Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rijn en IJssel

2.12 Beleidsregel voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van beregening en/of bevloeiing.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rijn en IJssel
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regeling2.12 Beleidsregel voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van beregening en/of bevloeiing.
Citeertitel2.12 Beleidsregel voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van beregening en/of bevloeiing
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

29-08-2023

wsb-2023-16446

Tekst van de regeling

Intitulé

2.12 Beleidsregel voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam ten behoeve van beregening en/of bevloeiing.

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rijn en IJssel heeft tijdens haar vergadering van 29 augustus 2023 besloten onderstaande beleidsregels vast te stellen.

Artikel 1

  • 1.

    Het is verboden water te onttrekken ten behoeve van beregening en/of bevloeiing uit een oppervlaktewaterlichaam welke is weergegeven op de bij deze beleidsregel behorende kaart.

  • 2.

    Het is verboden water te onttrekken ten behoeve van beregening en/of bevloeiing uit een oppervlaktewaterlichaam als het eerst benedenstrooms gelegen peilregulerend kunstwerk niet meer afvoert.

 

Artikel 2. Overgangsbepaling

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 1, eerste lid, is niet van toepassing op onttrekkingen die

vóór 21 mei 2013 rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Kader

 

In de waterschapsverordening is opgenomen dat het verboden is zonder vergunning van het bestuur water te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam indien de te onttrekken hoeveelheid water meer kan bedragen dan 1 m3 per uur.

 

De beleidsregel vormt het kader voor een beslissing omtrent de toelaatbaarheid die nodig

is voor het verkrijgen van een vergunning op grond van de waterschapsverordening.

 

Motivering

Beregening uit een oppervlaktewaterlichaam is in beginsel toegestaan (binnen het

vigerende meldings- en vergunningenbeleid uit de waterschapsverordening), tenzij sprake is van gebieden die een aanvullende bescherming vergen.

In bepaalde gebieden is het onwenselijk dat water onttrokken wordt uit oppervlaktewater.

Hierbij moet gedacht worden aan oppervlaktewaterlichamen met een hoge ecologische

doelstelling of oppervlaktewaterlichamen die zeer kwetsbaar worden door onttrekkingen.

Daarom wordt het nodig geacht in deze gebieden het onttrekken van oppervlaktewater te

allen tijde te verbieden. In de kaart behorende bij deze beleidsregel worden de

betreffende oppervlaktewaterlichamen weergegeven.

Het tweede lid is opgenomen ter bescherming van het betreffende pand van het

oppervlaktewaterlichaam waaruit wordt onttrokken. Met een pand wordt bedoeld het stuk

oppervlaktewaterlichaam tussen 2 opeenvolgende peilregulerende kunstwerken, waarbij

een vistrap ook als peilregulerend kunstwerk wordt beschouwd. Wanneer de afvoer over

het eerst benedenstrooms gelegen peilregulerende kunstwerk of onderleider stagneert,

ontstaat het risico dat het betreffende pand droog komt te staan door onttrekking uit het

oppervlaktewaterlichaam. Dit is niet wenselijk voor het watersysteem en niet voor de

ecologische toestand van het systeem. Dit verbod geldt voor alle oppervlaktewaterlichamen die niet op de kaart zijn aangegeven als bedoeld in het eerste lid.

In gebieden met watervoorziening gelden onverkort de bepalingen die voortvloeien uit de

desbetreffende waterakkoorden.

 

Artikel 2. Overgangsbepaling

De overgangsbepaling beoogt onttrekkingen ten behoeve van beregening of bevloeiing die

voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel (voor het eerst vastgesteld op 21 mei 2013) rechtmatig tot stand gekomen zijn, buiten de werkingssfeer van het eerste lid van artikel 1 van de beleidsregel te houden.