Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nissewaard

VTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNissewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026
CiteertitelVTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling vervangt de Meerjarennota toezicht en handhaving 2019 – 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-202307-07-2023nieuwe regeling

07-07-2023

gmb-2023-562583

23.B.00232

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Nissewaard, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, hebben op 7 juli 2023 het ‘VTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026’ vastgesteld. Met de vaststelling van het VTH beleid is de ‘Meerjarennota toezicht en handhaving 2019 – 2022’ ingetrokken.

De wettelijke grondslag waarop het VTH beleid is gebaseerd is artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.

Het VTH beleid treedt in werking op de dag na de kennisgeving in het gemeenteblad en het werkt terug tot 7 juli 2023.

De beslissing en het VTH beleid is bij de gemeente bekend onder het kenmerk 23.B.00232.

Het VTH beleid luidt als volgt.

 

VTH beleid fysieke leefomgeving 2023-2026

Gemeente Nissewaard

Juli 2023

 

1 Inleiding

In het VTH beleid geven wij als gemeente Nissewaard aan hoe wij voor de periode 2023-2026 uitvoering geven aan onze wettelijke taken op het gebied van Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH). Wij geven uitvoering aan wetten en regels en dragen daarmee bij aan het doel te zorgen dat wij in Nissewaard met elkaar in een veilige en gezonde fysieke leefomgeving kunnen wonen, werken en recreëren.

 

Het is echter onmogelijk om alles wat nodig is voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving uit te voeren, te controleren of te handhaven. Wij werken daarom risico gestuurd en maken in de uitvoering van onze taken gebruik van op de risico’s afgestemde prioriteiten. In het VTH beleid hebben wij op hoofdlijnen kernachtig beschreven wat ons beleid is en hoe wij dit beleid ten uitvoer brengen. Dit meerjarig VTH beleid dient als basis voor het VTH-uitvoeringsplan.

 

Het huidige toezicht- en handhavingsbeleid, “Integraal toezicht en handhaving 2015 – 2018”, stamt uit 2015 en ziet niet op het aspect vergunningen. Als gevolg van nieuwe ontwikkelingen is het noodzakelijk nieuw beleid vast te stellen. Dat maakt een herijking van het huidige beleid zeer wenselijk. Een andere aanleiding voor het herijken van het beleid is dat in de laatste jaren het aantal aanvragen van vergunningen en handhaving is toegenomen. Het behandelen van vergunningaanvrage, het houden van toezicht en de handhaving hierop vindt plaats in een opeenvolgende keten en liggen in het verlengde van elkaar.

 

Daarnaast zullen de Omgevingswet (Ow) en de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen (Wkb) ervoor zorgen dat inhoud, processen, dienstverlening, ICT, rollen en verantwoordelijkheden en cultuur veranderen. Hoewel de Ow en de Wkb meermaals zijn uitgesteld, treden ze binnen deze beleidsperiode in werking. Dit VTH beleid beslaat dus een transitie periode.. Daarom wordt flexibiliteit gebracht in dit VTH beleid om zo nodig te anticiperen op mogelijke andere wettelijke ontwikkelingen, gedurende de beleidsperiode.

 

1.2 Leeswijzer

VTH beleid start met deze inleiding, waarin ook de scope aan de orde komt en vervolgt in hoofdstuk 2 met het wettelijk kader. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de visie, ambitie en het doel van ons beleid en uitgangspunten daarbij. In hoofdstuk 4 staan de ontwikkelingen die de VTH-taken van de gemeente raken. Vervolgens komt in hoofdstuk 5 de evaluatie, risicoanalyse en aansluitend de prioriteitenanalyse aan de orde. Op basis van deze analyses en doelstellingen komen in hoofdstuk 6 de uitvoeringsstrategieën. Als laatste wordt uitgewerkt hoe de kwaliteit van het VTH beleid wordt gewaarborgd in hoofdstuk 7 en hoe een en ander organisatorisch wordt geregeld. Tot slot zijn een aantal bijlagen opgenomen ter verduidelijking en verdieping van onderdelen van ons VTH beleid.

 

1.3 Scope

De uitvoering van de VTH-taken in dit beleid heeft in de basis betrekking op de fysieke leefomgeving van de gemeente Nissewaard. De definitie van de fysieke leefomgeving ontlenen wij aan de Omgevingswet. Dit beleid ziet daarom niet op het domein van Openbare Orde en Veiligheid (OOV), waarin gedrag en personen primaire factoren zijn. Binnen de reikwijdte van de fysieke leefomgeving richten wij ons op de thuistaken die door de gemeente worden uitgevoerd. De thuistaken zijn afgebakend door middel van de basistaken in het Besluit omgevingsrecht en onder de Omgevingswet het Bal. De basistaken zijn immers van (rechtswege) bij de DCMR (omgevingsdienst) belegd. Dit alles maakt dat dit VTH beleid ziet op de taakuitvoering van de Wabo (en straks Ow) en delen van de Algemene plaatselijke verordening Nissewaard (APV). In bijlage 1 hebben wij een gedetailleerd overzicht van de reikwijdte van dit VTH beleid opgenomen. Dit VTH beleid bevat publiekrechtelijke bevoegdheden van zowel de Burgemeester, als van het college van burgemeester en wethouders.

 

Privaatrechtelijke handhaving is geen onderdeel van dit VTH beleid. In dat geval is het eigendomsrecht van de gemeente in het geding en treedt de gemeente op als rechtspersoon.

1.1.1 Flankerend beleid

Naast dit VTH beleid, gericht op de fysieke leefomgeving kent de gemeente Nissewaard ander beleid in het fysieke en veiligheidsdomein. Daarbij is te denken aan het Integraal veiligheidsbeleid, VTH beleid, Milieu DCMR en Bibob-beleid. Dit VTH beleid fysieke leefomgeving maakt daar geen onderdeel vanuit en heeft zijn grondslag in paragraaf 7.2 van het Bor.

1.1.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de VTH-taken vloeit enerzijds voort uit landelijke wet- en regelgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Besluit omgevingsrecht, Omgevingswet, onderliggende Algemene maatregelen van bestuur, omgevingsregeling, de Algemeen Plaatselijke Verordening, de Bestemmingsplannen, maar ook uit provinciale regelgeving (Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland) en ook de gemeentelijke wet- en regelgeving is van toepassing. De grondslag voor het VTH beleid is onder de Wabo gelegen in het Besluit omgevingsrecht paragraaf 7.2. Via de Invoeringswet Omgevingswet is de huidige regelgeving over VTH beleid van de Wabo opgenomen in paragraaf 18.3.2 van de Omgevingswet.

 

In de verordening Kwaliteit VTH van de gemeente Nissewaard is de door de gemeenteraad het commitment en de zorg voor de kwaliteit van de VTH taken verwoord.

 

1.4 Doelstelling

De gemeente Nissewaard is verplicht om voor vergunningen, toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht beleid vast te stellen en uit te voeren. Met dit VTH beleid 2023-2026 voldoet Nissewaard aan de wettelijke vereisten, zoals genoemd in paragaaf 7.2 van het Bor. Het VTH beleid legt de basis voor een programmatische en risicogerichte uitvoering van de wettelijke taken voor vergunningen, toezicht en handhaving (VTH) voor de fysieke leefomgeving. Dit beleid geeft de kaders voor het maken operationele keuzes op basis van risico’s en prioriteiten. Het maakt een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen mogelijk, welke in het jaarlijkse uitvoeringsplan VTH worden uitgewerkt. Het VTH beleid wordt vastgesteld, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging. Dit beleid bevat de flexibiliteit om op deze ontwikkelingen te anticiperen, door middel van nader vast te stellen bijlagen.

2 Wettelijk Kader

2.1 Besluit omgevingsrecht

De gemeente is verplicht om beleid op te stellen dat voor meerdere jaren geldt. Daarnaast moeten haalbare doelen worden gesteld voor het VTH-werk. Dit staat in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De wettelijke verplichting voor het jaarlijks opstellen van een uitvoeringsplan staat opgenomen in artikel 7.3 Bor.

 

2.2 Beleidscyclus

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Omgevingswet (OW) bepalen de procescriteria voor het VTH dat het college van burgemeester en wethouders vaststelt. Dit beleid vormt de basis van de jaarlijkse uitvoeringsplan’s. Hiervan wordt vervolgens jaarlijks verslag gedaan. Hierin worden de inspanningen op het gebied van het omgevingsrecht weergegeven. Met behulp van het jaarverslag wordt het beleid geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Op die manier ontstaat een sluitende beleidscyclus, de zogenaamde BIG 8.

 

2.3 Procescriteria en Big-8

De procescriteria zijn de eisen die worden gesteld aan de beleidscyclus bij de taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).

 

De procescriteria vormen twee cycli;

  • een beleidsvormende (strategische) cyclus

  • een uitvoerende (operationele) cyclus.

Op het snijvlak van beide cycli ligt het jaarlijkse uitvoeringsplan.

 

 

Het samenhangende geheel van beide cycli wordt ook wel BIG-8 genoemd. Dit model maakt vanuit een strategisch kader de vertaling naar operationeel beleid ten behoeve van kwaliteitsborging samen met een sluitende planning- en control cyclus.

 

Door deze cycli te volgen, wordt de cyclus, die begint bij het opstellen van het beleid en via de uitvoering uiteindelijk leidt tot het bijstellen van het beleid, gesloten.

 

Hieronder lichten we de BIG 8 beleidscyclus stap voor stap nader toe.

 

Stap 1: Rapportage & Evaluatie

De BIG 8 cyclus begint met het rapporteren en evalueren. Hierin geef je aan hoe het staat met het de bijdrage aan de gestelde doelen en de gestelde prioriteiten. Naar aanleiding van de evaluatie is het mogelijk doelstellingen en prioriteiten aan te passen. In het onderdeel ‘rapportage en evaluatie’ van de BIG 8 worden minimaal de volgende acties uitgevoerd:

  • 1.

    Vierjaarlijks worden de risico’s in kaart gebracht met een risicoanalyse en de prioriteiten en doelen geformuleerd (artikel 7.2 Bor). De evaluatie van het voorgaande beleid geeft hierbij ook input. Hiermee is een meerjarig kader voor de uitvoering van de VTH vastgelegd.

  • 2.

    Jaarlijkse verantwoordingsrapportages worden opgesteld (artikel 7.7 Bor). Ieder jaar wordt er een VTH-jaarverslag opgesteld op basis van het uitvoeringsplan. Deze bevat duidelijke conclusies over de mate van uitvoering van het uitvoeringsplan.

  • 3.

    Vierjaarlijks wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd (artikel 7.7 Bor). De beleidsevaluatie gaat in op de bijdrage aan de beleidsdoelen, de beheersing van risico’s en of beleid, prioriteiten en/of het VTH beleid bijgesteld dienen te worden. De resultaten uit de beleidsevaluatie en de jaarrapportages kunnen ertoe leiden dat de risicoanalyse, prioriteiten en doelstellingen bijgesteld dient te worden.

Stap 2: Strategisch Beleidskader

De eerste inhoudelijke stap begint met het opstellen van een strategisch beleidskader. Dit wordt verwoord in de vorm van een omgevingsanalyse, probleemanalyse, doelstellingen en prioriteiten. De gemeente geeft hierbij aan wat zij belangrijk vindt. Voor de gemeente Nissewaard gaat het onder andere om het coalitie akkoord 2022-2026 . De gemeente werkt op dit moment aan het opstellen van een omgevingsvisie en een plan van aanpak Omgevingsplan. Uit deze omgevingsvisie kunnen op termijn doelstellingen en prioriteiten worden gedestilleerd. Deze strategische documenten geven richting aan VTH beleid.

 

Stap 3: Operationeel Beleidskader

Het operationeel beleidskader gaat over het daadwerkelijke VTH beleid. Er wordt aangegeven met welke strategieën een bijdrage wordt geleverd aan de beoogde doelen en prioriteiten. De vijf strategieën bestaan uit een preventiestrategie, vergunningenstrategie, toezichtstrategie, handhaving / sanctie strategie en een gedoogstrategie. Deze strategieën worden in hoofdstuk 6 nader toegelicht.

 

Stap 4: Planning & Control

In deze vierde stap gaat het om de programmering van de activiteiten in de vorm van een VTH-uitvoeringsplan. In dit uitvoeringsplan staat wat we het komende jaar gaan doen en met welke capaciteit en middelen. Het uitvoeringsplan omvat een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen. Wanneer doelen en de daarvoor beschikbare capaciteit niet overeenkomen, zal door het bestuur een keuze moeten worden gemaakt om al dan niet de doelen bij te stellen dan wel de capaciteit hierop aan te passen.

 

Stap 5: Voorbereiding

In stap 5 gaat het om de concrete werkwijze bij de uitvoering van de VTH-taken. De VTH-taken worden uitgevoerd aan de hand van vaste procedures, processen en protocollen. Deze zijn verwerkt in de strategieën.

 

Stap 6: Uitvoering

Hier vindt de daadwerkelijke uitvoering van de VTH-taken plaats: behandelen van vergunningaanvragen, toezicht controles en de juridische handhaving. Kortom: de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden.

 

Stap 7: Monitoring

Om na te gaan of de uitvoering de gewenste resultaten oplevert, wordt de voortgang periodiek gemonitord. Daar waar nodig kan bijgestuurd worden. Na afloop van het jaar wordt er een VTH-jaarverslag opgesteld. De resultaten uit de monitoring worden weergegeven in het jaarverslag, dat onderdeel is van het VTH uitvoeringsplan. Daarnaast kunnen de jaarverslagen gebruikt worden bij de evaluatie van het beleid. Daarmee wordt de hele VTH beleidscyclus doorlopen.

 

2.4 Bestuurlijke rolverdeling

Op grond van de Wabo en daarna de Ow dient de gemeenteraad in een verordening de kwaliteit vast te stellen van taken, die gekoppeld zijn aan de uitvoering van taken op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving omgevingsrecht.

 

Overeenkomstig artikel 3 van deze model verordening ‘ziet de gemeenteraad toe op de hoofdlijnen van het door burgemeester en wethouders gevoerde beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten’.

 

Het college stelt het VTH beleid vast en zend dit ter kennisname toe aan de gemeenteraad. Ook stelt het college jaarlijks een uitvoeringsplan vast. Na afloop wordt hiervan een jaarverslag gemaakt. Deze documenten worden ter kennisname gezonden aan de gemeenteraad.

 

In het kader van het Interbestuurlijk toezicht (IBT) wordt volledigheidshalve het VTH beleid, het uitvoeringsplan en het jaarverslag naar de Provincie Zuid-Holland verzonden.

 

2.5 Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht

Gemeenten zijn verplicht een verordening te hebben, waarin de minimale kwaliteit van de organisatie en de medewerkers op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving, de kwaliteit voor VTH-taken geborgd wordt. De Verordening kwaliteit VTH heeft de artikelen 18.20 en 18.23 van de Ow als grondslag onder de Omgevingswet. De gemeente Nissewaard heeft deze verordening vastgesteld in 2017 gelet op de komst van de omgevingswet wordt deze verordening geactualiseerd naar het model van de VNG.

 

2.6 Uitvoeringplan

De uitvoering van de VTH taken worden in het jaarlijks uitvoeringsplan inzichtelijk gemaakt. In dit uitvoeringsplan staat wat we het komende jaar gaan doen en met welke capaciteit en middelen. Het uitvoeringsplan omvat een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen en strategieën. Dit uitvoeringsplan wordt vastgesteld door het college en ter informatie aan de gemeenteraad (en de Provincie Zuid-Holland) toegezonden.

 

Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de risicoanalyse, de gestelde prioriteiten, de incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse uitvoeringsplan opgesteld.

 

In het uitvoeringsplan VTH wordt onder meer de volgende elementen opgenomen:

  • 1.

    een inschatting van het soort en aantal vergunningen en meldingen en verzoeken om handhaving / klachtmeldingen;

  • 2.

    de voorgenomen uit te voeren toezichts- en handhavingsactiviteiten voor dat jaar;

  • 3.

    de inzet op de concrete doelen uit het VTH beleid in dat jaar;

  • 4.

    een jaarrapportage van het voorgaande uitvoeringsplan;

  • 5.

    de relatie met de gestelde ambities en doelen en prioriteiten.

Gelet op de transitie periode van de Omgevingswet (Ow) en de Wet kwaliteitsborging bouw (Wkb) die samenvalt met de beleidsperiode van dit VTH beleid, is het lastig om op basis van de historische gegevens voorspellingen te maken en evaluaties te vergelijken. Het wettelijk stelsel wijzigt bij de inwerkingtreding van de Ow en de Wkb. Na de inwerkingtreding van de Ow zal de overgang van een Omgevingsplan van rechtswege met bruidsschatregels naar een vastgesteld één gebied dekkend Omgevingsplan een stelsel herziening bevatten. De overgang van het begrip ‘milieu inrichting’ naar ‘milieu belastende activiteit’ (hierna: Mba), gecombineerd met bruidsschat regels en omgevingsplan activiteiten hebben invloed op de inzet van VTH. De Wkb zal aanvankelijk met betrekking tot gevolg klasse 1 ingevoerd worden. Na drie jaar wordt de werking van het Wkb stelsel landelijk geëvalueerd.

3 Missie, Visie en Doel

3.1 VTH-Missie

De VTH-missie gaat over waar wij als gemeente Nissewaard voor staan en wat voor een gemeente wij willen zijn, gelet op vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving.

 

Vergunningen, Toezicht en Handhaving draagt bij aan de veilige en gezonde fysieke leefomgeving van Nissewaard. Met het oog daarop werken we nauw samen met partners.

 

3.2 VTH-visie

In de VTH-visie staat beschreven hoe de gemeente Nissewaard aankijkt tegen de uitvoering van haar VTH-taken.

 

De uitvoering van vergunningen, toezicht en handhaving onderstreept het gezamenlijke belang van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving van de gemeente Nissewaard. Wij geven hieraan uitvoering in een context van ontwikkelend, lerend, verbindend en adaptief werken aan een optimale VTH-organisatie.

 

3.3 Strategisch doel

In het strategisch doel staat wat wij met het VTH beleid willen bereiken.

 

Met de uitvoering van onze wettelijke VTH-taken dragen wij bij aan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving voor onze bewoners en bedrijven. Wij willen dat op voorspelbare, duidelijke en consequente wijze doen, vanuit het credo ‘voorkomen is beter dan handhaven’. Wij maken daarbij keuzes op basis van risico’s, prioriteiten en capaciteit.

 

Daarnaast willen wij voldoen aan de wettelijke verplichtingen vanuit paragraaf 7.2 van het Bor.

 

3.4 Nadere doelstellingen

Naast de strategische doelstelling, hebben wij 10 nadere concrete doelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze 10 doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. Deze 10 doelen komen voort uit verschillende onderdelen van dit VTH beleid. In de uitvoeringsplannen wordt jaarlijks aangegeven op welke wijze aan welke doelen uitvoering wordt gegeven.

 

Doelstelling

Wat gaan wij daarvoor doen? (2023-2026)

1

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor de uitvoering van de VTH-taken.

De diepgang van toetsing van aanvragen en het toezicht sluit aan bij de prioriteit.

2

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor professionele vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Wij passen VTH-strategieën correct toe.

Wij brengen met een zelfevaluatie in beeld in welke mate wij voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.3.

3.

Het VTH-beleid sluit aan bij de uitvoeringspraktijk.

We betrekken medewerkers en portefeuillehouders bij de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsplan.

4

Klachten en meldingen worden naar prioriteit afgehandeld.

Klachten en meldingen prioriteren.

Afhandeling op basis van prioriteit.

5

Dienstverlening is snel, transparant en goed, en sluit aan bij de behoeften van onze inwoners.

Het proces verkennen en begeleiding van initiatief (VBI) zetten wij in om de dienstverlening in de initiatieffase transparant te laten verlopen.

De mogelijkheden van een flitsvergunning worden verkend.

6

Er is sprake van een goede afstemming tussen vergunningen, toezicht en handhaving, waarbij de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving gewaarborgd is.

Warme overdracht van een vergunning naar het toezicht.

Gebiedsgericht werken met afstemming tussen V, T en H.

7

Versterken integrale samenwerking.

Herijken van operationeel-, management- en bestuurlijk (integraal) overleg met DCMR en VRR over de taakuitvoering van VTH.

8

Borgen van afspraken en processen, zowel intern als extern.

Uitwerken van een top 5 procesbeschrijvingen.

Volledigheid van de dossiers in de VTH-applicatie.

Continu optimalisatie van de VTH-applicatie.

9

Inbedding van WKB en OW in processen en cultuur.

Op basis van praktijkervaring optimaliseren we de werkprocessen continu als basis voor de uitvoering van de WKB en de OW.

10

Genereren van data voor analyse van risico’s.

Het vastleggen van data over de taakuitvoering.

Opzetten van een BI-tool voor analyse.

4 Ontwikkelingen

Het taakveld VTH fysieke leefomgeving wordt uitgevoerd in een continu bewegende omgeving.

Wij zien de volgende lijnen in de relevante ontwikkelingen die invloed hebben op het VTH werkveld, die nadere worden beschreven:

  • Omgevingswet;

  • Wet kwaliteitsborging bouw;

  • Projecten;

  • Zaakgericht werken;

  • Coalitie programma;

  • Omgevingsvisie en omgevingsplan.

4.1 Omgevingswet

De Omgevingswet staat voor een veilige en gezonde Fysieke leefomgeving, waarin Vergunningen , toezicht en handhaving belangrijke instrumenten zijn naast de omgevingsvisie, het omgevingsplan, en programma’s. De gemeente Nissewaard implementeert de Omgevingswet vanuit het programma Omgevingswet. De invoeringsdatum van de Omgevingswet is meermaals uitgesteld, maar nu vastgesteld op 1 januari 2024.

 

Vanuit de minimale acties van de VNG is de basis gelegd voor de implementatie van de Omgevingswet voor de gemeente Nissewaard. Het actualiseren van het VTH beleid is een van de minimale acties.

 

Gedurende de beleidsperiode van dit VTH beleid worden de overige VTH gerelateerde minimale acties vanuit het programma overgedragen naar de lijnorganisatie.

De invoering van de omgevingswet brengt bestuursorganen in de regio Rijnmond samen voor een optimalisatie van de ketensamenwerking. Dit beleid bevat de flexibiliteit om specifiek voor de Ow in het uitvoeringsplan een nadere beleidsuitwerking op te nemen.

 

4.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Parallel aan het programma voor de invoering van de Omgevingswet loopt het traject voor de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Die wet heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren. Daarnaast wordt de (privaatrechtelijke) aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particulieren en professionele opdrachtgevers uitgebreid.

 

 

De rol en taak van de gemeente in de uitvoering van de VTH-taken veranderen ten opzichte van de huidige praktijk. De handreiking ‘je bent ervan en je blijft ervan’ van de Vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland verwoordt de positie die gemeenten als bevoegd gezag blijven houden. De gemeente Nissewaard wil ook in het stelsel van de Wkb haar positie nemen om bij te dragen aan een veilige en gezonde leefomgeving.

 

Ook deze ontwikkeling zal om de nodige aanpassing in processen, dienstverlening, rollen en competenties vragen.

 

De Wkb treedt inwerking (1 januari 2024) gedurende de beleidsperiode van dit VTH beleid, met betrekking tot gevolg klasse 1. Dit beleid bevat de flexibiliteit om specifiek voor de Wkb in het uitvoeringsplan een nadere beleidsuitwerking op te nemen.

 

4.3 Projecten

De gemeente Nissewaard heeft ten aanzien van woningen en scholen verschillende reguliere projecten in voorbereiding. Daarbij wordt aan de Maasboulevard door hoogbouw in woningen voorzien. De projecten vragen voor VTH de juiste expertise. De energietransitie en de duurzaamheidsopgave van de gemeente leiden tot diverse projecten waarbij VTH een rol heeft. Dit vraagt om goede beleidsmatige en wettelijke kaders voor een soepele uitvoering van de VTH-taken door de gemeente als bevoegd gezag in samenwerking met ketenpartners.

 

4.4 Zaakgericht werken

Ter ondersteuning en borging van de VTH-werkprocessen wordt de nieuwe VTH-Software geïmplementeerd. Dit is aangeschaft voor de Omgevingswet, maar vanwege het uitstel daarvan zijn de Wabo-processen nu operationeel in dit systeem. Dit zal nog verder worden uitgebreid met bijvoorbeeld de behandeling van APV-processen. Op basis van de operationele ervaringen is nog inpassing op een doorontwikkeling nodig. De Omgevingswet en de Wkb processen komen in hetzelfde systeem. Het werken met VTH software legt de basis voor zaakgericht werken en is te koppelen aan het nog in te voeren gemeente breed Document Management Systeem, ter archivering.

 

4.5 Coalitieakkoord 2022-2026

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 is bij de vorming van het college van burgemeester en wethouders het coalitieakkoord tot stand gekomen. Ten aanzien van VTH staat daarin het volgende:

 

Dienstverlening

Onze dienstverlening is snel, transparant en goed en sluit aan bij de behoeften van onze inwoners. Wat digitaal kan, doen we digitaal. Maar er is ook oog voor de mens: persoonlijk geholpen worden, blijft altijd mogelijk. … Vergunningen moet zo snel en simpel mogelijk zijn. De beleving van de klant speelt een belangrijke rol bij de (her)inrichting van processen, zodat de klant centraal staat.

 

Deze dienstverlening raakt de processen van VTH en vraagt om aan nadere uitwerking. Daarbij wordt gedacht aan het verkennen van de mogelijkheden van een flitsvergunning onder de omgevingswet, maar ook de procesoptimalisatie bij de ‘buitenplanse omgevingsplan activiteit’ (Bopa). Dit wordt gedragen door een goed proces voor verkennen en begeleiden Initiatief (VBI) met één ingang.

 

4.6 Omgevingsvisie en omgevingsplan

De Ow kent de instrumenten omgevingsvisie en omgevingsplan. Op dit moment is de opstelling van de omgevingsvisie in uitvoering. Dit strategisch instrument geeft richting aan het omgevingsplan voor de gemeente Nissewaard. Beiden geven richting en inhoudelijke kaders voor de uitvoering van het VTH taakveld. Echter, bij invoering van de Omgevingswet ontstaat een overgangssituatie van landelijke regelgeving naar lokale regelgeving in het (tijdelijke) omgevingsplan. Ook brengt dit verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, na besluitvorming onder het omgevingsplan. Dit kan leiden tot een gewijzigd stelsel van vergunningplicht en meldingsplicht. Dit vraagt een zorgvuldige en integrale afweging van effecten om de VTH-doelstellingen te behalen.

 

 

4.7 Overige ontwikkelingen

4.7.1 Landelijk Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

De Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO) van oktober 2022 bevat een brede reikwijdte. Deze strategie is dan ook met name bij de integrale handhaving een goed handelingskader. De gemeente Nissewaard onderschrijft de LHSO en zal de implementatie ervan verkennen en waar nodig verwerken.

4.7.2 Basis registraties

De basis registraties zoals de Bag en de Bro worden vanuit de VTH-keten gevoed. Goede data kwaliteit van deze registraties wordt in belangrijke mate bepaald door de data en processen in de VTH-keten. De Omgevingswet en de Wkb hebben invloed op deze data en processen.

4.7.3 Regionale samenwerking

Samenwerken doen wij in beginsel via twee cirkels: Voorne-Putten en Rotterdam-Rijnmond. Daarbij sluiten wij aan op de schaalgrootte van enerzijds de GR Syntrophos en anderzijds op die van de VRR, DCMR en GGD. Gelet op de omgevingswet en de Wkb wordt deze samenwerkingen voor wat betreft VTH continu verbeterd. Het vastleggen, monitoren en evalueren van samenwerkingsafspraken en dienstverleningsovereenkomsten draagt bij een goede samenwerking.

4.7.4 Versterken VTH stelsel

Het rapport “Om de leefomgeving” van de Commissie Van Aartsen doet verslag van het onderzoek naar het landelijke stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De commissie was gevraagd welke mogelijkheden er zijn om het VTH stelsel, en daarmee milieuhandhaving, -toezicht en vergunningverlening, te versterken. Dit ziet op de uitvoering van de Basis taken door de omgevingsdiensten in Nederland. Vanuit het interbestuurlijk programma ‘versterking VTH-stelsel’ wordt invulling gegeven aan de aanbevelingen van de sommisse van Aartsen. Deze aanbevelingen hebben een primaire werking op de basis taken en vallen daarmee buiten de scope van dit VTH beleid. Tegelijk is wel de landelijke strategie handhaving Omgevingsrecht uit 2022 uit dit interbestuurlijk programma voortgekomen en heeft en plek gekregen in dit VTH- beleid.

5 Evaluatie, Analyse & Prioriteiten

5.1 Evaluatie voorgaande beleid

Het voorgaande toezicht- en handhavingsbeleid word gevormd door het “Integraal toezicht en handhaving 2015 – 2018”, (uit 2015) en de ‘meerjarennota Toezicht integraal toezicht en handhaving fysieke leefomgeving Nissewaard 2019-2022’ (uit 2019). Deze documenten zijn opgesteld vanuit de context van destijds, en bevatten slechts de aspecten Toezicht en Handhaving. Het aspect Vergunningen ontbreekt. In de periode 2016 tot en met 2020 zijn jaarplannen voor Toezicht en Handhaving opgesteld. Dit beleid en jaarplannen hebben bestuurlijk en ambtelijk (te) weinig aandacht gekregen. Het is een beschrijving van de praktijk, zonder concrete keuzes op basis van risico’s en prioriteit. De ontwikkelingen op het omgevingsrecht zijn nadien verder gegaan, ook is de organisatie gewijzigd met de vorming van het team VTH in 2020. Het VTH pakket Centric leefomgeving (CLO) is geïmplementeerd en processen zijn aangepast in 2022. Wetende dat voorheen in Excel een werkvoorraad werd bijgehouden, is het zaaksgewijswerken in een VTH-applicatie een forse cultuur omslag. Aanhaking van het oude T&H beleid op bij het huidige coalitieakkoord ontbreekt.

 

Ten aanzien van omgevingsvergunning heeft zich een toename van het aantal aanvragen voorgedaan. Tegelijkertijd was er sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Met de inzet van extra capaciteit is vanaf midden 2021 op dit punt bijgestuurd. De corona pandemie heeft grote invloed gehad op de horeca, ondernemers en evenementen. Het effect hiervan is zichtbaar in de aantallen zaken.

 

Overziend kan gezegd worden dat het voorgaande VTH beleid aanhaking bij de huidige context mist, onvolledig is met betrekking tot vergunningen, wettelijk niet actueel is, scherpte mist op risico’s en prioriteiten en dat het ontbreekt aan ambtelijke en bestuurlijke aandacht. Dat wil niet zeggen dat de organisatie heeft stil gezeten. Er is namelijk geanticipeerd op ontwikkelingen, benodigde capaciteit en middelen. Handhaving op het Wabo deel is voornamelijk reactief op basis van klachten geweest.

 

In de afgelopen jaren zijn naar aanleiding van incidenten elders, onderzoeken uitgevoerd in Nissewaard naar breedplaatvloeren en brandveiligheid van gevels. Dit heeft geen situaties in beeld gebracht waarbij ingrijpen noodzakelijk was.

 

Het nieuwe VTH beleid is opgesteld in samenspraak en verbinding met de organisatie en het bestuur.

 

5.2 Analyse

Met een drietal analyses wordt een beeld verkregen van wat er speelt op het gebied van VTH binnen de gemeente Nissewaard. De analyse bestaat uit een gebiedsanalyse, een probleemanalyse en een risicoanalyse.

 

Bij de gebiedsanalyse gaat het om de omgeving in brede zin, dat wil zeggen dat wij kijken naar het gehele grondgebied (fysieke leefomgeving) met haar kenmerken en bijzonderheden (gebouwen, inwoners en bedrijven/instellingen, natuur etc.). Hierbij kijken wij zowel naar algemene kenmerken en bijzonderheden die voor het hele gebied van toepassing zijn, als ook naar gebied specifieke. Zo heeft bijvoorbeeld het landelijk gebied andere kenmerken dan het centrum van Spijkenisse.

 

Bij de probleemanalyse inventariseren wij of en in hoeverre sprake is van actuele problemen/aandachtspunten. Daarbij is te denken aan de impact van de wettelijke ontwikkelingen, toename werkaanbod en de krapte op de arbeidsmarkt en maatschappelijke ontwikkelingen zoals gedrag en duurzaamheid.

 

Op basis van de gebieds- en de probleemanalyse inventariseren wij vervolgens de risico’s en/of risicovolle activiteiten. Deze wegen wij aan de hand van de landelijke systematiek (risicoanalyse).

 

Het resultaat vertaalt zich door naar onze strategieën voor de komende beleidsperiode om onze VTH-taken uit te voeren. Tenslotte hebben wij projecten en ontwikkelingen opgenomen in het VTH beleid die nu of in de nabije toekomst op de gemeente Nissewaard afkomen waar wij bij de uitvoering van onze VTH-taken in de komende beleidsperiode rekening mee moeten houden.

5.2.1 Omgevingsanalyse

De gemeente Nissewaard kent een groot landelijk gebied met de kernen Hekelingen, Simonshaven, Zuidland, Abbenbroek, Geervliet en Heenvliet en buurtschap Biert. Daarnaast is er het stedelijk gebied van Spijkenisse. Het gebied wordt begrensd door hoofdzakelijk water, van het Spui, Voornse kanaal, Hartelkanaal en de Oude Maas. De Bernisse doorkruist het landelijk gebied met verschillende vormen van recreatie. De gemeenten Rotterdam, Albrandswaard, Hoeksche Waard en Voorne aan Zee vormen de buurgemeenten. Nissewaard ligt in het zuidelijke centrum van de Rotterdam-Rijnmond regio.

Rond Nissewaard is met name aan de noordkant een zone met (zware) industrie. Hoewel buiten de gemeentegrens, heeft dit invloed (zoals geluid en externe veiligheid) op het aangrenzend landelijk en stedelijk grondgebied.

 

Het landelijke gebied kent een combinatie van de agrarische sector, lokale bedrijvigheid, wonen, sport en recreatie. Spijkenisse is een stedelijk gebied, met een combinatie van stedelijk groen, hoogbouw, woonwijken, horeca, winkelcentra en lokale bedrijven. Als groeikern heeft Spijkenisse een relatief groot aandeel van bebouwing van na 1970

 

In zowel de kernen als Spijkenisse is in het afgelopen decennia nieuwe bebouwing bijgekomen.

 

Verspreid over de gemeente zijn 189 monumenten, waarvan 96 rijksmonumenten. De historische kernen van Abbenbroek, Geervliet, Heenvliet en Zuidland zijn aangewezen als Rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.

 

De (gekende) bewoningsgeschiedenis van Nissewaard gaat terug tot circa 2900 voor Christus. In de grond zijn hier verschillende sporen en resten van terug te vinden. Bij archeologische onderzoeken zijn in Nissewaard vindplaatsen uit de Steentijd, IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen teruggevonden.

 

Water is zowel rond als in het gebied van Nissewaard een factor van betekenis, waarbij het Waterschap Hollandse Delta als bevoegd gezag haar rol heeft.

5.2.2 Probleemanalyse

Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving is gebaat bij een goede toebedeling van functies. De huidige wetgeving van het rijk, provincie, gemeente en het waterschap geven op inhoud invulling aan deze toebedeling van functies. Zonder beoordeling in de VTH-keten van activiteiten van bewoners en bedrijven aan deze wetgeving kan de gezonde en fysieke leefomgeving in Nissewaard in gevaar komen. Hoewel ‘een ieder geacht wordt de wet te kennen’, kan onvoldoende en onjuiste informatie verstrekking door de gemeente leiden tot verkeerde interpretaties van inwoners en bedrijven. Zonder (regionale) samenwerking in de uitvoering van de VTH-taken is geen verbinding met de omgeving waarin dit plaats vindt. De uitvoering van de VTH-taken kan op gespannen voet staan met verwachtingen uit de samenleving en de juridische realiteit. De verwachtingen van inwoners en bedrijven van toezicht en handhaving kan afwijken van de uitkomst van het proces.

De huidige arbeidsmarkt heeft een krapte voor het VTH-domein. Dit terwijl zich in de jaren 2020, 2021 en 2022 een aanzienlijke toename van vergunningaanvragen heeft voorgedaan. Dit tegelijk met inzet van dezelfde medewerkers voor het invoeren van de Ow en Wkb, gelijktijdig met een Corona crisis.

 

Zonder de inzet van VTH worden de doelstellingen van inhoudelijk beleid niet gerealiseerd.

 

Handhaving op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening heeft in voorgaande jaren vooral reactief plaatsgevonden op basis van meldingen. Daar was dan ook slechts de capaciteit voor beschikbaar. Dit heeft een stuwmeer aan situaties opgeleverd, waarbij de feitelijke situatie afwijkt van de gewenste situatie, op basis van onderliggend inhoudelijk beleid. Deze situaties (zoals schuttingen zonder vergunning, airco’s aan de gevel, aanbouwen in zijerven, paardenbakken in buitengebied) zijn voorbeelden waar naar verwezen wordt bij de inhoudelijke behandeling van een vergunningaanvraag ‘maar daar mag het wel!?’. Ook leidt een stuwmeer aan potentiële illegale situaties tot verwijzen als wel wordt gehandhaafd op basis van een melding. ‘Als jullie bij mij handhaven, dan meld ik de 25 gevallen om mij heen ook!’. Dergelijke kwesties kunnen een aanzienlijk beslag leggen op de beperkte capaciteit. Het uitblijven van proactief handelen door de gemeente vormt dus een bedreiging voor het inhoudelijk beleid, zoals welstand, bestemmingsplan, stedenbouw. Tegelijkertijd zijn situaties denkbaar die oplosbaar zijn met een beleidswijziging. Waarom regels stellen voor zaken waar behoefte aan is, en maatschappelijke acceptatie bestaat?

 

Het Omgevingsplan gaat de gemeente Nissewaard ruimte geven om op basis van een integrale afweging de (lokale) vergunningplicht te verruimen, waar nu op basis van de Wabo nog geen mogelijkheid is.

5.2.3 Risico analyse

De gemeentelijke taken zijn zeer divers en omvangrijk. Het is niet mogelijk om al deze taken zonder meer uit te voeren. Daarom zullen er keuzes gemaakt moeten worden met betrekking tot de wijze waarop en met welke intensiteit de taken worden uitgevoerd. Voor het opstellen van dit VTH beleid zijn diverse VTH-taken geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een uitwerking in niveaus voor verschillende activiteiten, zoals bouwen, slopen, monumenten, milieu, brandveilig gebruik, kappen maar ook evenementen en alcohol schenken.

 

Een risico analyse geeft een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. De vereenvoudiging is nodig om gestructureerd tot een gerichte weging te komen. Er zullen risico’s en situaties blijven die niet zijn meegenomen in de risico analyse. Zo nodig kan gekozen worden om op casus /onderwerp niveau een risico analyse te maken.

 

Voor de risicoanalyse en prioriteitenstelling voor diverse onderwerpen is een matrix opgesteld, zie bijlage 2. Daarbij zijn we aan de hand van effecten en de kans gekomen tot een risico bepaling. Hoe groter het gevolg en hoe groter de kans des te diepgaander het uitvoeringsniveau zal zijn.

 

Per onderdeel wordt de kans bepaald, op basis van het voorvallen in een strategie. Op grond van een risicoanalyse kan worden vastgesteld welk risico wij als gemeentebestuur bereid zijn te accepteren en wat de prioriteiten moeten zijn. De bestuurlijke prioriteit heeft in een formule voor de uitvoeringsniveaus een duidelijke plaats gekregen.

 

Doelstelling

De resultaten van deze risicoanalyse leveren een uitgangspunt op hoofdlijn op. Dit vormt dan het kader voor de nadere uitwerking van onderwerpen voor het toezicht en toets niveau en kan de inzet van toezicht vormen.

 

Beoogd resultaat

Het vaststellen van de protocollen beoogt een verantwoorde wijze van de afhandeling van vergunningaanvragen en het houden van toezicht daarop. Naast een transparante werkwijze voor onze klanten, derde-belanghebbenden en politiek bestuur, kunnen de medewerkers afgewogen en expliciete keuzes maken bij uitvoeren van hun werk.

5.2.4 Risico’s vergunningen

Onder vergunningen wordt in brede zin het begeleiden van initiatiefnemers en betrokkenen van idee naar besluit verstaan. Dit kan zijn het voorlichten over vergunningsvrije dan wel vergunningsplichtige activiteiten, procedures, beoordelingskaders, het behandelen en beoordelen van aanvragen en meldingen en ook het verlenen, buiten behandeling stellen, en weigeren van aanvragen. Deze risico’s lenen zich in minder maten dan toezicht en handhaving zaken om in een matrix te vatten en zien ook op procesmatige onderwerpen..

 

De volgende risico’s worden gezien ten aanzien van vergunningen;

  • Vermijden contact en overleg met de gemeente;

  • Onduidelijke vraagstelling en informatie verstrekking aan de gemeente;

  • Geen zicht op proces van de gemeente;

  • Onjuiste administraiteve verwerking door de gemeente;

  • Onjuiste en onvolledige beoordeling door de gemeente;

  • Lange doorlooptijd van het proces door de gemeente;

  • Verschil in verwachtingen tussen de gemeente, iniatiefnemer en betrokkenen;

  • Verschuiven van onderwerpen naar achterzijde van het proces;

  • Onvoldoende (digitale) proces ondersteuning bij de gemeente;

  • Overheidsaansprakelijkheid;

  • Kwaliteit beoordelingen in relatie tot de kwaliteitscriteria 2.3.

In de vergunningen strategie worden de beheersmaatreglen bij deze risico’s nader utigewerkt.

 

Voorbeeld: bij een aanvraag bouw mag de de constructieve berekening uiterlijk 3 weken voor aanvang werkzaamheden (van dat onderdeel) worden ingediend. Dit heeft tot gevolg dat pas in de uitvoeringsfase deze informatie op tafel komt. Door deze gegevens, naar redelijkheid, al in de vergunningsfase te vragen en te beoordelen, heeft de bouwende partij nog gelegeheid tot het realiseren van aanpassingen uit de beoordeling en kan een relatie gelegd worden ten aanzien van bouwmethoden bouw- en omgevingsveiligheid.

5.2.5 Risico’s toezicht en handhaven

Illegaal handelen van burgers en bedrijven wordt in de hand gewerkt als de gemeente niet handhaaft. Dit heeft een negatief effect op de veiligheid en gezondheid, de leefbaarheid en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ook blijkt uit constante jurisprudentie dat de gemeente onrechtmatig handelen kan worden verweten, indien blijkt dat zij onzorgvuldig/nalatig heeft gehandeld op het gebied van toezicht en handhaving van veiligheid in de fysieke leefomgeving. De gemeente kan hierdoor aansprakelijk worden gesteld voor de geleden (letsel-)schade, hetgeen voor haar ook de nodige financiële consequenties kan hebben.

 

Een ander risico is dat de gemeente door niet te handhaven haar eigen beleid ondermijnt. Het niet naleven van voorschriften kan leiden tot onomkeerbare situaties met alle gevolgen van dien.

 

Het langdurig hanteren van toezicht op basis van klachten en meldingen creëert een stuwmeer aan potentieel illegale situaties. Bij deze situaties is de kans groot dat niet wordt voldaan aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen.

 

Wanneer toezicht en handhaving op een juiste manier wordt uitgeoefend, heeft dit een preventieve werking. Ongewenste situaties kunnen hiermee voorkomen worden. Omgekeerd geeft het uitblijven van preventief toezicht en risico op toename van ongewenste situaties (pakkans).

 

Toezicht op alleen geprioriteerde locaties en gevallen, brengt met zich mee dat overige locaties langdurig buiten beeld zijn.

 

Toezicht in de uitvoeringsfase van werkzaamheden kan nooit 100 %. Hierbij zit het risico dat bepaalde onderwerpen niet worden gecontroleerd door de gemeente.

 

Prioriteiten van inwoners en bedrijven kunnen afwijken van de prioriteiten in het beleid van de gemeente, in het geval van klachten en meldingen.

5.2.6 Prioriteitenanalyse

Bestuurlijke aandacht wordt in belangrijke mate bepaald door de interne en externe risico’s die de gemeente loopt. In een interactieve sessie met de raadswerpgroep Omgevingswet zijn op 11 mei 2023 de prioriteiten in beeld gebracht die de raadswerkgroep ziet bij onderwerpen.

 

Op basis van ervaring en de input uit de raadswerkgroep zijn vervolgens accenten aangebracht in de prioriteiten voor zowel vergunningen als toezicht en handhaving.

 

5.3 Prioriteiten

Bestuurlijke aandacht wordt in belangrijke mate bepaald door de interne en externe risico’s die de gemeente loopt. Daarnaast kunnen er thema’s zijn die bestuurlijke prioriteit hebben en tegelijk een laag risico. De bestuurlijke prioriteiten zijn ontleend aan het coalitieakkoord en sessie met de raadswerkgroep omgevingswet over dit onderwerp. Aan de hand van 16 onderwerpen en 4 thema’s zijn de prioriteiten opgehaald. In de bijlage is het resultaat verwerkt. Schaarste in capaciteit vertaalde zich naar de 8 stikkers die bij de 16 onderwerpen konden worden geplakt. En bij de thema’s kon 1 (gouden) stikker worden geplakt. Deze thema’s komen terug in de risico matrix en de prioriteiten matrix. De top vijf prioriteiten uit deze sessie met de raadswerkgroep is onderstaande weergegeven.

 

Hoogste 5 prioriteiten Wabo / OW

  • Brandveiligheid (8)

  • kappen houtopstand (8)

  • bouwtechnisch (7)

  • Gebouwd erfgoed (7)

  • ruimtelijk (6)

Hoogste 5 prioriteiten Apv taken

  • (Bedrijfs)afval (14)

  • Hinderlijke of ontsierende voertuigen (14)

  • Voorwerpen op of bij de weg (10)

  • Evenementen (2)

  • Standplaatsen (2)

Hoogte 5 Thema’s

  • Ruimtelijke kwaliteit (4)

  • Fysieke veiligheid (2)

  • Gezondheid en milieu (2)

  • Bestuurlijk imago (2)

  • Effect merkbaar in de omgeving (1)

  • Maatschappelijk welbevinden (0)

Tijdens de gespreken over de aangegeven onderwerpen werd duidelijk dat voor de onderwerpen bouwen, evenementen, horeca en brandveiligheid ervan wordt uitgegaan dat de gemeente hierop correct en naar de wet handelt. Vanuit dit vertrouwen is voor onderwerpen, die door bewoners als overlast gevend worden ervaren, prioriteit gevraagd. De risico’s worden hierbij onderschreven, dit vertaald zich ook in de score van thema’s.

 

De prioriteiten zijn verwerkt in het toets- en toezichtniveau. Daarbij is rekening gehouden met het risico en de prioriteit die is gegeven. Een laag risico, maar wel een hoge prioriteit krijgt dan bijvoorbeeld een verhoogde toezicht niveau.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Er valt te denken aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop klachten, meldingen en handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

6 Strategie en uitvoering

Wij geven uitvoering aan de doelen, prioriteiten door risicogericht te werken binnen de VTH-keten met vijf strategieën. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weer gegeven.

 

 

De inzet per strategie is in de hierna volgende paragrafen nader uitgewerkt. De rode draad is dat deze strategieën invloed hebben op elkaar. De rode draad is dat wij als bevoegd gezag staan voor onze missie en doelen en daarbij risicogericht handelen. Daarvoor zetten wij in op goede dienstverlening, duidelijke informatie over wat wel en niet kan, processen met heldere taken en verantwoordelijkheden, toepassen van risicogerichte protocollen, aansluiting bij landelijke en regionale werkwijzen en strategieën. Dit houdt in dat wij voor geprioriteerde zaken verhoogde aandacht hebben en risico accepteren bij lagere prioriteiten. De Ow en de Wkb hebben invloed op de wijze waarop wij hier uitvoering aan geven. De strategieën kunnen daarom ook wijzigen gedurende de beleidsperiode. In het jaarlijkse VTH uitvoeringsplan kan worden aangegeven op welke punten van het VTH beleid en de strategieën wordt afgeweken.

6.1.1 Uitgangspunten

Voor het ten uitvoering brengen van de opvolgende keten van vergunningen, toezicht en handhaving hanteren wij de volgende vijf uitgangspunten. De uitgangspunten bepalen onze houding en verwachtingen ten aanzien de voorkomende casussen.

 

VTH uitgangspunten

  • 1.

    De primaire verantwoordelijkheid voor activiteiten in de fysieke leefomgeving ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden.

  • 2.

    De gemeente ziet toe of de verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van geschat risico, wettelijke voorschriften en bestuurlijke prioriteit. De bemoeienis van de gemeente beperkt zich tot een minimum afgesproken niveau.

  • 3.

    Altijd moet voldoende aannemelijk zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan.

  • 4.

    De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis en een professionele organisatie op de diverse disciplines bezit, zodat de gemeente zich er altijd van vergewissen of derden voldoen aan de regelgeving. Dit vergt een basis kennisniveau.

  • 5.

    De gemeente heeft een vangnetfunctie voor de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke omgeving.

Ad 1 Verantwoordelijkheid

Door ontwikkelingen in wet- en regelgeving, jurisprudentie en evaluaties na calamiteiten, wordt steeds meer een scheiding duidelijk tussen de bestuurlijke en privaatrechtelijke verantwoordelijkheid. De bestuurlijke verantwoordelijkheid richt zich meer op het beperken van risico’s en houden van toezicht hierop. Enerzijds door toetsing van vergunningen en anderzijds het toezien op de naleving van algemene regels en voorschriften uit de vergunningen. Bedrijven en burgers hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Dit geldt voor vergunning plichtige en melding plichtige, maar ook voor vergunning vrije activiteiten binnen de fysieke leefomgeving. Daarom worden initiatiefnemers gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Indien nodig worden zij op hun verantwoordelijkheid aangesproken. Bij verwijtbare overtredingen worden zij ook privaatrechtelijk aangesproken voor de gevolgen na bijvoorbeeld overtredingen en calamiteiten.

 

Ad 2 Risico, wettelijke voorschriften en bestuurlijke prioriteit

Een uitwerking van de wettelijke uitvoeringstaken van gemeenten is het bestuurlijk vastleggen van de wijze waarop taken worden uitgevoerd. Dit VTH beleid gaat hier verderop in dit document concreet op in.

 

Ad 3 Voldoende aannemelijk

Het is voor gemeenten niet mogelijk alle wettelijke aspecten integraal te toetsen en hierop toezicht te houden. Bij de taakuitoefening geldt het uitgangspunt dat altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. Het is niet de bedoeling om het werk van deskundigen (ondernemers, adviseurs, bouwers) over te doen. Afhankelijk van het risico is een keuze gemaakt in het niveau van taakuitoefening.

 

Ad 4 Voldoende kennis en een professionele organisatie

De uitvoering van de taken moet op een adequaat niveau gebeuren. Wat het adequate niveau is, is vastgelegd in landelijke kwaliteitscriteria, verankerd in de gemeentelijke Verordening Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht. VTH zal inzichtelijk maken op welke wijze aan de kwaliteitscriteria is voldaan. In hoofdstuk 5 is reeds ingegaan op de kwaliteitscriteria en borging van kwaliteit.

 

Ad 5 Vangnetfunctie

De vangnetfunctie heeft vooral een publiekrechtelijk en geen privaatrechtelijk karakter. Ook speelt hierbij de eigen verantwoordelijkheid een rol. Als de eigen verantwoordelijkheid van een burger of bedrijf onvoldoende of niet wordt genomen, zal de gemeente zorg dragen voor het naleven van de voorschriften, vaak met als gevolg het voeren van handhaving procedures. De gemeente hanteert hierbij de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie met de betrokkene speelt daarbij een centrale rol. De gemeente voelt zich niet geroepen om in private kwesties via het publiekrecht te acteren . Bij de inzet van capaciteit blijft de focus op de door gemeente gestelde prioriteiten.

 

Ad 6 Toezicht en handhaving bij overheidsorganen

Handhaving van voorschriften bij een object van een andere overheid of van een onderdeel van de eigen organisatie is niet anders dan handhaving van voorschriften bij derden. Als er sprake is van een incident, ongewoon voorval of overtreding door de eigen organisatie, dan heeft dit echter in principe altijd prioriteit. Afhankelijk van de aard en de effecten kan er worden besloten kortere termijnen of hogere dwangsombedragen te hanteren. Ook kan er voor spoed of super spoed bestuursdwang gekozen worden. Als er matige spoed is, kan ook worden gekozen voor een last onder dwangsom met een korte termijn met het achterwege laten van de constateringsbrief. Voor meer informatie over de incidenten, ongewone voorvallen en overtredingen door de eigen organisatie wordt verwezen naar die protocollen.

6.1.2 Toepassing Wet Bibob

De Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is een belangrijk instrument in de aanpak naar georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Bij de uitvoering van de VTH-taken wordt aan het gemeentelijk beleid getoetst of de Wet Bibob van toepassing is. Correspondentie wordt voor alle aspecten integraal, inclusief de Wet Bibob, via de procedures van de VTH-taken gevoerd.

6.1.3 Preventiestrategie

Vanuit het credo voorkomen is beter dan handhaven, zien wij het belang van goede communicatie van gemeente, burgers, bedrijven en belanghebbenden, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Wij verwachten dat voorafgaande aan de uitvoering van activiteiten georiënteerd wordt op de van toepassing zijnde regelgeving en de benodigde toestemmingen. Dit bevorderen wij met informatieverschaffing en een laagdrempelig proces om vragen te beantwoorden.

 

De gemeente zet in op goede informatieverstrekking, het laagdrempelig beantwoorden van eenvoudige vragen en het met een goed proces oppakken van meer complexe onderwerpen. Dit vraagt investering aan de voorzijde van alle partijen. Het goede gesprek van een toezichthouder kan herhaling van overtredingen voorkomen en heeft daarmee een preventieve werking

6.1.3.1 Voorzijde

Aan de voorzijde van initiatieven is flexibiliteit nodig om soepel tot afstemming te komen. Onderstaande schema geeft aan hoe de invloed aan de beginfase zich verhoudt tot hoge kosten en ongemak in de eindfase.

 

 

Een zorgvuldige, transparante en volledige analyse van bepalende aspecten door betrokken partijen heeft invloed op het proces en eindresultaat. Dit illustreert het belang van de gemeente en initiatiefnemers bij preventie in alle fasen van de uitvoering van de VTH-taken .

6.1.3.2 Onderlinge afstemming

Communicatie en afstemming tussen initiatiefnemers en de omgeving heeft een bijdrage aan wederzijds begrip van ontwikkelingen. De beoordeling van het initiatief aan de kaders van de gemeente komt in beginsel na deze participatie. Wij stimuleren dit onderlinge gesprek tussen de partijen voorafgaande aan vraagstelling aan de gemeente.

6.1.3.3 Oriëntatie initiatiefnemer

Burgers en bedrijven oriënteren op verschillende wijzen over de haalbaarheid van initiatieven. Het gaat daarbij om vragen als; ’heb ik een toestemming nodig? Mag dat wel? Met welke regels moet ik rekening houden?’ Deze oriëntatie kan tweedelijns zijn, via een architect, leverancier van overkappingen, een familielid of een herinnering uit het verleden. Wij zien dat wij met name invloed hebben op de eerstelijns communicatie met de gemeente in de oriëntatie fase. Dit kan via de website van de gemeente, informatie bij de provincie, waterschap, rijksoverheid, GGD, DCMR, en VRR.

 

De website van de gemeente zien wij als een belangrijk portaal waar een wegwijzer staat voor de oriëntatie fase. Via de website willen wij informatie verschaffen over waar nadere informatie is te krijgen (DSO), wat de processen zijn en op welke wijze en waar vragen gesteld kunnen worden.

 

Er zijn grenzen aan wat digitaal via vragenbomen kan worden opgepakt. Via een gesprek met de gemeente kan in veel gevallen een antwoord worden gegeven.

 

Wij staan open voor laagdrempelige en toegankelijke informatie verstrekking. Per telefoon zijn wij bereikbaar om vragen te beantwoorden en initiatiefnemers verder te helpen.

 

Informatie verstrekking en het met een toegankelijk proces beoordelen van initiatieven heeft een preventieve werking op handhavingszaken. Daarnaast kan communicatie over overtredingen ook een preventieve werking.

6.1.3.4 Initiatieven beoordelen

Voor vragen die per telefoon niet eenvoudig zijn te beantwoorden, zetten wij in op het proces van ‘verkennen en begeleiden initiatief’, naar het model van de VNG. Initiatieven die eenvoudig of complex zijn kunnen wij met dit proces snel en adequaat beoordelen. Dit laagdrempelig proces is nadrukkelijk geschikt voor zowel eenvoudige als complexe initiatieven. Ook vragen over bijvoorbeeld vergunningsplicht en haalbaarheid ervan beantwoorden wij via dit proces. Het onderscheid tussen eenvoudige en complexe initiatieven maakt dit mogelijk.

 

De initiatieven ontvangen wij digitaal en brengen wij naar 1 ingang en worden geprioriteerd. Complexe plannen worden nader beoordeeld op wenselijkheid op de intaketafel. De haalbaarheid wordt beoordeeld aan de multidisciplinaire omgevingstafel. Hierbij kunnen meerdere interne en externe adviseurs (waaronder ketenpartners, zoals de VRR en de DCMR) aanhaken. De adviezen kunnen met het oog op een veilige en gezonde fysieke ook mogelijke koppelkansen bevatten. De uitkomst kan zijn dat een concept vergunning moet worden aangevraagd. Het kan ook zijn dat een wenselijk initiatief niet haalbaar blijkt. Eenvoudige plannen behandelen wij schriftelijk in korte termijnen.

 

Wij werken continu aan de optimalisatie en verbreding van dit proces naar 1 ingang. Het behandelen van initiatieven heeft daarom een hoge prioriteit bij de inzet van capaciteit. Met de komst van de Ow en de Wkb is inzet op informatieverstrekking en kennis belangrijk. Ook onze ketenpartners werken mee aan het optimaliseren van het proces en het aan de voorzijde mee denken met initiatiefnemers. Dit bevordert de kans op goed naleef gedrag.

 

Wij gaan ervanuit dat aanvragen vooraf door de initiatiefnemers zijn besproken met omwonenden en/of belanghebbenden. Wij kunnen aan initiatiefnemers vragen dit nog te doen, als blijkt dat dit niet is gebeurd.

6.1.4 Vergunningenstrategie

Vergunningen voor de Wabo, Ow, APV en Bijzondere wetten hebben uitlopende inhoudelijke beoordelingskaders. De (reguliere) procedures hebben ook verschillende grondslagen. Toch zijn de volgende basis stappen van toepassing.

 

  • Er is een aanvraag.

  • De aanvraag moet voldoende gegevens bevatten voor de beoordeling ervan.

  • De beoordeling vindt plaats op basis van het van toepassing zijnde beoordelingskader.

  • Voor de beoordeling worden (indien nodig) interne en externe adviezen uitgebracht.

  • Het besluit wordt genomen met in achtneming van de (verlengde) beslistermijn.

  • Het besluit wordt toegezonden en gepubliceerd.

  • Het besluit heeft rechtsgevolgen en is appellabel.

6.1.4.1 De aanvraag

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) duidt wanneer sprake is van een aanvraag. Wij hanteren de landelijke formulieren (DSO of OLO) als basis voor aanvragen omgevingsvergunning. Als dit landelijk niet beschikbaar is werken wij met een lokaal formulier dat wij beschikbaar stellen. Wij gaan ervan uit dat aanvragen vooraf door de initiatiefnemers zijn besproken met omwonenden en/of belanghebbenden. Wij vragen aanvragers om dit alsnog te doen als blijkt dat dit niet is gebeurd. Als een gemachtigde is betrokken bij de procedure , dan communiceren wij met de gemachtigde over de aanvraag. Wij gaan ervan uit dat de gemachtigde zelf over de aanvraag met de aanvrager communiceert. Wij volgen de van toepassing zijnde wettelijke procedures van de aanvraag. Indien wij niet bevoegd zijn op de aanvraag te beslissen, dan zenden de aanvraag door naar het, voorover wij weten, juiste bevoegd gezag. Het ontvangst van een aanvraag en het doorzenden ervan bevestigen wij schriftelijk aan de aanvragen dan wel de gemachtigde ervan. Ontvangen aanvragen publiceren wij overeenkomstig de wettelijke wijze.

6.1.4.2 Ontvankelijkheid

Uitgangpunt bij vergunningen is dat burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen, conform de Mor als het een aanvraag omgevingsvergunning betreft. Indien nodig zullen wij nadere gegevens opvragen die, naar ons oordeel, nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De aanvraag vormt immers de basis voor de beoordeling en het besluit. Een goede aanvraag duidt op een goed plan en verhoogde de kans op een snelle procedure en goede uitvoeringskwaliteit. Wij willen zo vroeg mogelijk volledige informatie ontvangen.

 

Burgers en bedrijven kunnen professionele partijen inschakelen om te helpen bij het opstellen van een goede en ontvankelijke aanvraag. Als gegevens naar oordeel van de gemeente ontbreken bij de aanvraag, dan geven wij schriftelijk gelegenheid om binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen, onder opschorting van de beslistermijn. Bij het uitblijven van een volledige aanvulling kunnen wij op grond van de Awb de aanvraag buiten behadeling stellen.

6.1.4.3 Beoordeling

De beoordeling van aanvragen doen wij op basis van de gestelde kaders van het gevraagde besluit.

Wij informeren aanvragers over eventuele mogelijkheden om de aanvraag aan te passen als dat kan leiden tot een positief besluit. De boordeling van de aanvraag doen wij risicogericht. Voor beoordeling kunnen wij interne en externe adviseurs inschakelen indien dat nodig is.

Aan het risicogericht beoordelen geven wij invulling door het toets niveau van beoordelingen te bepalen.

Het toets niveau wat wij als basis hanteren per type activiteit en aanvraag is weergegeven in bijlage 2. Dit niveau voor het toetsen van aanvragen aan de van toepassing zijnde regelgeving, wordt toegepast bij de verschillende activiteiten en meldingen en aanvragen, tenzij een specifiek niveau in dit beleid of aanhangend uitvoeringsplan is opgenomen. Daarnaast kunnen niet voorziene gevallen en omstandigheden leiden tot een afwijking van dit basisniveau.

6.1.4.4 Besluit

Wij nemen een besluit op een ontvankelijke aanvraag. Dit besluit is schriftelijk en zenden wij toe aan de aanvrager dan wel zijn gemachtigde. Aan dit besluit kunnen wij voorwaarden verbinden. Het besluit wordt door ons gepubliceerd. Wij houden rekening met de wettelijke beslistermijnen en kunnen deze ook eenzijdig en of in overleg met de aanvrager verlengen.

6.1.4.5 Maatwerkvoorschriften

Het Bal en Bbl bieden mogelijkheid tot maatwerkvoorschriften. Er zijn twee typen maatwerkvoorschriften:

  • gekoppeld aan vergunning, dan is een maatwerkvoorschrift een vergunningvoorschrift;

  • een separaat maatwerkbesluit (los van een vergunning).

Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente afwijken van algemene regels. De gemeente kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:

  • algemene regels nader invullen of aanvullen;

  • eisen opstellen die strenger of minder streng zijn dan de algemene regels; en

  • afwijken van een verbod in algemene regels.

Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift bijvoorbeeld gebruiken voor onvoorziene situaties, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het maatwerkvoorschrift kan ambtshalve worden opgesteld of op verzoek.

 

Er zijn algemene uitgangspunten (paragraaf 4.3.2 Omgevingswet) die zaken als veiligheid en het beschermen van de gezondheid in het kader van maatwerkvoorschriften waarborgen. Verder zijn er ook meer specifieke uitgangspunten, zoals toegankelijkheid van bouwwerken voor mensen met een functiebeperking en het toepassen van de beste beschikbare technieken. Maatwerkvoorschriften zijn niet onbeperkt mogelijk. Beoordelingsregels voor vergunningen en de eisen aan vergunningvoorschriften gelden vaak ook voor maatwerkvoorschriften. Mogelijkheden zijn aangeduid in het Bal en Bbl.

 

Bij het opstellen van maatwerkvoorschriften is het belangrijk dat ook aandacht wordt besteedt aan de handhaafbaarheid van deze voorschriften. Daarom zal de gemeente Nissewaard bij het opstellen van eventuele maatwerkvoorschriften zowel toezichthouders als handhavers betrekken zodat inzichtelijk wordt hoe we hier ook na vergunning of na het maatwerkbesluit mee opgegaan moet worden.

6.1.4.6 Gelijkwaardige maatregel

Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouw eis in het Bbl) toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. We bedoelen hiermee regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit. De gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat bereiken als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Maatregelen op het gebied van omgevingsveiligheid hebben als doel om mensen in gebouwen te beschermen tegen de effecten van een van buiten komende brand of explosie. Een voorbeeld is een opvanggeul voor uitstromende brandbare vloeistoffen die soms gelijkwaardig of beter beschermt dan een brandwerende gevel (wat eigenlijk de technische eis is).

 

De gelijkwaardige maatregel wordt opgenomen als extra voorschrift in de vergunning. Ketenpartners zoals de Veiligheidsregio (VRR) en de Omgevingsdienst (DCMR) kunnen hierover adviseren.

6.1.4.7 Overige activiteiten in het kader van vergunningverlening

De volgende activiteiten zijn overige activiteiten die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit.

  • Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit;

  • Wijzigen omgevingsvergunning;

  • Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning;

  • Intrekken omgevingsvergunning;

  • Beoordeling onderzoeksrapporten (zonder omgevingsvergunning);

  • Niet genoemd besluit op aanvraag;

  • Magneet activiteiten.

6.1.4.8 Activiteiten

Vanuit bovenstaande algemene uitgangspunten voor vergunningen is hieronder verder uitgewerkt hoe wij omgaan met specifieke activiteiten.

6.1.4.8.1 Bestemmingsplan / Omgevingsplan

Aanvragen van omgevingsvergunningen voor het bouwen worden beoordeeld aan het vigerende bestemmingsplan, beheersverordening, voorbereidingsbesluit, exploitatieplan (hierna: bestemmingsplan) overeenkomstig artikel 2.10 lid 1 onder c van de Wabo en andere bepalingen waar een beoordeling aan het bestemmingsplan is opgenomen, zoals in de Apv.

6.1.4.8.2 Bouw (technisch)

Uitgangpunt bij vergunningen is dat burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning.

Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag voor het bouwen maken wij de knip tussen Bouwtechnisch (Bouwbesluit of Bbl) en het overige beoordelingskader, zoals de bouwverordening, welstand en het bestemmingsplan. Hiermee anticiperen wij op de Wet kwaliteitsborging bouw (Wkb) ook wat betreft de toets niveau.

 

Het Bouwbesluit 2012 en per 1 januari 2024 het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) geven landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. Na de inwerkingtreding van de Ow zal het Bouwbesluit 2012 vervangen worden door het Bbl voor nieuwe aanvragen. Het bevat voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.

 

Het toetsen van elke aanvraag aan alle aspecten van het Bouwbesluit 2012 en Bbl is binnen de huidige formatie niet mogelijk en ook niet noodzakelijk. Bij vergunningverlening vindt prioritering plaats door specifieke keuzes te maken in het niveau van diepgang van toetsing van de aanvraag. Niet alle aspecten van het Bouwbesluit 2012 zijn namelijk voor alle bouwwerken van even groot belang bij een preventieve toets.

 

Bij het toetsen van bouwaanvragen aan het Bouwbesluit 2012 (of Bbl) legt de gemeente nadruk op de constructieve veiligheid en brandveiligheid. Dit is vertaald in de Landelijke de toets matrixtoets matrix Bouwbesluit, zie bijlage 4. Deze matrix geldt als specifieke basis voor de bouwtechnische toets en voor toetsing aan het Bbl, waarbij op basis van inhoud een vertaling van bouwbesluit naar Bbl kan worden verkregen. De aandacht voor de overige aspecten uit het Bouwbesluit kan per jaar afhankelijk van factoren verschillen, zoals de ervaringen uit voorgaande jaren, werkaanbod en capaciteit. In het jaarlijkse uitvoeringsplan kan worden aangegeven waar in dat jaar specifiek aandacht aan wordt geschonken.

 

Op basis van de risicomatrix (Infoblad Veiligheid en gezondheid Bouw- en sloopwerkzaamheden, VNG feb 2023, of recenter) bepalen wij óf en in welke fase een bouwveiligheidsplan nodig is. Dit kan betekenen dat wij het bouwveiligheidsplan in de fase vooroverleg of de vergunningen opvragen.

6.1.4.8.3 Sloop en Bouwhinder

Bij de uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden, en de hinder daarvan zoals bedoeld in afdeling 8.1 van het Bouwbesluit 2012, of diens rechtsopvolger (Bbl), kunnen wij aan de uitvoerder van de werkzaamheden vragen om een plan op te stellen om hinder aantoonbaar te voorkomen en te monitoren. De communicatie met de omgeving over bouw- en sloopwerkzaamheden is een primaire verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer.

6.1.4.9 Brandveiligheid

Aanvragen om vergunningen in verband met nieuwbouw, uitbreiding en verbouw (minimaal voor zover dit ziet op gevolg klasse 2 of hoger) worden door ons, ter beoordeling en advies (met betrekking tot het Bbl) voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (hierna; VRR). Voorliggende casuïstiek kan aanleiding geven om beoordeling en advies te vragen aan de VRR. Gelijkwaardigheden en of gelijkwaardige maatregelen worden aan de VRR voorgelegd, ter beoordeling en advies.

Meldingen en vergunningen die zien op brandveilig gebruik zenden wij ter behandeling en beoordeling door aan de VRR.

 

Onder de Ow is de gebruiksvergunning vervallen, maar geldt voor bepaalde gebouwen nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Bbl is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk.

Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. In artikel 6.8 staan de gegevens en bescheiden die moeten worden ingediend.

6.1.4.10 Beoordeling welstand

De beoordeling aan redelijke eisen van welstand wordt gedaan op grond van criteria die voor welstand van toepassing zijn. Deze beoordeling wordt ambtelijk uitgevoerd in aangewezen gevallen. De welstandscommissie / gemeentelijke advies commissie beoordeeld in de overige gevallen. De boordelingen worden vastgelegd.

 

Bij haar advisering kijkt de commissie naar hoe het plan past in de omgeving, hoe het ontwerp eruit komt te zien en welke materialen zijn gebruikt. Bij het formuleren van haar advies hanteert de commissie de actuele beleidsrichtlijnen van de gemeente, en werkt in de geest van de Omgevingswet.

6.1.4.11 Beoordeling Bouwverordening

De beoordeling aan de bouwverordening ziet op de milieukundige bodemkwaliteit. Hierbij treedt de DCMR op als adviseur bij de beoordeling van ingediende rapporten.

6.1.4.12 Slopen /asbest

Voor slopen geldt een meldingsplicht of (indien in bestemmingsplannen of Erfgoedverordening bepaald) een vergunningplicht (Opa). De beoordeling en behandeling van de sloopmelding op het aspect asbest wordt door de DCMR namens de gemeente gedaan.

De aanvraag om een vergunning voor het slopen (in verband met bestemmingsplan of Erfgoedverordening) wordt op de van toepassing zijnde thema’s beoordeeld.

6.1.4.13 Erfgoed

De omgevingsvergunning voor monumenten (wijziging), beeldbepalende panden (cultuurhistorisch waardevolle objecten) en beschermde stads- en dorpsgezichten vergt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan (cultuurhistorisch) erfgoed. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zal in de wettelijk voorgeschreven gevallen voor advies worden gevraagd.

 

Naast de gebruikelijke beoordeling van de aanvraag via de (gemeentelijke) monumentencommissie ligt het voor de hand dat bij de toetsing van aanvragen om monumentenvergunningen wordt aangesloten bij de toetsingsstrategie voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen. Immers, voor vrijwel alle veranderingen aan een monument is ook een omgevingsvergunning vereist. Door de intensiteit van toetsing en toezicht te vergroten als het een monument betreft, kan een afdoende waarborg tegen vernietiging van monumentale waarden worden verkregen.

6.1.4.14 Ruimtelijke ordening

Bij de beoordeling van aanvragen voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (zoals bepaalt in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wabo ) hanteren wij het wettelijk beoordelingskader van goede ruimtelijke ordening. Dit wordt nader vormgegeven door de onderhavige aanvraag, jurisprudentie en aanverwante regels van bestuursorganen. De gemeenteraad van de gemeente Nissewaard heeft aangegeven in welke gevallen het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen is overgelaten aan het college. Hiervoor in de plaats zal het adviesrecht van de raad komen, na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

6.1.4.15 Omgevingsplanactiviteit

De evenwichtige toebedeling van functies onder de Omgevingswet is bij vergunningaanvragen met een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit ((B)opa) aan de orde. De gemeente bereidt een stappenplan Bopa voor om dit proces vorm te geven. Het vooraf aan de vergunningaanvraag doorlopen van het proces Verkennen en begeleiden initiatief (VBI) bevordert de behandeling van een aanvraag voor deze activiteit. Indien blijkt dat een initiatiefnemer het proces VBI heeft overgeslagen en direct een vergunningaanvraag indient, dan kunnen wij de uitgebreide voorbereidingsprocedure op die aanvraag hanteren, in plaats van de reguliere voorbereidingsprocedure. Tevens kunnen wij aandringen op het intrekken van de aanvraag het alsnog doorlopen van het VBI proces.

 

Onder de omgevingsplanactiviteit vallen de onderwerpen van omgevingsplan van rechtswege. Deze bandbreedte zal veranderen gedurende transitie fase van bestemmingsplan naar omgevingsplan.

Wij werken hierbij aan het continu verbeteren van deze processen, mede op basis van praktijk ervaringen.

6.1.4.16 APV kap en inritten

Voor het realiseren van activiteiten die als wettelijke basis in de APV zijn geregeld, vindt toetsing primair plaats op basis van de bepalingen in de APV.

6.1.4.17 Natuurbescherming

Indien een activiteit van een omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor beschermde diersoorten en gebieden als bedoeld in de Wet natuurbescherming, dan heeft het nadrukkelijk niet de voorkeur om de beoordeling en toestemming in brede zin via de gemeente te laten lopen. De gemeente verwijst hiervoor naar de uitvoerende partij (omgevingsdienst Haaglanden) van het bevoegd gezag (Provincie Zuid-Holland) van de Wet natuurbescherming om daar afstemming over de wetnatuurbescherming te verkrijgen. Het toezicht van de Wet natuurbescherming heeft het bevoegd gezag bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid belegd.

6.1.4.18 Evenementen

Aanvragen en meldingen voor evenementen worden onder andere getoetst aan de leidraad evenementen van de gemeente Nissewaard en het bestemmingsplan. Indien B en C evenementen plaatsvinden in tijdelijke bouwwerken, vindt de toetsing plaats aan het Bouwbesluit 2012, overeenkomstig COBc Richtlijn "Constructieve Toetsingscriteria Evenementenvergunning" versie november 2018. De overige evenementen worden getoetst overeenkomstig het algemene toets niveautoets niveau. Alle categorie evenementen worden aan de VRR voorgelegd, ter beoordeling en advies. De VRR beoordeeld aan de hand van de regionale handreiking Publieksevenementen Rotterdam-Rijnmond, Besluit brandveilig gebruik en de basishulpverlening overige plaatsen (hierna Bgbop), en overige relevante kaders.

 

Het is van belang dat organisatoren een melding of vergunningaanvraag tijdig indienen. Bij een niet tijdige indiening spreken wij de organisatoren daarop aan en wijzen hen op het belang van tijdig indienen en hun eigen verantwoordelijkheid hierin. De aanvraag kan om deze reden buiten behandeling worden gelaten. Afhankelijk van het soort evenement en de complexiteit maken we een afweging of de vergunningaanvraag alsnog kan worden behandeld.

6.1.4.19 Apv overig

De overige vergunningen, meldingen en ontheffing in de APV die binnen de scope van dit VTH beleid vallen worden overeenkomstig het beoordelingskader behandeld. Daarbij is het algemene toets niveautoets niveau van toepassing.

6.1.4.20 Exploitatie horeca

De exploitatievergunning biedt de mogelijkheid preventief te toetsen. Daarbij is mede van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te verwachten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt aantasten. Bij de beoordeling van de aanvraag let de burgemeester op de aard van de inrichting, de mate van de te constateren overlast, het karakter van de omgeving (de straat en de wijk) en de (justitiële) achtergrond van de beheerder. Bij de “aard van de inrichting” wordt gekeken naar het soort horeca (bijvoorbeeld discotheek of lunchroom) in relatie tot overlast en het bestemmingsplan. Bij de mate van overlast valt te denken aan de overschrijding van de sluitingstijden die de exploitant hanteert en overlast van bezoekers (door parkeren en verkeerslawaai). Bij het karakter van de omgeving moet worden gedacht aan de verkeersituatie, aantal beschikbare parkeerplaatsen voor bezoekers, afstand tot woningen, breedte van de straat, etc. De gemeente heeft hiermee een middel in handen om overlast gevende horeca inrichtingen aan te pakken. Deze vorm van reguleren biedt voordelen in het kader van het waarborgen van de leefomgeving. Tevens kan een dergelijke vergunning preventief werken.

 

De gemeente hanteert een handhavingsprotocol voor horeca. Dit wordt geactualiseerd en eiland breed (Voorne-Putten) van toepassing zal worden verklaard. In het handhavingsprotocol wordt opgenomen hoe de gemeente zal acteren op overtredingen in en rondom horeca inrichtingen. Het gaat dan met name om overtredingen die te herleiden zijn naar ondernemers en/of klanten. De gemeente hanteert daarnaast ook een Bibob beleid.

6.1.4.21 Alcoholvergunning

Een Alcoholvergunning is vereist voor ieder bedrijf dat, of andere organisatie die, alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt. Deze vergunning wordt verleend op grond van de Alcoholwet, maar ook de APV bevat bepalingen rondom horecagelegenheden en paracommerciële inrichtingen, zoals buurthuizen en sportkantines.

6.1.4.22 Ontheffing alcoholwet

Naast een vergunning kent de Alcoholwet ook een ontheffing (artikel 35 Alcoholwet). Het betreft een tijdelijke ontheffing voor de verstrekking van zwak-alcoholische dranken. Artikel 35 is niet alleen van toepassing bij evenementen maar bij "bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen”.

6.1.4.23 Samenwerking bij de vergunningen

Vergunningaanvragen worden besproken in een afstemmingsoverleg, waarbij vanuit de benodigde disciplines wordt beoordeeld of een toetsing noodzakelijk is. Afhankelijk van de aangevraagde activiteit vindt samenwerking plaats met diverse interne en externe adviseurs.

 

Voor de kwaliteit van de specialistische bouwplantoetsing (bouwfysica, bouwakoestiek, constructieve veiligheid) werken wij samen met externe adviseurs. Toetsing van de brandveiligheidsaspecten vindt plaats door de VRR . Bouwplannen in de gebieden waarvoor welstandseisen gelden en aanvragen voor monumenten worden voorgelegd aan de gemeentelijke adviescommissie.

6.1.5 Toezichtstrategie

Het besluit omgevingsrecht (Bor) geeft slechts in algemene bewoordingen aan hoe toezicht georganiseerd dient te worden. Op grond van het Bor moet het bestuursorgaan inzicht geven in de wijze waarop toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt uitgeoefend. In de gemeente Nissewaard vindt toezicht in een vorm en intensiteit plaats welke leidt tot een adequate naleving van wet en regelgeving.

6.1.5.1 Vormen van toezicht

Bij het houden van toezicht kunnen verschillende methoden worden gebruikt. Het onderscheid is van belang omdat per activiteit en per beleidsterrein de aspecten waar de controle zich op richt verschillend kan zijn. Het is effectief om verschillende vormen van controles te hanteren, welke zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden.

 

  • Toezicht op naleving van vergunningen, meldingen en ontheffingen.

  • Toezicht naar aanleiding van meldingen, klachten en verzoeken van derden.

  • Thema / branche toezicht; op initiatief van bevoegd gezag, gericht op thema of branche.

  • Gebied / locatie toezicht; op initiatief van bevoegd gezag, gericht op gebied of locatie.

  • Veldtoezicht / surveillance; algemeen, zonder directe aanleiding tijdens rondgang toezichthouder.

  • Administratief toezicht; toezicht aan de hand van databronnen.

  • Routine / planmatig toezicht; gepland of terugkerend toezicht.

Onder toezicht wordt verstaan: het feitelijk toezien op naleving van wet- en regelgeving door het uitvoeren van controles.

 

In de uitvoering is er een onderscheid gemaakt tussen vergunning gebonden toezicht (preventief) en de overige toezicht soorten (repressief). Dit onderscheid is ingegeven door de aanleiding, doelstelling en inzet van het toezicht.

6.1.5.2 Prioriteiten bij toezicht

Het is niet mogelijk om toezicht te houden op alle activiteiten en op elk onderdeel daarvan. Daarom is het nodig om risicogericht en geprioriteerd toezicht te houden. Dit heeft een algemene en specifieke doorwerking. Algemeen in de zin van waarop en wanneer toezicht plaatsvindt. Specifiek in de zin van welke mate en op welke (deel) onderwerpen toezicht plaatsvindt. Dit verschilt sterk per onderwerp. De beschikbare capaciteit van de voor de uitvoering van toezicht en daaropvolgende handhaving zijn gerelateerd aan de mate van toezicht. Deze vertaling komt terug in het jaarlijks uitvoeringsplan.

 

Door het stellen van prioriteiten is niet gezegd dat geen aandacht wordt besteed aan de beleidsvelden met een lage prioriteit. Daarbij moet ook steeds in acht worden genomen dat een verzoek om handhaving in behandeling moet worden genomen, vanwege de beginselplicht tot handhaving en niet zomaar terzijde kan worden geschoven. De beginselplicht tot handhaving kan dus de prioriteiten uit dit beleid doorkruisen.

 

Elk beleidsveld heeft zijn specifieke taken die uitgevoerd moeten worden. Wel is de wijze waarop toezicht en handhaving wordt uitgevoerd verschillend qua frequentie van toezicht en intensiteit. Dit vertaalt zich uiteindelijk ook in de inzet van mensen en middelen.

6.1.5.3 Basis toezicht niveau

Het niveau van toezicht wat plaatsvindt op basis een vergunning, melding, ontheffing of andere toestemming valt onder de noemer vergunning gebonden toezicht. Dit toezicht is er op gericht om na te gaan of en in welke mate aan de vergunning en aan de daaraan verbonden voorschriften wordt voldaan.

 

Het toezicht niveau dat wij hierbij als basis hanteren is per activiteit weergegeven in bijlage 2. Dit niveau voor toezicht wordt toegepast bij de verschillende activiteiten en meldingen en aanvragen, tenzij een specifiek niveau in dit beleid of uitvoeringsplan is opgenomen. Daarnaast kunnen niet voorziene gevallen en omstandigheden leiden tot een afwijking van dit basis niveau.

 

Reactief en actief toezicht

Als basis wordt toezicht gehouden op de naleving van vergunningen, meldingen en ontheffingen. We hanteren in de basis dat het overige toezicht plaats vindt op basis van (externe) meldingen. Dit is reactief en wordt doorgaans beschreven als het zogenaamde ‘piep systeem’. Uitzonderingen op het reactieve toezicht is de toezicht op het brandveilig gebruik. Ook in het VTH uitvoeringsplan kunnen onderwerpen en projecten van reactief toezicht worden opgenomen.

6.1.5.4 Toezicht op de bouw (technisch)

Het toezicht op technische bouwactiviteiten en de omgevingsveiligheid vindt plaats in de realisatiefase. Dit toezicht ziet op de naleving van de omgevingsvergunning en de algemene voorschriften (zoals omgevingsveiligheid) uit het Bouwbesluit en BBL. Het is van belang dat er tijdens het bouwen van een bouwwerk toezicht wordt gehouden op een aantal belangrijke aspecten uit het bouwproces. Het is echter niet efficiënt en daarnaast praktisch onmogelijk om elk bouwwerk op elk bouwonderdeel in de realisatiefase te controleren. Toezicht zal zich dan ook juist richten op de cruciale momenten/fasen in een bouwproces, afhankelijk van het type bouwwerk en de prioriteit die aan de betreffende taak is gegeven.

 

De gemeente Nissewaard past als basis het landelijke toezichtprotocol van vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland toe bij het risicogericht toezicht op de technische bouwactiviteit. Dit toezichtprotocol van de vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland is een landelijk instrument voor het bepalen van de mate van toezicht. Dit toezichtprotocol beschrijft op een transparante wijze wat een toezichthouder dient te controleren op de bouw. Hiervoor worden objectieve criteria gegeven en de resultaten van de controle worden traceerbaar vastgelegd.

 

Door het toezicht niveau eenduidig (bestuurlijk) vast te leggen, wordt de algehele kwaliteit van toezicht verbeterd en de uitvoering van adequaat toezicht geborgd. Kenmerkend is een heldere keuze voor prioriteiten: aandachtspunten met een hoge prioriteit krijgen meer tijd dan deze met een lage prioriteit. Hierdoor kan op een efficiënte wijze met middelen (tijd/capaciteit) worden omgegaan.

 

In de toezichtmatrix is een gewogen basisniveau aangegeven. Het huidige werkaanbod maakt dat de toepassing van dit basisniveau niet te realiseren is met de beperkt beschikbare capaciteit. Dit aangepaste niveau wordt vastgelegd in het jaarlijks uitvoeringsplan.

 

Een goede afstemming tussen de vergunningverlener en de bouwkundig toezichthouder is van belang. Dit zodat aandachtspunten kunnen worden doorgegeven en meegenomen in het toezicht.

 

Het is voorstelbaar dat bij kleinere bouwwerken (zoals gevolg klasse 0) volstaan kan worden met een selectie van voornoemde toezichtmomenten. Enkel een gevel controle, of controle op basis van ‘Streetview’ kan voldoende zijn om te beoordelen of aannemelijk is dat de activiteiten overeenkomstig de vergunning zijn uitgevoerd.

 

Bij grote bouwwerken (zoals gevolg klasse GK 2 en 3) of onderwerpen waaraan prioriteit is toegekend, ligt het voor de hand dat (vrijwel) alle toezichtmomenten worden ingevuld. Het is dan zelfs mogelijk dat binnen deze toezichtmomenten meerdere controlebezoeken op meerdere aspecten binnen de betreffende bouwfase voor het invullen van één toezichtmoment nodig zijn. In het toezichtprotocol voor bouwen wordt per type bouwwerk het daadwerkelijke toezichtniveau en het aantal momenten vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het bouwproces worden gecontroleerd.

 

Een constatering tijdens bouwproces kunnen aanleiding geven om (eventueel na intern overleg) het toezichtniveau op een specifieke vergunning te veranderen.

6.1.5.5 Toezicht bouwactiviteiten ruimtelijk

Het toezicht op de naleving van omgevingsvergunningen voor het ruimtelijke aspect (zoals welstand en ruimtelijke ordening) vindt plaats al dan niet gecombineerd met het toezicht op de samenhangende bouwactiviteit en omgevingsveiligheid. Dit overeenkomstig het van toepassing zijn de toezicht niveau

6.1.5.6 Toezicht op sloopwerken

Preventieve toezicht op sloopwerkzaamheden vindt plaats naar aanleiding van meldingen (Bouwbesluit en BBL). Er kan sprake zijn van samenhang tussen asbest sanering, bouwwerkzaamheden en bijzondere lokale omstandigheden (zoals centrum gebied en nabij gelegen monumenten, beschermd stadsgezicht). Toezicht op asbest werkzaamheden is gelegen bij de DCMR. Als sprake is van samenhangende werkzaamheden en of omstandigheden dan zal dit betrokken worden in het toezichtniveau.

 

Er is onderscheid gemaakt in sloopactiviteiten waar asbest vrij komt en sloopactiviteiten zonder asbestverwijdering. Als de sloopactiviteit enkel ziet op het saneren van asbest, dan is de volledige toezichttaak bij de DCMR belegd. Als naast asbest sanering, ook andere (bouwkundige) sloop werkzaamheden (> 10m³ sloopafval) aan de orde zijn, dan vindt toezicht op de sloopwerkzaamheden plaats door de gemeente, terwijl DCMR toezicht houdt op de asbest sanering. Hierover vindt over en weer actieve afstemming en communicatie plaats.

6.1.5.7 Toezicht op brandveiligheid

Het preventief toezicht op de brandveiligheid onderscheidt zich in;

  • toezicht op de uitvoering van bouwwerkzaamheden op basis van een omgevingsvergunning bouwtechnisch.

  • Toezicht op de oplevering van een omgevingsvergunning en/of melding brandveilig gebruik.

  • Het risicogericht toezicht op naleving van de brandveiligheidsvoorschriften bij bestaand gebruik.

Bij toezicht op gebouwen in gevolgklasse 2 en 3 wordt met het oog op de brandveiligheid, het toezicht en de eindoplevering van de vergunning (bouwtechnisch) gezamenlijk met de VRR uitgevoerd, indien de VRR hierom in het advies heeft verzocht

Bij grote projecten wordt de VRR al vroeg in het proces betrokken. Afstemming kan dan plaats hebben over bijvoorbeeld de aan te leveren certificaten en de toezichtmomenten.

 

Toezicht op de uitvoering van bouwwerkzaamheden, vindt plaats overeenkomstig het toezichtprotocol van de bouwtechnische vergunningen.

 

De toezichtstaak op brandveilig gebruik van gebouwen is specialistisch werk en vindt daarom plaats door de VRR.

 

Tijdens het toezicht wordt er in dit kader met name gecontroleerd op:

  • de aanwezigheid van een vergunning brandveilig gebruik/melding op basis van het Bouwbesluit 2012 /Bbl;

  • de voorschriften van een vergunning brandveilig gebruik/melding Bouwbesluit 2012/Bbl;

  • de aanwezigheid van vereiste documenten, logboeken en certificaten;

  • De vluchtmogelijkheden;

  • De ontruimings- en alarmeringsinstallaties;

  • Aanpassingen aan de bouwkundige en brandpreventieve voorzieningen.

De VRR hanteert risico gericht toezicht, op basis waarvan bepaald wordt welk bouwwerk, wanneer, op welke punten en in welke mate wordt gecontroleerd. Gelet op de inwerkingtreding van de Wkb en de Ow wordt dat nog nader uitgewerkt door de VRR. In het uitvoeringsplan kan dit (jaarlijks) worden vastgelegd.

6.1.5.8 Preventief toezicht op aanleg en kap

In geval van een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit wordt volstaan met maximaal één toezichtmoment op het moment van aanvang van de werkzaamheden. Dan wordt met de vergunninghouder doorgesproken waarop de vergunning betrekking heeft en hoe het werk uitgevoerd dient te worden. Opleveringscontroles zijn – in sommige gevallen - niet noodzakelijk, de eindcontrole op de werkzaamheden kunnen waar mogelijk en tenzij een bijzondere omstandigheid veelal worden uitgevoerd tijdens de reguliere gebiedscontroles. Deze aanpak is voornamelijk gebaseerd op het geringe aantal vergunningen wat de laatste jaren is verleend. Voor de activiteiten reclame aanbrengen en kappen van bomen beperken wij ons echter tot het steekproefsgewijs controleren. In dit kader gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de werkzaamheden. In het gebiedstoezicht wordt de uitvoering verder beoordeeld. In het geval er sprake is van een herplantplicht kan een controle van een toezichthouder wel van belang zijn.

6.1.5.9 Preventief toezicht op monumenten

Nadat een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw en monumenten is afgegeven, zullen de monument specifieke aspecten worden meegenomen in de reguliere bouwinspecties, tenzij in een specifieke zaak extra toezicht nodig is. Hierdoor blijft dit toezicht beperkt van omvang. In de gebruiksfase houden wij in onze gemeente toezicht op monumentale waarden. Voor het toezichtprotocol zijn de verschillende onderdelen van controle benoemd. Per onderdeel is beschreven op welke wijze het toezicht wordt uitgevoerd.

6.1.5.10 Preventief toezicht: gebiedscontroles

Zolang geen (nieuwe) activiteiten plaatsvinden, vindt slechts beheer van het grondgebied plaats. Tijdens het beheer gaan wij met toezichthouders na of het gebruik volgens de regels plaatsvindt. Gebiedsgericht toezicht wordt toegepast met aandacht voor diverse, vastgelegde controlepunten ten aanzien van ruimtelijke ordening, bouwen, (brand-)veiligheid, milieu, APV en bijzondere wetten. Afhankelijk van het type gebied en/of bestuurlijke prioriteit kan de nadruk meer of juist minder op enig rechtsgebied liggen. In het algemeen vindt toezicht plaats vanaf de openbare weg en is het gericht op het voorkomen en tegengaan van excessen. Voor deze wijze van controle worden zowel bouw- als milieutechnische toezichthouders ingezet. Bij nader te bepalen feiten wordt een collega toezichthouder geïnformeerd, die op dat specifieke terrein vakbekwaam is. Het gaat vooral om zaken die geen vakinhoudelijke kennis verlangen. Hoewel iedere toezichthouder van oorsprong een bepaalde specialiteit (bouw, milieu, brandveiligheid, etc.) heeft, worden zijn of haar vaardigheden tevens benut voor het toepassen van de ‘oog- en oorfunctie’ voor zaken die buiten zijn of haar specialisme liggen. Op deze manier denken wij de integrale handhaving verder te optimaliseren.

6.1.5.11 Preventief toezicht: themacontroles

In het verleden zijn op basis van landelijke incidenten thema’s gevonden waarvoor controles nodig waren. Dit gaat bijvoorbeeld over onderzoeken naar wateraccumulatie op platte daken, balkons, breedplaatvloeren, brandveiligheid gevels. Indien aanleiding ontstaat, wordt hierop ingezet, met thema specifieke aanpak. Daarnaast vinden controles plaats door de DCMR op de energiezuinigheid van utiliteitsgebouwen.

6.1.5.12 Repressief toezicht

Onder repressief toezicht wordt verstaan: toezicht dat plaatsvindt op basis van klachten, meldingen, verzoeken om handhaving en calamiteiten/incidenten.

6.1.6 Handhavingsstrategie

Er zullen altijd situatie aan de orde zijn die niet voldoen aan de gestelde regelgeving. De oorzaken hiervan zijn uiteenlopend. Handhaving ziet in hoofdlijn op het beëindigen van geconstateerde overtredingen en het voorkomen van toekomstige (nieuwe) overtredingen, of herhalen van geconstateerde overtredingen. Overtredingen worden in beginsel geconstateerd op basis van de toezichtstrategie.

Hoe wij deze handhaving inzetten beschrijven wij in algemene zin hiernavolgend.

6.1.6.1 Klachten en meldingen

Klachten en meldingen over vermoedelijke illegale situaties kunnen via verschillende kanalen bij de gemeente binnenkomen. Deze worden centraal geregistreerd in één systeem. De registraties in dit systeem wordt gezien als de werkvoorraad.

 

In principe worden klachten en meldingen, afhankelijk van de prioriteit, zo veel mogelijk meegenomen tijdens het reguliere gebiedsgericht toezicht. Het streven is om de melder binnen een redelijke termijn op de hoogte te stellen over hoe de klacht of melding is opgepakt en wat de vervolgstappen zijn.

 

In het kader van het VTH beleid heeft een klacht of een melding over de fysieke leefomgeving betrekking op een handhavingstaak binnen de scope van dit beleid. Bijvoorbeeld klachten over buren die (ver)bouwen of een klacht over een voorwerp op of naast de openbare weg.

 

Bij de beoordeling van een klacht wordt bepaald of deze bij de juiste afdeling van de gemeente of bestuursorgaan is ingediend. Zo nodig wordt de melding doorgestuurd. Ook wordt bepaald of sprake is van een overtreding. Bestaat er onduidelijkheid over de aard van de klacht, dan wordt contact gezocht met de klager om vastgesteld te krijgen hoe de klacht dient te worden opgevat en hoe de klacht vervolgens dient te worden afgehandeld. Een klacht wordt in beginsel behandeld binnen de reikwijdte van de melding. Uitgangspunt voor de afhandeling van klachten en meldingen met een onderwerp met een hoog risico of hoge prioriteit is dat deze binnen een redelijke termijn worden behandeld.

 

Een anonieme klacht wordt in beginsel niet in behadeling genomen. Dit omdat bij een anonieme melding niet een toelichting kan worden gevraagd en het geven van een terugkoppeling over de melding niet mogelijk is. Ook is bij een anonieme klacht of melding onvoldoende bekend of iemand belanghebbende is of niet. De identiteit van melders wordt niet gedeeld met een eventueel overtreder.

 

Bij de afhandeling van klachten wordt een onderscheid gemaakt in de risico’s en prioriteit van de afhandeling van klachten/meldingen. Indien de klacht/melding een taakonderdeel betreft die, volgens het VTH beleid, een hoge prioriteit heeft gekregen, krijgt deze voorrang op klachten en meldingen waarvan de prioriteit op gemiddeld tot laag is vastgesteld. Het is daarom van belang dat er bij binnenkomst van de klachten en meldingen gelijk een goed beeld ontstaat van (het belang van) de melding en het taakonderdeel waarop de klacht/melding betrekking heeft. Uiteraard wordt afhankelijk van het belang en de spoedeisendheid van de klacht/melding ingeschat of directe afhandeling van de melding noodzakelijk is. Het is voorstelbaar dat in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van de prioriteit die aan het betreffende taakonderdeel is toegekend. Uiteraard worden bijzondere klachten/meldingen waarbij sprake lijkt te zijn van direct gevaar en/of een onveilige situatie altijd direct behandeld.

6.1.6.2 Wraken

Het kan voorkomen dat een overtreding wordt geconstateerd waarbij op basis van de prioritering niet direct actie wordt ondernomen bijvoorbeeld door gebrek aan beschikbare capaciteit. In dat geval kan een wrakingsbrief worden gestuurd. Hierin wordt de overtreder in kennis gesteld van de overtreding waarbij hij/zij op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen om de overtreding ongedaan te maken. Ook kan het aan de orde zijn dat de gemeente wil nagaan of een beleidswijziging mogelijk is. Ook wordt hiermee het recht uitgesproken om in de toekomst alsnog sanctionerend op te treden. Zodra in de uitvoering of beleidsmatig aan deze overtredingen meer prioriteit wordt gegeven, dan wordt bepaald of tegen die overtredingen alsnog wordt opgetreden.

6.1.6.3 Verzoeken om handhaving

Uitgangspunt bij verzoeken om handhaving is dat op alle schriftelijke handhavingsverzoeken wordt gereageerd. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt “een beginselplicht tot handhaving”, zeker als derden hierom verzoeken. Het is daarom van belang dat bij de afhandeling van verzoeken om handhavend op te treden extra zorgvuldig te werk wordt gegaan. Door mogelijkheden voor de verzoeker om, bij niet tijdige besluitvorming op een verzoek om handhaving, na een ingebrekestelling aanspraak te maken op een dwangsom van de gemeente, is naast zorgvuldigheid ook tijdigheid van besluitvorming essentieel. De beslistermijn kunnen wij verlengen, mede in belang van zorgvuldigheid en het oplossen van de situatie.

 

Op verzoeken om handhaving dient een besluit te volgen, inhoudende:

  • 1.

    een besluit tot afwijzing van het verzoek;

  • 2.

    een besluit tot het opleggen van een sanctie, zoals een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang aan de overtreder.

Ad. 1) Indien een verzoek om handhaving wordt afgewezen dient de verzoeker dit bij formeel besluit kenbaar te worden gemaakt. Het afwijzingsbesluit dient net als alle overige besluiten te voldoen aan de vereisten van de Awb. Redenen voor afwijzing van het verzoek kunnen zijn:

  • na controle en juridische toetsing blijkt dat er geen sprake is van een overtreding;

  • na controle en juridische toetsing blijkt dat er wel sprake is van een overtreding, maar dat er daarbij sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving kan worden afgezien (bijvoorbeeld in het geval van concreet zicht op legalisatie of indien handhavend optreden onevenredig is ten opzichte van de overtreding).

Ad. 2) Indien er na controle en juridische toetsing blijkt dat er sprake is van een overtreding, waarbij er tevens geen bijzondere omstandigheden bekend zijn op grond waarvan van handhaving kan worden afgezien, dient er op het verzoek om handhaving altijd een handhavingsbesluit te volgen. Concreet betekent dit dat er alsdan een bestuursrechtelijk sanctiemiddel dient te worden opgelegd aan de overtreder.

 

Om te voorkomen dat de overtreder ineens geconfronteerd wordt met een handhavingsbesluit, wordt overtreder alvorens dit besluit wordt opgelegd eerst in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze te geven (tenzij er sprake is van spoed, dan wordt de mogelijkheid om eerst een zienswijze in te dienen achterwege gelaten). Pas daarna volgt het definitieve handhavingsbesluit.

 

Ad.3) Van het besluit tot opleggen van een sanctie kan worden afgezien indien de verzoeker ermee instemt dat een mededeling dat er wordt gehandhaafd voldoende is. In sommige gevallen krijgt dan verzoeker een e-mail of een telefoontje dat wij gaan handhaven of een constateringsbrief sturen. Vaak gaan de verzoekers daarmee akkoord. Dit is aan de orde bij gevallen met een laag of gemiddeld risico.

6.1.6.4 Mediation

Klachten, meldingen en verzoeken om handhaving worden om verschillende redenen bij de gemeente ingebracht. Het komt voor dat een zakelijk geschil of een relationeel moeilijke situatie een achterliggende reden is. Dan wordt het de gemeente als derde partij ingeschakeld om op te treden iets bij een andere partij te bewerkstelligen. Daarbij is de vermoedelijke overtreding een middel en geen doel. Beëindiging van de overtreding leidt in veel gevallen niet tot beëindiging van een relationeel moeilijke situatie. Een dergelijke situatie kost (negatieve) energie, middelen en tijd van betrokkenen. Een mediation zaak wordt doorgezonden naar de behandelende afdeling.

Met de inzet van mediation willen wij een doeltreffende positie innemen en met partijen bereiken dat het juiste wordt opgepakt. Ook willen wij bewaken dat dergelijke situaties een onevenredig beslag op capaciteit van het team VTH leggen, ten koste van geprioriteerde zaken.

6.1.6.5 Calamiteiten

Hoewel buiten de scope van het VTH beleid vermelden wij dat de gemeente beschikt over een crisisorganisatie. Milieuklachten kunnen (ook) buiten kantooruren worden gemeld bij de klachtenlijn van de DCMR.

6.1.7 Sanctiestrategie

Indien een overtreding is geconstateerd, dan is het handelen van de gemeente in beginsel gericht op het beëindigen van de overtreding. Daarbij onderschrijven we de in najaar 2022 opgeleverde ‘Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht’ (LHSO). Wij onderschrijven ook de aan de LHSO verbonden actuele leidraden, zoals de leidraad-handhavingsacties-en-begunstigingstermijnen en de leidraad dwangsombedragen en-begunstigingstermijnen. De essentiële onderdelen van de landelijke handhavingsstrategie zijn in onderstaande alinea’s uitgewerkt en aangevuld met lokale overwegingen.

 

Als basis geldt dat de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder invloed hebben op de sanctie. Het toepassen van de LHSO betekend dat op landelijk en regionaal niveau het handelen van de verschillende overheden in een grotere mate overeenkomt en bij integrale acties er een gelijk handelingskader bestaat.

6.1.7.1 Formele overtreding, gelijkwaardige oplossingen

Er kan sprake zijn van een formele afwijking van de voorschriften, maar dat er maatregelen zijn getroffen die het door de rechtsregel beschermde belang in dezelfde mate of beter waarborgen. Indien op een andere wijze dezelfde veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu wordt gerealiseerd, kan deze oplossing als voldoende worden geacht en is geen vervolgactie noodzakelijk.

6.1.7.2 Formele, legaliseerbare overtreding

Is er wel sprake van een formele overtreding en is er geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is een eerste vraag of het in principe een vergunbare situatie is. Als dit het geval is, wordt in beginsel een vergunningprocedure gestart. Voor aanvragen die achteraf worden ingediend, hanteert de gemeente een verhoogd legestarief overeenkomstig de leges verordening. Afhankelijk van de ernst van de overtreding (is er een verhoogd risico? Is er al schade opgetreden?) en het profiel van de overtreder zijn er de volgende aanvullende opties.

6.1.7.3 Vergunnen met sanctionerende tik

Indien de illegale situatie is ontstaan uit opzet calculerend/malafide gedrag en/of sprake is van recidive, wordt tevens proces-verbaal opgemaakt. Ook ingevallen waarbij een overtreding een onomkeerbaar effect heeft, zoals het aanzienlijk aantasten van erfgoed, kan een sanctionerende tik aan de orde zijn. Wat de aard van de sanctie wordt, is beschreven in deze sanctiestrategie.

6.1.7.4 Vergunnen

Indien bij een vergunbare situatie geen sprake is van opzet, calculerend/malafide gedrag en geen sprake van recidive, wordt afgezien van een sanctionerende tik. In sommige situaties is het denkbaar dat ondersteuning wordt geboden om de situatie te verbeteren.

6.1.7.5 Vergunnen met bestuursrechtelijke handhaving

Als een situatie legaliseerbaar is, kunnen wij bestuursrechtelijk toch handhavend optreden zolang de illegale situatie voortduurt en/of de vergunningaanvraag nog niet is ingediend. Er dient immers concreet zicht op legalisatie te zijn. De aard van de sanctie is beschreven in deze sanctiestrategie.

6.1.7.6 Sanctie instrumenten

In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de wijze waarop wordt opgetreden bij geconstateerde overtredingen. Hiervoor zijn bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten in te zetten.

Bestuursrechtelijk zijn dat:

  • Een bestuursrechtelijke (vooraankondiging)sanctiebeschikking:

    • (preventieve) last onder dwangsom (LOD);

    • last onder bestuursdwang (LOB);

    • wrakingsbrief;

    • constateringsbrief;

    • Bestuurlijke waarschuwing.

  • Schorsen of intrekken van de vergunning, certificaat of erkenning;

  • Een bouwstop (tijdelijk stilleggen activiteiten);

  • Verscherpt toezicht.

Bij een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking (last onder dwangsom of last onder bestuursdwang) krijgt de overtreder een hersteltermijn aangeboden waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Als de overtreding na deze termijn niet is beëindigd dan wordt de sanctie geëffectueerd.

Bij spoedeisende bestuursdwang kan een begunstigingstermijn achterwege blijven.

 

In samenhang met de sanctiebeschikking of los daarvan kan de strafrechtelijke sanctie worden toegepast. Strafrechtelijke instrumenten zijn:

  • Een proces verbaal (PV);

  • De bestuurlijke boete;

  • De bestuurlijke strafbeschikking (BSB).

In onze organisatie zijn twee toezichthouders aangewezen om strafrechtelijk op te treden tegen overtredingen in Domein 2 (Milieu, Welzijn en Infrastructuur). Wij signaleren richting onze partners (onder andere de DCMR), waarna zij strafrechtelijk kunnen optreden. Bij strafrechtelijke handhaving is naast het bereiken van de gewenste situatie tevens het bestraffende element van belang.

 

In de Omgevingswet is het gebruik van de bestuurlijke boete vergroot. In hoofdstuk 18 van de Omgevingswet staan artikelen over de situaties waarin het bevoegd gezag een bestuurlijke boete kan opleggen. Het gaat hier vooralsnog om:

  • Milieuregels Seveso-richtlijn (artikel 18.11 Omgevingswet), nieuw;

  • Regels over bouwen, slopen gebruik en in stand houden van bouwwerken (artikel 18.12 Omgevingswet);

  • Erfgoedregels (artikel 18.13 Omgevingswet) nieuw;

  • Beperkingengebied luchthaven (artikel 18.14 Omgevingswet);

  • Beperkingengebied spoor (artikel 18.15 Omgevingswet); en

  • Regels over handel in dieren, planten, hout of producten daarvan (artikel 18.15a Omgevingswet).

De privaatrechtelijke handhaving valt buiten de scope van dit VTH beleid. In dat geval is het eigendomsrecht van de gemeente in het geding en treedt de gemeente op als rechtspersoon.

6.1.8 Gedoogstrategie

De gedoogstrategie is ten opzichte van de overige strategieën bewust kort beschreven. Dit omdat gedogen in beginsel niet aan de orde is. Gedogen wordt overwogen is zeer specifieke situaties, waarvoor geen gedoog kader in voorziet. Derhalve is om discussie over het gedoog kader te voorkomen en een discretionaire handelingsvrijheid te waarborgen gekozen tot onderstaande gedoog strategie.

 

Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ (TK 25085, nr. 2, 1996-1997) bevat het landelijke kader voor gedogen. De gedoogstrategie volgt deze landelijke nota.

7 Borging uitvoering

Om de VTH-taken uit te voeren en de beleidsdoelen te behalen zijn voldoende personele en financiële middelen nodig. Daarnaast is een goede ondersteuning van de taakuitvoering door middel van werkprocessen, werkafspraken, ICT-voorzieningen, meet en randapparatuur, kleding en dergelijke nodig. De uitvoering van de VTH-taken staat niet los van de samenwerkingspartners, waar afspraken en samenwerkingskaders voor nodig zijn.

 

7.1 Basis borgen

De mate waarin financiële en personele middelen nodig zijn, is afhankelijk van de inzet die in het uitvoeringsplan jaarlijks wordt vastgelegd. Daarbij geldt dat er een zeker basisniveau is voor de uitvoering van de wettelijke taken. Dit maakt dat het budget voor de uitvoering deze basis geborgd moet zijn in de begroting. Eventuele extra inzet vraagt om extra middelen. Daarnaast zijn de kwaliteitscriteria 2.3 een continu aandachtspunt om te borgen dat wij voldoende mensen met voldoende kennis en ervaring inzetten. De Verordening Kwaliteit VTH borgt het commitment van de Raad aan de kwalitatieve taakuitvoering.

 

De afgelopen jaren is aandacht besteed aan ondersteunende voorziening zoals kleding, voertuigen en communicatiemiddelen. Ook is en wordt gewerkt aan de implementatie van een VTH-systeem voor de behandeling van zaken. Dit zal het werkproces ondersteunen en de administratieve kwaliteit bevorderen. Verdere doorontwikkeling en verheldering van taken, rollen en processen zijn ook vanuit het programma Omgevingswet een inspanning voor de komende periode. Daarin worden ook nieuwe processen zoals het Proces verkennen en begeleiden Initiatief meegenomen en het beleggen van de rol casemanagement. Ook wordt gewerkt aan een actueel handboek Buitenplanse omgevingsplan activiteiten (Bopa) en de verwerking van de Wkb in de processen. Vanuit de rijmondregio wordt de samenwerking met de veiligheidsregio en de omgevingsdienst en het waterschap opgepakt. Deze ontwikkelingen zullen verder doorwerken en bijdragen aan kwaliteit en efficiëntie op vele accenten.

 

7.2 VTH-organisatie

Binnen de gemeente Nissewaard is het team VTH verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken. Dit team geeft uitvoering aan de breedte van de VTH-taken en daaronder vallen zowel college als burgemeester bevoegdheden. Dit team valt binnen de eenheid ruimtelijk beheer. In het team VTH werken toezichthouders, Goa’s, parkeerwachten, vergunningverleners, administratie, handhavingsjuristen en Ro-juristen en een adviseur VTH onder één teamleider. Het opstellen van de VTH beleid en jaarlijkse uitvoeringsplan en de evaluaties daarvan zijn belegd in het team VTH.

 

7.3 Verordening Kwaliteit VTH

De huidige Verordening Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Nissewaard heeft zijn grondslag in de Wabo. Deze verordening zal naar model van de VNG actueel worden gehouden, mede ook met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In deze Verordening ziet de gemeenteraad toe op de hoofdlijnen van het beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van de door de gemeente vastgestelde beleidskaders voor de fysieke leefomgeving. En het college van burgemeester en wethouders beoordelen de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van daarvoor door hen krachtens artikel 7.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht gestelde doelen. Deze verordening vormt mede de basis voor de bestuurlijke rolverdeling.

 

7.4 Kwaliteitscriteria 2.3

Het rijk, provincies en gemeenten hebben vanaf 2009 gewerkt aan het opstellen en actualiseren van criteria voor de uitvoering door gemeenten en omgevingsdiensten van wettelijke taken op het gebied van VTH. Dit heeft geleid tot de zogenaamde Kwaliteitscriteria 2.3. Deze zijn aangepast aan de OW.

 

De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH-taken) door gemeenten en provincies in het Omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. De criteria gaan over proces, inhoud en kritieke massa. Het voldoen aan de criteria zorgt ervoor dat het bevoegde gezag in staat is om de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren. De set maakt inzichtelijk welke kwaliteit van de VTH-taken burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en als opdrachtgevers, mogen verwachten.

 

De gemeente Nissewaard zal nagaan of en in hoeverre haar VTH-organisatie en ketenpartners zoals de DCMR en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond voldoen aan deze criteria voor kritieke massa, binnen de scope van dit beleid. Deze zelfevaluatie zal input zijn voor een eventueel verbeterplan.

 

7.5 Capaciteit VTH-organisatie

De capaciteit van de VTH-rganisatie zit hoofdzakelijk in het team VTH. Adviserende functies buiten het team VTH zijn buiten beschouwing gelaten. De capaciteit kent een vaste formatie met een flexibele laag. In onderstaande overizcht is de periode 2020 tot heden en een prognose weer gegeven van deze capaciteit binnen het team VTH onderverdeel naar taakvelden.

 

 

De formatie in dit overzicht wordt naast uitvoering de VTH taken in deze scope ingezet op de overige taak uitvoering en projecten buiten de scope van dit VTH beleid.

 

In onderstaande overzicht is het aantal zaken voor het Wabo deel opgenomen

 

 

Het vergelijk van deze overzichten laat een knelpunt zien tussen werkaanbod en beschikbare capaciteit in de jaren 2020 en 2021 met de inzet van extra capaciteit in de jaren 2021 en 2022 en vaste formatie vanaf 2023 is dit opgevangen. De leges inkomsten bewegen mee in deze toename van werkaanbod en kosten.

 

 

In het onderstaande overzicht zijn de aantallen van de Apv vergunningen, meldingen en ontheffingen opgenomen. Dit overzicht is gebaseerd op tellingen achteraf in registratie systemen. Het ontbrak aan een overzicht van de zaken, waardoor deze aantallen indicatief zijn en geen betrouwbare prognose is te maken. Daarnaast heeft de Corona pandemie een sterke invloed gehad op de aantallen, met name voorover gerelateerd aan horeca en evenementen.

 

 

7.6 Scheiding VTH-taken

Binnen de teams Vergunningen, Toezicht en Handhaving zijn de vergunningen-, toezichts- en handhavingstaken op functieniveau en zaakniveau gescheiden. Dit betekent in de uitvoeringspraktijk dat niet door 1 en dezelfde medewerker een vergunning wordt verleend om daar vervolgens ook toezicht op te houden. Ook wordt na constatering het legalisatie onderzoek niet door dezelfde toezichthouder uitgevoerd.

 

7.7 Roulatiesysteem Toezichthouders

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren objecten en/of in gebieden (vaste toezichts-/ handhavingsrelatie) rouleren de toezichthouders periodiek van gebied en/of object. Hiermee wordt voorkomen dat dezelfde toezichthouder voortdurend wordt belast met het toezicht op dezelfde gebieden en/of objecten. Voor de andere medewerkers wordt per dossier bekeken of rouleren na verloop van tijd wenselijk is.

 

7.8 Aanwijzingen

Ten aanzien van een toezichthouder/ BOA geldt dat er een wettelijke verplichting bestaat om zijn/haar bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden op schrift vast te leggen. Alle toezichthouders zijn als zodanig aangewezen en aangesteld door het bevoegde bestuursorgaan (college van burgemeester en wethouders, dan wel de burgemeester), al dan niet onder mandaat. Bij de aanwijzingsbesluiten is vastgelegd ten aanzien van welke regelgeving zij de toezichthoudende bevoegdheden hebben. De toezichthouders zijn tevens beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar.

 

7.9 Actueel beleid

Met het vaststellen van dit VTH beleid en de hieraan gekoppelde jaarlijkse uitvoeringsplanen en jaarverslagen VTH hebben wij een actueel beleid.

 

7.10 Werkprocessen beschreven

Onze (actuele)werkprocessen voor VTH-taken liggen vast en/of zijn verwerkt/opgenomen in onze digitale werkomgeving van de VTH Applicatie. Wij werken continu aan het actualiseren en verbeteren van deze processen.

 

7.11 Uitvoering conform werkprocessen

Wij geven uitvoering aan onze VTH-taken conform onze werkprocessen en sturen zondig bij.

 

7.12 Afstemming

Het VTH beleid is, voor vaststelling, gedeeld, besproken en afgestemd met de ketenpartners VRR en de DCMR. De uitvoeringsplannen zullen ook met ketenpartners afgestemd worden. Met het Openbaar Ministerie (hierna: OM) zijn reguliere contacten, waarbij casuïstiek aan de orde kan komen. Gezien de transitie periode naar de Ow en de Wkb is het nodig over processen, afspraken en afstemming met elkaar in gesprek te blijven.

 

7.13 Meldkamer DCMR

De DCMR heeft een meldkamer welke 24/7 bereikbaar is. Deze Meldkamer is bereikbaar voor bedrijf gerelateerde meldingen.

 

7.14 Voortgangsbewaking en verantwoording

In het VTH beleid hebben we de missie, visie en doelstellingen voor de komende vier jaar vastgelegd. De doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. De activiteiten die we uitvoeren om de doelen te bereiken, krijgen vorm in de uitvoering van de strategieën. Het monitoren van deze activiteiten krijgt verder vorm in het uitvoeringsplan. In het jaarverslag leggen wij verantwoording af over de uitgevoerde activiteiten en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van onze doelstellingen. Dit jaarverslag wordt door het college vastgesteld en ter kennisname aan de raad gezonden. De Provincie Zuid-Holland ontvangt van ons het uitvoeringsplan en jaarverslag, in het kader van het interbestuurlijk toezicht (IBT).

 

Indien uit de monitoring van de activiteiten blijkt dat de doelstelling niet gerealiseerd wordt, wordt (afhankelijk van het moment van constateren) hiervoor een verklaring opgenomen in het jaarverslag. Indien nodig worden verbetermaatregelen voorgesteld die ertoe dienen te leiden dat in de komende periode de doelstelling wel gerealiseerd wordt. In het verslag over deze komende periode wordt ingegaan op het effect van de verbetermaatregelen.

 

Naast de monitoring voor de verslaglegging vindt door het betrokken team VTH continue monitoring van de uitvoering plaats. Deze gegevens worden gebruikt voor inzet van capaciteit, werkverdeling en termijnbewaking.

7.14.1 Beleidsevaluatie

Sluitstuk van de toepassing en uitvoering van dit VTH beleid evaluatie aan het einde van de bewindsperiode. Daarin staat de vraag centraal of de uitvoering van de strategieën hebben bijgedragen aan het realiseren van de gestelde doelen en of de ingezette maatregelen succesvol zijn geweest. Daarom moet beleid periodiek geëvalueerd en gemonitord worden. Zo wordt de beleidscirkel gesloten.

De evaluatie bestaat uit het beoordelen van jaarresultaten en het effect hiervan op de uitgangspunten en doelstellingen uit het beleid. Er wordt periodiek gemonitord aan de hand van het beleid om de tussenresultaten te beoordelen, jaarlijks verslag gelegd over het uitvoeringsplan VTH en het beleid wordt tussentijds geëvalueerd. Hieronder worden monitoring, verantwoording en evaluatie van het beleid verder toegelicht.

7.14.2 Monitoring

Een goede registratie vergemakkelijkt het vervolgtraject (repressief toezicht en sancties) en verschaft inzicht in de hele keten vanaf een vergunning tot en met een overtreding en de naleving. Het voordeel hiervan is dat alle ketenpartners profiteren van de informatie. Het registreren van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens is met name van belang voor het uit te voeren beleid, de in te zetten capaciteit en de verantwoording naar het bestuur en management.

 

De voortgang van VTH wordt periodiek gemonitord op basis van het uitvoeringsplan VTH en de monitoringstool doelstellingen en acties. Deze monitoring wordt gebruikt om te beoordelen of de gestelde doelen uit het VTH beleidsplan worden behaald.

7.14.3 Verantwoording

Het VTH uitvoeringsplan wordt jaarlijks geëvalueerd en vastgesteld, overeenkomstig hoofdstuk 2.6 van dit beleid.

 

Evaluatie VTH beleid

Voor de afloop van de beleidsperiode van het VTH beleid (2023-2026), wordt ten behoeve van het nieuwe beleid een evaluatie uitgevoerd. Er wordt dan beoordeeld of:

  • Vastgestelde beleidsdoelen uit het VTH beleidsplan zijn bereikt;

  • De voorgenomen activiteiten uit het VTH beleidsplan zijn uitgevoerd;

  • Er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen zijn gemaakt.

De resultaten worden gebruikt voor het nieuwe VTH beleid voor de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsplan VTH voor het volgende jaar.

8 Vaststelling

Dit VTH beleid is vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft.

9 Bijlagen

  • 1.

    Scope VTH beleid

  • 2.

    Risico analyse

  • 3.

    Algemeen toets- en toezicht niveau

  • 4.

    toet niveau bouw

  • 5.

    Intrekken vergunningen

  • 6.

    Bijzondere lokale omstandigheden

  • 7.

    indieningsvereisten Exploitatie

9.1 Bijlage 1: Scope VTH beleid

 

9.2 Bijlage 2: Risico’s matrix en prioriteiten matrix

 

 

Toelichting bij risico matrix

 

In de bovenstaande tabel zijn de omschrijvingen van effecten en kansen die in de matrix zijn verwerkt.

9.3 Bijlage 3: Algemeen toets en toezicht niveau

 

9.4 Bijlage 4 toets matrix bouwtechnisch

 

Toets matrix Bouwbesluit 2012

 

 

Deze bouwbesluit 2012 toets matrix kan op basis van inhoud worden getransponeerd naar het Bbl.

 

Toet matrix bouwconstructies (nadere uitwerking)

Ten aanzien van bouwconstructies is onderstaande toets matrix aan de orde als nadere uitwerking. Door de Vereniging BWT Nederland, het Centraal Overleg Bouwconstructies en de dienst SO, afdeling expertise, van de gemeente Utrecht is in maart 2010 een methodiek tot stand gekomen voor het constructief toetsen van bouwplannen, “Methodiek constructief toetsen bouwplannen”. Het is een protocol dat rekening houdt met het vakmanschap van de controlerend constructeurs. Onderstaande is deze overgenomen.

 

Toelichting toets niveau constructieve veiligheid

niveau

benaming

definitie

praktische handelingen

1

betrouwbaarheidstoets

Globale uitgangspuntentoets, kijken of er voldoende samenhangende informatie aanwezig is.

De relevante stukken doorbladeren en met ervaring en gevoel toetsen op dit niveau. Kijken of er iets ontbreekt.

2

globale toets

Controleren of de uitgangspunten kloppen en de berekeningsresultaten plausibel zijn zonder de onderbouwing inhoudelijk te toetsen.

Vanuit de tekeningen en berekeningen controleren op hoofdlijnen. Kijken of de dimensioneringen realistisch zijn en geen belangrijke zaken ontbreken.

3

representatieve toets

Toetsen op niveau 2 plus de belangrijkste representatieve onderdelen inhoudelijk toetsen.

Inhoudelijk toetsen door middel van een eigen zelfstandige berekening of door stap voor stap de ingediende berekening doorlopen.

4

integrale toets

Toetsen op niveau 2 plus alle representatieve onderdelen inhoudelijk toetsen.

Als bij niveau 3.

 

Met de representatieve onderdelen worden de kritieke, kenmerkende en maatgevende onderdelen bedoeld, die vanuit vakmanschap worden bepaald.

 

Onderstaande volgende de toets matrixen voor verschillende situaties.

 

9.5 Bijlage 5: Intrekken vergunningen

 

9.5.1Intrekken vergunningen en ontheffingen

Na het verlenen van een vergunning of ontheffing wordt vaak snel gevolg gegeven aan de uitvoering of ingebruikname. Het komt ook voor dat geen of pas na lange tijd gebruik wordt gemaakt van een verleende vergunning of ontheffing. Wanneer ongebruikte vergunningen of ontheffingen jaren geleden zijn verleend en niet zijn ingetrokken, blijft vaak het recht bestaan om hiervan gebruik te maken.

Om uiteenlopende redenen is het ongewenst om verleende vergunningen en ontheffingen in stand te laten zonder dat daar binnen een bepaalde termijn gebruik van wordt gemaakt. Voor de rechtszekerheid van omwonenden en belanghebbenden is het ongewenst oude vergunningen en ontheffingen in stand te houden. Doordat de bekendmaking van deze besluiten lang geleden kunnen hebben plaatsgevonden, kunnen zij alsnog verrast worden door de activiteiten. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat er een stuwmeer ontstaat van latente (ongebruikte) vergunningen. Ook vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijke (bouw)archief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie. Ook voor het beheer van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is een actuele administratie nodig.

Aanleiding voor het intrekken van vergunningen of ontheffingen kan zijn handhaving, waarbij het intrekken van een vergunning als sanctie wordt gezien, intrekken op verzoek van de vergunninghouder of belanghebbende. De Wet Bibob kan aanleiding geven tot intrekking van een vergunning, melding of ontheffing in te gaan. Ook kan ambtshalve de procedure tot het intrekken van vergunningen of ontheffingen worden gestart.

 

9.5.2Intrekken omgevingsvergunningen

In de Wabo zijn regels opgenomen voor het intrekken van vergunningen. De gemeente wil voorkomen dat een stuwmeer aan ongebruikte omgevingsvergunningen ontstaat. Daarmee wordt ook voorkomen dat (nieuwe) planologische, stedenbouwkundige of andere inzichten over de fysieke leefomgeving doorkruist worden door vergunde, nog te realiseren of te slopen bouwwerken en het gebruik ervan. Door oude vergunningen in stand te houden kunnen projecten worden gerealiseerd en in gebruik worden genomen conform verouderde (bouw)technische inzichten, milieutechnische aspecten of zelfs in strijd met nieuwe (planologische) regels. Dit vindt de gemeente ongewenst. Na verloop van een bepaalde periode worden omgevingsvergunningen geheel of gedeeltelijk ingetrokken.

De gronden voor het intrekken van omgevingsvergunningen zijn opgenomen in de Wabo. Zo kan een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu worden ingetrokken als gedurende drie jaren geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Voor omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen of aanleggen is in de Wabo een termijn van 26 weken opgenomen.

 

Indien de gemeente na het verzenden van de vergunning geen startmelding heeft ontvangen en of geen gebruik is gemaakt van de vergunning, nemen wij contact op met de vergunninghouder. Daarbij wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot intrekking van de vergunning binnen 1 jaar na verzending ervan. De gemeente heeft ervoor gekozen alle niet-gebruikte vergunningen in te trekken na een termijn van 1 jaar.

 

9.5.3Voornemen intrekken vergunning

Indien 1 jaar na het verzenden van de vergunning geen gebruik is gemaakt van de vergunning, dan zal de gemeente de procedure voor het intrekken van de vergunning starten.

 

9.5.4Zienswijze

Voordat tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijzen naar voren te brengen.

 

Als de vergunninghouder niet reageert op een voornemen tot intrekking van een vergunning, wordt de vergunning ingetrokken. Bij zienswijzen wordt een belangenafweging gemaakt. De zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming. Hierbij wordt beoordeeld of voldoende gronden aanwezig zijn om niet tot intrekking van de vergunning over te gaan. Van redelijke gronden is in ieder geval sprake als met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een ondernemer die de werkzaamheden zal uitvoeren, facturen van bestelde (bouw)materialen die nodig zijn voor de uitvoering en/of in gebruik name van het werk en/of hiermee gelijk te stellen documenten) de intentie tot op korte termijn (een aantal weken) het starten met de uitvoering en/of in gebruik name van de werken aangetoond wordt. Het ontbreken van financiële middelen of conflicten met uitvoerende partijen (architect of aannemer) leiden niet tot het afzien van intrekking van de omgevingsvergunning. In familiaire kwesties (scheiding, ziekte, overlijden) kan, indien door de vergunninghouder de reden goed wordt gemotiveerd, intrekking van de vergunning worden uitgesteld. Ook hierbij zal voldoende aannemelijk gemaakt moeten worden wanneer wel van de vergunning gebruik zal worden gemaakt.

 

9.5.5Nadere termijn

Indien redelijke gronden aanwezig zijn om niet direct tot intrekking van de vergunning over te gaan, stellen wij een concrete nadere termijn (met einddatum) waarbinnen de vergunninghouder alsnog gebruik moet maken van de vergunning (dit betekent feitelijk aanvangen van of hervatten van de uitvoering van de werkzaamheden en/of ingebruikname). De nadere termijn wordt schriftelijk vastgelegd. Wij hanteren naar gelang de situatie een half jaar of een jaar als redelijke nadere termijn.

Als na de nader gestelde termijn geen aanvang is gemaakt met de uitvoering of hervatting van de werkzaamheden of in gebruik name van het project, wordt de vergunning alsnog ingetrokken.

 

9.5.6Uitsluiting overige intrekkingsgronden omgevingsvergunningen

Het voorgaande over intrekking van vergunningen staande laat de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 van de Wabo of andere wetgeving opgenomen intrekkingsgronden onverlet.

 

9.5.7Intrekken overige vergunningen en ontheffingen

Behalve in de Wabo zijn ook in andere wetgeving regels opgenomen voor het intrekken van vergunningen of ontheffingen. Net als voor omgevingsvergunningen geldt voor andere vergunningen en ontheffingen in het algemeen dat voorkomen moet worden dat regels en inzichten doorkruist worden door oude vergunningen of ontheffingen. Het is daarom nodig na verloop van een bepaalde periode overige ver- gunningen en ontheffingen geheel of gedeeltelijk in te trekken.

 

9.5.8Hardheidsclausule - belangenafweging

Het college blijft bevoegd om af te wijken van dit intrekkingenbeleid, vooral wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen of als sprake is van urgentie en/of zwaarwegende planologische of maatschappelijke belangen.