Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024
CiteertitelVerordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. Besluit Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

20-12-2023

gmb-2023-562881

2023/146

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024

De raad van de gemeente De Fryske Marren,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

overwegende dat:

• de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

• het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

• het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

- de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

- de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

- de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

- de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

- de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

- de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

 

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort

tot diens sociale netwerk;

 

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begrippen in deze verordening

  • 1.

    In deze verordening en bijbehorende documenten staan een aantal begrippen waarmee we het volgende bedoelen:

    • a.

      algemene voorziening: een voorziening op basis van de Jeugdwet die voor elke jeugdige beschikbaar is. Er is geen of een beperkte toegangsbeoordeling.

    • b.

      andere voorziening: een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. Deze voorziening valt niet onder de Jeugdwet.

    • c.

      budgethouder: de jeugdige of ouder die een persoonsgebonden budget (pgb) krijgt op grond van de Jeugdwet.

    • d.

      budgetplan pgb Jeugd: een document dat de jeugdige of de ouder invult. Hiermee geeft de jeugdige of ouder aan dat hij of zij jeugdhulp wil inkopen met een pgb. De gemeente zorgt voor een document dat de jeugdige of de ouder kan invullen. Het college bepaalt vooraf wat er in het document moet komen.

    • e.

      individuele voorziening: een voorziening die hulp geeft aan de jeugdige of de ouder. Deze voorziening is niet vrij beschikbaar voor iedereen. Er is toestemming nodig van een verwijzer. De individuele voorziening wordt toegekend als zorg in natura of als een persoonsgebonden budget (pgb).

    • f.

      jeugdige: persoon die jonger is dan 18 jaar. In 3 situaties bedoelen we ook een persoon van 18 tot en met 23 jaar:

      • .

        De jeugdhulp moet voor de persoon doorlopen tot na de 18e verjaardag. Dat is noodzakelijk volgens de verwijzer. Die heeft dat voor de 18e verjaardag bepaald.

      • .

        De persoon van 18 tot en met 23 jaar heeft (hoog) specialistische jeugdhulp nodig volgens de rechter. Dat staat in de uitspraak van de rechter.

      • .

        De persoon van 18 tot en met 23 jaar heeft (hoog) specialistische jeugdhulp nodig volgens het college. Maar de persoon kan geen hulp krijgen vanuit de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. Is ook ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet passend? Dan kan het college bepalen dat de persoon als jeugdige gebruik kan maken van deze verordening.

    • g.

      hulpvraag: behoefte aan jeugdhulp vanwege problemen bij opgroeien en opvoeden, vanwege mentale problemen of vanwege stoornissen. Het gaat om een behoefte aan jeugdhulp zoals staat in lid 1 van artikel 2.3 van de Jeugdwet. Een hulpvraag is niet een vraag om informatie of advies.

    • h.

      ouder: de vader of moeder die gezag heeft over de jeugdige. Onder ouder verstaan we ook een adoptieouder, stiefouder of een ander persoon die de jeugdige in zijn of haar gezin verzorgt en opvoedt. Een pleegouder valt niet onder dit begrip ‘ouder’.

    • i.

      persoonsgebonden budget (pgb): een bedrag om jeugdhulp voor een bepaald persoon in te kopen. Het college bepaalt de hoogte van dit bedrag. In artikel 8.1.1 van de Jeugdwet staat meer informatie over het persoonsgebonden budget.

    • j.

      professional: een (jeugd)professional met een SKJ-registratie of een BIG-registratie. De SKJ-registratie blijkt uit de inschrijving in het kwaliteitsregister Jeugd. De BIG-registratie blijkt uit de inschrijving in een register zoals bedoeld is in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

    • k.

      sociaal netwerk: personen met wie de jeugdige en/of de ouder een sociale relatie hebben. Denk bijvoorbeeld aan familieleden, huisgenoten en (ex-)echtgenoten.

    • l.

      verwijzer: de professional van het Sociaal Wijk, huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

  • 2.

    Hebben we een begrip niet omschreven in lid 1 van dit artikel? Dan heeft dat begrip dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en/of de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Sociale basis voor jeugdigen

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat er een goede sociale basis is voor jeugdigen in onze gemeente. Met een sociale basis bedoelen we een aanbod van veel verschillende activiteiten en/of ondersteuning. Dit aanbod is goed bereikbaar.

  • 2.

    De sociale basis heeft activiteiten en/of ondersteuning die 1 of meer van deze doelen hebben:

    • a.

      de jeugdige helpen om zichzelf beter te kunnen redden (grotere zelfredzaamheid)

    • b.

      de veerkracht van de jeugdige groter te maken

    • c.

      de jeugdige helpen om zichzelf te ontwikkelen en talenten te gebruiken

    • d.

      de jeugdige helpen om gezond en met veel kansen op te groeien

    • e.

      meer gelijke kansen te bieden voor jeugdigen

 

Artikel 2.2 Sociaal Wijkteam

  • 1.

    De taken van het Sociaal Wijkteam zijn:

    • a.

      informatie en advies geven bij deze onderwerpen:

      • .

        zorg en ondersteuning

      • .

        opvoeden en opgroeien

      • .

        onderwijs

      • .

        welzijn

      • .

        wonen

      • .

        werk en inkomen

      • .

        financiële problemen

    • b.

      integrale dienstverlening leveren bij de onderwerpen bij punt a; en

    • c.

      inwoners ondersteunen die ingewikkelde problemen hebben bij meer dan 1 onderwerp bij punt a.

  • 2.

    Een professional voert het aanbod bij het onderwerp opvoeden en opgroeien uit. Dit aanbod bestaat onder andere uit deze taken:

    • a.

      informatie en advies geven aan jeugdigen en/of ouder(s)

    • b.

      informatie geven over het familiegroepsplan en over wie kan helpen om een familiegroepsplan te maken

    • c.

      advies geven aan personen die in hun beroep met jeugdigen werken

    • d.

      hulpvragen van de jeugdige en/of ouder(s) herkennen, helder krijgen en beantwoorden

    • e.

      voor een korte tijd ondersteuning geven en begeleiden bij opvoeden en opgroeien

    • f.

      hulp organiseren: als er meer dan 1 hulpverlener is én als de jeugdige en/of de ouder(s) dat willen

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat alle inwoners weten wat het aanbod van het Sociaal Wijkteam is. Het college zorgt er ook voor dat het aanbod goed bereikbaar is. Het aanbod staat open voor alle inwoners.

 

Artikel 2.3 Ondersteuning bij opvoeden en opgroeien

  • 1.

    In artikel 2.1 en 2.2 staat aanbod bij opvoeden en opgroeien. Daarnaast is er extra ondersteuning voor jeugdigen en hun ouder(s) bij dit onderwerp. Dit extra aanbod is goed bereikbaar. Het gaat om activiteiten voor zowel een groep als 1 persoon.

  • 2.

    Het extra aanbod bestaat in ieder geval uit het consultatiebureau en de aan de huisartsenpraktijk verbonden Ondersteuner Jeugd. De Ondersteuner Jeugd helpt jeugdigen met mentale en/of psychosociale problemen. De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen daar zelf om vragen bij de huisarts.

     

Artikel 2.4 Cliëntondersteuning

Er is een aanbod van onafhankelijke cliëntondersteuning in onze gemeente. De cliëntondersteuner helpt de jeugdige en/of de ouder(s) om hulp te organiseren. De cliëntondersteuner geeft ook informatie en advies. Het gaat om hulp bij 1 van deze onderwerpen:

  • zorg en ondersteuning

  • opvoeden en opgroeien

  • onderwijs

  • welzijn

  • wonen

  • werk en inkomen

  • financiële problemen

 

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1

    Het college zorgt ervoor dat er specialistische jeugdhulp beschikbaar is in onze gemeente. Deze specialistische jeugdhulp is een aanvulling op de algemene voorzieningen uit hoofdstuk 2.

  • 2

    Specialistische jeugdhulp bestaat uit deze soorten ondersteuning:

    • a.

      ambulante jeugdhulp in de vorm van:

      • 1.

        enkelvoudige specialistische jeugdhulp

      • 2.

        meervoudige specialistische jeugdhulp

      • 3.

        complexe problematiek

      • 4.

        (zeer) complexe en intensieve problematiek

    • b.

      begeleiding en ondersteuning

    • c.

      dagopvang

    • d.

      dagbehandeling Specialistische Jeugdhulp

    • e.

      residentiële Specialistische Jeugdhulp

    • f.

      logeren

    • g.

      jeugdhulp in de vorm van verblijf: pleegzorg, gezinshuizen en residentiële woonvormen

    • h.

      Jeugdhulp in de vorm van zelfstandigheidstraining en ouder en kind voorziening

    • i.

      hoog specialistische jeugdhulp

 

Artikel 3.2 Dyslexiezorg

  • 1

    Het college zorgt ervoor dat er dyslexiezorg beschikbaar is in onze gemeente.

  • 2

    De dyslexiezorg bestaat uit:

    • a.

      bepalen of de jeugdige ernstige dyslexie heeft; en

    • b.

      behandelen van ernstige dyslexie.

 

Artikel 3.3 Overige individuele voorzieningen

Het college betaalt alleen voor overige individuele voorzieningen in deze 4 situaties:

  • a.

    Er is geen passende jeugdhulp beschikbaar bij onze aanbieders. Het gaat hierbij om aanbieders met wie de centrumgemeente Leeuwarden een contract heeft. Voorwaarde is dat er wel een ondersteuningsplan is. Meer informatie over het ondersteuningsplan staat in artikel 4.2.

  • b.

    De jeugdige heeft jeugdhulp nodig van een aanbieder met een specialistische functie. Voorwaarde is dat de aanbieder een raamcontract heeft met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

  • c.

    De jeugdige krijgt al jeugdhulp en verhuist naar onze gemeente. De jeugdhulp gaat door, maar de aanbieder heeft geen contract met ons. Voorwaarde is dat het gaat om jeugdhulp zonder verblijf. Meestal gaat de jeugdhulp maximaal 1 jaar door.

  • d.

    De rechter heeft de jeugdhulp als verplichting in zijn uitspraak gezet.

 

Hoofdstuk 4 Regels voor toegang tot een individuele voorziening

Artikel 4.1 Toegang tot specialistische jeugdhulp

  • 1

    De jeugdige en/of de ouder(s) hebben eerst een gesprek met het Sociaal Wijkteam over de hulpvraag. Meer informatie over dat gesprek staat in artikel 4.2. Daarna krijgt de jeugdige wel of geen toegang tot een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp. Het college besluit dat op basis van het gesprek met het Sociaal Wijkteam. Vragen de jeugdige en/of de ouder(s) om een persoonsgebonden budget (pgb)? Dan kijkt het college ook naar het budgetplan pgb Jeugd.

  • 2

    Er is geen gesprek met het Sociaal Wijkteam nodig in deze situaties:

    • a.

      Een huisarts, jeugdarts of medisch specialist verwijst naar specialistische jeugdhulp.

    • b.

      De jeugdige krijgt al jeugdhulp zonder verblijf. En die jeugdhulp gaat door na de verhuizing naar onze gemeente.

    • c.

      Er is een crisis waarin direct specialistische jeugdhulp nodig is. Er is geen tijd om eerst een gesprek te voeren.

  • 3

    Gaat het om een situatie in lid 2a en 2b? Dan kent het college de individuele voorziening toe op grond van een verzoek tot zorgtoewijzing. De betrokken aanbieder doet dit verzoek tot zorgtoewijzing.

  • 4

    Het college kan nadere regels maken voor:

    • a.

      de criteria voor een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp;

    • b.

      de manier waarop bepaald wordt of de individuele voorziening nodig is; en

    • c.

      het proces om te bepalen of de individuele voorziening nodig is.

  • 5

    Het college mag regelmatig onderzoeken of de individuele voorziening nog nodig is. Hiervoor maakt het college nadere regels.

 

Artikel 4.2 Gesprek en ondersteuningsplan als basis voor beoordeling

  • 1

    Het Sociaal Wijkteam heeft namens het college 1 of meer gesprekken met de jeugdige en/of de ouder(s). Deze gesprekken vinden plaats voordat er een besluit wordt genomen.

  • 2. Vóór het eerste gesprek stuurt het Sociaal Wijkteam een brief of e-mail naar de jeugdige en/of de ouder(s). Daarin geeft het Sociaal Wijkteam uitleg bij de volgende mogelijkheden:
    • a.

      De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen gebruikmaken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

    • b.

      De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen een vertrouwenspersoon vragen om te helpen.

    • c.

      De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen een familiegroepsplan opstellen. Dit betekent dat zij samen met familie, vrienden en andere personen uit hun sociaal netwerk een plan maken. Dit kan alleen als het gaat om vrijwillige jeugdhulp. Als er al een familiegroepsplan is, is dat de basis voor het gesprek met het Sociaal Wijkteam.

  • 3

    In de gesprekken geven het Sociaal Wijkteam en de jeugdige en/of de ouder(s) samen antwoord op deze vragen:

    • a.

      Wat is de hulpvraag? Welke beperkingen en kwaliteiten hebben de jeugdige en het gezin op verschillende leefgebieden? Hoe moet daarmee rekening gehouden worden om de hulpvraag te beantwoorden?

    • b.

      Wat kunnen de jeugdige, de ouder(s) en het sociale netwerk zelf doen om de hulpvraag te beantwoorden?

    • c.

      Van welke andere voorzieningen kunnen de jeugdige en/of de ouder(s) gebruikmaken?

    • d

      Is er ondersteuning nodig vanuit een algemene voorziening? En zo ja, welke?

    • e.

      Is er extra ondersteuning nodig vanuit een individuele voorziening? En zo ja, welke?

    • f.

      Willen de jeugdige en/of de ouder(s) graag een pgb? Het Sociaal Wijkteam legt uit wat de gevolgen zijn van wel of geen pgb. Dit helpt om een goede keuze te kunnen maken.

    • g.

      Hoe wordt de ondersteuning afgestemd met andere voorzieningen? Denk aan voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

    • h.

      Wat zijn de doelen of resultaten van de ondersteuning?

  • 4

    Het Sociaal Wijkteam kan externe deskundigen om advies vragen. Voorwaarde is dat het advies nodig is om de hulpvraag goed te kunnen beoordelen. De jeugdige en/of de ouder(s) geven toestemming om advies te vragen.

  • 5

    De antwoorden op de vragen in lid 3 komen in een ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat ook wanneer en hoe de resultaten worden besproken. De jeugdige en/of de ouder(s), het Sociaal Wijkteam en de aanbieder van jeugdhulp bespreken de resultaten samen.

  • 6

    De jeugdige en/of de ouder(s) én de professional van het Sociaal Wijkteam zetten hun handtekening op het ondersteuningsplan.

  • 7

    Het college neemt een besluit op grond van het ondersteuningsplan. De professional van het Sociaal Wijkteam heeft een mandaat om het besluit te nemen. Dit betekent dat de professional besluit om wel of geen individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp toe te kennen. Dit gebeurt op basis van de informatie in het ondersteuningsplan.

  • 8

    Het Sociaal Wijkteam bewaart het ondersteuningsplan in de eigen administratie. In het ondersteuningsplan staat namelijk de onderbouwing bij het besluit.

  • 9

    De aanbieder van de jeugdhulp krijgt belangrijke informatie uit het ondersteuningsplan. De jeugdige en/of de ouder(s) zorgen ervoor dat de aanbieder deze informatie krijgt. Soms stuurt het Sociaal Wijkteam de belangrijke informatie op. Daarbij wordt rekening gehouden met regels rondom privacy.

  • 10

    Het college kan nadere regels maken voor:

    • a.

      de inhoud van het gesprek (lid 1);

    • b.

      de manier waarop het gesprek wordt gevoerd; en

    • c.

      de manier waarop het besluit wordt gecommuniceerd.

 

Artikel 4.3 Voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp toe aan de jeugdige en/of de ouder(s) als aan de voorwaarden hieronder is voldaan. Het college of een verwijzer stelt vast of aan deze voorwaarden is voldaan:

    • a.

      De individuele voorziening past bij de aard en de ernst van de hulpvraag.

    • b.

      De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen zelf geen oplossing vinden voor de hulpvraag. Ook niet met andere personen uit hun sociale netwerk.

    • c.

      Een algemene voorziening is niet genoeg om de hulpvraag te beantwoorden.

    • d.

      Er is geen andere voorziening waarvan de jeugdige en/of de ouder(s) gebruik kunnen maken om de hulpvraag helemaal te beantwoorden.

  • 2.

    Soms hebben de jeugdige en/of de ouder(s) zelf al jeugdhulp geregeld. Dit gebeurde voordat het gesprek met het Sociaal Wijkteam plaatsvindt zoals beschreven staat in artikel 4.2. Het college kan alsnog een individuele voorziening voor deze jeugdhulp toekennen en gemaakte kosten vergoeden. Dat kan alleen als aan deze voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Er zijn nog steeds problemen op het moment dat het gesprek met het Sociaal Wijkteam plaatsvindt. Het gaat om problemen bij opgroeien en opvoeden, mentale problemen of stoornissen waarvoor de jeugdhulp is ingezet.

    • b.

      Het college kan nog beoordelen of de jeugdhulp en de kosten nodig en passend waren.

    • c.

      De kosten zijn gemaakt maximaal 3 maanden vóór het gesprek met het Sociaal Wijkteam.

  • 3.

    Het college kan nadere regels maken voor de criteria in lid 1 en 2.

 

Artikel 4.4 Toegang tot dyslexiezorg

  • 1.

    Wordt aan ernstige dyslexie gedacht? Dan neemt de jeugdige, de ouder of de professional contact op met een aanbieder van dyslexiezorg. Deze aanbieder doet een verzoek tot zorgtoewijzing.

  • 2.

    Het college kent de individuele voorziening voor dyslexiezorg toe op grond van het verzoek tot zorgtoewijzing. De toekenning zorgt ervoor dat de aanbieder eerst mag bepalen of de jeugdige inderdaad ernstige dyslexie heeft. Als dat zo is, mag de aanbieder op basis van de toekenning ook de behandeling starten.

  • 3.

    Het college kan nadere regels maken voor:

    • a.

      de doelgroep die recht heeft op dyslexiezorg; en

    • b.

      de manier van werken bij dyslexiezorg.

 

Artikel 4.5 Toegang tot overige individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kan een overige individuele voorziening toekennen op grond van 1 van deze 3 documenten:

    • a.

      Een ondersteuningsplan dat het Sociaal Wijkteam heeft opgesteld.

    • b.

      Een verzoek tot zorgtoewijzing van een landelijke jeugdhulpaanbieder. Het gaat dan om jeugdhulp zoals beschreven staat in artikel 3.3 onder b.

    • c.

      Een hulpverleningsplan van een aanbieder. Het gaat dan om jeugdhulp zoals beschreven staat in artikel 3.3 onder c en d.

  • 2.

    Het college kan nadere regels maken voor:

    • a.

      het proces om een overige individuele voorziening aan te vragen; en

    • b.

      de manier van een besluit nemen over de overige individuele voorziening.

 

Hoofdstuk 5 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 5.1 Budgetplan bij een pgb Jeugd

  • 1.

    De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen een pgb aanvragen. Dit kan als zij de individuele voorziening die de gemeente kan bieden niet passend vinden. Daarvoor geven zij redenen in het gesprek met het Sociaal Wijkteam. Meer over dit gesprek staat in artikel 4.2.

  • 2.

    De jeugdige en/of de ouder(s) vullen een budgetplan pgb Jeugd in. Dit budgetplan leveren ze samen met het ondersteuningsplan in om een pgb aan te vragen. Het budgetplan geeft in elk geval antwoord op deze vragen:

    • a.

      Waarom is de zorg in natura niet passend? De zorg in natura is de individuele voorziening die de gemeente kan bieden. Hiervoor heeft de gemeente contracten afgesloten met aanbieders.

    • b.

      Waarom willen de jeugdige en/of de ouder(s) een pgb?

    • c.

      Naar welke aanbieder gaan ze voor een passende individuele voorziening?

    • d.

      Wat betalen ze aan de aanbieder? Het gaat om de kosten per uur, dagdeel of etmaal en de andere kosten die aan de aanbieder betaald worden.

    • e.

      Wat zijn de kwalificaties van de aanbieder?

  • 3.

    Het college kan nadere regels maken voor:

    • a.

      de motivatie om te kiezen voor een pgb;

    • b

      de criteria voor het beheer van het pgb; en

    • c.

      de inhoud van het budgetplan pgb Jeugd.

 

Artikel 5.2 Verschil tussen formele en informele hulp bij een pgb

  • 1.

    Het tarief waarmee we het pgb berekenen hangt af van de soort hulp die nodig is. We maken verschil tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Het kan alleen gaan om formele hulp als de jeugdige en/of de ouder(s) hulp krijgen van de personen hieronder:

    • a.

      Personen die werken bij een organisatie met een aanbod dat past bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige en/of de ouder(s) het pgb krijgen. Deze organisatie staat met dit aanbod ingeschreven in het Handelsregister. De personen hebben relevante diploma’s om de taken en werkzaamheden die nodig zijn uit te voeren.

    • b.

      Personen die als zzp’er taken en werkzaamheden uitvoeren die passen bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige en/of de ouder(s) het pgb krijgen. De personen staan met deze taken en werkzaamheden ingeschreven in het Handelsregister. De personen hebben relevante diploma’s om de taken en werkzaamheden die nodig zijn uit te voeren.

    • c.

      Personen die een BIG-registratie of SKJ-registratie hebben voor een beroep waarin zij jeugdhulp verlenen.

  • 3.

    Krijgen de jeugdige en/of de ouder(s) hulp van een andere persoon dan in lid 2 staat? Dan gaat het altijd om informele hulp.

  • 4.

    Het gaat ook om informele hulp als de persoon in lid 2 familie is van de budgethouder. Met familie bedoelen we bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad. Dit zijn onder andere:

    • a.

      (adoptie)ouder(s) (ook van de partner)

    • b.

      (adoptie)kinderen (ook van de partner)

    • c.

      opa’s en oma’s (ook van de partner)

    • d.

      broers en zussen (ook van de partner)

 

Artikel 5.3 Regels voor het pgb bij formele en informele hulp

  • 1.

    De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen alleen een pgb voor formele hulp krijgen bij deze zorgvormen:

    • a.

      ambulante jeugdhulp in de vorm van:

      • 1.

        enkelvoudige specialistische jeugdhulp

      • 2.

        meervoudige specialistische jeugdhulp

      • 3.

        complexe problematiek

      • 4.

        (zeer) complexe en intensieve problematiek

    • b.

      meervoudige specialistische jeugdhulp

    • c.

      complexe problematiek

    • d.

      (zeer) complexe en intensieve problematiek

    • e.

      begeleiding en ondersteuning

    • f.

      dagopvang, in combinatie met:

      • .

        meervoudige specialistische jeugdhulp

      • .

        complexe problematiek

      • .

        (zeer) complexe en intensieve problematiek.

      • .

        begeleiding en ondersteuning

    • g.

      dagbehandeling specialistische jeugdhulp

    • h.

      bed ten behoeve van specialistische jeugdhulp

    • i.

      logeren in combinatie met:

      • .

        meervoudige specialistische jeugdhulp

      • .

        complexe problematiek

      • .

        (zeer) complexe en intensieve problematiek

      • .

        begeleiding en ondersteuning

  • 2.

    Bij de formele hulp in lid 1 gelden de eisen in artikel 5.2 lid 2. Daarnaast stellen we deze eisen:

    • a.

      De persoon werkt op basis van een hulpverleningsplan.

    • b.

      De persoon werkt met een systeem om de kwaliteit van zorg te bewaken.

    • c.

      De persoon voldoet aan:

      • .

        de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; en

      • .

        de meldplicht calamiteiten; en

      • .

        de meldplicht geweld bij verlening van jeugdhulp.

    • d.

      De persoon laat een vertrouwenspersoon zijn of haar taak uitvoeren.

  • 3.

    De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen alleen een pgb voor informele hulp krijgen als wordt voldaan aan deze 4 voorwaarden:

    • a.

      Het gaat om 1 van deze zorgvormen uit artikel 5.3:

      • .

        ambulante jeugdhulp: enkelvoudige specialistische jeugdhulp (a1)

      • .

        begeleiding en ondersteuning

      • .

        logeren

    • b.

      Er wordt een reden genoemd waarom de informele hulp hetzelfde of een beter resultaat heeft dan de formele hulp.

    • c.

      De persoon die de informele hulp geeft, voldoet minimaal aan deze voorwaarden:

      • 1.

        De persoon geeft verantwoorde hulp bij de hulpvraag. Daarvoor heeft de persoon de juiste competenties, kennis en vaardigheden.

      • 2.

        Is de persoon geen ouder volgens artikel 1.1 van de Jeugdwet? Dan heeft de persoon een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

      • 3.

        De persoon neemt contact op met Veilig Thuis als hij of zij huiselijk geweld en/of kindermishandeling vermoedt. De persoon kan advies krijgen of een melding doen bij Veilig Thuis. Bij voorkeur gebruikt de persoon de Meldcode Huiselijk geweld.

      • 4.

        De persoon geeft calamiteiten direct door aan het Sociaal Wijkteam. Het gaat om calamiteiten rondom de kwaliteit van jeugdhulp.

      • 5.

        De persoon werkt op basis van een plan.

    • d.

      De persoon die de informele hulp geeft, raakt niet overbelast door de hulp aan de jeugdige en/of de ouder(s).

  • 4.

    De budgethouder mag het pgb alleen gebruiken voor de individuele voorziening. Hij of zij mag het pgb dus niet gebruiken voor deze kosten:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers

    • b.

      reiskosten van de persoon die de jeugdzorg geeft

    • c.

      bijkomende zorgkosten

    • d.

      kosten voor de administratie van het pgb

    • e.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • f.

      een extra beloning voor de feestdagen en een eenmalige uitkering

  • 5.

    Binnen een pgb is er nooit een bedrag dat de budgethouder vrij mag besteden.

  • 6.

    Als de budgethouder overlijdt, krijgt de persoon die jeugdzorg geeft 1 keer een uitkering. Dit gebeurt alleen als aan al deze voorwaarden is voldaan:

    • a.

      Op de dag voor het overlijden is er een geldige arbeidsovereenkomst of zorgovereenkomst.

    • b.

      De hoogte van de uitkering is maximaal het bedrag dat gemiddeld gedeclareerd is in de laatste 3 maanden.

    • c.

      De hoogte van de uitkering past binnen het pgb dat nog over is.

    • d.

      De persoon die jeugdzorg geeft, werkt niet voor een zorginstelling.

  • 7.

    De persoon of de organisatie die de jeugdzorg geeft aan de budgethouder, mag niet ook het pgb beheren. Behalve als het college daar toestemming voor geeft.

 

Artikel 5.4 Hoogte van het pgb

  • 1.

    De rekensom voor de hoogte van het pgb is:

    aantal uren/dagdelen/etmalen dat de voorziening nodig is X het vaste tarief in lid 2 of 3

  • 2.

    Dit zijn de maximale tarieven voor formele hulp:

    • a.

      bij ambulante jeugdhulp in de vorm van:

      • 1.

        enkelvoudige specialistische jeugdhulp: € 86,72 per uur voor maximaal 42 uur

      • 2.

        meervoudige specialistische jeugdhulp: € 119,27 per uur voor maximaal 131 uur

      • 3.

        complexe problematiek: € 115,91 per uur voor maximaal 203 uur

      • 4.

        (zeer) complexe en intensieve problematiek: € 117,73 per uur voor maximaal 346 uur

    • b.

      bij begeleiding en ondersteuning: € 95,91 per uur voor maximaal 67 uur

    • c.

      bij dagopvang: € 69,81 per dagdeel

    • d.

      bij dagbehandeling Specialistische Jeugdhulp: € 225,43 per dagdeel

    • e.

      bij residentiële Specialistische Jeugdhulp: € 285,83 per etmaal

    • f.

      bij logeren: € 182,68 per etmaal

    • g.

      bij vervoer: € 26,06 per enkele reis

  • 3.

    Dit zijn de vaste tarieven voor informele hulp:

    • a.

      bij ambulante jeugdhulp in de vorm van enkelvoudige specialistische jeugdhulp: € 23,20 per uur

    • b.

      bij begeleiding en ondersteuning: € 23,20 per uur

    • c.

      bij logeren: € 60,00 per etmaal en maximaal € 141,00 per kalendermaand

    • d.

      bij vervoer: € 0,23 per kilometer en maximaal € 14,99 per enkele reis

  • 4.

    De tarieven voor formele hulp in lid 2 zijn gebaseerd op het prijspeil van 2024. We indexeren deze tarieven elk jaar op 1 januari (voor het eerst op 1 januari 2025). Dat gebeurt op basis van de NZA-prijsindexcijfers voor personele kosten en materiële kosten. We gebruiken de NZA-prijsindexcijfers van het lopende kalenderjaar. Zo berekenen we de indexatie:

    • .

      Het NZA-prijsindexcijfer voor personele kosten weegt voor 75% mee.

    • .

      Het NZA-prijsindexcijfer voor materiële kosten weegt voor 25% mee.

  • 5.

    De tarieven voor informele hulp in lid 3 a zijn gelijk aan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij FWG 30 plus vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren van de in januari geldende Cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (Cao-VVT).

  • 6.

    Het college maakt elk jaar de nieuwe tarieven bekend.

 

Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 6.1 Veranderingen in de situatie en het besluit

  • 1.

    Kent het college een individuele voorziening toe aan de jeugdige? Dan informeren de jeugdige en/of de ouder(s) het college als er iets in hun situatie verandert. Het is hun plicht om dat zo snel mogelijk te doen. Ze geven veranderingen door die ervoor kunnen zorgen dat het college een nieuw besluit moet nemen. Ze weten dat die veranderingen invloed hebben op de individuele voorziening. Of ze hadden dat moeten weten.

  • 2.

    Het college kan een besluit over een individuele voorziening herzien, wijzigen, intrekken of beëindigen. Voorwaarde is dat het college 1 van deze situaties vaststelt:

    • a.

      De jeugdige of de ouder(s) hebben verkeerde of onvolledige informatie gegevens doorgegeven. Had het college de juiste of volledige informatie gehad? Dan had het college een ander besluit over de individuele voorziening genomen.

    • b.

      De jeugdige of de ouder(s) zijn niet meer afhankelijk van de individuele voorziening.

    • c.

      De individuele voorziening is niet meer genoeg in de situatie van de jeugdige en/of de ouder(s).

    • d.

      De jeugdige of de ouder(s) voldoen niet meer aan de voorwaarden. Het gaat om voorwaarden die gelden voor de individuele voorziening.

    • e.

      De jeugdige of de ouder(s) maken geen of verkeerd gebruik van de individuele voorziening.

  • 3.

    Trekt het college het besluit in op grond van de situatie in lid 2a? Dan betalen de jeugdige of de ouder(s) terug waar ze geen recht op hadden. Hiervoor kan het college de gemaakte kosten voor een deel of helemaal terugvorderen. Het gaat om de kosten voor de individuele voorziening waar de jeugdige en/of de ouder(s) geen recht op hadden.

  • 4.

    Het college kan een besluit om een pgb toe te kennen intrekken. Voorwaarde is dat de budgethouder het pgb niet heeft gebruikt binnen 6 maanden na toekenning. De budgethouder moet het pgb gebruiken om de afgesproken individuele voorziening te betalen.

 

Artikel 6.2 Communicatie

Het college informeert de jeugdige en de ouder(s) over 2 belangrijke punten:

  • De rechten en plichten die horen bij de toekenning van een individuele voorziening. Of de rechten en plichten die horen bij een pgb.

  • De gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

Het college legt dit uit in begrijpelijke taal.

 

Hoofdstuk 7 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 7.1 Overgang naar hulp voor volwassenen

  • 1.

    Maakt de jeugdige gebruik van een individuele voorziening? En is die hulp nog steeds nodig als de jeugdige 18 jaar is geworden? Dan valt die hulp vanaf 18 jaar niet meer onder de Jeugdwet. Er vindt op tijd een gesprek plaats over welke andere voorziening nodig is.

  • 2.

    Het Sociaal Wijkteam laat de jeugdige en de ouder(s) weten wat er vanaf 18 jaar verandert. Het Sociaal Wijkteam informeert de jeugdige en de ouder(s) over de gevolgen hiervan. Ook doet het Sociaal Wijkteam er alles aan om te zorgen dat de hulp aan de jeugdige doorgaat.

  • 3.

    Soms gaat de jeugdhulp wel door nadat de jeugdige 18 jaar is geworden. Dat noemen we verlengde jeugdhulp. In die situatie vindt het gesprek later plaats, maar wel op tijd.

 

Artikel 7.2 Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Sommige specialistische jeugdhulp valt vanaf 18 jaar onder de Zorgverzekeringswet. Is het de verwachting dat de jeugdige deze hulp vanaf 18 jaar nog steeds nodig heeft? Dan zorgt het college ervoor dat het besluit over de jeugdhulp voldoet aan de eisen van zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het Sociaal Wijkteam laat weten dat de hulp vanaf 18 jaar onder de Zorgverzekeringswet valt. Het Sociaal Wijkteam informeert de jeugdige en de ouder(s) over de gevolgen hiervan. Ook doet het Sociaal Wijkteam er alles aan om te zorgen dat de hulp aan de jeugdige doorgaat.

 

Artikel 7.3 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    In onze gemeente zijn verschillende locaties waar overdag jeugdigen zijn:

    • .

      kineropvang

    • .

      peuterspeelzaal

    • .

      basisschool

    • .

      middelbare school

      Al deze locaties hebben een contactpersoon bij het SociaalWijkteam. Het college zorgt daarvoor.

  • 2.

    Het is belangrijk dat de jeugdhulp afgestemd is met het onderwijs en leerplicht. Afspraken daarover staan in het ondersteuningsplan.

 

Hoofdstuk 8 Verhouding tussen prijs en kwaliteit beschermen

Artikel 8.1 Vaststelling van tarieven voor aanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college stelt tarieven vast voor aanbieders en gecertificeerde instellingen die jeugdhulp geven. Daarbij houdt het college rekening met de volgende punten:

  • a.

    de soort en het aantal taken die de aanbieder of instelling uitvoert

  • b.

    het salaris dat geldt voor een bepaalde functie (op basis van de cao in de sector)

  • c.

    een extra vergoeding voor overheadkosten (zoals kosten voor administratie, communicatie en verzekeringen)

  • d.

    tijd dat personeel niet kan werken (bijvoorbeeld door verlof, ziekte, opleiding of overleg)

  • e.

    kosten voor extra training en opleiding voor het personeel

Zo probeert het college de verhouding tussen prijs en kwaliteit te beschermen.

 

 

Hoofdstuk 9 Inwoners bij het beleid betrekken

Artikel 9.1 Inwoners bij het beleid betrekken

  • 1.

    Het college betrekt de inwoners van De Fryske Marren als het beleid over jeugdhulp voorbereidt. Dit gebeurt volgens de regels die de raad heeft vastgesteld (op basis van artikel 150 van de Gemeentewet).

  • 2.

    Het college geeft belanghebbenden de kans om vanaf het begin mee te denken met beleid over jeugdzorg. Belanghebbenden zijn in elk geval: jeugdigen, hun ouder(s) en vertegenwoordigers van cliëntgroepen. Zij mogen:

    • a.

      voorstellen doen voor het beleid over jeugdhulp; en

    • b.

      advies geven bij verordeningen en beleidsvoorstellen over jeugdhulp.

      Het college ondersteunt de belanghebbenden, zodat zij goed kunnen meedenken.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners mee kunnen doen met periodiek overleg. Inwoners kunnen onderwerpen voor de agenda van dit overleg doorgeven. Ook moeten inwoners genoeg informatie hebben om mee te kunnen doen met het overleg. Het college zorgt hiervoor.

  • 4.

    Het college kan nadere regels maken voor de uitvoering van lid 2 en 3.

 

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

Het college kan van de regels in deze verordening afwijken. Dat doet het college alleen in bijzondere situaties. Dit is zo als de jeugdige of zijn ouder(s) duidelijk onrecht wordt aangedaan als het college de regels in de verordening toepast. In zo’n situatie kan het college afwijken als dat een voordeel is voor de jeugdige of zijn ouder(s).

 

Artikel 10.2 Overgang van oude naar nieuwe verordening

  • 1.

    Heeft het college vóór 1 januari 2024 al een besluit genomen over een individuele voorziening? Dan gebeurde dit op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren. In dat geval blijft het besluit geldig totdat de looptijd van het besluit voorbij is. Dat geldt ook voor de rechten en plichten die horen bij het besluit. Is het nodig om een nieuw besluit te nemen, omdat de behoefte aan ondersteuning verandert? Dan neemt het college een nieuw besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.

  • 2.

    Is er vóór 1 januari 2024 al gevraagd om ondersteuning? Dan gebeurde dit op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren. Heeft het college nog geen besluit genomen op 1 januari 2024? Dan beoordeelt het college de vraag op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.

 

Artikel 10.3 Ingangsdatum en titel

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024. De vorige verordening (Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2023) wordt op hetzelfde moment ingetrokken.

  • 2 De naam van deze verordening is: Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.

 

Zo heeft de raad van De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 20 december 2023 besloten.

De griffier, de voorzitter,

Heleen van Dijk-Beekman Fred Veenstra

Toelichting

Toelichting bij de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024

 

In deze toelichting leest u een extra uitleg bij de artikelen in de verordening.

 

Wat is het doel van de verordening?

De raad van De Fryske Marren geeft met deze verordening een opdracht aan het college. De opdracht is om te zorgen voor de juiste jeugdhulp in onze gemeente. In de verordening staan de regels die voor alle inwoners gelden als het gaat om jeugdhulp.

 

Hoe zit de verordening in elkaar?

De verordening begint in hoofdstuk 1 met een begrippenlijst. In hoofdstuk 2 en 3 staan de verschillende voorzieningen die er zijn. Hoofdstuk 2 gaat over algemene voorzieningen die er zijn voor jeugdigen en/of hun ouder(s). Hoofdstuk 3 gaat over de individuele voorzieningen die mogelijk zijn binnen de jeugdhulp. De regels voor het proces leest u in hoofdstuk 4 en 5. De verordening sluit af met hoofdstuk 6, 7 en 8. Daarin staan rechten, plichten en algemene regels.

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

In de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet vindt u een uitleg bij een aantal begrippen. Deze begrippen gebruiken we voor een deel ook in deze verordening. We leggen de meeste begrippen niet nog een keer uit.

 

Artikel 1.1 Begrippen in deze verordening

 

Toelichting bij het begrip ‘algemene voorziening’

De Jeugdwet heeft het alleen in artikel 2.9 over een ‘overige voorziening’. Wij vinden deze term onduidelijk. Ook geeft de term volgens ons niet aan hoe belangrijk de voorzieningen zijn waarvan iedereen gebruik kan maken. Daarom kiezen we voor het begrip ‘algemene voorziening’. Een begrip dat ook in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) staat.

 

Toelichting bij het begrip ‘individuele voorziening’

In de Jeugdwet staat geen betekenis van het begrip ‘individuele voorziening’. Daarom staat dit begrip in de begrippenlijst van de verordening. De ‘individuele voorziening’ is te vergelijken met een ‘maatwerkvoorziening’ in de Wmo. Het begrip kan voor verwarring zorgen. Een individuele voorziening is namelijk niet altijd voor hulp aan 1 persoon. Het kan ook gaan om hulp in een groep. Bij een individuele voorziening is er altijd toestemming van een verwijzer nodig.

 

Uitleg bij verschillende plannen in de Jeugdwet

Er zijn verschillende soorten plannen in de Jeugdwet. Wij leggen de belangrijkste plannen kort uit.

 

  • Ondersteuningsplan

  • In dit plan staat wat de hulpvraag is en welke afspraken er zijn gemaakt. Het gaat niet alleen om afspraken over jeugdhulp. Het gaat ook om afspraken over andere dingen die spelen in het gezin. Bijvoorbeeld de hulpvraag van een broertje of zusje of problemen met schulden. Het ondersteuningsplan is een samenvatting van de gesprekken die zijn gevoerd. Er zijn verschillende personen bij die gesprekken geweest:

  • de jeugdige en/of de ouder(s)

  • de professional van het Sociaal Wijkteam

  • eventueel de professional die werkt bij een aanbieder van jeugdhulp

  • eventueel andere personen uit het sociale netwerk

 

  • Hulpverleningsplan of behandelplan

  • In dit plan staat hoe de professional van de aanbieder gaat werken aan de doelen in het ondersteuningsplan.

  •  

  • Familiegroepsplan

  • In dit plan staat wat de jeugdige en de ouder(s) zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden. Eventueel samen met hun sociale netwerk. De jeugdige en/of de ouder(s) maken dit plan zelf. Vaak samen met familie, vrienden en andere personen uit hun sociale netwerk. Vervolgens bespreken ze het plan met het Sociaal Wijkteam.

  •  

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

 

Alle jeugdigen en ouder(s) kunnen gebruikmaken van een algemene voorziening.

 

Artikel 2.1 Sociale basis voor jeugdigen

Binnen de sociale basis in onze gemeente zijn er ook activiteiten voor jeugdigen. De activiteiten vanuit de sociale basis bestaan uit wat inwoners met en voor elkaar doen. Maar ook uit de (sociale) basisvoorzieningen vanuit organisaties. Sociale basisvoorzieningen hebben te maken met alle onderdelen van het dagelijks leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk, gezondheid, wonen, bewegen, cultuur en veiligheid.

 

Deze sociale basis is er voor alle jeugdigen. Toch is het voor sommige jeugdigen moeilijker om mee te komen. Omdat ze weinig beschermende en stimulerende factoren in hun directe omgeving hebben. Zo krijgen ze bijvoorbeeld geen aanmoediging om hun talent te ontwikkelen. Of ze groeien op in een ongezonde omgeving. Vanuit de gemeente hebben wij extra aandacht voor deze doelgroepen:

• jonge kinderen (van ongeboren baby tot 2,5 jaar) en hun ouder(s)

• risicojongeren

• jongeren die zich uitgesloten voelen

• kwetsbare jongeren

• jongeren die bijna 18 jaar worden

 

Met risicojongeren bedoelen we jongeren die meer dan 1 probleem hebben. Die problemen hebben vaak met elkaar te maken en versterken elkaar. Door de problemen is het risico groot dat de jongere niet meer mee kan doen in de samenleving of terechtkomt in de criminaliteit.

 

Met kwetsbare jongeren bedoelen we jongeren die moeite hebben om zelfstandig te worden. Bijvoorbeeld omdat ze hun opleiding niet hebben afgemaakt. Of omdat ze verkeerde keuzes maken.

 

Artikel 2.2 Sociaal Wijkteam

Vanuit de gemeente bieden wij extra ondersteuning voor inwoners. Het Sociaal Wijkteam is het aanspreekpunt hiervoor.

 

Toelichting bij lid 1a

Inwoners moeten goede informatie kunnen krijgen. Dat is belangrijk in onze dienstverlening. Daarom kunnen inwoners bij het Sociaal Wijkteam terecht met allerlei vragen. Het Sociaal Wijkteam geeft informatie en advies bij deze onderwerpen:

• zorg en ondersteuning

• opvoeden en opgroeien

• onderwijs

• welzijn

• wonen

• werk en inkomen

• financiële problemen (bijvoorbeeld moeite om rond te komen)

 

Toelichting bij lid 1b

Als een inwoner een vraag of probleem heeft, kan hij of zij op verschillende plekken hulp krijgen. Het risico daarvan is dat hulpverleners dan niet goed van elkaar weten wat ze doen. Daarom kiezen we in onze gemeente voor integrale hulp en ondersteuning. Dit betekent bijvoorbeeld dat er 1 plan komt voor iemand met meer dan 1 probleem. In het plan kijken we dan hoe de hulp voor de verschillende problemen bij elkaar kan passen. Ons uitgangspunt is: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Het is de taak van de gemeente om het overzicht te houden. Het Sociaal Wijkteam voert deze taak uit. Binnen het Sociaal Wijkteam werken verschillende medewerkers samen om de problemen aan te pakken.

 

Toelichting bij lid 1c

Als dat nodig is, ondersteunt het Sociaal Wijkteam ook inwoners bij wie er zorgen zijn over hun welzijn. Bijvoorbeeld doordat een inwoner de openbare orde verstoort. Of doordat een inwoner zorgt voor maatschappelijke onrust of overlast. Het Sociaal Wijkteam benadert deze inwoners actief. Ook biedt het Sociaal Wijkteam hen ondersteuning op verschillende leefgebieden.

 

Toelichting bij lid 2a

Het Sociaal Wijkteam geeft informatie en advies over opgroeien en opvoeden. Er zijn nog meer organisaties die dat doen. Het Sociaal Wijkteam werkt met deze organisaties samen. Een voorbeeld is het consultatiebureau. Dat is een bureau voor gratis adviezen over gezondheid, vooral voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

 

Toelichting bij lid 2b

De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen zelf een familiegroepsplan opstellen. Ze kunnen ook hulp krijgen. Onder andere van het Sociaal Wijkteam.

 

Toelichting bij lid 2c

Het Sociaal Wijkteam geeft advies aan personen die in hun beroep met jeugdigen werken. Bijvoorbeeld aan pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en aan leraren in het onderwijs.

 

Toelichting bij lid 2d

Veel jeugdigen en ouder(s) komen met een hulpvraag eerst bij het Sociaal Wijkteam. Daarom is het belangrijk dat het Sociaal Wijkteam goed weet wat de vraag precies is. Waar hebben de jeugdige en/of de ouder(s) behoefte aan? Het Sociaal Wijkteam probeert een duidelijk antwoord te krijgen op deze vraag. Door verschillende vragen te stellen over de hulpvraag. Als het nodig is, kan het Sociaal Wijkteam ook advies geven bij de hulpvraag.

 

Toelichting bij lid 2e

Het Sociaal Wijkteam geeft ook zelf jeugdhulp. Als dat nodig is, verwijst het Sociaal Wijkteam door naar specialistische jeugdhulp. De jeugdhulp van het Sociaal Wijkteam en van de aanbieder vullen elkaar dan aan. De aanbieder en het Sociaal Wijkteam werken daarin samen.

 

Toelichting bij lid 2f

Zorg en hulp organiseren is soms best lastig. Normaal houdt de jeugdige en/of de ouder(s) zelf het overzicht. Maar is dat lastig? Dan kan het Sociaal Wijkteam daarbij helpen. Er zijn dan 2 voorwaarden:

1. De jeugdige en de ouder(s) moeten de hulp van het Sociaal Wijkteam willen.

2. Er is meer dan 1 hulpverlener betrokken bij de jeugdhulp.

 

Artikel 2.3 Ondersteuning bij opvoeden en opgroeien

 

Toelichting bij lid 1

De gemeente betaalt voor een extra aanbod bij opvoeden en opgroeien. Iedereen kan van dit aanbod gebruikmaken. Soms is het aanbod wel speciaal bedoeld voor een bepaalde doelgroep.

 

Toelichting bij lid 2

De gemeente heeft extra aanbod ingekocht bij de consultatiebureaus. Dit is een aanbod naast het basisaanbod van de consultatiebureaus. Het extra aanbod is voor bepaalde doelgroepen en bij bepaalde vragen. De Ondersteuner Jeugd werkt binnen de huisartsenpraktijk samen met de huisarts. Dat is makkelijk, omdat jeugdigen en ouder(s) soms ook met vragen naar de huisarts gaan.

 

Artikel 2.4 Cliëntondersteuning

Alle inwoners kunnen een cliëntondersteuner vragen om gratis hulp. Een cliëntondersteuner kan bijvoorbeeld meegaan naar een gesprek. Of de cliëntondersteuner helpt om zorg of ondersteuning te regelen. Heel belangrijk is dat de cliëntondersteuner onafhankelijk is. Dit betekent dat hij of zij niet bij de gemeente of bij een zorgorganisatie in dienst is.

 

 

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

 

Soms is de ondersteuning of begeleiding vanuit een algemene voorziening niet genoeg. Dan kan een jeugdige en/of de ouder(s) misschien gebruikmaken van een individuele voorziening. Het college besluit eerst of de jeugdige en/of de ouder(s) de individuele voorziening nodig hebben.

 

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

 

Toelichting bij lid 1

In de gemeente is er al een aanbod om problemen te voorkomen en om jeugdhulp te geven. Dit aanbod is voor iedereen goed bereikbaar: er zijn geen eisen om van het aanbod gebruik te kunnen maken. De specialistische jeugdhulp zien we als een extra aanbod.

 

Toelichting bij lid 2

Er zijn verschillende soorten specialistische jeugdhulp:

a. Ambulante jeugdhulp: de aanbieder geeft ondersteuning aan de jeugdige en/of de ouder(s). Dit gebeurt in het netwerk van de jeugdige: bijvoorbeeld thuis of op school. Er zijn 4 vormen van ambulante jeugdhulp:

1. enkelvoudige specialistische jeugdhulp: er is jeugdhulp nodig voor 1 probleem.

2. meervoudige specialistische jeugdhulp: er is jeugdhulp nodig voor meer dan 1 probleem.

3. complexe problematiek: het hele gezin is onderdeel van de jeugdhulp. De jeugdige heeft te maken met complexe problemen. Minimaal 1 ouder heeft een achterstand, een verslaving of psychiatrische problemen.

4. (zeer) complexe en intensieve problematiek: deze vorm van ambulante jeugdhulp vraagt om intensieve hulp van meer dan 4 uur per week.

b. Begeleiding en ondersteuning: een proces met doelen en activiteiten. De jeugdige en/of de ouder(s) leren en oefenen om zichzelf beter te redden. In het leven of in de opvoeding.

c. Dagopvang: de jeugdige is overdag op de locatie van de aanbieder. Het doel van dagopvang is om de last even bij ouder(s) weg te nemen.

d. Dagbehandeling specialistische jeugdhulp: de ambulante jeugdhulp vindt plaats op de locatie van de aanbieder. Vaak gebeurt dit als de behandeling vaak of lang nodig is.

e. Residentiële specialistische jeugdhulp: de jeugdige krijgt (tijdelijk) dag en nacht jeugdhulp op een locatie buiten de eigen omgeving. De jeugdige woont bijvoorbeeld (tijdelijk) in een leefgroep of een behandelgroep. Dit gebeurt vrijwillig of onder dwang.

f. Logeren: de jeugdige logeert ergens anders. Daardoor heeft het gezin even niet te maken met de problemen of hulpvragen van de jeugdige.

g. Jeugdhulp in de vorm van verblijf: de jeugdige woont in een instelling of in een gezinshuis, omdat hij of zij niet thuis kan wonen. In de instelling of het gezinshuis krijgt de jeugdige hulp. Ook pleegzorg valt binnen deze soort specialistische jeugdhulp.

h. Jeugdhulp in de vorm van zelfstandigheidstraining:- Zelfstandigheidstraining is een programma voor jeugdigen van 16 jaar en ouder die op een woonlocatie worden begeleid naar zelfstandigheid.

Jeugdhulp in de vorm van een ouder en kind voorziening:

- een woonvorm waar ouders met één of meer kinderen die vastlopen in het ouderschap kunnen verblijven en kunnen leren in het ouderschap

- een woonvorm voor (aankomende) (tiener)ouders die begeleid worden in het (aankomende) ouderschap en kunnen leren in het ouderschap en zelfstandigheid.

i. Hoog specialistische jeugdhulp: intensieve hulp bij zeer complexe en/of problemen op verschillende gebieden. Het gaat vaak om een combinatie van ernstige problemen rondom veiligheid, bedreigingen voor de ontwikkeling en/of ernstige problemen in het gezin. Er is dringend hulp nodig.

 

Artikel 3.2 Dyslexiezorg

Dyslexie is een beperking bij lezen en schrijven. Iemand die dyslexie heeft, wordt daarmee geboren. Als een jeugdige dyslexie heeft, wordt hij of zij vaak op school geholpen. Soms is de dyslexie zo ernstig dat er niet genoeg hulp is binnen de school. Dan is de gemeente verantwoordelijk voor dyslexiezorg. Dit geldt voor kinderen vanaf 7 jaar die op een basisschool zitten.

 

Tot 1 januari 2015 viel dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige dyslexie onder de Zorgverzekeringswet. Met de komst van de Jeugdwet valt dit onder jeugdhulp. Wij hebben er in 2015 voor gekozen om dyslexiezorg op dezelfde manier te organiseren als daarvoor. Dit houdt in dat we alleen dyslexiezorg vergoeden voor jeugdigen met ernstige dyslexie. In de praktijk gaat het vaak om kinderen van 7 tot 13 jaar.

 

Artikel 3.3 Overige individuele voorzieningen

Soms kunnen gecontracteerde aanbieders niet de (hele) ondersteuning of begeleiding geven die nodig is. Met gecontracteerde aanbieders bedoelen we aanbieders met wie wij een contract hebben voor jeugdhulp. In zo’n situatie kan het college besluiten dat andere aanbieders de specialistische jeugdhulp mogen geven. Dit noemen we dan een ‘overige individuele voorziening’. In dit artikel staan 4 situaties waarin het college kan besluiten om te betalen voor zo’n voorziening. Het gaat hier overigens nog steeds om dezelfde vormen van jeugdhulp zoals staat in artikel 3.1. Er is dan alleen geen gecontracteerde aanbieder die de specifieke vorm van jeugdhulp (helemaal) kan geven.

 

Toelichting bij b

Het gaat hier om het aanbod van aanbieders met een specialistische functie. Hiervoor heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een raamcontract afgesloten. Het gaat om zeer specialistische hulp die alleen bij landelijke organisaties beschikbaar is. Bijvoorbeeld hulp voor tienermoeders of universitaire kinderpsychiatrie. De aanbieders kunnen hun locatie in provincie Fryslân hebben, maar ook in andere provincies.

 

 

Hoofdstuk 4 Regels voor toegang tot een individuele voorziening

 

Artikel 4.1 Toegang tot specialistische jeugdhulp

 

Toelichting bij lid 1

De algemene regel is dat de toegang tot specialistische jeugdhulp via het Sociaal Wijkteam gaat. De inwoner neemt contact op met het Sociaal Wijkteam als hij of zij een hulpvraag heeft.

 

Toelichting bij lid 2

In sommige situaties kan iemand anders beoordelen of specialistische jeugdhulp nodig is:

a. De huisarts, jeugdarts en medisch specialist mogen zelf toegang geven tot specialistische jeugdhulp. Dat staat in de Jeugdwet. Zij hoeven niet met het Sociaal Wijkteam te overleggen.

b. Bij een verhuizing is al eerder beoordeeld dat de specialistische jeugdhulp nodig is. Die beoordeling nemen we over. Vaak voor 1 jaar.

c. Tijdens een crisis mag Spoed4Jeugd zorgen voor specialistische jeugdhulp. Er is dan geen tijd om eerst te spreken met het Sociaal Wijkteam. Ook is er dan geen tijd om een ondersteuningsplan te maken.

 

Toelichting bij lid 3

Het college besluit op het moment dat de aanbieder zich meldt bij de gemeente met een verzoek tot zorgtoewijzing. De jeugdige en/of de ouder(s) krijgen bericht over dit besluit.

 

Toelichting bij lid 4

De verdere invulling van het proces voor toegang tot specialistische jeugdhulp staat in de nadere regels. We hebben hiervoor gekozen, omdat het proces zich waarschijnlijk nog ontwikkelt in de komende jaren. De nadere regels kunnen we sneller aanpassen dan de verordening.

 

Toelichting bij lid 5

Soms krijgt een jeugdige voor een lange tijd specialistische jeugdhulp. Bijvoorbeeld als hij of zij een ernstige beperking heeft. Het Sociaal Wijkteam beoordeelt dan namens het college of de specialistische jeugdhulp door moet gaan. Die beoordeling vindt regelmatig plaats.

 

Artikel 4.2 Gesprek en ondersteuningsplan als basis voor beoordeling

 

Toelichting bij lid 1

Het Sociaal Wijkteam beoordeelt of een individuele voorziening voor jeugdhulp nodig is. Daarom zijn er gesprekken tussen de jeugdige en/of de ouder(s) en de professional van het Sociaal Wijkteam. Samen bespreken ze wat er nodig is en wat kan helpen bij de hulpvraag.

 

Toelichting bij lid 2

Dit is de reden dat we informeren over de mogelijkheden:

a. Bij de Wmo moet het college de cliënt vóór een onderzoek vertellen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning (artikel 2.3.2 lid 3 van de Wmo 2015). Zo’n soort bepaling staat niet in de Jeugdwet. Wij vinden het logisch om de jeugdige en de ouder(s) ook bij een hulpvraag hierover te informeren.

b. Jeugdigen en hun ouder(s) moeten een onafhankelijk vertrouwenspersoon kunnen vragen om hulp. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk (artikel 2.6 lid 1f en lid 2 van de Jeugdwet). De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen de vertrouwenspersoon inschakelen als ze problemen tegenkomen. Bijvoorbeeld problemen met (personen die werken bij) de gemeente of de aanbieder. Het college moet op tijd laten weten waar een vertrouwenspersoon bij kan helpen (artikel 4.1.3 van het Besluit Jeugdwet).

c. Jeugdigen en hun ouder(s) krijgen de kans om een familiegroepsplan te maken. Dit is geregeld in de Jeugdwet. De aanbieder van jeugdhulp moet jeugdigen en hun ouder(s) deze kans geven (artikel 4.1.2 van de Jeugdwet). Wij kiezen ervoor om jeugdigen en hun ouder(s) al eerder hierover te informeren. Dat biedt namelijk de kans om de informatie op te nemen in het ondersteuningsplan. Vaak maken jeugdigen en hun ouder(s) het familiegroepsplan samen met familie, vrienden en andere personen uit hun sociale netwerk. In het familiegroepsplan staat wat elke partij zelf kan doen om de situatie te verbeteren.

 

Toelichting bij lid 3

We hebben er bewust voor gekozen om niet vast te leggen hoe het gesprek gevoerd wordt. Dat zou de jeugdige, de ouder(s) én de professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat de onderwerpen van gesprek moeten zijn. Uiteraard gelden bij de gesprekken de eisen van de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet. Ook voeren de professionals de gesprekken volgens de professionele standaarden. Die heeft de beroepsgroep zelf opgesteld.

 

Toelichting bij lid 4

Soms zijn de hulpvraag of problemen ingewikkeld. Het kan dan handig zijn om 1 of meer externe deskundigen in te schakelen. Dit gebeurt altijd in overleg met de jeugdige en/of de ouder(s).

 

Toelichting bij lid 5

In het ondersteuningsplan staat ook de afspraak hoe en wanneer de evaluatie plaatsvindt. Dit gaat alleen om de evaluatie van het ondersteuningsplan. De aanbieder van jeugdhulp maakt ook een behandelplan met doelen van de behandeling. Over de evaluatie van dat plan maakt de aanbieder zelf afspraken met de jeugdige en/of de ouder(s).

 

De verdere inhoud van het ondersteuningsplan staat in de verordening niet tot in detail beschreven. De gemeente en de aanbieders maken samen afspraken over de vorm en de inhoud van het ondersteuningsplan.

 

Toelichting bij lid 6

De handtekeningen geven aan dat het om een ondersteuningsplan van samen gaat: zowel de jeugdige en/of de ouder(s) als de professional staan achter het plan. Het is niet de bedoeling om er een juridische overeenkomst van te maken.

 

Toelichting bij lid 7

Het besluit over specialistische jeugdhulp volgt uit het ondersteuningsplan. Maar juridisch gezien is het een eenzijdige, publiekrechtelijke beslissing van het college. Dit betekent dat het college de beslissing neemt. Het maakt niet uit wat de jeugdige en/of de ouder(s) van de beslissing vinden. Zij beslissen niet mee. De professional van het Sociaal Wijkteam neemt namens het college de beslissing. Hiervoor heeft de professional een mandaat gekregen.

 

Toelichting bij lid 8

Het Sociaal Wijkteam is verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen dossier. De jeugdige en/of de ouder(s) mogen dit dossier bekijken als ze dat willen.

 

Toelichting bij lid 9

Het is belangrijk dat de aanbieder van jeugdhulp weet wat de gezinssituatie is. Ook moet de aanbieder weten van de afspraken en resultaten die in het ondersteuningsplan staan. De jeugdige en/of de ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk dat de aanbieder deze informatie krijgt. Het Sociaal Wijkteam kan dit ook doen als dat nodig is.

 

Artikel 4.3 Voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp

 

Toelichting bij lid 1

Het uitgangspunt is dat we kijken wat de jeugdige en/of de ouder(s) zelf kunnen doen. Samen met hun sociale netwerk. Daarna kijken we welke algemene voorzieningen er zijn waar ze gebruik van kunnen maken. Is er daarmee niet genoeg om de hulpvraag te beantwoorden? Dan kijken we naar een individuele voorziening. In dit lid staan de voorwaarden daarvoor.

 

Toelichting bij lid 2

De jeugdige en/of de ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk om zich op tijd bij de gemeente te melden. Doen zij dat later? Dan kan het college toch een individuele voorziening toekennen. Daar gelden een aantal voorwaarden bij:

a. De jeugdige en/of de ouder(s) moeten nog doelgroep van de Jeugdwet zijn. Dit is zo als de problemen er nog steeds zijn op het moment van het gesprek met het Sociaal Wijkteam.

b. Het college moet kunnen beoordelen of de ingeschakelde hulp nodig en passend is. Blijkt bijvoorbeeld dat andere hulp beter was geweest? Dan hoeft het college geen individuele voorziening toe te kennen.

c. Als de jeugdige en/of de ouder(s) zich bij heel laat bij ons melden, is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Een periode van 3 maanden lijkt ons redelijk.

 

Artikel 4.4 Toegang tot dyslexiezorg

 

Toelichting bij lid 1

Met aanbieder bedoelen we hier een behandelaar van dyslexie. De behandelaar heeft een contract met ons. Hij of zij werkt volgens de landelijke afspraken voor dyslexiezorg.

 

Toelichting bij lid 2

Als de jeugdige inderdaad ernstige dyslexie heeft, kan de behandelaar gelijk verder met de behandeling. Er is geen tweede besluit van het college nodig. De behandelaar stelt ernstige dyslexie vast met het ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0’.

 

Toelichting bij lid 3

De behandelaar werkt volgens landelijke en professionele standaarden voor dyslexiezorg. Dit lid maakt het mogelijk om onderdelen van deze standaard ook vast te leggen in de nadere regels.

 

 

Hoofdstuk 5 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)

 

Artikel 5.1 Budgetplan bij een pgb Jeugd

Het budgetplan pgb Jeugd vervangt het ondersteuningsplan niet. Het is een extra bijlage bij het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat wat de hulpvraag en gewenste resultaten zijn. In het budgetplan staat waarom de jeugdige en/of de ouder(s) een pgb willen. Ook staan er details in over de kosten.

 

Artikel 5.2 Verschil tussen formele en informele hulp bij een pgb

 

Toelichting bij lid 1

We maken verschil tussen formele en informele hulp. Op basis daarvan bepalen we de hoogte van het pgb.

 

Toelichting bij lid 2

Wordt de hulp gegeven vanuit een organisatie of een beroep? Dan gaat het om formele hulp. Uit dit lid blijkt hoe we dat vaststellen. Overigens kunnen niet alle professionals binnen de jeugdhulp een SKJ-registratie krijgen. Een voorbeeld zijn therapeuten die zelfstandig werken.

 

Toelichting bij lid 4

Familieleden geven altijd informele hulp. De reden is dat zij vooral een persoonlijke relatie hebben met de jeugdige en/of de ouder(s). Dat bepaalt het tarief voor het pgb.

 

Artikel 5.3 Regels voor het pgb bij formele en informele hulp

 

Toelichting bij lid 1

Het college kent alleen een pgb toe bij bepaalde zorgvormen. Bij deze zorgvormen hebben de ouders het volledige ouderschap. Als een kind niet in het gezin woont, kent het college geen pgb toe. In de tabel hieronder ziet u wanneer een pgb mogelijk is. Dit is afhankelijk van het soort hulp (formeel of informeel) én van de zorgvorm.

 

 

Formele hulp

Informele hulp

Ambulante jeugdhulp in de vorm van

 

 

enkelvoudige specialistische hulp

√*

meervoudige specialistische hulp

X

bij complexe problemen

X

bij (zeer) complexe en intensieve problemen

X

Begeleiding en ondersteuning

√*

Dagopvang in combinatie met

 

 

meervoudige specialistische hulp

√*

X

complexe problemen

√*

X

(zeer) complexe en intensieve problemen

√*

X

begeleiding en ondersteuning

√*

X

Dagbehandeling specialistische jeugdhulp

X

Residentiële specialistische jeugdhulp

X

Logeren

 

 

bij meervoudige specialistische hulp

√*

√*

bij complexe problemen

√*

√*

Bij (zeer) complexe en intensieve problemen

√*

√*

begeleiding en ondersteuning

√*

√*

 

Er gelden extra voorwaarden.

 

Toelichting bij lid 2a

De persoon die formele hulp geeft, maakt het hulpverleningsplan in overleg met de jeugdige en de ouder(s). Het geeft aan welke activiteiten worden ingezet om tot de gewenste resultaten te komen. Het moet logisch zijn om deze activiteiten binnen de planning uit te voeren. Ook moet het overtuigend zijn dat deze activiteiten zorgen voor de gewenste resultaten.

 

Toelichting bij lid 2b

De persoon die formele hulp geeft, werkt met een systeem om de kwaliteit te bewaken. Dit kan blijken uit een certificaat van deze keurmerken:

- ISO 9001

- EN 15224

- HKZ

- Prezo

- Kiwa

Heeft de persoon geen certificaat? Dan moet hij of zij bewijzen dat hij of zij een goed systeem heeft. Dit systeem zorgt voor het beheersen, bewaken, borgen en verbeteren van de kwaliteit van hulpverlening.

 

Toelichting bij lid 2d

Een vertrouwenspersoon kan onafhankelijk informatie en advies geven. Bijvoorbeeld als de jeugdige en/of de ouder(s) vragen hebben over de jeugdhulp. De vertrouwenspersoon kan de jeugdige en/of de ouder(s) ook helpen om onderwerpen te gaan bespreken. Bijvoorbeeld bij vragen, problemen of klachten. De persoon die formele hulp geeft, zorgt dat hier ruimte voor is.

 

Toelichting bij lid 3a

Bij andere zorgvormen is professionele afstand nodig om goede hulp te kunnen geven. Daarom zijn niet alle zorgvormen geschikt voor informele hulp.

 

Toelichting bij lid 3b

Wij vinden het een voorwaarde dat de hulp hetzelfde of een beter resultaat geeft. Dit is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet. Daarin staat dat de gemeenteraad in de verordening voorwaarden mag stellen. Het gaat erom onder welke voorwaarden de budgethouder informele hulp mag inschakelen.

 

Toelichting bij lid 3c punt 2

Vraagt het Sociaal Wijkteam naar de VOG? Dan laat de persoon die informele hulp geeft de VOG zien. Deze VOG mag niet ouder dan 3 jaar zijn. Dat staat in de Jeugdwet.

 

Toelichting bij lid 3c punt 4

Meer informatie over het doorgeven van calamiteiten vindt u in de meldplicht calamiteiten. Dat is een richtlijn van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. In de Jeugdwet staat ook een omschrijving van calamiteiten.

 

Toelichting bij lid 3d

Deze regel staat in de verordening om de persoon die informele hulp geeft te beschermen. We gebruiken de Arbeidstijdenwet om te kijken of iemand overbelast raakt. Iemand die ook een baan heeft, mag in totaal maximaal 48 uur per week werken. Dit betekent dat we soms niet alle uren van het pgb toekennen. Sowieso krijgen familieleden en personen uit het sociale netwerk maximaal 40 uur per week uit het pgb. Ook als de hulp in de praktijk meer is dan 40 uur per week.

 

Toelichting bij lid 4

De budgethouder mag het pgb alleen gebruiken voor de individuele voorziening. Daarom worden in dit lid een aantal kosten uitgesloten.

 

Toelichting bij lid 6

Als de jeugdige overlijdt, stoppen de zorgovereenkomsten direct. Dat is zo in de wet geregeld. Dit betekent ook dat het inkomen wegvalt van de persoon die de jeugdzorg geeft. Deze persoon krijgt automatisch 1 keer een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank. De regels voor deze uitkering staan in dit lid.

 

Toelichting bij lid 7

Met dit lid willen we belangenverstrengeling voorkomen. In de Jeugdwet staat dat de jeugdige of de ouder(s) de taken bij een pgb verantwoordelijk moeten kunnen uitvoeren. Eventueel met hulp van het sociale netwerk. Voorbeelden van taken bij een pgb zijn een overeenkomst afsluiten, hulpverleners aansturen en administratie bijhouden. Zou een hulpverlener het pgb beheren? Dan moet hij of zij zichzelf aansturen. Daardoor staat het belang van de jeugdige en/of de ouder(s) niet meer voorop.

 

We nemen in dit lid de mogelijkheid op om toestemming te geven voor de dubbelrol. We zijn ons er namelijk van bewust dat het soms niet anders kan. Bijvoorbeeld bij een gezin met 1 ouder waarin niemand anders het pgb kan beheren. In zo’n situatie kan het Sociaal Wijkteam namens het college toestemming geven voor de dubbelrol.

 

Artikel 5.4 Hoogte van het pgb

 

Toelichting bij lid 1

We bepalen de hoogte van het pgb op basis van het aantal uren, dagdelen of etmalen dat nodig is. Dat aantal vermenigvuldigen we met het tarief. In de tabel hieronder ziet u alle mogelijke tarieven voor het pgb.

 

Formele hulp

Informele hulp

Ambulante jeugdhulp in de vorm van

 

 

enkelvoudige specialistische hulp

€ 86,72 per uur

(maximaal 42 uur)

€ 23,20 per uur

(geen maximum)

meervoudige specialistische hulp

€ 119,27 per uur

(maximaal 131 uur)

 

complexe problemen

€ 115,91 per uur

(maximaal 203 uur)

 

(zeer) complexe en intensieve problemen

€ 117,73 per uur

(maximaal 346 uur)

 

Begeleiding en ondersteuning

€ 95,91 per uur

(maximaal 67 uur)

€ 23,20 per uur

(geen maximum)

Dagopvang

Maximaal € 69,81

per dagdeel

 

Dagbehandeling specialistische jeugdhulp

Maximaal 225,43

per dagdeel

 

Residentiële specialistische jeugdhulp

Maximaal € 285,83 per etmaal

 

Logeren

Maximaal € 182,68

per etmaal

 

€ 60,00 per etmaal (maximaal € 141,00 per kalendermaand)

Vervoer

€ 26,06 retour

€ 0,23 per km (maximaal € 14,99 per retour)

 

Toelichting bij lid 2

De vaste tarieven voor formele hulp zijn gelijk aan de tarieven voor zorg in natura. De zorg in natura is de individuele voorziening die de gemeente kan bieden. Soms zit er een grens aan de zorg in natura. Als dat zo is, geldt er ook een maximaal aantal uren bij het tarief.

Toelichting bij lid 2g

Het uitgangspunt is dat de ouder(s) zelf vervoer regelen en betalen. Bijvoorbeeld als dat nodig is om naar de aanbieder van jeugdhulp te komen. Kunnen de ouder(s) het vervoer niet regelen? Dan regelt de aanbieder het vervoer. In de verordening staat het maximale bedrag dat de aanbieder mag rekenen voor een enkele reis. Bijvoorbeeld van het woonadres naar de locatie van de aanbieder.

 

Toelichting bij lid 3a en 3b

Er zijn lagere tarieven voor informele hulp. Deze tarieven leiden we af van het wettelijk minimumloon. We gebruiken een hoger tarief dan het wettelijk minimumloon. Hierdoor is het een tarief inclusief andere kosten (zoals reiskosten).

 

Toelichting bij lid 3c

De vergoeding voor logeren zien we als een tegemoetkoming. Er is geen arbeidsovereenkomst voor het logeren. Meer informatie hierover leest u in de Regeling Jeugdwet.

 

Toelichting bij lid 3d

Het uitgangspunt is dat de ouder(s) zelf vervoer regelen en betalen. Bijvoorbeeld als dat nodig is om naar de locatie van informele hulp te komen. Kunnen de ouder(s) het vervoer niet regelen? Dan mogen zij hun sociale netwerk vragen om te helpen. In de verordening staat het maximale bedrag dat de ouder(s) mogen betalen voor een enkele reis. Bijvoorbeeld van het woonadres naar de locatie van de informele hulp.

 

Toelichting bij lid 4

De manier van indexeren is hetzelfde als de manier van indexeren bij de aanbieder van zorg in natura. Zo maken we een koppeling tussen de zorg in natura en het pgb.

 

 

Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

 

Artikel 6.1 Veranderingen in de situatie en het besluit

 

Toelichting bij lid 1

De jeugdige of de ouder(s) moeten bij een pgb alle relevante informatie geven aan het college. Dat staat in artikel 8.1.2 lid 1 van de Jeugdwet. Wij passen deze informatieplicht niet alleen toe bij het pgb, maar ook bij zorg in natura. Het pgb is namelijk ook een individuele voorziening. Ook bij een individuele voorziening in natura is het logisch dat jeugdigen en hun ouder(s) voldoende en juiste informatie geven. Alleen dan kan het college beoordelen of ze terecht gebruik willen maken van de voorziening.

 

Toelichting bij lid 2

In dit lid staat in welke situaties het college een besluit mag herzien, wijzigen, intrekken of beëindigen:

- herzien: het college verandert het besluit, omdat het recht op de voorziening anders was in het verleden.

- wijzigen: het college verandert het besluit, omdat het recht op de voorziening anders is voor de toekomst.

- intrekken: het college stopt de voorziening vanaf een datum in het verleden.

- beëindigen: het college stopt de voorziening vanaf een datum in de toekomst.

Het college is niet verplicht om gebruik te maken van deze bevoegdheid.

 

In de Jeugdwet staan regels voor het herzien en intrekken van pgb’s (artikel 8.1.4). Uit de toelichting bij de wet blijkt dat het ook om wijzigen en beëindigen gaat. Wij noemen dit expliciet zo in de verordening. Ook passen we deze regels toe voor de zorg in natura.

 

Toelichting bij lid 3

Deze bepaling is nodig voor een goede juridische basis. In dit lid regelen we de terugvordering. Dit staat namelijk niet in de Jeugdwet. Het is wel belangrijk, omdat de terugvordering nodig is om een bedrag te mogen invorderen. Bij terugvorderen eisen we het bedrag terug. Bij invorderen nemen we maatregelen om het bedrag echt terug te krijgen.

 

Toelichting bij lid 4

We verwachten van de jeugdige en/of de ouder(s) dat zij kort na het besluit in actie komen. Het pgb voor de individuele voorziening helpt hen namelijk om de gewenste resultaten te bereiken. Hebben zij het pgb in de 6 maanden na het besluit nog niet gebruikt? Dan gaan wij ervan uit dat zij het pgb niet meer gaan gebruiken. Het college kan het besluit dan intrekken.

 

 

Hoofdstuk 7 Afstemming met andere voorzieningen

 

Artikel 7.1 Overgang naar hulp voor volwassenen

 

Toelichting bij lid 1

Wij vinden het belangrijk dat jeugdigen de hulp krijgen die ze nodig hebben. Ook als ze die hulp na hun 18e verjaardag nog steeds nodig hebben. Daarom vindt er op tijd afstemming plaats. We hebben niet gekozen voor een vast moment, omdat dit per hulpvraag kan verschillen. Vaak vindt de afstemming plaats als de jeugdige 16,5 jaar is.

 

Toelichting bij lid 2

Het Sociaal Wijkteam spant zich in om de hulp aan de jeugdige door te laten gaan. We kiezen bewust voor het woord inspannen. Het Sociaal Wijkteam gaat namelijk niet over welke voorzieningen ingezet kunnen worden. Daarom kan het Sociaal Wijkteam nooit verantwoordelijk zijn voor het resultaat van de inspanning.

 

Toelichting bij lid 3

Bij verlengde jeugdhulp vindt de afstemming later dan 16,5 jaar plaats. Het is wel belangrijk dat de afstemming op tijd plaatsvindt. Daarbij houden we rekening met de tijd die nodig is om de andere voorziening te hebben.

 

Artikel 7.2 Afstemming met gezondheidszorg

 

Toelichting bij lid 1

Bij dit lid gaat het om specialistische jeugdhulp die eerst onder de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen viel. Deze jeugdhulp valt vanaf 18 jaar onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen hierbij eisen. Zo moet de huisarts, jeugdarts of medisch specialist de verwijzer zijn. Het Sociaal Wijkteam kan voor zo’n verwijzing zorgen door contact op te nemen met de verwijzer.

 

Toelichting bij lid 2

Vanaf 18 jaar heeft de jeugdige een eigen zorgverzekering nodig. Daarbij geldt ook een eigen risico. Dit kan ervoor zorgen dat de jeugdige de hulp wil stoppen. Het Sociaal Wijkteam is hier alert op. Ook kan het Sociaal Wijkteam de jeugdige ondersteunen bij de veranderingen en nieuwe verantwoordelijkheden.

 

Artikel 7.3 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

Wij hebben ervoor gekozen om aan al deze locaties in onze gemeente een contactpersoon te verbinden. Dit maakt het makkelijker om met locaties te overleggen. Het college is namelijk verantwoordelijk voor overleg als dat nodig is (artikel 2.7 lid 1 van de Jeugdwet). De contactpersoon is een medewerker van het Sociaal Wijkteam. Binnen het Sociaal Wijkteam vindt afstemming plaats. Bijvoorbeeld tussen schoolmaatschappelijk werk, de leerplichtambtenaar en de professional.

 

 

 

Hoofdstuk 8 Verhouding tussen prijs en kwaliteit beschermen

 

Artikel 8.1 Vaststelling van tarieven voor aanbieders en gecertificeerde instellingen

In dit artikel staat wat we doen om de verhouding tussen prijs en kwaliteit te beschermen. De gemeente moet hierover regels maken. Dat staat in artikel 2.12 van de Jeugdwet. Het gaat om de prijs en kwaliteit van jeugdhulp of van de uitvoering van een maatregel van de kinderbescherming of jeugdreclassering.

 

 

Hoofdstuk 9 Inwoners bij het beleid betrekken

 

Artikel 9.1 Inwoners bij het beleid betrekken

Binnen De Fryske Marren vinden we het belangrijk dat inwoners meedenken over regels waarmee zij te maken krijgen. In dit artikel geven we aan wat we daar in elk geval voor doen. Dit sluit aan bij de plicht om belanghebbenden te ondersteunen om mee te kunnen denken. Deze plicht staat in artikel 2.10 van de Jeugdwet (een verwijzing naar artikel 2.1.3 lid c van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). De adviesraad Sociaal Domein maakt deze plicht concreet.

 

 

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

 

Artikel 10.2 Overgang van oude naar nieuwe verordening

Met deze bepalingen zorgen we ervoor dat de jeugdhulp blijft doorgaan. Ook als onze afspraken met aanbieders veranderen in de nieuwe verordening. De jeugdige en/of de ouder(s) moeten namelijk kunnen rekenen op de jeugdhulp. Geen enkel kind mag slachtoffer worden van veranderingen in onze contracten.