Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Vught

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Vught
CiteertitelVerordening financieel beleid en beheer gemeente Vught
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening ingevolge artikel 212 van de Gemeentewet, vastgesteld door de raad op 5 oktober 2017.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-2023nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-563539

22/061

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Vught

De raad van de gemeente Vught;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

gelezen het advies van de auditcommissie;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Vught

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • taakveld: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende beleidsonderdelen.

  • rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • doelmatigheid: inspanningen en uitgaven dragen bij aan het realiseren van bepaalde prestaties en doelen, waarbij de kosten in verhouding staan tot de opbrengsten.

  • doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken, kaders wil stellen en geïnformeerd wil worden.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

Burgemeester en wethouders bieden uiterlijk 4 weken voor de raadsbehandeling aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kadernota uiterlijk in de maand juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting alle investeringen uit de eerste jaarschijf, voor zover het vervangingsinvesteringen betreft danwel nieuwe investeringen minder dan € 100.000. Alleen voor nieuwe investeringen van € 100.000 en meer ontvangt de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet.

  • 3.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 300.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij de programmabegroting of bestuursrapportage, op grond van geactualiseerde ramingen, voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6.

    Het college is bevoegd binnen het geldende beleid uitgaven te doen voor open-einde-regelingen zonder hiervoor vooraf toestemming van de raad te vragen, ook als hiermee de programmabegroting wordt overschreden. In dat geval meldt het college dit in aan de raad.

  • 7.

    Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten te dekken uit het toegewezen budget Onvoorzien, mits passend binnen de in de programmabegroting opgenomen beleidskaders.

  • 8.

    In geval van calamiteiten, waarbij de veiligheid en/of volksgezondheid in het geding is, is het college bevoegd uitgaven te doen zonder hiervoor vooraf toestemming van de raad te vragen. In dat geval meldt het college dit aan de raad.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan €20.000 toegelicht. In de 2e tussenrapportage is ook de realisatie en raming van de investeringskredieten opgenomen.

  • 4.

    De rapportages gaan in op alle onderdelen van de programmabegroting. In de rapportages wordt in aparte paragrafen aandacht besteed aan:

    • a.

      de uitkeringen uit het gemeentefonds;

    • b.

      de grondexploitatie;

    • c.

      begrote en verstrekte subsidies;

    • d.

      de kapitaallasten;

    • e.

      de personeelslasten;

    • f.

      energie en klimaat;

    • g.

      Rijksinfra.

    Tussentijds kunnen andere onderwerpen in samenspraak met de auditcommissie worden aangepast.

  • 5.

    De eerste en tweede tussenrapportage wordt aan de Raad aangeboden uiterlijk 4 weken voor behandeling in de Raad. Behandeling vindt plaats in de Raad van juli en november.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 20.000, en

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid. Dit met inachtneming van de BBV verslagleggingsregels.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1%van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de voorwaarden/eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. Deze zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. De normenkader rechtmatigheid is opgenomen in de jaarlijkse programma-begroting waar deze wordt vastgesteld. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als rechtmatig aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de nota Activerings- en afschrijvingsbeleid. Hierbij zijn de verslagleggingsregels vanuit het BBV leidend. De nota wordt door het college aan de Raad aangeboden.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen niet leidt tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Vught wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt opgenomen in de begrotingsrichtlijnen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het college informeert de raad als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, twee achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden.

  • 3.

    Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Het bevoegde bestuursorgaan motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties. Ook zorgt het bevoegde bestuursorgaan voor zekerheden en vermeldt deze in de besluitvorming.

  • 4.

    Het college stelt aangaande zijn eigen taken en bevoegdheden regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening. Deze regels worden vastgelegd in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college op: een inventarisatie van de weerstandscapaciteit, de risico’s en het beleid hierop. De paragraaf bevat ten minste de verplichte onderdelen van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 23. Financiering

  • 1.

    Het college geeft in de paragraaf Financiering de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille, evenals actuele informatie over het dagelijks beheer van de financieringsfunctie;

  • 2.

    Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering conform de vereisten BBV verslag.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen het beleidskader en de financiële consequenties op voor de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Hierbij nemen we ook op:.

    • a.

      de gewenste conditie én huidige conditie van de gemeentelijke accommodaties;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud;

    • c.

      de gewenste kwaliteit van de kapitaalgoederen in de openbare ruimte

  • 2.

    Het college stelt periodiek een onderhoudsplan voor de diverse beleidsvelden in de openbare ruimte vast. Het plan geeft, binnen het vastgestelde kader voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor: het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair weer.

  • 3.

    Het college stelt periodiek een onderhoudsplan gebouwen vast. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen op basis van de vastgestelde gewenste conditie.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de ontwikkeling van het ziekteverzuim;

  • b.

    opbouw en ontwikkeling van het personeelsbudget;

  • c.

    stand van zaken informatisering en automatisering;

  • d.

    stand van zaken planning & control;

  • e.

    stand van zaken interne controle;

  • f.

    onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet;

  • g.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheids-verantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden of voldoen aan de kwalitatieve criteria rapportagegrens en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • h.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • i.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • j.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers

Artikel 26. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Bbv op.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeentenop.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad periodiek een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 3.

    De uitvoering van het grondbeleid wordt jaarlijks bijgesteld in een Uitvoeringsprogramma grondbedrijf

 

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekking oude regeling

De Financiële verordening gemeente Vught 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid en beheer gemeente Vught.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 21 december 2023.

De voorzitter,

De griffier,