)
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel:
- a.
zich in een portiek of poort op te houden;
- b.
in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties (vervallen)
Artikel 2:50a Messen en andere voorwerpen als steekwapen
- 1.
Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 tot en met 2:56 (vervallen)
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd;
- b.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats, indien de hond niet is aangelijnd;
- c.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- d.
op een openbare plaats zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het verbod genoemd in het eerste lid onder a geldt niet op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd met een daartoe geschikt opruimmiddel in de vorm van een zakje of hondenpoepgrijper.
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft dient op ieder moment, op verzoek van een door het college aangewezen persoon, een geschikt opruimmiddel te tonen, zoals genoemd in het eerste lid.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geregistreerde geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
- 1.
Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven; of
- d.
- 2.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:61 tot en met 2:64 (vervallen)
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1°.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2°.
van een verandering van de onder 1o bedoelde adressen;
- 3°.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4°.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 en 2:70 (vervallen)
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.
- 2.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 3.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor de duur van 5 jaar.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbid
- 1.
Het is verboden carbid te gebruiken. Onder het gebruiken van carbid wordt verstaan: het in een bus, container of opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
- 2.
Het verbod geldt niet op tijden waarop het op grond van het Vuurwerkbesluit is toegestaan consumentenvuurwerk af te steken, indien:
- a.
daarbij gebruik wordt gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 1 liter dan wel melkbussen met een maximale inhoud van 50 liter;
- b.
het afsteken geschiedt buiten de bebouwde kom, en;
- c.
er geen busdeksels of andere voorwerpen worden gebruikt om weg te schieten.
- 3.
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Wet geluidhinder, het Vuurwerkbesluit, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 11. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:16, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 2:73a, groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
in beide gevallen voor zover het terrein voor een ieder toegankelijk is en ongeacht of de rechthebbende maatregelen heeft getroffen voor het betreden van het terrein.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 24 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste vier weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 3.
De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.
- 4.
Als de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
Artikel 2:80 Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
- 3.
De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.
- 4.
Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
- 5.
Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.
- 6.
De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:3;
- b.
beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;
- c.
exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
- 2.
De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.
- 3.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.
- 4.
De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:
- a.
voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;
- b.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;
- c.
het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
- d.
het nummer van inschrijving in het Handelsregister;
- e.
voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;
- f.
voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;
- g.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
- h.
een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- b.
als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- d.
als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;
- e.
als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- f.
als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.
- 6.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.
- 7.
Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
- 8.
De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 9.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:
- a.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- b.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
- c.
er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
- d.
er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- e.
de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of
- f.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
- 10.
Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
- 11.
De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.
- 12.
Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
- 13.
Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.
- 14.
De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 15.
In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.
- 16.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.