Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Nota Speelplekkenbeleid 2023-2033

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Speelplekkenbeleid 2023-2033
CiteertitelNota Speelplekkenbeleid 2023-2033
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-2023nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-561674

Z-23-457463

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Speelplekkenbeleid 2023-2033

Samenvatting

 

Dit speelplekkenplan pleit voor een brede manier van denken over de openbare ruimte bij het bestuur, de ambtenaren en de burgers. De kern daarvan is:

 

‘Bij het inrichten en beheren van de openbare ruimte wordt de bespeelbaarheid in ogenschouw genomen.’

 

Dit beleidsstuk geeft de visie van gemeente Medemblik inzake de openbare speelvoorzieningen. Weergegeven worden: de relevante richtlijnen, een analyse van de huidige situatie en de speelplekken, het wenselijke en het huidige openbare speelvoorzieningenniveau, de te nemen maatregelen en de visie. Het vorige speelplekkenbeleid stamt uit 2010. Hoog tijd dus voor een vernieuwd beleidsplan: het Speelplekkenbeleid 2023-2033. Om tot een zo compleet mogelijk beleidsplan te komen, is samengewerkt met OBB, de specialist in Nederland als het gaat om speelplekkenbeleid bij gemeenten. Samen met hen is een analyse op basis van onder andere actuele demografische gegevens uitgevoerd, een bewonersenquête om inzichtelijk te krijgen in de ervaren huidige én gewenste situatie en, misschien wel het meest belangrijke, zijn er kinderrondgangen in verschillende kernen uitgevoerd om de ervaringen en wensen van kinderen in kaart te brengen en te vertalen naar een beleidsstuk.

 

Hoe staat de gemeente ervoor?

Spelen in Medemblik is goed mogelijk met 166 speelplekken en daar mogen we best trots op zijn. De gemiddelde speeltoestelwaarde per kind ligt in de gemeente zelfs flink hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 570 t.o.v. € 370). Ook de spreiding is in Medemblik goed georganiseerd. Zo kunnen kinderen in de gehele gemeente met maximaal 5 minuten lopen bij een speelplek zijn. Daarnaast is er veel informele buitenruimte waar de kinderen kunnen spelen in parken, bosjes, zand en op de stoep. Uiteraard is niet alles perfect en er zijn nog genoeg obstakels voor de Medemblikse speelinrichting. Denk daarbij aan logische locaties voor gepaste speeltoestellen, gebaseerd op demografische gegevens, en duidelijkheid over aansprakelijkheid. Dit beleidsplan geeft richting en biedt meer duidelijkheid als het gaat om bovengenoemde obstakels.

 

Speelplekken in Medemblik

In de analyse, die per kern de aandachtspunten omtrent speelplekken belicht, komen de volgende overeenkomsten naar voren voor wat betreft de hele gemeente Medemblik:

 

  • Ruim 90% van de geïnterviewde inwoners geeft aan dagelijks of in ieder geval een paar keer per week buiten te zijn om te bewegen, ontmoeten, spelen of sporten

  • Spelen, sporten en genieten van de natuur staat voor onze inwoners in de top 3 redenen om naar buiten te gaan;

  • Er is in vrijwel elke kern sprake van voldoende informele speelplekken;

  • Per kern verschillen de aanbevelingen voor formele speelplekken (speelplekken met speeltoestellen) voor kinderen en jeugd;

  • Speelplekken liggen goed gespreid. Binnen de kernen is altijd dekking op 350 meter (5 minuten lopen);

  • Gemiddelde waarde per kind ligt rond de € 570 per kind. Landelijk gemiddelde is € 370.

Uitgangspunten

Naar aanleiding van alle opgedane informatie met betrekking tot de gemeente Medemblik zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:

 

  • Voldoende uitdagende speelplekken zijn belangrijk en als gemeente stimuleren we zowel het informele als het formele spelen;

  • Bij het inrichten en beheren van de openbare ruimte wordt daarom de bespeelbaarheid in ogenschouw genomen;

  • De gemeente biedt voldoende ontwikkelingsmogelijkheden door gevarieerde inrichting, aantrekkelijke speeltoestellen en speelprikkels;

  • De gemeente stimuleert jongerenvoorzieningen en draagt er zorg voor dat er genoeg ingerichte openbare ruimte is voor deze doelgroep;

  • De gemeente wil de speelplekken voor de jongste categorie elke 5 jaar evalueren op spreiding t.a.v. veranderende demografie;

  • Nadat er speelvoorzieningen gerealiseerd zijn, is er voldoende budget beschikbaar om de speeltoestellen en de inrichting van de speelplekken te beheren en onderhouden;

  • De gemeente hanteert normen voor informele en formele speelplekken uitgewerkt in hoofdstukken 4 en 5;

  • De gemeente heeft de wettelijke verplichting het Attractiebesluit uit te voeren en moet kunnen aantonen dat zij alles in het werk stelt om de toestellen veilig te plaatsen en in stand te houden;

  • Reparaties en onderhoud aan speeltoestellen worden in een logboek opgenomen.

DEEL I VISIE Speelplekken notitie Buiten in Medemblik

1. Afbakening speelplekken

1.1. Visie

Gemeente Medemblik wil een aantrekkelijke en schone speelomgeving aanbieden aan haar kinderen, jeugd en jongeren. Veiligheid vormt daarin een belangrijk onderdeel. Zij wil bovendien speelgelegenheden voor alle leeftijden aanbieden: aan de ene kant met voldoende speelplekken, aan de andere kant door de inrichting van de openbare ruimte af te stemmen op de bespeelbaarheid (openbaar groen, verstopplekken, bosjes, zand). Bovenal wil zij uitdagend buitenspelen stimuleren voor alle kinderen en jeugdigen.

 

Bij het inrichten en beheren van de openbare ruimte wordt de bespeelbaarheid in ogenschouw genomen.

1.2. Afbakening speelplekken

Dit plan en de bijbehorende budgetten gaan over spelen in de openbare ruimte. Dat wil zeggen: ruimte die vrij toegankelijk is voor kinderen om op eigen houtje te betreden. Daarin kan onderscheid gemaakt worden tussen informele en formele speelplekken. Beide worden besproken in dit plan.

 

Met informele speelplekken wordt de ruimte aangeduid waar de doelgroep leeft, woont en (veilig) kan spelen, zoals de straat, de stoep, het plantsoen en het water, maar waar geen specifieke speeltoestellen staan.

 

Met formele speelplekken wordt de ruimte aangeduid die specifiek en exclusief is ingericht voor de speelfunctie (de speelplekken met voorzieningen).

1.3. Belang

Het belang van speelplekken zit in de stimulering van de zelfstandige ontplooiing bij kinderen, jeugd en jongeren op drie vlakken: 1) het stimuleert de gezondheid, 2) de sociale samenhang en 3) de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Door de inrichting van de openbare ruimte kan hierin worden tegemoetgekomen. Bijlage I geeft een verdere beschrijving van het belang van spelen in de openbare ruimte. Goede speelplekken bieden een gevarieerde leeftijdsindeling, zodat kinderen van alle leeftijden een plek hebben om te spelen.

 

2. Voor wie zijn speelplekken?

Spelen is leren en ontwikkelen. Bewegen is van belang om fysiek en mentaal fit te worden en blijven, en het ontmoeten van anderen is belangrijk voor de sociale ontwikkeling. Bovenal is spelen, sporten en ontmoeten gewoon leuk! Maar speelplekken zijn niet alleen van belang voor de doelgroep zelf. Ouders, begeleiders en omwonenden maken ook gebruik van de ruimte, bijvoorbeeld wanneer zij hun kinderen of de buurtkinderen vergezellen naar de speelplekken

 

In de tekst wordt gesproken over drie leeftijdscategorieën:

Kinderen = van 0 tot en met 5 jaar

Jeugd = van 6 tot en met 11 jaar

Jongeren = van 12 tot en met 18 jaar

2.1. Wie speelt

Men moet ervan uitgaan dat baby’s, zo gauw ze gaan lopen, tot en met de jongeren van circa 18 jaar, gebruikmaken van de aanwezige speelplekken. De scheidslijnen van de leeftijdscategorieën zijn niet haarscherp. Bij de beoordeling van een speelplekkenindeling in leeftijdscategorieën gehanteerd naar de schoolindeling.

 

De gemeente Medemblik vindt speelplekken belangrijk en stimuleert zowel het informele als het formele spelen.

2.2. Kinderen 0-5 jaar

Voor kinderen tot en met ongeveer 5 jaar is de speelplek een plaats waar ze onder begeleiding van een volwassene of oudere broer of zus, veilig kunnen liggen, kruipen, staan of rondstruinen. Het alleen en zelfstandig spelen van een jong kind vindt plaats in de besloten omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin, de woonkamer of eventueel direct bij de voordeur. Als de kinderen naar groep 1 en 2 van de basisschool gaan, worden ze langzaamaan steeds zelfstandiger en willen en mogen ze meer hun omgeving verkennen. Dat gebeurt eerst dicht bij huis, zodat de ouders nog enig zicht op het kind hebben, maar al snel gaan ze verder de straat in waar het kind steeds meer mogelijkheden vindt om te spelen.

2.3. Jeugd 6-11 jaar

De groep die in dit rapport als jeugdigen wordt aangeduid, zijn de kinderen uit de groepen 3 tot en met 8 van de basisschool. Op deze leeftijd gaan ze steeds meer op ontdekkingstocht uit en doen ze dit vaker in groepsverband. Jeugdigen uit de onderbouw mogen vaak nog geen drukke straten oversteken en moeten dichter bij huis blijven. Vanaf een jaar of 8 echter zwermen ze uit over de gehele wijk. Het schoolplein is voor hen vaak een belangrijke speel- en ontmoetingsplek. Op deze leeftijd wordt informeel spelen op straat en in de bosjes steeds belangrijker.

2.4. Jongeren 12-18 jaar

Eenmaal op de middelbare school treedt er meestal weer een gedrags- en interesseverandering op. De jongeren blijken de al dan niet daartoe ingerichte openbare ruimte vaak te gebruiken om zich te verzamelen, rond te hangen en te sporten. Ontmoeten vormt vaak de kern van hun activiteiten in de openbare ruimte. Ze verplaatsen zich zelfstandig door de gehele wijk en de stad.

2.5. Overige gebruikers

Ook jongvolwassenen, volwassenen en senioren maken graag gebruik van de openbare ruimte. Voor de jongvolwassenen en volwassenen is de openbare ruimte genoeg ingericht, denk aan parkjes, wandelroutes, bankjes en bewegingstrajecten. De laatste doelgroep, senioren, is echter een doelgroep waarvoor inrichting van de openbare ruimte een duidelijk verschil kan maken in de beleving ervan. Senioren kunnen de straat echter ervaren als bedreigend en onveilig, waardoor ze weinig of niet buiten komen. Daartegenover staat dat een half uur lichaamsbeweging per dag al volstaat om tot op hoge leeftijd fit en gezond te blijven. Het belang van senioren in de openbare ruimte moet niet worden onderschat, maar wordt in dit speelplekkenplan niet meegenomen.

2.6. Gecombineerde speelplekken

Het combineren van leeftijdsgroepen op één speelplek is zowel voor de sociale als lichamelijke ontwikkeling aan te raden. Een speelplek kan immers functioneren als ontmoetingsplek voor jong en oud uit de hele wijk.

 

Het combineren van leeftijdscategorieën kan alleen gerealiseerd worden waar voldoende ruimte is. Daarnaast moet er binnen deze ruimte een zonering aangebracht worden, met in elke zone de voorzieningen voor de verschillende leeftijdscategorieën. Op deze wijze zullen de verschillende leeftijdsgroepen hun eigen plek en uitdagingen hebben. In gemeente Medemblik is het merendeel van de speelplekken ingericht voor zowel kinderen als jeugdigen.

2.7. Kinderen met beperking

In dit speelplekkenbeleid wordt ook rekening gehouden met kinderen, jeugdigen en jongeren die in meer of mindere mate een beperking hebben. Ook voor hen is het belangrijk om samen met anderen te kunnen spelen. Dit komt de inclusiviteit ten goede. Dit betekent niet dat iedere speelplek en ieder speeltoestel voor alle vormen van beperking geschikt moet zijn, maar wel dat nagedacht moet worden over hoe een speelplek voor een brede doelgroep geschikt kan zijn. Zo kan bijvoorbeeld overwogen worden om een netschommel of een duoschommel toe te passen in plaats van een traditionele schommel. Een dergelijk toestel heeft zowel voor de doelgroep met als zonder een beperking grote speelwaarde. Bij het kiezen van de ondergrond kan rekening worden gehouden met berijdbaarheid voor een rolstoel.

 

3. Veiligheid van speelplekken

3.1. Wetgeving

De wettelijke verplichting voor de veiligheid van speeltoestellen is in het bijzonder geregeld in het ‘Warenwetbesluit veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen’ (verder: WAS) van maart 1997 en de Europese Normen (o.a. NEN-EN 1176-1 tot en met 1176-7 en 1177). De gemeente heeft de wettelijke verplichting het WAS uit te voeren en moet kunnen aantonen dat zij alles in het werk heeft gesteld de toestellen veilig te plaatsen en in stand te houden.

 

Indien er sprake is van een ongeval door een gebrek aan het speeltoestel of een onveilige ondergrond, dan is diegene die het speeltoestel voorhanden heeft altijd als eerste aansprakelijk. Deze verantwoordelijkheid is conform aan en aanvullend op de risicoaansprakelijkheid die wordt omschreven in artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek.

 

Om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen is een aantal handelingen noodzakelijk, waaronder de inspectie van speeltoestellen en de registratie van relevante gegevens in een logboek. Digitaal verwerken van inspectiegegevens is het meest efficiënt en kostenbesparend. Gegevens zijn op deze manier makkelijk inzichtelijk te maken en eenvoudig bruikbaar. In Medemblik gebruiken we Playmapping voor de registratie van bovengenoemde gegevens. Hiermee hebben we alles snel en goed in kaart.

 

De gemeente voert het attractiebesluit en toont aan dat zij de toestellen veilig plaatst en onderhoud.

3.2. Zorgplicht

Indien een speeltoestel op gemeentelijke grond wordt geplaatst door bijvoorbeeld een particulier, school of speeltuinvereniging, wordt het toestel automatisch eigendom van de gemeente. De gemeente heeft dan zorgplicht. De juridische term hiervoor is natrekking, zoals wettelijk vastgelegd in artikel 5:14 BW. De gemeente kan bij ongevallen medeaansprakelijk worden gesteld. Daarom kan de gemeente de plaatsing van toestellen door derden op gemeentelijk eigendom niet dogen zonder dat de aansprakelijkheid goed geregeld is.

 

Een mogelijkheid om deze aansprakelijkheid te regelen, is het sluiten van een overeenkomst (opstalrecht) tussen de gemeente en de plaatser/eigenaar van het toestel. Deze optie wordt alleen aangeraden bij speeltuinverenigingen of scholen met een openbaar schoolplein. Bij kleinschalige initiatieven wordt het beheer en onderhoud door bewoners gedaan. Gemeente blijft inspecteren en blijft verantwoordelijk voor de veiligheid. Het eigendom van het toestel verplaatst daardoor naar de gemeente, ongeacht wie de aankoop doet.

3.3. Inrichting

Er zijn een aantal ontwerprichtlijnen met betrekking tot de veiligheid waar een ontwerper voor de inrichting van een speelplek niet omheen kan. Deze zijn beschreven in het ‘Handboek Veiligheid van Speelgelegenheden’ en de toesteldocumentatie die door de leveranciers van speelvoorzieningen bij een toestel wordt geleverd. Over verkeerssituaties is meer informatie te vinden in het ‘Handboek ontwerpen voor kinderen’ van de CROW. Deze worden gevolgd door de gemeente.

3.4. Sociale veiligheid

Bij sociale veiligheid gaat het om een veilige omgang met anderen, waarbij zowel de werkelijke veiligheid als het gevoel van veiligheid (oftewel de ‘ervaren veiligheid’) tellen. Bij sociale veiligheid moeten risico´s die betrekking hebben op ongewenste menselijke omgangsvormen goed worden gehanteerd. Ook speelplekken hangen samen met sociale veiligheid. Speelplekken moeten zowel sociaal als fysiek - veilig worden ervaren. Sociale en fysieke veiligheid wordt op diverse manieren bewerkstelligd in onze gemeente: spelen in het zicht, het combineren van doelgroepen en toezicht en regels ten aanzien van gebruik van de speelruimte. Als er alsnog onveiligheid wordt ervaren, dan zullen de fysieke aanwezigheid van jongerenwerk en wijkagenten een grotere rol gaan spelen.

 

4. Informele speelplekken

4.1. Normen informele speelplekken

De informele speelplekken in een wijk laten zich niet makkelijk kwantificeren. De ruimtelijke opbouw van een wijk is bepalend voor de hoeveelheid informele speelplekken. Ook de hoeveelheid groen, water en 30 kilometerwegen met stoepen en doodlopende straten bepalen de informele speelruimte. Is er weinig groen en water, zijn de wegen druk en is het moeilijk om ze over te steken of erlangs te spelen, dan zijn er hoogstwaarschijnlijk weinig informele speelplekken.

 

Uiteraard spelen zaken als het aantal kinderen, jeugdigen en jongeren, het veiligheidsgevoel en de kwaliteit van de informele ruimte een belangrijke rol bij de beoordeling van de informele speelplekken. Daarnaast heeft elke leeftijdscategorie zijn eigen eisen en wensen met betrekking tot de informele speelplekken. In tabel 1 zijn de normen per leeftijdscategorie uitgewerkt.

4.2. Informeel spel kinderen

De kinderen van 0-5 jaar spelen dicht bij huis, bij wijze van spreken onder het keukenraam. Dit is vaak goed te zien aan het speelgoed dat rondom het huis ligt op een mooie zomerdag: een fiets, een bal, stoepkrijt en veel rommeldingetjes als stokken, stenen, doeken en ander klein speelgoed. Meestal spelen de kinderen individueel of met een buurmeisje of -jongen. Voor een kind valt al heel wat te beleven op 20 vierkante meter!

 

Omdat een kind geen of moeilijk gevaren kan inschatten, is het belangrijk dat er geen of zeer weinig auto’s, brommers en fietsers rijden over hun informele speelplekken. Daarom zijn de tuin, de oprit, de stoep, de (doodlopende) straat, het achterplein en het grasveldje grenzend aan de voordeur de belangrijkste bron van informele speelplekken

 

De gemeente hanteert normen voor informele en formele speelplekken

4.3. Informeel spel jeugd

De jeugd van 6-11 jaar gaat steeds verder de wijk in. Haar verkenningsgebied is vrijwel de gehele openbare ruimte. Wanneer men door een wijk loopt waar veel jeugdigen wonen, zal men vrijwel in ieder plantsoen, langs iedere sloot, op elk stuk rustige verharding en op menig blinde muur de sporen van spel aantreffen.

 

De jeugd speelt meer in groepjes met jeugd van school of uit de buurt. Per jeugdige is circa 10 m2 groene en 10 m2 verharde ruimte nodig, maar dan wel gebundeld met de ruimte van vijf andere jeugdigen zodat er ruimtes van circa 50 m2 ontstaan.

 

Van groot belang voor deze leeftijdsgroep is de mogelijkheid om balspelen te doen. Per speelbuurt (loopafstand tot 350 meter) moet er een verharding of grasveldje van minimaal 50 m2 aanwezig zijn, waar ‘na schooltijd en na het eten’ met een groepje van ongeveer vijf jeugdigen gevoetbald kan worden. Zowel de jongens als de meisjes vinden dit belangrijk.

 

Daarnaast moet er voldoende plantsoen en ruigte zijn waar ze bloemen kunnen plukken en hutten kunnen bouwen. Ook verkeersluwe wegen, stoepen, hofjes en pleintjes voor straatspelen als knikkeren, touwtjespringen, speurtochten en tik- en verstopspelen zijn nodig voor deze leeftijdsgroep. Verder groeit in deze leeftijd onder de meisjes de behoefte aan ‘kletsplekjes’.

 

Vooral de grotere groene locaties in Medemblik bieden voldoende ruigte waar gespeeld en gebouwd kan worden. De dorpen hebben voor de jeugd voldoende spannende informele speelplekken, waarbij Twisk door haar groene rand de meeste ruimte biedt.

4.4. Informeel spel jongeren

Bij jongeren kun je niet echt spreken van spelen. Het verblijf van deze leeftijdscategorie in de openbare ruimte richt zich op het sporten met en ontmoeten van leeftijdsgenoten. Het ontmoeten gebeurt veelal informeel, op spontaan ontstane plekken en veel minder op speciale speel- en ontmoetingsplekken. In de analyse is per kern aangegeven welke informele ontmoetingsmogelijkheden aanwezig zijn. Deze plekken zijn niet alleen voor jongeren interessant, maar ook voor senioren of toeristen die graag in de zon zitten om uit te rusten en bij te praten.

4.5. Toepassen van de normen

Door het toepassen van de normen wordt invulling gegeven aan een evenredige verdeling van informele speelplekken over de doelgroepen en wijken. Bij weinig informele speelplekken moeten maatregelen worden getroffen die de openbare ruimte beter bespeelbaar maken. In Tabel 1 zijn de normen voor informele speelplekken zijn de normen voor informele speelplekken samengevat. Voor voorbeelden van speelprikkels wordt verwezen naar Bijlage II. Bij een nieuw te bouwen buurt worden de bouwplannen op deze normen getoetst.

 

Kinderen 0-5 jaar

Jeugdigen 6-11 jaar

Jongeren 12-18 jaar

Omvang

20 m2 /kind

100 m2 /5 kind

1 plek/ 15 jongeren

Ligging

Aangrenzend aan woning

Eind van de straat

In eigen buurt

Invulling

Stoep en gras

½ stoep en pleintjes

½ gras en struiken

“op straat”

Speelwaarde

Leren fietsen en skaten, rommelen, fantasiespel (koken, hutje), stoepkrijten, in zon/schaduw zitten

Verstoppertje, speurtocht door wijk, touwspringen, balletje trappen, kastanjes zoeken, hut bouwen

Elkaar ontmoeten, zitten kletsen, showen en competitie

Verkeer

Woonerf, verkeersarm

30 km Zone verkeersluw

Niet op de rijbaan

Bedreiging

Hondenpoep, afval, prikstruiken en giftige beplanting

Hondenpoep, afval, sierplantsoen

N.v.t.

Tabel 1 Normentabel informele speelplekken

4.6. Relatie met formele speelplekken

Als kinderen, jeugdigen of jongeren willen spelen, kunnen zij in een gevarieerde omgeving met gras, struiken, bomen, pleinen, stoepen en water vrijwel alle vormen van spel uitoefenen. Speeltoestellen kunnen dan ook worden gezien als een vervanging van de mogelijkheden die van nature aanwezig zijn. Men ziet dan ook vaak dat de noodzaak van speelplekken toeneemt naarmate de fysieke ruimte om te spelen afneemt.

 

Uiteraard is zoveel mogelijk informele speelplekken het streven. Het zou ideaal zijn als ieder kind voldoende natuurlijke informele ruimte in zijn omgeving heeft om te spelen zonder dat hiervoor speciale voorzieningen aangebracht hoeven te worden. Gemeente Medemblik beschikt over veel informele speelplekken, maar daarnaast zijn voldoende formele speelplekken noodzakelijk. De ruimte om te spelen binnen het bebouwde gebied neemt vaak steeds verder af; het (auto)verkeer, de verdichting van de woningen, voorzieningen voor volwassenen, hondenpoep en sociale onveiligheid leggen een steeds groter beslag op de beschikbare openbare speelruimte. Daarnaast zijn de formele speelplekken steeds vaker een ontmoetingspunt. Jeugdigen spreken af bij de kabelbaan om na drie keer glijden een hut te gaan bouwen in de bosjes die vlakbij liggen.

 

De normen voor informele en formele speelplekken zijn dusdanig opgesteld dat zowel de hier gestelde hoeveelheid informele als formele ruimte in een wijk aanwezig dient te zijn voor een evenwichtig aanbod aan basisvoorzieningen. In Bijlage III is aan de hand van een beslisboom een toelichting op het toepassen van de normen weergegeven.

 

Bij het toepassen van de normen bepaalt de omvang van de aanwezige doelgroep binnen de actieradius, plus de hoeveelheid informele speelplekken of er een formele speelplek noodzakelijk is. Zijn er zeer veel informele speelplekken, dan zal het dus niet nodig zijn om veel formele speelplekken aan te bieden. Speelplekken aanbieden blijft echt maatwerk per wijk!

 

5. Formele speelplekken

De hoeveelheid formele speelplekken laat zich makkelijker kwantificeren dan de informele speelplekken. De laatste jaren is door verschillende organisaties die betrokken zijn bij speelplekken intensief samengewerkt1 om te komen tot het opstellen van richtlijnen voor de aanleg en het onderhoud van speelvoorzieningen.

 

Vooral het uitgeven van het ’Handboek Veiligheid van Speelvoorzieningen’ heeft bijgedragen aan het tot stand komen van landelijk aanvaarde normen en richtlijnen. Dit handboek heeft onder andere geleid tot het vastleggen van de afstand die de doelgroep tot een speelvoorziening kan afleggen en de wenselijke oppervlakte van een speelvoorziening. Naast dit handboek geeft uitgebreid onderzoek inzicht in hoe een speelplek functioneert. Hierdoor konden normen worden gesteld voor het aantal kinderen uit een bepaalde leeftijdscategorie dat binnen een actieradius woont en een speelplek zelfstandig zou moeten kunnen bereiken, zonder elkaar op de speelplek in de weg te lopen.

 

Als we kijken naar het streefbeeld en het aantal plekken voor de doelgroepen waar de gemeente Medemblik al in voorziet, komt de gemeente qua aantal niet veel tekort. Wat uit de analyses van de kernen wel meerdere malen naar voren komt, is dat de plekken soms verouderd zijn of niet uitdagend genoeg.

 

De gemeente biedt voldoende ontwikkelings- mogelijkheden door gevarieerde inrichting, aantrekkelijke speeltoestellen en speelprikkels.

5.1. Aanbod formele speelplekken

Een van de randvoorwaarden voor een goed aanbod van formele speelplekken in de openbare ruimte is voldoende aanbod van speelplekken. Dit is afhankelijk van het aantal kinderen, jeugd of jongeren in de wijk. Een goede verdeling in de wijk en voldoende variatie in het type plekken is belangrijk. Tien soortgelijke speelplekken bieden weinig uitdaging voor jeugdigen. Voor kinderen die nog niet overal zelfstandig mogen en/of kunnen komen zijn er meer (kleine) plekken nodig om in de behoefte te voorzien dan bij jeugdigen of jongeren.

5.2. Hoeveelheid formele speelplekken

De wijze waarop een wijk of dorp is opgebouwd bepaalt hoeveel ruimte er is om te spelen. Daarom is het belangrijk om te blijven nagaan in hoeverre de openbare ruimte geschikt is om te spelen. Speelprikkels hebben hierin een belangrijke rol. Die geven aan dat er gespeeld kan en mag worden, stimuleren dat er gespeeld wordt, vergroten de bespeelbaarheid van de openbare ruimte en wijzen andere gebruikers van de openbare ruimte erop dat er gespeeld wordt. Voor voorbeelden van speelprikkels wordt verwezen naar Bijlage II

5.3. Technisch

Voor formele speelplekken en de realisatie hiervan zijn veel technische aspecten van belang. Naast het eerdergenoemde Attractiebesluit horen ook het bestemmingsplan en de bouwvergunning tot de technische randvoorwaarden.

5.4. Omgevingsplan

Per 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Een nieuw instrument betreft het omgevingsplan. In dit plan staan alle juridische regels voor de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de regels voor speel-, sport- en ontmoetingsplekken. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 28 september 2023 een plan van aanpak vastgesteld om op 1 januari 2030 te komen tot één gemeente dekkend omgevingsplan dat voldoet aan de Omgevingswet. Het is het van belang om in dat omgevingsplan te zorgen voor flexibele regels voor de aanleg van speelvoorzieningen. Er moet in het omgevingsplan voldoende ruimte zijn om op nieuwe ontwikkelingen en behoeften in te springen zonder dat hiervoor het plan moet worden aangepast.

Dit betekent dat de voorschriften voor openbare ruimte zodanig zijn opgesteld dat er voor het realiseren van een nieuwe speelplek geen omgevingsplanwijziging nodig is. Met name de omgevingsplanvoorschriften van Groen en Verkeer-Verblijfsgebied dienen flexibel te zijn. Daarbij sluiten we aan bij de regelingen in onze huidige bestemmingsplannen voor de dorpskernen op grond waarvan ook speelvoorzieningen zoals een voetbalkooi of skatebaan van maximaal 5 meter hoog aangelegd kunnen worden binnen de bestemmingen Groen en Verkeer-Verblijfsgebied zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd hoeft te worden. Onder speelvoorzieningen vallen ook de hekwerken ten behoeve van speelvoorzieningen zoals ballenvangers en een voetbalkooi. In het kader van de opbouw van het omgevingsplan kunnen we ook onderzoeken of er voorschriften opgenomen kunnen worden dat slechts gecertificeerde toestellen geplaatst mogen worden.

 

De gemeente stimuleert jongerenvoorzieningen en zorgt voor genoeg ingerichte openbare ruimte voor deze doelgroep.

5.5. Voorzieningen voor jongeren in de formele ruimte

Ook voor jongeren moeten er voldoende sport- en ontmoetingsvoorzieningen zijn. In de analyse worden per buurt de sport- en ontmoetingsmogelijkheden voor jongeren beschreven. Daarnaast zijn jongeren zelfstandiger dan jeugdigen en kunnen zij met behulp van (elektrische) fiets of scooter vaak grotere afstanden afleggen. Bovenwijkse locaties trekken daarom ook jongeren uit andere wijken of dorpen aan. Skatevoorzieningen, een zwembad en goede verharde voetbalplekken fungeren vaak als dit soort ontmoetingspunten.

 

Voor jongeren onderscheiden we drie verschillende soorten formele plekken:

 

  • Stay Aroundplek: plek waar jongeren afspreken en kunnen zitten, praten of andere activiteiten doen;

  • Playground: plek waar jongeren kunnen zitten en praten maar ook kunnen sporten;

  • No Problemplek: locatie verder buiten de bebouwde omgeving zodat hier geen overlast voor omwonenden te verwachten is.

Jongeren kiezen voor ontmoeting meestal plekken waar ze een beetje kunnen zitten om met elkaar te praten. Dat zijn plaatsen in het zicht, maar tevens met iets privacy. Door vanuit deze visie met jongeren om te gaan, geeft men hun fysiek een plaats ín de maatschappij en niet langs de rand van de maatschappij. Enkele kenmerken van geschikte locaties voor het ontmoeten voor de jongeren zijn: gemakkelijke bereikbaarheid met de fiets/scooter, gelegen langs routes naar school of sport, gelegen bij een straatlantaarn, gelegen in het zicht langs de weg zodat vrienden kunnen zien dat 'je er bent', niet gelegen in de open vlakte.

 

Een plek voor jongeren is vaak niet gemakkelijk te realiseren. Inwoners uit de buurt hebben het liever niet in de eigen achtertuin (NIMBY; Not In My BackYard), omdat ze bang zijn voor eventuele overlast. Maar uit onderzoek is gebleken dat waar te weinig plekken voor jongeren zijn, juist meer overlast wordt veroorzaakt.

5.6. Spreiding van speelplekken

De belangrijkste normen en richtlijnen zijn in Tabel 2 samengevat en weergegeven.

 

Door toetsing aan deze normen en richtlijnen kan aangegeven worden wanneer er wel of geen speelplek moet komen en waar. De kosten van aanleg en onderhoud zijn hoog, dus kan er niet aan elk verzoek om een extra speelplek of het opknappen van een speelplek gehoor worden gegeven. De normen en richtlijnen zorgen voor een passend, begrijpelijk en eerlijk antwoord op dit soort verzoeken.

 

In Tabel 2 worden normen gegeven voor het aantal kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën dat binnen een actieradius moet wonen voordat er een speelplek dient te worden gerealiseerd.

 

Meestal wonen in nieuwe wijken veel kinderen en neemt dit aantal in de loop der jaren af tot een basisniveau. In veel wijken vindt na circa 25 jaar wel weer een ‘verjonging’ plaats, maar de zeer hoge kinderaantallen komen dan meestal niet meer voor. Zelden wonen er in een wijk die ouder is dan 20 jaar meer dan 25 kinderen binnen een actieradius van een speelplek. De ervaring leert dat een speelplek voor kinderen ongeveer even lang noodzakelijk is als de levensduur (circa 10 à 12 jaar) van de meeste toestellen. Wel ‘wandelt’ een speelplek voor deze leeftijdsgroep nog wel eens door de wijk door een lokale toename van het aantal kinderen. De speelplekken voor deze leeftijdsgroep dienen dan ook om de 5 jaar geëvalueerd te worden op kinderaantal.

 

De gemeente evalueert de speelplekken voor de jongste categorie elke 5 jaar op spreiding

 

Doordat jeugdigen en jongeren vanuit een grotere omgeving (wijk) gebruikmaken van één of enkele speelplekken, varieert het aantal dat binnen de actieradius woont veel minder. Onderzoek en ervaring leert dat er rond een centraal gelegen, goed functionerende speelplek voor deze leeftijdscategorieën vrijwel nooit te weinig jeugdigen of jongeren wonen, zelfs niet in de loop van 25 jaar. Dit betekent dat voor de jeugdigen en voor de jongeren over het algemeen duurzame speelplekken verspreid over de wijken aangelegd worden.

 

Het is belangrijk hiervoor een goede, permanente spreiding te realiseren, omdat deze plekken groter, uitdagend en aantrekkelijk moeten zijn. Door een duurzaam netwerk aan speelplekken met een ‘stevige’ inrichting en een centrale ligging blijkt 70% van de locaties van speelplekken vast te liggen en duurzaam ingericht te kunnen worden. De normen in Tabel 2 bieden onder meer randvoorwaarden voor inrichting.

5.7. Overgang naar informele speelplekken

Als er niet voldoende formele speelplekken zijn, kan deze aangevuld worden met informele speelplekken. In een gevarieerde informele omgeving met gras, struiken, bomen, pleinen, stoepen en water kunnen vrijwel alle vormen van spel uitgeoefend worden. Het een vult het ander aan.

 

Kinderen 0-5 jaar

Jeugdigen 6-11 jaar

Jongeren 12-18 jaar

Actieradius

100 m

300-400 m

1000 m

Verzorgingsgebied

3 hectare

50 hectare

300 hectare

Aantal woonachtig binnen actieradius

15-30

55-70

85-100

Niveau

Woonstraat/blok

Buurt

Wijk/stad

Oppervlakte

100-500 m2

500-2000 m2

1000 m2

Voorzieningen

- 3 toestellen

- 3 speelprikkels

- bank & afvalbak

- 3 toestellen

- 4 speelprikkels

- bank & afvalbak

- 4 toestellen

- 4 speelprikkels

- bank & afvalbak

Tabel 2: Normentabel formele speelplekken

 

6. Verantwoordelijkheden speelplekken

De gemeente is verantwoordelijk voor de speelplekken voor kinderen, jeugd en jongeren en draagt zorg voor tijdige evaluatie van deze notitie. Dit betekent dat er initiatief genomen moet worden voor de uitvoering van de uitgangspunten en de realisatie van het openbare speelvoorzieningenniveau. Daarbij dient er afstemming plaatst te (blijven) vinden van de realisatiekosten en de jaarlijkse budgetten, zodat er passend beheer, onderhoud, verzekering en vervanging van het speelvoorzieningenniveau kan plaatsvinden door dit zelf uit te voeren of uit te besteden.

6.1 Andere partijen

Het creëren van speelplekken is een zorg van de hele gemeente. Binnen de gemeentelijke organisatie moeten afdelingen hiervoor samenwerken. Maar ook andere personen en instanties hebben invloed op de inrichting van de (buiten)ruimte: bewoners, buurtverenigingen, scholen, sportverenigingen en private partijen (zoals projectontwikkelaars) en de woningcorporaties hebben een verantwoordelijkheid.

 

6.1.1. De rol van burgers

Ook de omwonenden van speelplekken hebben een taak in het aanbieden van speelplekken. Allereerst moeten zij accepteren dat er in de buurt en op de speelplekken gespeeld wordt. Verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers ligt bij de opvoeding van de kinderen over onderwerpen als oneigenlijk gebruik en vandalisme. Goede voorlichting hierover zal bijdragen tot minder risico’s en een veiliger toestellenbestand. Daarnaast zal een ouder logisch moeten nadenken. Als een kind van 3 zelf niet op een toestel kan komen, omdat het toestel gemaakt is voor een kind van 6 of ouder, dan moet de ouder het kind er niet op tillen. Het risico op een ongeval is dan vele malen groter. Het toestel is immers niet gemaakt (en gecertificeerd) voor een kind van 3.

 

In het kader van ‘burgerplicht’ mag van bewoners verwacht worden dat ze de speelplekken niet vervuilen en dat ze ernstige gebreken en gevaren op speelplekken zien en deze ook melden aan de gemeente. De gemeente krijgt vaak vragen van bewoners over speelplekken. Het gaat dan vaak om wensen voor het bijplaatsen/vernieuwen van speelplaatsen of klachten betreffende jongeren.

 

6.1.2. Speeltuinverenigingen

Door het vormen van speeltuinverenigingen is het mogelijk burgers te betrekken bij speelplekken. Voor het verwerven van subsidies is het ook noodzakelijk dat deze door een stichting worden aangevraagd, waarbij meestal de eis gesteld wordt dat de gemeente bijdraagt. Speeltuinverenigingen zorgen veelal voor draagvlak en sociale cohesie binnen een gemeenschap.

 

6.1.3. Spelen op scholen

De (speel)ruimten bij peuterspeelzalen, basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs met hun voorzieningen vormen vaak een belangrijk deel van de speelplekken van de jeugdigen. Voor, tijdens en na schooltijd spelen jeugdigen er, en de weg er naartoe is hun goed bekend. In de gemeente Medemblik bestaat een diversiteit aan openbare en gesloten (vaak met een hek afgesloten) schoolpleinen. Niet alle scholen in de gemeente stellen hun schoolplein ter beschikking na schooltijd voor kinderen om te spelen. Het na schooltijd kunnen gebruiken van schoolpleinen heeft wel synergievoordelen. De komende jaren wordt de gekeken waar de samenwerking extra aangegaan kan worden met scholen, om kinderen zo meer speelruimte te bieden. Hierover afspraken maken over eigendom, verzekering, aansprakelijkheid en onderhoud zijn daarbij essentieel en onderdeel van de te voeren gesprekken.

 

6.1.4. Samenwerking met fondsen

De mogelijkheden voor fondswerving door de gemeente zelf zijn beperkt. De meeste fondsen gaan uit van een aanvraag door een bewonersvereniging, of stichting, waarbij een bijdrage van de gemeente wordt gevraagd. Bewoners kunnen, bijvoorbeeld door de gemeente, geactiveerd worden om subsidie aan te vragen voor speelplekken in hun eigen buurt. Voor het verbeteren van inclusie zijn er wel fondsen waar de gemeente een aanvraag kan doen.

 

6.1.5. Samen met corporaties en projectontwikkelaar

In Medemblik zijn ook corporaties actief. Indien de corporatie of een projectontwikkelaar en de gemeente zich gezamenlijk kunnen inzetten voor de hoeveelheid speelplekken in de wijken waar de stichting of ontwikkelaar actief is, zal dit ten eerste de doelgroep ten goede komen. Daarnaast kan het streefbeeld speelvoorzieningen door afstemming en wederzijdse overdracht van kennis nog beter en eventueel uitgebreider aansluiten op de specifieke situatie. Op deze wijze kunnen er aantrekkelijker en hoogwaardiger wijken worden gerealiseerd. De uitgangspunten uit deze notitie moeten in de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het ontwikkelen van (woon)gebieden zijn opgenomen.

6.2. Planvorming

Voorliggend speelplekkenbeleid geeft de visie weer voor de wijze waarop men de komende 10 jaar met de speelplekken in het openbare gebied dient om te gaan. De gemeente is dynamisch. Daarom zal na 5 jaar een voortgangsrapportage van deze notitie en de uitvoering plaatsvinden. Daarbij zullen opnieuw de demografische gegevens en de aanwezige speelplekken per wijk tegen elkaar worden afgezet. Daarnaast is een voortgangsrapportage een goed moment om na te gaan of er nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die invloed hebben op de speelplekken.

 

Speelplekken en nieuwbouw horen bij elkaar. Tijdens planvorming van nieuw te bouwen wijken is het van belang dat er zowel formele als informele speelplekken aanwezig zijn. Kwaliteit en kwantiteit volgens bestaande normen.

6.3. Ontwerp, inkoop en inrichting speelplekken

6.3.1. Verantwoordelijkheid

De gemeente is verantwoordelijk voor realisatie en inrichting van speelplekken. Hierbij moeten duidelijke randvoorwaarden voorhanden zijn, waaronder dit speelplekkenbeleid. Ten aanzien van inkoop moeten de wettelijke kaders gehanteerd worden, rekening houdend met huidige trends en beeld en kwaliteit. Eenzijdig ingerichte speelplekken moet worden uitgesloten. Uitdaging en hoogwaardige kwaliteit staan hierbij op de eerste plaats.

6.4. Beheer en onderhoud

Het onderhouden van speelvoorzieningen bestaat uit de werkzaamheden die door de onderhoudsmedewerker fysiek aan de speeltoestellen, de ondergronden en de omgeving uitgevoerd worden.

 

6.4.1. Verantwoordelijkheid

Wanneer inspectiegegevens digitaal worden verwerkt, is voor alle partijen eenvoudig inzichtelijk waar knelpunten liggen ten aanzien van onderhoud en vervanging van speelvoorzieningen.

 

6.4.2. Vormgeving en verantwoordelijkheid

Om gericht te kunnen sturen op beleid, beheer, onderhoud en veiligheid is goed gegevensbeheer van belang. De administratie rond de inventaris, het onderhoud en de veiligheidslogboeken zijn goed in orde. Momenteel zijn de logboeken actueel en worden deze digitaal bijgehouden in het programma Playmapping.

 

6.4.3. Verzekering van formele speelruimte

De speeltoestellen worden verzekerd tegen o.a. vandalisme. Het beleid ten aanzien van het verzekeren zal kritisch bekeken worden en daar waar er geen restwaarde meer is, de toestellen uit de verzekering worden gehaald om zo kosten te besparen.

6.5. Financiën

Bij het vaststellen van de budgetten voor aanleg, onderhoud, beheer en vervanging van speelvoorzieningen is gezocht naar de juiste onderlinge verhouding tussen deze posten. De kern daarbij is dat de totale waarde van de toestellen niet moet stijgen zonder dat er voldoende onderhouds- en vervangingsbudgetten (instandhoudingsbudgetten) beschikbaar zijn.

 

Extra informatie hierbij is dat beweegtoestellen en sportvoorzieningen als jeu de boules banen (zonder vereniging) ook onder dit budget vallen.

 

6.5.1. Structurele kosten

Het budget voor het onderhoud van de speelvoorzieningen wordt gebaseerd op het gekozen onderhoudsniveau. De speeltoestellen worden daarbij in een goede staat gehouden. Omdat de kosten voor aanschaf van speelvoorzieningen jaarlijks variëren en de afschrijvingstermijnen van de verschillende typen toestellen niet gelijk zijn, variëren de werkelijke kosten voor vervanging per jaar. Aan de hand van de afschrijvingstermijn, het plaatsingsjaar en de vervangingswaarde kunnen voor de komende jaren de benodigde budgetten worden bepaald.

 

6.5.2 Nieuwe aanleg

Bij de aanleg van nieuwe speelplekken binnen uit- of inbreidingswijken (ook herstructurering en herontwikkeling) dienen de benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld te worden voor zowel de realisatiekosten (eenmalig) als voor de structurele instandhoudingskosten. De hoogte van het budget wordt bepaald op basis van werkelijke kosten, inclusief eventuele voorbereidings- en inspraakkosten. De budgetten die noodzakelijk zijn voor het aanbieden van openbare speelplekken moeten jaarlijks worden geïndexeerd.

 

6.5.3. Ontwerpen en aanleggen van speelvoorzieningen

Het valt buiten het kader van deze nota speelplekkenbeleid om alle richtlijnen voor het technisch ontwerp van een speelplek en de omgeving te beschrijven. Een ontwerp voor een enkele speelplek staat daarnaast ook niet los van de speelplekken in de gehele buurt of soms zelfs gehele wijk. Voor de ruimte en het aantal speeltoestellen dat per speelplek aanwezig moet zijn, is in Tabel 1 een aantal richtlijnen gegeven. Daarbij moet men onderscheid maken tussen de specifieke speeltoestellen en de speelprikkels. Bijlage IV geeft richting aan een Programma van eisen ten aanzien van informele en formele speelplekken

 

Nadat er speelvoorzieningen gerealiseerd zijn moet er voldoende budget beschikbaar zijn om de speeltoestellen en de inrichting van de speelplekken te beheren en onderhouden.

6.5.4. Beheer en onderhoud

Nadat er speelvoorzieningen gerealiseerd zijn, zal er voldoende budget beschikbaar moeten zijn om de speeltoestellen en de inrichting van de speelplekken te beheren en te onderhouden. Het onderhoud bestaat uit de werkzaamheden aan het toestel, de veiligheidsondergrond en de omgeving in relatie tot het vervangingsschema en het gebruik van het toestel. Het beheer bestaat uit de overige werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden om de speelvoorzieningen in stand te houden, waaronder de veiligheidsinspecties.

 

In Bijlage V is een overzicht gegeven van de kosten per speeltoestel. In de berekening van deze normen voor de jaarlijkse onderhoudskosten is uitgegaan van het hoogste onderhoudsniveau (100%). In een ideale situatie betekent dit onder andere dat de speeltoestellen altijd optimaal in de verf zitten, er altijd proper uitzien, in perfecte technische staat verkeren (met originele onderdelen) en dat te allen tijde graffiti verwijderd is.

 

Voor een gemeente is het echter voldoende en meer realistisch om het onderhoud van de speeltoestellen op een lager niveau uit te voeren. De ondergrens daarbij is het acceptatieniveau waarbij een toestel blijft voldoen aan de veiligheidsnormen en voldoet aan de eisen van algemene welstand. Dit niveau kan op een schaal van 0 (slecht) tot en met 100% (excellent) uitgedrukt worden. In Medemblik wordt het onderhoudsniveau bepaald op 70% (goed).

6.6. Aanspreekpunt spelentoezicht door bewoners

Gemeente Medemblik heeft een speciaal Service & Meldpunt (FIXI) ingericht waar aandachtspunten over de inrichting van de openbare ruimte of mankementen aan gemeentelijke eigendommen gemeld kunnen worden. Wensen, klachten en ideeën worden door de juiste afdeling behandeld en waar mogelijk krijgen de bewoners snel antwoord. Een snelle klachtafhandeling is van groot belang voor het veilig houden van speeltoestellen. Het is verplicht dat van de klacht, het gebrek en de genomen actie een aantekening in het logboek wordt opgenomen.

 

Reparaties en onderhoud aan speeltoestellen worden in een logboek opgenomen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 21 december 2023

De griffier,

De voorzitter,


1

Platform ruimte voor de jeugd. Zie www.ruimtevoordejeugd.nl