Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bomen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels bomen 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Beleidsregels bomen 2024 |
Externe bijlage | Vaststelling beleidsregels bomen 2024 |
Grondslag: APV Waalwijk 2023 en artikel 4:81 van de Awb
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2024 | 'nieuwe regeling' | 26-09-2023 | 2023/033 |
Het bomenbeleid van de gemeente Waalwijk richt zich op het behoud en de verdere ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam bomenbestand. Daarvoor zijn de volgende instrumenten ontwikkeld:
Groenstructuurplan. In dit plan staan de belangrijkste gemeentelijke groenstructuren, oftewel: de groene hoofdstructuur. Bomen die staan in de groene hoofdstructuur scoren hoger op ‘waarde’ dan gemeentelijke bomen die niet zijn aangemerkt als ‘bestaande groene hoofdstructuur’ of ‘te ontwikkelen / te versterken groene hoofdstructuur’;
Catalogus Waardevolle Bomen. In deze catalogus staan alle waardevolle bomen en waardevolle bomenvlakken. Het betreft bomen op particuliere gronden. Alle waardevolle bomen zijn vergunningplichtig evenals bomen die staan in een waardevol bomenvlak indien ze een dwarsdoorsnede van de stam hebben van minimaal 15 centimeter (=47,12 cm stamomtrek) op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld.
Via de APV en een door het college genomen aanwijzingsbesluit, is geregeld dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een boom te vellen, wanneer de boom:
In artikel 4.11 van de APV staat dat als een boom een lager puntenaantal scoort op ‘overlast’ dan dat de boom scoort op ‘waarde’, de omgevingsvergunning kan worden geweigerd. De beoordelingscriteria die daarvoor worden gehanteerd, zijn benoemd en uitgewerkt in deze Beleidsregels Bomen 2024. Bij projecten vindt een andere afweging plaats. Daar wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand afgewogen op basis van de score van de ‘waarde’. Dat staat ook uitgelegd in deze beleidsregels.
In artikel 4.16 van de APV staat dat bij verlening van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand de verplichting tot bomencompensatie kan worden opgelegd. Hoe aan de bomencompensatieplicht kan worden voldaan, is uitgewerkt in deze Beleidsregels Bomen 2024.
duurzame groeiplaats: een groeiplaats die zodanig gunstig is ingericht, dat de houtopstand, voor de beoogde omlooptijd, onbelemmerd kan uitgroeien en de beoogde vorm en omvang kan bereiken. Ondergronds dient er voldoende doorwortelbare ruimte met noodzakelijke vocht, zuurstof en voeding aanwezig te zijn. Bovengronds moet er voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van de kroon, stam en stamvoet.
gemeentelijk reconstructieplan: het door de gemeente opnieuw inrichten van openbaar gebied, waarbij nieuwe materialen en grondstoffen worden gebruikt en/of materialen en grondstoffen die al in het openbaar gebied aanwezig waren worden hergebruikt. Ten gevolge van een reconstructieplan kan een andere indeling ontstaan of kan het openbaar gebied geheel of gedeeltelijk in zijn oorspronkelijke vorm worden teruggebracht.
project: een openbare (gemeentelijke) of particuliere activiteit of werkzaamheid die de fysieke leefomgeving ter plaatse van (een) houtopstand(en) wijzigt, en van invloed is op de houtopstand(en). Als voorbeelden kunnen worden genoemd het bouwen of realiseren van gebouwen of bouwwerken, de realisatie of reconstructie van wegen, parken of watergangen.
slechte toekomstverwachting: de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is minimaal of nihil te noemen waarbij verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar). Het vaststellen van de toekomstverwachting moet gebeuren door een boomdeskundige. Onder boomdeskundige wordt in dit geval verstaan: persoon in het bezit van een European Tree Worker (ETW) certificaat of een boomveiligheidscontroleur (BVC) certificaat.
vellen: het rooien, het kappen, het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, of het voorbereiden van een verplanting met inbegrip van verplanten, of het voor de eerste maal knotten/kandelaren/kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Aanvullend op de indieningsvereisten vanuit de Omgevingswet, art. 22.299, gelden indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in bomen op particuliere grond en bomen die in het kader van projecten geveld worden.
Bij het vellen van bomen bij projecten en het vellen van meer dan 2 bomen op particuliere gronden stelt het college meer eisen aan de indiening van een aanvraag om bomenkap te ontmoedigen. Door het beperken van de indieningsvereisten voor de kap van 1 of 2 bomen op particuliere grond, worden onevenredig hoge kosten voorkomen.
Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, geldt als aanvullende indieningsvereiste voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, het toevoegen van een kaart van het perceel waarbij (schematisch) wordt aangegeven (volgens ‘7.5 Bomencompensatieplicht op particuliere grond’):
Bij projecten, gelden de onderstaande aanvullende indieningsvereisten. Deze gelden ook voor:
De aanvullende indieningsvereisten zijn:
Wanneer een boom een slechte toekomstverwachting heeft dan wordt een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verstrekt. Er vindt in dat geval geen verdere beoordeling plaats op basis van de beoordelingscriteria waarde en overlast. Een slechte toekomstverwachting houdt in dat de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom minimaal of nihil te noemen is waarbij verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar). Het vaststellen van de toekomstverwachting moet gebeuren door een boomdeskundige. Onder boomdeskundige wordt in dit geval verstaan: persoon in het bezit van een European Tree Worker (ETW) certificaat of een boomveiligheidscontroleur (BVC) certificaat.
De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand zoals genoemd in artikel 4.11 van de APV, wordt slechts verleend als de boom een hoger puntenaantal scoort op overlast dan dat de boom scoort op waarde, op basis van de beoordelingscriteria. Het puntenaantal voor de waarde van de boom en voor de overlast van de boom wordt bepaald door voor elk van de verschillende beoordelingscriteria één score toe te kennen en vervolgens de scores bij elkaar op te tellen. Het maximale puntenaantal, voor zowel de waarde van de boom als de overlast van de boom, bedraagt 100.
De beoordelingscriteria voor het bepalen van de waarde van een boom en de bijbehorende scores zijn:
1. Toekomstverwachting van de houtopstand
De toekomstverwachting van de houtopstand wordt bepaald volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Er is sprake van een goede toekomstverwachting als binnen een termijn van > 15 jaar, ten aanzien van de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom, geen problemen worden verwacht. Voor bomen met een redelijke toekomstverwachting is die termijn 5-15 jaar. Als de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom duidelijk verminderd is, maar verwacht mag worden dat herstel van de boom eventueel mogelijk is, is sprake van een matige toekomstverwachting. In geval van ‘matig’ is de toekomstverwachting eveneens 5-15 jaar. De toekomstverwachting is slecht wanneer de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom minimaal of nihil te noemen is en verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar).
* als hier sprake van is, worden andere criteria niet beoordeeld en wordt de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verstrekt
2. Groene hoofdstructuur of waardevolle boom/bomenvlak
De groene hoofdstructuren zijn aangegeven in het Groenstructuurplan. Alle overige gemeentelijke bomen behoren tot de groene nevenstructuur.
Als bij het wegvallen van de boom ook de groeiplaats voor een nieuwe, vergelijkbare boom vervalt noemen we deze onvervangbaar. Als de boom op dezelfde plaats vervangen wordt en de nieuwe boom (op termijn) de functie van de gevelde boom kan overnemen, dan noemen we deze vervangbaar. Er is sprake van een vergelijkbare boom wanneer de nieuwe boom de potentie heeft om een zelfde eindhoogte en uiteindelijke kroonomvang te bereiken als de gevelde boom in potentie had. Alleen als er daadwerkelijk op die plek een nieuwe boom wordt geplant, is er sprake van ‘vervangbaar’.
Bomen waarvan meer dan 50% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als goed zichtbaar aangemerkt. Bomen waarvan 20% tot 50% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als redelijk zichtbaar aangemerkt. Bomen waarvan minder dan 20% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als niet zichtbaar aangemerkt.
Een boom is cultuurhistorisch waardevol, als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van de omgeving. Te denken valt hier aan bomen die herinneren aan gebeurtenissen, (lokale) ontwikkelingen, (lokaal) gebruik en/of bomen die een bepaald punt markeren. Alle overige bomen worden als cultuurhistorisch niet waardevol aangemerkt.
In het boek "Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen" geschreven door B. Maes (2022) staan alle inheemse boomsoorten. Een boom is inheems als de soort of cultivar in het bovengenoemde boek is opgenomen met uitzondering van de boomsoorten die in een groen letterkorps zijn beschreven. Een boom is niet inheems als de soort of cultivar niet in het bovengenoemde boek is opgenomen of als de soort in een groen letterkorps in het boek is beschreven.
In het boek “Dendrologie van de Lage Landen” geschreven door J. de Koning en anderen (2009) wordt per boomsoort en cultivar aangegeven of deze algemeen voorkomend of zeldzaam is. Een boom is dendrologisch waardevol als de soort of cultivar in het bovengenoemde boek als zeldzaam tot zeer zeldzaam is opgenomen. Een boom is dendrologisch niet waardevol als de soort of cultivar in het bovengenoemde boek als algemeen tot zeer algemeen is opgenomen.
De beoordelingscriteria voor het bepalen van de mate van overlast van een boom en de bijbehorende scores zijn:
Niet elke overlast is onrechtmatig. Natuurlijke processen (o.a. bessenval, vruchten, stuifmeel, pluisvorming, insecten, blad- en naaldval, onttrekking van voedingsstoffen of water aan bodem en vogelpoep) van een boom worden niet als onrechtmatige overlast gezien en heeft men tot op zekere hoogte te accepteren. Het algemeen belang is immers gediend met de aanwezigheid van bomen. Ernstige overlast treedt op bij aantoonbaar wederkerend en onevenredig financieel nadeel. Overlast treedt op bij het onthouden van licht van een leef- of werkruimte door de boom. Enige overlast treedt op bij een sterk verhoogde frequentie van onderhoud aan eigendommen. In alle overige gevallen is er geen sprake van overlast.
Een uitzondering m.b.t. vruchten vormen vrouwelijke volwassen exemplaren van de Japanse notenboom. Vanwege de doordringende stank, wordt overlast van vruchten van die bomen als ‘ernstige overlast’ beschouwd.
De afstand tussen het object waar de overlast plaatsvindt en de boom is (mede) bepalend voor de mate van overlast. Gemeten wordt vanaf het eerste raakvlak van de boom. Dat is doorgaans de buitenzijde van de stam of de buitenkant van de boomkroon. Vanaf daar wordt de afstand gemeten tot aan het object. Onder object worden woningen, openbare gebouwen, winkel- en kantoorpanden verstaan. Bijgebouwen zoals schuren, loodsen, tuinhuisjes en garages vallen hier niet onder.
De risicofactor geeft de mate van gevaar weer voor de directe omgeving van de boom. Onder risicovol wordt tak-, stambreuk en windworp (het omwaaien van een boom incl. wortelpakket bij harde windvlagen) verstaan. Ook worteldopdruk kan een risicofactor zijn, als deze niet zonder omvangrijke schade aan de boom te verhelpen is. Bij wortelopdruk wordt onderscheid gemaakt tussen glooiende opdruk, die niet als risico wordt aangemerkt, en randen van meer dan 2 cm hoog die als gering risico worden aangemerkt. Risico’s die met reguliere beheermaatregelen op te lossen zijn worden aangemerkt als geen risico.
De tijdsduur van de overlast geeft aan hoe lang de overlast duurt over de periode van een jaar. Seizoensgebonden overlast is bijvoorbeeld bij bladverliezende bomen het sterk onthouden van licht van een leef- of werkruimte door de boom.
Het aantal uren overlast wat men per dag kan hebben is sterk gerelateerd aan de aard van de overlast en de afstand tot het object waar men de overlast ervaart. Er is doorgaans ook een relatie tussen het aantal uren overlast per dag en de tijdsduur van overlast. Bij het aantal uren overlast per dag ligt de ondergrens bij 4 uur.
Het plaatsen of de belichting van zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens, die worden toegestaan in de bebouwde omgeving, is geen reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Bomen leveren namelijk ook een positieve bijdrage aan het klimaat.
Stuifmeel van boomsoorten (zoals els, hazelaar en berk) die allergische reacties kunnen oproepen, maakt geen onderdeel uit van de beoordelingscriteria voor ‘overlast’ en is geen reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Het stuifmeel wordt via de wind over zeer grote afstanden verspreid waardoor allergische reacties niet worden tegengegaan door het lokaal vellen van bomen. Ook andere gezondheidsklachten maken geen onderdeel uit van de beoordelingscriteria voor ‘overlast’ omdat bomen ook een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid van mensen.
Op de volgende pagina staat het formulier dat door de gemeente wordt gebruikt om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand af te wegen, op basis van de score van de waarde en de overlast.
Slechte toekomstverwachting? ja / nee **
Waarde – overlast = ….. punten
Conclusie: de boom mag wel / niet ** worden geveld.
Bij projecten wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand afgewogen op basis van de score van de ‘waarde’. Het gaat hierbij om projecten die door de gemeente worden geïnitieerd, zoals wegreconstructies, en (ruimtelijke) projecten door derden, zoals bouwplannen.
Zodra een project gedefinieerd wordt, moet de bestaande situatie worden onderzocht. Voor een zorgvuldige integrale afweging en afstemming is het van belang dat de aanwezige bomen in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht en onderzocht middels een Boom Effect Analyse (BEA). Bij het onderzoeken van de bestaande situatie hoort het vaststellen van de waarde van de aanwezige bomen. In ‘6. Onderzoeken en maatregelen’ wordt ingegaan op de andere onderzoeken die noodzakelijk (kunnen) zijn.
Om de waarde van de aanwezige bomen te bepalen wordt gebruik gemaakt van de waarde-criteria die staan beschreven in ‘4.1 Waarde-criteria’. De waarde van de boom wordt daarmee in punten uitgedrukt. Met behulp van de onderstaande boomwaarderingstabel wordt afgewogen of de boom behouden blijft, of behoud het uitgangspunt is, of dat de boom geveld mag worden.
Als behoud van de boom of bomen het uitgangspunt is, moet de eigenaar zich door middel van een alternatievenonderzoek aantoonbaar inspannen om de boom of bomen te behouden. Verschillende alternatieven dienen onderzocht en in beeld gebracht te worden, met als doel om de boom of bomen te behouden. Alleen als de eigenaar kan aantonen dat er geen alternatieven zijn en behoud niet mogelijk is, mag een vergunning worden verstrekt en kan de boom worden geveld.
De vergunning moet worden geweigerd indien uit het alternatievenonderzoek blijkt dat er een alternatief is waarbij behoud van de boom of bomen mogelijk is.
Dit alternatievenonderzoek maakt onderdeel uit van de Boom Effect Analyse (BEA) (zie ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’) en dient voor het toetsen van dit onderdeel uitgelicht te worden.
Een alternatievenonderzoek is niet noodzakelijk voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden en activiteiten die van invloed zijn op vergunningplichtige bomen, waarbij de kans bestaat dat die bomen beschadigd worden of geveld moeten worden, moeten de bomen gewaardeerd worden door de gemeente, overeenkomstig ‘4. Beoordelingscriteria waarde en overlast’.
Ook dienen de eventuele (nadelige) gevolgen voor bomen in beeld gebracht te worden in een Boom Effect Analyse en kan een verplantbaarheidsonderzoek nodig zijn. Daarnaast is het in bepaalde situaties nodig om de monetaire boomwaarde te bepalen. Dat is aan de orde wanneer te vellen bomen niet of niet voldoende door herplant gecompenseerd kunnen worden. In ‘7. Bomencompensatieplicht’ wordt ingegaan op de bomencompensatieplicht.
De eigenaar van de boom of bomen is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van deze onafhankelijke onderzoeken, de maatregelen die daaruit voortvloeien en de kosten die de onderzoeken en maatregelen met zich mee brengen. De gemeente toetst deze onderzoeken.
Deze onderzoeken zijn niet noodzakelijk voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond.
De BEA is een instrument dat ingezet wordt om de effecten op bomen bij (voorgenomen) bouw- en/of reconstructieplannen in beeld te brengen en te beoordelen of en op welke wijze de negatieve effecten zijn te minimaliseren. Met behulp hiervan wordt beoordeeld of een duurzame instandhouding van de boom of bomen mogelijk is, in geval van realisatie van de voorgenomen plannen.
Een BEA moet opgesteld worden door een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Technician (ETT) of iemand met aantoonbaar vergelijkbare kennis en ervaring.
Om een goed inzicht te krijgen in de (on)mogelijkheden van het duurzaam in stand houden van een boom of bomen, moeten de onderstaande onderwerpen aan de orde komen in de BEA.
De aanleiding voor het uitvoeren van de BEA en de vraagstelling vanuit de voorgenomen bouw- of reconstructieplannen.
De bomeninventarisatie bevat per boom de volgende gedetailleerde informatie:
toekomstverwachting, volgens de richtlijnen van de NVTB (goed: > 15 jaar / redelijk: 5-15 jaar / matig: 5-15 jaar, toestand van de boom duidelijk verminderd, maar herstel is eventueel mogelijk / slecht: 0-5 jaar, toestand van de boom is minimaal of nihil en herstel van de boom is niet of nauwelijks mogelijk). Indien de toekomstverwachting 5 tot 15 jaar is, zijn er dan mogelijkheden om de toekomstverwachting te laten toenemen? Zo ja, welke mogelijkheden betreft het, wat zijn bij benadering de kosten en met hoeveel jaar neemt de toekomstverwachting toe;
Als meerdere bomen in de BEA worden onderzocht, dan dienen de bomen ter identificatie genummerd te worden.
Een beschrijving, gepaard gaande met duidelijke tekeningen, van de bestaande en de nieuwe situatie, die ontstaat als gevolg van de bouw- of reconstructieplannen.
Hier wordt aangegeven wat er nodig is om, tijdens de bouw- en of aanlegwerkzaamheden en daarna van een gezond bomenbestand te kunnen spreken. Het onderzoek richt zich op de bomen die aanwezig zijn in het projectgebied, maar ook andere bomen die vallen binnen de invloedsfeer van het project moeten worden onderzocht. Denk hierbij aan zaken als (tijdelijke of permanente) grondwaterverlagingen en -verhogingen, benodigde opstelplaatsen voor bouwkranen, opslag van materieel en materialen, plaatsing van een bouwkeet en/of bouwdepot en de toegang tot het bouwterrein.
De volgende punten moeten overzichtelijk worden weergegeven:
Per boom dient de relevante informatie, vanuit de bomeninventarisatie zoals hiervoor beschreven, te worden aangehaald. Het gaat in ieder geval om:
5. Onderzoek naar alternatieven
De mogelijke alternatieven qua planvorming en/of werkzaamheden dienen beschreven te worden en een advies voor het meest boomvriendelijke (realistische) alternatief. Indien nodig worden hier maatwerk oplossingen toegepast. Nadere uitwerking van deze maatwerkoplossingen kan eventueel op een later moment plaatsvinden.
De uitkomsten op basis van de onderwerpen 1 t/m 5 van de Boom Effect Analyse.
De beschrijving van de te nemen maatregelen dient bestek specifiek en/of zo uitgebreid (realistisch) mogelijk te zijn. In het geval dat het maatwerk betreft dient in hoofdlijnen duidelijk te worden gemaakt wat het geadviseerde maatwerk betreft. Indien het noodzakelijk is om het advies verder uit te werken dient vroegtijdig contact opgenomen te worden met de gemeente.
In het advies dienen de volgende onderdelen opgenomen te worden:
Indien uit de BEA naar voren komt dat bomen niet behouden kunnen worden op hun huidige plek, moet de potentiële verplantbaarheid worden bepaald. Zie ‘6.2 Verplantbaarheidsonderzoek’.
Indien uit de BEA naar voren komt dat bomen niet behouden kunnen worden op hun huidige plek, dan kan een verplantbaarheidsonderzoek wenselijk zijn. In eerste instantie wordt altijd de potentiële verplantbaarheid bepaald. Alleen als de boom potentieel verplantbaar is, wordt tot een verplantbaarheidsonderzoek overgegaan.
Voor het bepalen van de potentiële verplantbaarheid, wordt het schema op de volgende pagina gebruikt.
Het verplanten van bomen is geen standaard werkwijze om met bomen om te gaan. Het is een ingrijpende maatregel. Doorgaans zijn voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk voorafgaand aan de verplanting en er is altijd sprake van een (lange) nazorgtijd.
Er wordt een totaalafweging gemaakt op basis van de kosten (voor voorbereiding, verplanting en nazorg) en de baten (het behoud van de boom). Dit gebeurt in overleg met de gemeente en de keuze is mede afhankelijk van de omstandigheden. Maatwerkoplossingen zijn denkbaar. Als de kosten van voorbereiding, verplanting en nazorg hoger zijn dan de aanschaf- en noodzakelijke nazorgkosten van een zwaar plantformaat (minimaal 60-70 cm stamomtrek, gemeten op 1 meter hoogte) is verplanten vaak geen optie.
Een verplantbaarheidsonderzoek moet uitgevoerd worden door een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Technician (ETT) of iemand met aantoonbaar vergelijkbare kennis en ervaring.
In een verplantbaarheidsonderzoek moeten onderstaande punten opgenomen en verwerkt worden.
Per boom dient de relevante informatie, vanuit de bomeninventarisatie van de BEA (zie ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’), te worden aangehaald. Het gaat in ieder geval om:
(zie ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’), te worden aangehaald. Het gaat in ieder geval om:
2. Ondergronds (zie ook ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’)
Een beschrijving van de nieuwe boven- en ondergrondse situatie van de nieuwe standplaats van de bomen (de locatie waar de bomen naar worden verplant) en relevante informatie ten aanzien van het verplanten:
Hier moeten de volgende gegevens worden opgenomen:
Dit betreft een raming van de kosten op basis van de hiervoor beschreven maatregelen.
Wanneer er bomen geveld worden, die niet of slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden d.m.v. herplant (volgens ‘7. Bomencompensatieplicht’), is het noodzakelijk om de monetaire boomwaarde te laten bepalen. De monetaire boomwaarde geeft aan wat een boom waard is, uitgedrukt in euro’s. De eigenaar van de boom of bomen zorgt voor een eenduidige en reproduceerbare rapportage waarin de actuele monetaire boomwaarde van de te vellen bomen is bepaald. Bepalen van de monetaire boomwaarde moet gebeuren door een erkende boomtaxateur op basis van het Rekenmodel Vervangingskosten van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).
Als er bomen aanwezig zijn op of in de nabije omgeving van een ruimtelijke ontwikkeling, die mogelijk negatieve effecten zullen ondervinden van de (bouw)werkzaamheden, dan moet een onafhankelijke bomenwacht aan worden gesteld. Een bomenwacht is een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Technician (ETT) of iemand met aantoonbaar vergelijkbare kennis en ervaring. Een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Worker (ETW) kan ook optreden als bomenwacht, zolang die onder verantwoordelijkheid van een European Tree Technician (ETT) staat. Het is de taak van de bomenwacht om ervoor te zorgen dat alle bedreigingen voor de bomen, tijdens de (bouw)werkzaamheden worden vermeden en als ze niet vermeden kunnen worden, negatieve gevolgen teniet worden gedaan door het nemen van gepaste maatregelen.
De bomenwacht wordt aangesteld en betaald door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling. De bomenwacht moet voorafgaand aan het werk worden goedgekeurd door het college van Waalwijk en communiceert en rapporteert rechtstreeks aan de gemeente. De gemeente kan goedkeuring onthouden als de onafhankelijkheid onvoldoende gewaarborgd wordt en/of indien niet wordt voldaan aan de opleidingseisen. Aanwijzingen van de bomenwacht moeten opgevolgd worden.
Grondwaterverlagingen en -verhogingen kunnen nadelige gevolgen hebben voor bomen. Verhoging van de grondwaterstand leidt tot wortelsterfte vanwege een zuurstoftekort. Bij grondwaterverlaging kunnen bomen uitdrogen. Daarom moeten die activiteiten vooraf worden overeengekomen met de gemeente en moeten maatregelen worden genomen om het voortbestaan van de bomen te garanderen.
Wanneer er bij een ruimtelijke ontwikkeling (tijdelijke) grondwaterverlaging of -verhoging plaatsvindt en op of in de nabije omgeving van het projectgebied van de ontwikkeling bomen staan, dan dient aanvullend op de BEA onderzoek plaats te vinden in het kader van de grondwaterverlaging of -verhoging i.r.t. de bomen. Dat onderzoek dient een gedetailleerde weergave van het bomenbestand te bevatten waarbij wordt aangegeven wat er nodig is om, tijdens de (bouw)werkzaamheden en daarna van een gezond bomenbestand te kunnen spreken. De omvang van het onderzoek is afhankelijk van de invloedsfeer van de grondwaterverlaging of -verhoging. Alle bomen die binnen het gebied staan waar grondwaterverlaging- of verhoging plaatsvindt, moeten in dat onderzoek worden meegenomen.
In het geval dat er bronnering wordt toegepast, zullen er in ieder geval in de periode van 15 februari tot 15 oktober voorzieningen moeten worden getroffen om de negatieve effecten van de bemaling op de bomen te nivelleren. Deze maatregelen moeten vooraf worden afgestemd met en goedgekeurd door de gemeente.
Bomen zijn waardevol voor de maatschappij. Ze zijn gunstig voor het klimaat. Bomen zorgen voor verkoeling, waterberging en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook leveren bomen een positieve bijdrage aan het mentaal en lichamelijk welzijn van mensen en daarnaast zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit.
Vanwege de maatschappelijke waarde van bomen is het belangrijk om te zorgen voor een toekomstbestendig bomenbestand. Dit betekent aan de ene kant dat de bomen gezond oud kunnen worden waardoor ze jarenlang bijdragen aan een kwalitatieve woon- en werkomgeving, biodiversiteit en klimaatdoelstellingen. Grote, oude bomen hebben een hogere maatschappelijke waarde dan net aangeplante jonge bomen. Aan de andere kant houdt een toekomstbestendig bomenbestand in dat in situaties waar bomen niet behouden kunnen worden, nieuwe bomen worden geplant (ook wel genoemd: herplant). De nieuwe bomen nemen, naar verloop van tijd, de functie van de gevelde bomen over.
Bomencompensatie is verplicht voor alle bomen op gemeentelijke gronden en bomen op particuliere gronden, waarvoor voor het vellen een vergunningplicht geldt. Uitzonderingen hierop zijn:
Bomen met een slechte toekomstverwachting. Een slechte toekomstverwachting houdt in: de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is minimaal of nihil te noemen waarbij verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar). Het vaststellen van de toekomstverwachting moet gebeuren door een boomdeskundige. Onder boomdeskundige wordt in dit geval verstaan: persoon in het bezit van een European Tree Worker (ETW) certificaat of een boomveiligheidscontroleur (BVC) certificaat;
Bomen die geveld worden vanuit beheertechnisch oogpunt, bijvoorbeeld het verwijderen van bomen in het kader van dunning. Dunning houdt in: het vellen van een of meerdere bomen, maximaal 20% van het geheel aan bomen binnen de houtopstand, dat gebeurt als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bomen in de houtopstand inclusief onderbegroeiing;
Bomen die geveld worden voor de totstandkoming van nieuwe natuur of de instandhouding of verdere ontwikkeling van bestaande natuur, tenzij bomencompensatie vanuit natuur-, landschaps- of cultuurhistorische waarden een wezenlijke bijdrage levert. De gemeente bepaalt of er sprake is van een wezenlijke bijdrage. Natuur houdt in: Natuurnetwerk Nederland, Natuurnetwerk Brabant en/of gebieden die in het (tijdelijke) omgevingsplan een bestemming ‘natuur’ hebben.
De positieve maatschappelijke effecten van bomen zijn in grote mate gerelateerd aan de omvang van een boom: de effecten zijn groter bij grote bomen met een groot boomkroonvolume. Daarom vindt bomencompensatie plaats op basis van het boomkroonvolume (BKV). Onder boomkroonvolume (BKV) wordt verstaan: het gemiddelde, op een bepaalde leeftijd te verwachten kroonvolume van een boom. Hierbij rekening houdend met de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de verschillende boomsoorten. In het groenbeleid van de gemeente, is een toename van het groenareaal van 10% voorgeschreven. Voor de bomencompensatie wordt daarbij aangesloten. Het uitgangspunt is dat wanneer bomen geveld worden, zij gecompenseerd worden door de herplant van nieuwe bomen waarbij (op termijn) een toename van 10% van het BKV ontstaat.
Er zijn situaties waarbij de maatschappelijke waarde van bomen niet of niet geheel ter plaatse van de gevelde bomen kan worden gerealiseerd. Alleen wanneer compensatie van het boomkroonvolume (BKV) + 10% d.m.v. herplant niet geheel of slechts gedeeltelijk mogelijk is, vindt een financiële compensatie plaats. Financiële compensatie gebeurt middels een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Het bomencompensatiefonds wordt door de gemeente gebruikt om extra bos- en/of bomenaanplant te realiseren op verschillende locaties in de openbare ruimte en voor maatregelen die bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van het bestaande boomareaal.
Financiële compensatie wordt ontmoedigd om verlies van lokale maatschappelijke boomwaarde zoveel mogelijk tegen te gaan. Wanneer een boom niet ter plekke kan worden gecompenseerd d.m.v. herplant, betekent het doorgaans ook dat daar in de toekomst geen nieuwe boom kan komen. Immers, er is dan op z’n plek te weinig ruimte voor bomen. Als dat soort situaties zich vaker voordoen, ontstaan er boomarme wijken en dat is onwenselijk.
De financiële compensatie wordt bepaald door de monetaire boomwaarde van de te vellen boom of bomen te vermenigvuldigen met een factor 2 en dat bedrag op te hogen met 15%. De verdubbeling is noodzakelijk om de kosten voor bomenaanplant en nazorg te kunnen betalen. De mogelijkheden voor het toevoegen van herplantbomen aan bestaande groenzones zijn beperkt. Daarom zal de gemeente extra groene ruimte moeten creëren om de bomen te kunnen blijven compenseren en dat brengt hogere kosten met zich mee. Door vermenigvuldiging met factor 2 wordt financiële compensatie ontmoedigd en daardoor wordt compensatie van het boomkroonvolume (BKV) d.m.v. herplant gestimuleerd. De 15% ophoging is nodig voor het dekken van de kosten voor voorbereiding en toezicht door de gemeente.
In geval van (gehele of gedeeltelijke) financiële compensatie, moet worden aangetoond waarom compensatie van het boomkroonvolume (BKV) (geheel of gedeeltelijk) d.m.v. herplant niet haalbaar is binnen het projectgebied. Onder projectgebied bij een bouwplan wordt verstaan: de volledige omvang van het bouwplan inclusief tuinen, andere private terreinen en het openbaar gebied. Conform de tekening behorende bij de aanvraag of conform de tekening behorende bij het vastgestelde project. Voor een gemeentelijk reconstructieplan geldt als projectgebied: de omvang van het openbaar gebied waar de activiteit en/of de werkzaamheden plaatsvinden conform het vastgestelde project. Tuinen en andere private terreinen vallen in een reconstructieplan niet binnen het projectgebied. Wanneer er geen sprake is van een projectgebied, dan dient compensatie van het boomkroonvolume (BKV) te worden gerealiseerd op het kadastrale perceel waarop de boom staat, waarbij de herplantboom of -bomen minimaal even goed zichtbaar moet(en) zijn vanaf de openbare ruimte als de te vellen boom/bomen.
Compensatie van het boomkroonvolume (BKV) d.m.v. herplant mag in geval van een gemeentelijk reconstructieplan ook buiten het projectgebied op andere gemeentelijke gronden plaatsvinden, bij voorkeur in de nabije omgeving van het reconstructieplan. Voorwaarde is dat de herplant onderdeel is van de realisatie van het reconstructieplan.
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verschillende manieren waarop kan worden voldaan aan de bomencompensatieplicht. Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, gelden andere regels. Deze staan vermeld in ‘7.5 Bomencompensatieplicht op particuliere grond’.
Voor bomencompensatie d.m.v. herplant worden de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen (alle bomen tezamen), rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen (alle bomen tezamen), afgerond op 5 jaar.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Stap 6: controleer of het totale BKV van de herplantbomen (het resultaat van stap 5) gelijk of meer is dan het te behalen BKV (het resultaat van stap 3). Als dat zo is, dan wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Als niet wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht dan moeten voor de herplant andere keuzes worden gemaakt. De stappen 1 t/m 6 dienen herhaald te worden totdat uit stap 6 blijkt dat wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
Aanvullend gelden voor bomencompensatie d.m.v. herplant de volgende regels:
Voor de herplantbomen dient een duurzame groeiplaatsinrichting te worden gerealiseerd. Onder duurzame groeiplaats wordt verstaan: een groeiplaats die zodanig gunstig is ingericht, dat de houtopstand, voor de beoogde omlooptijd, onbelemmerd kan uitgroeien en de beoogde vorm en omvang kan bereiken. Ondergronds dient er voldoende doorwortelbare ruimte met noodzakelijke vocht, zuurstof en voeding aanwezig te zijn. Bovengronds moet er voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van de kroon, stam en stamvoet;
Voor regulier groeiende boomsoorten (o.a. eik, linde, beuk) moet een groeiplaats voor een omlooptijd van ten minste 60 jaar worden gerealiseerd en voor snelgroeiende boomsoorten (o.a. populier, wilg) een groeiplaats voor een omlooptijd van ten minste 45 jaar. In (smalle) woonstraten moet de aanplant van snelgroeiende boomsoorten beperkt worden;
Alleen bij uitzondering kan voor het bepalen van de duurzame groeiplaatsinrichting worden afgeweken van de Boommonitor mits door een persoon in het bezit van een ETT (European Tree Technician) certificaat wordt aangetoond dat sprake is van een duurzame groeiplaatsinrichting voor de beoogde omlooptijd;
Voor de herplantbomen geldt een nazorgtermijn van 3 jaar. Onder nazorg wordt verstaan: voldoende water geven, begeleidingssnoei en het vervangen van de boom wanneer deze dood gaat. Ook als de boom van dusdanig slechte kwaliteit is geworden, dat de beoogde vorm en omvang niet meer kunnen ontstaan, moet de boom worden vervangen. Vervanging dient jaarlijks plaats te vinden in het najaar;
De bomencompensatie d.m.v. herplant wordt door de eigenaar van de boom of bomen uiteengezet in een herplantplan. Dit plan bevat ten minste de overzichten zoals genoemd in de stappen 1 t/m 6 en een tekening met daarop de locaties van de aan te planten herplantbomen, de soorten (wetenschappelijke namen) van de te herplantbomen, de plantmaten van de herplantbomen en per herplantboom een beschrijving van de duurzame groeiplaatsinrichting (kwaliteit en m3);
De gemeente toets het herplantplan. Het herplantplan maakt deel uit van de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Het herplantplan wordt, indien akkoord bevonden door de gemeente, onderdeel van de omgevingsvergunning. Indien het herplantplan niet akkoord wordt bevonden door de gemeente, wordt er geen omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verleend.
De eigenaar van de boom of bomen zorgt voor een rapportage waarin de monetaire boomwaarde van te vellen bomen is bepaald. De financiële bomencompensatie wordt bepaald door de monetaire boomwaarde van de te vellen boom of bomen te vermenigvuldigen met een factor 2 en dat bedrag op te hogen met 15%. De financiële compensatie wordt gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds.
Voor financiële bomencompensatie worden de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen.
Stap 3: de totale monetaire boomwaarde (het resultaat van stap 2) wordt vermenigvuldigd met een factor 2.
Stap 4: het resultaat van stap 3 wordt opgehoogd met 15%.
Het resultaat van stap 4 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Op die manier wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
De gemeente toetst de rapportage monetaire boomwaarde. De rapportage maakt deel uit van de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. De financiële compensatie wordt onderdeel van de omgevingsvergunning. Indien de rapportage monetaire boomwaarde niet akkoord wordt bevonden door de gemeente, wordt er geen omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verleend. Na het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, mogen de bomen pas worden geveld als aan de financiële compensatie is voldaan door storting van het voorgeschreven bedrag in het gemeentelijke bomencompensatiefonds.
Bij een combinatie van bomencompensatie d.m.v. herplant en financiële compensatie worden voor het bepalen van de financiële compensatie de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen. Voeg de totale monetaire boomwaarde toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Stap 6: deel de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen door het totale BKV van de te vellen bomen.
Stap 7: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 8: breng het BKV dat wordt gecompenseerd door de herplantbomen (het resultaat van stap 5), in mindering op het te behalen BKV (het resultaat van stap 7).
Stap 9: vermenigvuldig het resultaat van stap 8 met het resultaat van stap 6.
Stap 10: vermenigvuldig het resultaat van stap 9 met een factor 2.
Stap 11: verhoog het resultaat van stap 10 met 15%.
Het resultaat van stap 11 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Middels deze storting én de realisatie van de herplant wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
Aanvullend gelden de regels zoals beschreven in ‘7.2 Bomencompensatie d.m.v. herplant’ en ‘7.3 Financiële compensatie’.
Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, gelden voor de bomencompensatieplicht andere regels dan voor projecten. Voor die bomen geldt geen verplichte toename van het boomkroonvolume (BKV) van 10%. Ook is het opstellen van een herplantplan niet noodzakelijk. Voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand volstaat, aanvullend op de indieningsvereisten vanuit de Omgevingswet, het toevoegen van een kaart van het perceel waarbij (schematisch) wordt aangegeven:
De herplantbomen moeten binnen 1 jaar, na de datum van verlening van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, zijn aangeplant.
Herplantbomen moeten, als ze dood gaan, vervangen worden door een boom van dezelfde soort en omvang.
Voor het bepalen van de herplant, moeten de volgende stappen doorlopen worden:
Stap 1: bepaal de soortnaam van de te vellen boom. De wetenschappelijke soortnamen van de waardevolle bomen op particuliere gronden die zijn opgenomen in de Catalogus Waardevolle Bomen, staan vermeld op de interactieve kaart die via de gemeentelijke website te raadplegen is. Voor bomen in waardevolle bomenvlakken is dat niet het geval. Bij twijfel over de boomsoort, kan contact worden opgenomen met de gemeente.
Stap 2: zoek in de tabel in Bijlage 2 de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de boomsoort op.
Stap 3: zoek in de herplanttabel in Bijlage 4 op, welke opties er zijn voor de herplant en maak een keuze.
Stap 4: bepaal met behulp van de tabel in Bijlage 2, de boomsoorten van de herplant en bepaal op welke plek(ken) op het kadastrale perceel de herplant wordt gerealiseerd.
Een duurzame groeiplaatsinrichting is van belang, zodat de boom voldoende ruimte krijgt om te groeien, hinder beperkt wordt en de kans dat de boom dood gaat wordt geminimaliseerd. Onder duurzame groeiplaats wordt verstaan: een groeiplaats die zodanig gunstig is ingericht, dat de houtopstand, voor de beoogde omlooptijd, onbelemmerd kan uitgroeien en de beoogde vorm en omvang kan bereiken. Ondergronds dient er voldoende doorwortelbare ruimte met noodzakelijke vocht, zuurstof en voeding aanwezig te zijn. Bovengronds moet er voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van de kroon, stam en stamvoet. De benodigde boven- en ondergrondse groeiruimte is afhankelijk van de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de boomsoort. Bijlage 5 kan worden geraadpleegd voor een indicatie van de ondergrondse groeiruimte.
Indien herplant op het kadastrale perceel, waarop de te vellen boom staat, niet mogelijk is, dan is financiële bomencompensatie verplicht. Dit gebeurt door middel van een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. De hoogte van de financiële bijdrage is afhankelijk van de dwarsdoorsnede van de stam van de te vellen boom op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld:
Wanneer bomencompensatie gedeeltelijk gebeurt d.m.v. herplant, dan zal aanvullend daarop een financiële bomencompensatie door een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds plaats moeten vinden. Hiervoor worden maatwerkafspraken gemaakt, waarbij de gemeente beslist bij een eventueel meningsverschil over de hoogte van de financiële bijdrage. Hierbij worden de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de te vellen boom en de herplantbomen in overweging genomen. De financiële bijdrage zal lager zijn naarmate er meer BKV wordt gecompenseerd.
Het geld uit het gemeentelijke bomencompensatiefonds kan door de gemeente aan de onderstaande twee doelen worden besteed:
Aanplant van extra bos- of bomen op verschillende locaties in de gemeente. Onder extra bos- of bomenaanplant wordt verstaan: aanplant van bos en/of bomen die niet al voortvloeien uit andere bomencompensatie opgaven. Het doel is om te komen tot een daadwerkelijke uitbreiding of kwalitatieve verbetering van het boomareaal in de openbare ruimte. Indien er geen geschikte locaties in de openbare ruimte gevonden kunnen worden, zijn alternatieve locaties mogelijk;
De volgende maatregelen kunnen vanuit het bomencompensatiefonds worden betaald wanneer bomen en/of bos wordt/worden aangeplant in bestaande groenzones in de openbare ruimte:
Hieronder vallen de volgende werkzaamheden:
Herplant van bomen en/of bos vindt, vanwege kosten efficiëntie, zoveel mogelijk plaats in bestaande groenzones. Indien er geen geschikte locaties in bestaande groenzones in de openbare ruimte gevonden kunnen worden, kan herplant op alternatieve locaties plaatsvinden. In dat soort gevallen kunnen alle benodigde maatregelen, die nodig zijn om te komen tot een duurzame groeiplaatsinrichting, vanuit het bomencompensatiefonds worden betaald. Hieronder vallen o.a. het verwijderen van eventueel aanwezige verhardingen. Ook als bomen en/of bosaanplant op alternatieve locaties extra prioriteit heeft (bijv. op basis van uitkomsten van klimaatstresstesten), kan dat worden betaald vanuit het bomencompensatiefonds.
Geld uit het bomencompensatiefonds kan ook worden besteed aan het verhogen van de kwaliteit van het bestaande gemeentelijke boomareaal. Hieronder vallen maatregelen die buiten het bestendig groenbeheer en/of het reguliere verzorgingsonderhoud vallen. Te denken valt aan het verbeteren van groeiplaatsen van bomen ten gunste van het verbeteren van de vitaliteit en/of het verlengen van de levensduur.
Daarnaast kunnen de kosten voor voorbereiding en toezicht (voor zover die een gevolg zijn van de genoemde maatregelen) worden betaald vanuit het bomencompensatiefonds.
Locaties voor extra bos- en/of bomenaanplant worden door de gemeente zelf bepaald aan de hand van beschikbare boven- en ondergrondse groeiruimte. Ook bewoners, bedrijven of (andere) geïnteresseerden kunnen locaties aandragen en voorstellen doen. De gemeente toetst op basis van haalbaarheid en de gestelde doelen. Het uitgangspunt is ‘de juiste boom op de juiste plek’ waarbij de gemeente streeft naar een optimaal gebruik van inheemse boomsoorten ten gunste van de biodiversiteit en de landschappelijke kwaliteit.
De gemeente stelt, indien er bedragen in het gemeentelijke bomencompensatiefonds zijn gestort, jaarlijks een rapportage op waar in staat om welke bedragen het gaat, het aantal gevelde bomen waarvoor de financiële bomencompensatie is gedaan, welke bedragen uit het bomencompensatiefonds dat jaar zijn besteed en een korte beschrijving van de maatregelen.
De gemeente streeft er naar om elk in het bomencompensatiefonds gestorte bedrag uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen na het verstrijken van 3 kalenderjaren, uitgegeven te hebben aan de voorgeschreven doelen en maatregelen.
Bomen zijn waardevol voor de maatschappij. Ze zijn gunstig voor het klimaat. Bomen zorgen voor verkoeling, waterberging en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook leveren bomen een positieve bijdrage aan het mentaal en lichamelijk welzijn van mensen en daarnaast zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit. In sommige situaties kunnen takken en boomwortels voor hinder zorgen, waardoor snoei wenselijk kan zijn.
Rechten m.b.t. snoei van overhangende takken en het weghakken van doorschietende boomwortels zijn vastgelegd in artikel 5:44 van het Burgerlijk Wetboek. Eventueel uit te voeren taksnoei en/of het weghakken van boomwortels mag er niet toe leiden dat de boom duurzaam in zijn voortbestaan wordt bedreigd of ernstig in zijn vorm wordt aangetast. Bij het wegsnoeien en/of-hakken mag er geen onevenredig grote schade worden toegebracht aan de boom, dat zou misbruik van recht betekenen. Misbruik is bijvoorbeeld aan de orde wanneer men een boomkroon rigoureus terugzet of een wortelgestel ernstig aantast, waardoor het voortbestaan van de boom in gevaar is. Bovendien kan door het afhakken van teveel wortels of wegnemen van essentiële stabiliteitswortels, de boom omvallen. Voor het verwijderen van meer dan 20% van de kroon of het wortelpakket, is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Naast de hoeveelheid kroon die wordt weggesnoeid of wortelpakket dat wordt weggehakt, is het van belang dat de specifieke boomsoort in acht wordt genomen. Zo kunnen beuken bij verkeerd snoeien afsterven door ‘zonnebrand’.
In het geval van klachten door overhangende takken of een verzoek of vordering tot snoei van overhangende takken van gemeentelijke bomen, hanteert de gemeente Waalwijk in principe het uitgangspunt dat overhangende takken van gemeentelijke bomen niet worden gesnoeid. Hetzelfde uitgangspunt hanteert de gemeente voor boomwortels. Er zijn echter een aantal uitzonderingen op dit uitgangspunt mogelijk, de uitzonderingen waarbij wel wordt ingegrepen zijn:
De gemeente heeft een zorgplicht voor het treffen van voorzorgsmaatregelen om overlast van eikenprocessierups, of andere insecten die een gevaar vormen voor de volksgezondheid, te voorkomen of te beperken. Voor de keuze van de te treffen voorzorgsmaatregelen maakt de gemeente een zorgvuldige afweging. Bij verhoogd gevaar worden preventieve maatregelen genomen of, als deze maatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn, wordt het publiek voor het gevaar gewaarschuwd. Als er geen sprake is van verhoogd gevaar kan worden volstaan met informatievertrekking. Op die manier voldoet de gemeente aan haar zorgplicht.
De gemeente hanteert in principe het uitgangspunt dat er geen maatregelen worden genomen bij hinder door insecten die geen gevaar vormen voor de volksgezondheid. Vrij levende insecten zijn wilde dieren met een eigen wil en juridisch gezien ‘zaken van niemand’ en de gemeente wordt daarvoor niet aansprakelijk gehouden.
Aanvragen om omgevingsvergunningen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden afgehandeld met inachtnemening van de “Werkwijze Bomen 2019”.
Aanvragen om omgevingsvergunningen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit, en waar na heroverweging in bezwaar op dient te worden beslist, worden afgehandeld met inachtneming van de “Werkwijze Bomen 2019”.
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.
Gelijktijdig wordt de “Werkwijze Bomen 2019”, die op 29-01-2019 is vastgesteld door het college van Waalwijk, ingetrokken voor zover het gaat om aanvragen ingediend na datum van inwerkingtreding van de Beleidsregels bomen 2024.
HET COLLEGE VAN WAALWIJK,
Namens deze,
de secretaris, de burgemeester,
Michel Tromp, Sacha C.A.M. Ausems
Rekenvoorbeeld 1: Bomencompensatie d.m.v. herplant
(paragraaf 7.2 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 6 bomen geveld.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Het resultaat van de stappen 1 en 2, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 3: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Het resultaat van de stappen 4 en 5, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 6: controleer of het totale BKV van de herplantbomen (het resultaat van stap 5) gelijk of meer is dan het te behalen BKV (het resultaat van stap 3). Als dat zo is, dan wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Als niet wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht dan moeten er voor de herplant andere keuzes worden gemaakt. De stappen 1 t/m 6 dienen herhaald te worden totdat uit stap 6 blijkt dat wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Rekenvoorbeeld 2: Financiële compensatie
(paragraaf 7.3 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 3 bomen geveld. Er is binnen het projectgebied geen ruimte om herplant te realiseren.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen.
Het resultaat van stappen 1 en 2, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 3: de totale monetaire boomwaarde (het resultaat van stap 2) wordt vermenigvuldigd met een factor 2.
Stap 4: het resultaat van stap 3 wordt opgehoogd met 15%.
Het resultaat van stap 4 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Op die manier wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Rekenvoorbeeld 3: Combinatie van bomencompensatie d.m.v. herplant en financiële compensatie.
(paragraaf 7.4 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 16 bomen geveld.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen. Voeg de totale monetaire boomwaarde toe aan het overzicht van stap 1.
Het resultaat van de stappen 1, 2 en 3, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Het resultaat van de stappen 4 en 5, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 6: deel de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen door het totale BKV van de te vellen bomen.
Stap 7: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 8: breng het BKV dat wordt gecompenseerd door de herplantbomen, in mindering op het te behalen BKV.
Stap 9: vermenigvuldig het resultaat van stap 8 met het resultaat van stap 6.
Stap 10: vermenigvuldig het resultaat van stap 9 met een factor 2.
Stap 11: verhoog het resultaat van stap 10 met 15%.
De financiële compensatie bedraagt € 62.054,--. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Middels deze storting én de realisatie van de herplant wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.