Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Mandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023
CiteertitelMandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

12-12-2023

gmb-2023-561491

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023

 

 

Besluit van de burgemeester en van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht, houdende de verlening van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

 

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht, ieder voor zover bevoegd

 

Gelet op:

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit:

 

Het Mandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023 vast te stellen.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst.

  • b.

    Burgemeester: de burgemeester van de gemeente.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • d.

    Directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

  • e.

    Gemeente: de gemeente Papendrecht.

  • f.

    Medewerkers: functionarissen in dienst bij de Omgevingsdienst krachtens een arbeidsovereenkomst of werkzaam volgens een overeenkomst van opdracht.

  • g.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

 

Artikel 2 Mandaat

  • 1.

    Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van de burgemeester en het college betreft, mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2.

    Mandaten kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden, als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

 

Artikel 3 Ondermandaat

De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, eerste lid, in ondermandaat opdragen aan medewerkers. 2. Artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4 en artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

 

Artikel 4 Machtiging

De directeur, alsmede de medewerkers van de Omgevingsdienst aan wie overeenkomstig artikel 3, eerste lid, ondermandaat is gegeven, zijn gemachtigd om namens het college of de burgemeester de aan dit besluit en aan de gemandateerde bevoegdheden verbonden feitelijke (voorbereidings- en uitvoerings-) handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben en die voor de uitoefening van deze bevoegdheden noodzakelijk zijn.

 

Artikel 5 Kaders en beleid

  • a.

    De directeur betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden het beleid van de burgemeester en het college ter zake, alsmede de door de gemeenteraad van de gemeente vastgestelde kaders.

  • b.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de burgemeester en het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    De burgemeester en het college treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst inzake uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Omgevingsdienst uitvoert.

  • d.

    De burgemeester en het college zenden de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

  • e.

    Indien de directeur in afwijking van het bepaalde in het eerste lid wenst te besluiten, treedt hij hierover in overleg met de burgemeester of het college.

 

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1.

    Eenieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert de burgemeester of het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens de burgemeester en het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor de burgemeester of het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met de burgemeester of het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.

 

Artikel 7 Ondertekening

Indien een brief wordt ondertekend of een besluit wordt genomen bij of krachtens dit mandaatbesluit wordt bij de ondertekening aangegeven dat dit namens het bevoegde bestuursorgaan is gedaan.

 

Artikel 8 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit worden alle voorgaande mandaatbesluiten aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid ingetrokken.

  • 3.

    Een mandaatbesluit onder het oude recht blijft van toepassing indien in dat besluit mandaat of machtiging is verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen voor zover daartoe krachtens enig overgangsrecht een verplichting of bevoegdheid bestaat op grond van een wettelijke bepaling, die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarmee verband houdende wet- en regelgeving is ingetrokken.

  • 4.

    Voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

  • 5.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeente Papendrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023.

 

Aldus besloten door de burgemeester en door het college van burgemeester en wethouders, ieder voor zover bevoegd, van de gemeente Papendrecht 12 december 2023.

de secretaris, de burgemeester,

J.M. Ansems, M.J.M. van Driel

Algemeen mandaatbesluit  

Algemene toelichting en instructie personeel

 

1. Inleiding: toekennen bevoegdheden

In wettelijke regelingen zijn bevoegdheden toegekend aan bestuursorganen. Het uitgangspunt is dat het bestuursorgaan de enige is die een besluit mag nemen, tenzij er in de mandaatlijst wordt aangegeven dat een bepaalde ambtenaar de bevoegdheid ook mag uitoefenen. In het mandaatregister wordt aangegeven wie welke bevoegdheden heeft. Daar waar het mandaat is verleend aan de teamleider, is de algemeen directeur ook altijd bevoegd.

De bevoegdheden zijn onder te verdelen in toestemming tot het verrichten van publiek- en privaatrechtelijke rechtshandelingen en van feitelijke handelingen. Onder een publiekrechtelijke rechtshandeling wordt verstaan een handeling van de gemeente als overheidsinstelling jegens de burger, waarbij een publiekrechtelijk rechtsgevolg optreedt (bijvoorbeeld de verlening van een vergunning). Een privaatrechtelijke rechtshandeling is een handeling tussen de gemeente als private partij en de burger, waarbij een privaatrechtelijk rechtsgevolg optreedt (bijvoorbeeld het sluiten van een contract). Bij een feitelijke handeling treedt geen rechtsgevolg op (bijvoorbeeld de aanleg van een trottoir).

Bij het toekennen van bevoegdheden tot het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen spreken we (o.a.) over mandaatverlening, van privaatrechtelijke rechtshandelingen over volmacht en van feitelijke handelingen over machtiging.

Door de aanstelling van de ambtenaar in zijn functie wordt hij bevoegd feitelijke handelingen te verrichten die binnen zijn functie dienen te worden uitgevoerd.

Dit geldt echter niet voor het aangaan van publiek- en privaatrechtelijke rechtshandelingen. Hiervoor moet het bestuursorgaan een uitdrukkelijk besluit tot mandatering nemen.

De bij het Algemeen mandaatbesluit behorende mandaatlijsten geven expliciet aan welke ambtenaren (functies) bevoegd zijn om welke bevoegdheden uit te oefenen. In de meeste gevallen betreft het een publiekrechtelijke handeling en dus een mandaat, in sommige gevallen betreft het een volmacht voor een privaatrechtelijke handeling.

 

2. Mandaat volgens de Algemene wet bestuursrecht

Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (zie artikel 10:1 Awb). Mandaat kan zowel worden verleend aan een bestuursorgaan als aan een natuurlijk persoon. De mandaatverlening kan zowel plaatsvinden binnen de gemeentelijke organisatie - van een bestuursorgaan naar een medewerker van de gemeente – als buiten de eigen organisatie. Wordt een bevoegdheid gemandateerd aan een instantie of persoon die niet onder verantwoordelijkheid van de mandaatverlener werkzaam is, dan behoeft de mandaatverlening instemming van de gemandateerde.

Essentieel kenmerk van mandaatverlening is dat de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheid, in tegenstelling tot delegatie, bij het bestuursorgaan blijft (artikel 10:2 Awb). Het bestuursorgaan blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen (artikel 10:7 Awb) en kan per geval of in het algemeen instructies geven terzake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (artikel 10:6 Awb).

Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever; de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de mandaatgever zelf het besluit tot stand had gebracht. Dit betekent onder meer dat het mandaterende bestuursorgaan in bezwaar of beroep optreedt als het verwerende bestuursorgaan. Mandaat kan worden gezien als de publiekrechtelijke tegenhanger van de privaatrechtelijke volmacht en kan worden gezien als een vorm van vertegenwoordiging.

Voorwaarde voor de binding van het in mandaat genomen besluit is dat het besluit is genomen binnen de grenzen van de gemandateerde bevoegdheid. Dit spreekt voor zichzelf, omdat buiten de grenzen van hetgeen is gemandateerd geen bevoegdheid bestaat. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Anders dan bij delegatie heeft mandaat, behoudens uitzonderingen, geen wettelijke grondslag nodig (artikel 10:3 Awb).

Mandaatverlening is geoorloofd, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dat de aard van de bevoegdheid zich tegen de verlening verzet of het tweede of derde lid van artikel 10:3 Awb hieraan in de weg staat. Een burger moet uit een krachtens mandaat genomen besluit kunnen afleiden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen (artikel 10:10 Awb). Is sprake van ondermandaat dan dient in ieder geval de oorspronkelijke mandaatgever te worden vermeld.

Het uitgangspunt is dat het gemeentebestuur politiek verantwoordelijk is voor de genomen besluiten.

Een mandaatbesluit moet er dan ook zo uitzien dat principiële, politiek zware beslissingen blijven bij het bestuursorgaan waar ze thuishoren. In veel van dit soort gevallen zal de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaat verzetten. Andere beslissingen kunnen worden gemandateerd.

Besluiten die in elk geval voor mandatering in aanmerking komen zijn:

routinematige besluiten, dat wil zeggen besluiten die regelmatig terugkeren en waarbij geen of nauwelijks sprake is van bestuurlijke gevoeligheid;

gebonden beschikkingen, dat wil zeggen besluiten die binnen een vastgesteld beleidskader worden genomen, zoals de criteria van een wet, een plan of beleidsregels.

 

3. Systeem mandaatbesluit, algemene kaders

Zoals gezegd vormt het samenstel van bepalingen uit het Algemeen mandaatbesluit, de algemene bepalingen, de instructie voor het personeel, de artikelsgewijze toelichting, de mandaatlijsten en de vervangingsregeling gemeentesecretaris de kaders voor de mandatering van de gemeentelijke bevoegdheden.

De gemandateerde is bij het gebruik van zijn bevoegdheden gebonden aan de wettelijke regels en voorschriften, het bestaand beleid en de incidentele aanwijzingen van de mandaatgever.

Het mandaatbesluit bestaat uit een algemeen deel, waarin algemene bepalingen zijn opgenomen die de gemandateerde in acht moet nemen. Daarnaast maakt van het mandaatbesluit deel uit een verzameling mandaatlijsten, het mandaatregister. Dit mandaatregister omvatten algemene bevoegdheden die alle teams betreffen en meer specifieke bevoegdheden die per team beschreven worden.

De bevoegdheden zijn zo concreet mogelijk omschreven, zo mogelijk met vermelding van het desbetreffende wetsartikel.

De algemene bevoegdheden betreffen onder andere de uitoefening van bevoegdheden in het kader van de Wet open overheid, de Algemene wet bestuursrecht, de personele bevoegdheden, de bestuurlijke handhavingsinstrumenten en het aangaan van overeenkomsten. De meer specifieke bevoegdheden zijn uitgewerkt per wet of gemeentelijke regeling.

Steeds is aangeduid welk bestuursorgaan bevoegd is, aan wie mandaat verleend wordt, of er een mogelijkheid voor ondermandaat is en op welke wijze deze wordt ingevuld, en onder welke bijzondere voorwaarden het mandaat uitgeoefend moet worden.

Bij het mandaatbesluit is ook een artikelsgewijze toelichting op de algemene bepalingen toegevoegd. Een interne instructie voor het personeel maakt eveneens deel uit van het mandaatbesluit. De instructie moet in acht genomen worden bij het gebruik van het verleende mandaat.

Bij het verlenen van het mandaat wijst het bevoegd gezag (college of burgemeester) in de meeste gevallen de teamleider aan als gemandateerde. Voor een aantal bevoegdheden is het mandaat alleen verleend aan de algemeen directeur. Het is aan het bevoegd gezag om de mogelijkheid van ondermandaat te geven, maar de concrete invulling daarvan door aanwijzing van de bevoegde functionaris is voorbehouden aan de gemandateerde. Ten behoeve van de overzichtelijkheid en daarmee de bruikbaarheid van dit document, wordt echter niet alleen de mogelijkheid van de ondermandaat benoemd (=de bevoegdheid van het betreffende bestuursorgaan), maar wordt deze ook ingevuld met de betreffende functionaris (=bevoegdheid van de (hoofd)gemandateerde).

Bij het uitoefenen van bevoegdheden in mandaat gaat het in de eerste plaats om vertrouwen. Het mandaterende bestuursorgaan moet kunnen vertrouwen dat een besluit wordt genomen dat het orgaan zelf ook zou hebben genomen. In het verlengde daarvan is de gemandateerde gehouden het bestuursorgaan actief, en zo mogelijk vooraf, te informeren in geval van bijzonderheden in een dossier die voor het bestuursorgaan van betekenis zijn of kunnen worden. Immers, ook in geval van in mandaat uitgeoefende bevoegdheden blijft het bestuursorgaan (politiek) verantwoordelijk.

Dat geldt vanzelfsprekend ook in geval van ondermandaat. In geval van ondermandaat verleend is aan een behandelend ambtenaar, past dat bij het niveau van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.

In geval van ondermandaat is het de taak van de ondermandaatgever om de ondergemandateerde op een juist gebruik van de gemandateerde bevoegdheden aan te spreken. De kaders daarvoor zijn vastgelegd in dit Algemeen mandaatbesluit en bijbehorende onderdelen, waaronder Interne instructie personeel.

Mandaat kan juridisch gezien alleen worden verleend voor het nemen van besluiten, niet voor het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een publiekrechtelijke rechtshandeling zijn.

Vaak worden echter ook bevoegdheden als het voeren van algemene correspondentie (noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling) of het bestellen van kantoorartikelen (privaatrechtelijke rechtshandeling) aan anderen dan het bestuursorgaan overgelaten.

Voor het voeren van correspondentie, het doen van mededelingen en dergelijke kan aan ambtenaren dus formeel geen mandaat worden verleend. Er is dan juridisch sprake van machtiging.

Gaat het om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, dan wordt volmacht verleend in plaats van mandaat. In de Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd dat de bepalingen omtrent mandaat van overeenkomstige toepassing zijn op machtiging en volmacht (artikel 10:12). Machtigingen en volmachten zijn ook in de bijbehorende mandaatlijsten opgenomen.

 

4. Soort mandaat / ondertekening

In de mandaatlijst wordt impliciet onderscheid gemaakt tussen een

volmacht: bevoegdheid tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling (zie ook onder 5);

afdoeningsmandaat: bevoegdheid tot beslissen én onderteke­nen van besluit bij gemandateerde.

Van de mogelijkheid om alleen mandaat te verlenen voor het ondertekenen van een besluit dat door het bestuursorgaan zelf wordt genomen, wordt in dit mandaatbesluit geen gebruik meer gemaakt.

Op grond van artikel 10:10 Awb dient uit het besluit duidelijk te zijn of er sprake is van een in mandaat genomen besluit. Dat moet in elk geval blijken uit de ondertekening, waarbij namens het bevoegd bestuursorgaan wordt getekend.

 

5. Volmacht

Indien er een overeenkomst met de gemeente gesloten wordt, wordt hierdoor de gemeente als publiekrechtelijke rechtspersoon gebonden. Alleen het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd het besluit te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Volgens artikel 171 Gemeentewet is alleen de burgemeester vervolgens bevoegd de overeenkomst te ondertekenen namens de gemeente.

Uit overwegingen van efficiëntie wordt in de mandaatlijst onder ‘Bevoegdheid tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten’ het mandaat verleend om namens het college bepaalde overeenkomsten aan te gaan en namens de burgemeester de betreffende overeenkomsten te ondertekenen.

Nadrukkelijk wordt voor wat betreft het aangaan van overeenkomsten verwezen naar de bijzondere voorwaarden (opgenomen in de mandaatlijst) die daarbij van toepassing zijn.

 

6. Rechtsmiddelenclausule / motivatie negatieve beslissing

Op grond van artikel 3:45 Awb moet onder elk besluit de rechtsmiddelclausule worden vermeld.

Op grond van artikel 3:46 Awb moet elk besluit worden gemotiveerd. Dat is dus ook van toepassing bij positieve besluiten, maar zeker bij negatieve besluiten is een volledige en deugdelijke motivering van groot belang. Met een onjuiste of onvolledige motivering zal een besluit een rechterlijke toets nooit doorstaan.

 

7. Vervangingsregeling

Indien ondermandaat is verleend aan een behandelend ambtenaar, is de teamleider ook altijd bevoegd.

Indien de gemandateerde behandelend ambtenaar afwezig is, oefent zijn teamleider de bevoegdheid uit. Indien deze er niet is, is diens formeel aangewezen plaatsvervanger bevoegd. En bij afwezigheid van deze plaatsvervanger is de algemeen directeur bevoegd. De plaatsvervangende teamleider is niet bevoegd terzake van rechtspositionele besluiten. Voor dergelijke besluiten is de algemeen directeur bevoegd bij afwezigheid van de teamleider.

Indien de bevoegdheid exclusief is toegekend aan de gemeentesecretaris / algemeen directeur, zal hij bij zijn afwezigheid worden vervangen conform de Vervangingsregeling gemeentesecretaris.

 

8. Politieke antenne

Zoals hiervoor gesteld, gaat het bij het uitoefenen van bevoegdheden in mandaat in de eerste plaats om vertrouwen. Het mandaterende bestuursorgaan moet kunnen vertrouwen dat een besluit wordt genomen dat het orgaan zelf ook zou hebben genomen. Inherent aan de uitoefening van bevoegdheden in mandaat is dat het zicht van de portefeuillehouders op de genomen beslissingen minder wordt.

In het verlengde daarvan is de gemandateerde gehouden het bestuursorgaan actief, en zo mogelijk vooraf, te informeren in geval van bijzonderheden in een dossier die voor het bestuursorgaan van betekenis zijn of kunnen worden. Immers, ook in geval van in mandaat uitgeoefende bevoegdheden blijft het bestuursorgaan (politiek) verantwoordelijk. Dat geldt vanzelfsprekend ook in geval van ondermandaat. In bepaalde gevallen kan het zelfs noodzakelijk zijn dat het bestuursorgaan zelf de beslissing neemt en het mandaat niet wordt gebruikt. Het is dan ook van groot belang dat de gemandateerde een "politieke antenne" heeft.

In de hierna beschreven situaties moet in elk geval vooraf overleg gepleegd worden met de portefeuillehouder en eventueel met het bevoegde bestuursorgaan:

indien het voornemen bestaat tot aanvulling of afwijking van het tot dan gevoerde beleid;

indien er, behoudens in zaken met een routinematig karakter, rekening mee moet worden gehouden dat de betrokken portefeuillehouder en/of het college op zijn verantwoorde­lijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken;

indien uit het te nemen besluit niet voorziene financiële of andere belangrijke consequenties kunnen voortvloeien;

indien de betrokken portefeuillehouder, de burgemeester (in zijn hoedanigheid van bestuurlijk coördinator) of de secretaris (in zijn hoeda­nigheid van ambtelijk coördinator) dit ken­baar heeft gemaakt.

 

9. Budgettering

De mandaten worden vanzelfsprekend slechts gebruikt binnen het vastgestelde budget.

 

10. Rapportage

Gelet op het voorgaande terzake van vertrouwen en de kaders waarbinnen gebruik gemaakt mag worden van het verleende mandaat, spreekt het voor zich dat over in mandaat genomen besluiten periodiek verantwoording afgelegd moet worden aan de mandaatgever.

In algemene zin wordt over de (kwaliteit van de) uitoefening van bevoegdheden gerapporteerd door middel van de reguliere rapportages binnen de planning- en controlcyclus (marap). Ook de bevindingen van de accountant zijn een belangrijke bron van informatie, alsmede de jaarverslagen terzake van klachten en bezwaarschriften.

Meer specifiek wordt per team periodiek gerapporteerd aan de aan het betreffende onderwerp gerelateerde portefeuillehouder. Die rapportage betreft een cijfermatig en inhoudelijk overzicht van ingediende aanvragen en verleende vergunningen. Voor de frequentie van de rapportage wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het stramien van rapportage binnen de planning- en controlcyclus. In voorkomend geval zal de portefeuillehouder (vakwethouder) relevante zaken terugleggen in het college danwel aan het college rapporteren.

 

11. Actualisering mandaten

In het Algemeen Mandaatbesluit is geregeld dat de teamleiders verantwoordelijk zijn voor het actueel houden van de mandaatlijsten. Indien een aanpassing van het mandaatbesluit gewenst is, moet deze door het team worden voorbereid voor (bestuurlijke) besluitvorming in overleg met het team BB . Het team BB draagt zorg voor de consolidatie van het Algemeen mandaatbesluit. Het team BB draagt ook zorg voor de periodieke, algehele actualisatie van het Algemeen mandaatbesluit.

 

Algemeen mandaatbesluit

artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In het kader van integraal werken spreekt dit voor zich.

 

Artikel 2

In geval een besluit in mandaat genomen wordt, moet er altijd sprake zijn van een zorgvuldig uitgevoerde belangenafweging en besluitvorming.

Op grond van artikel 171 Gemeentewet heeft de burgemeester de bevoegdheid om de gemeente in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Hieronder valt het ondertekenen van een overeenkomst die met de gemeente wordt aangegaan. Hiervoor kan de burgemeester een volmacht (bevoegdheid tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling) aan een ambtenaar verlenen. In de mandaatlijst is onder het kopje “Bevoegdheid tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten” in het algemene deel van de mandaatlijst door de burgemeester voor daar omschreven gevallen volmacht verleend voor de ondertekening van overeenkomsten.

Naast de volmacht voor de ondertekening is ook een besluit nodig voor het aangaan van de betreffende overeenkomst. Daarbij is het college het bevoegd gezag; in de mandaatlijsten is ook het mandaat voor het aangaan van de overeenkomsten door het college geregeld.

Het krachtens een mandaat genomen besluit vermeldt altijd namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen (artikel 10:10 Awb).

 

Artikel 3

Naast het (hoofd)mandaat dat het bestuursorgaan aan de algemeen directeur verleent, kan deze de bevoegdheid ook doorleggen aan een teamleider of aan een behandelend ambtenaar. Hij is ook bevoegd dit ondermandaat in te trekken.

In de mandaatlijst is aangegeven of en aan wie er ondermandaat verleend wordt. Indien er aan de algemeen directeur gemandateerd is en een ondermandaat aan de behandelend ambtenaar is verleend, is ook altijd de betreffende teamleider bevoegd de beslissing te nemen.

 

Artikel 4

Het spreekt voor zich dat over in mandaat genomen besluiten periodiek verantwoording afgelegd moet worden aan de mandaatgever. In algemene zin wordt over de (kwaliteit van de) uitoefening van bevoegdheden gerapporteerd door middel van de reguliere rapportages binnen de planning- en controlcyclus (marap). Ook de bevindingen van de accountant zijn een belangrijke bron van informatie, alsmede de jaarverslagen terzake van klachten en bezwaarschriften. Meer specifiek wordt per team periodiek gerapporteerd aan de aan het betreffende onderwerp gerelateerde portefeuillehouder. Die rapportage betreft een cijfermatig en inhoudelijk overzicht van ingediende aanvragen en verleende vergunningen. Voor de frequentie van de rapportage wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het stramien van rapportage binnen de planning- en controlcyclus. In voorkomend geval zal de portefeuillehouder (vakwethouder) relevante zaken terugleggen in het college danwel aan het college rapporteren.

 

Artikel 5

In lid 1 is geregeld dat bij afwezigheid van de behandelend ambtenaar die ondermandaat heeft, het teamleider de bevoegdheid in mandaat uitoefent. Daarvoor hoeft de teamleider niet met name genoemd te zijn in de mandaatlijsten.

Lid 2 regelt dat bij afwezigheid van de bevoegde teamleider, een door de algemeen directeur aan te wijzen functionaris hem vervangt. Wanneer de plaatsvervanger afwezig is wordt de teamleider vervangen door de algemeen directeur.

Lid 3 regelt dat indien de gemeentesecretaris bevoegd en niet aanwezig is, hij vervangen wordt volgens de vervangingsregeling gemeentesecretaris.

 

Vervangingsregelingen

4.1 Vervangingsregeling gemeentesecretaris / algemeen directeur

Gelet op artikel 106 van de Gemeentewet en artikel 5 van het Algemeen mandaatbesluit

besluiten burgemeester en wethouders de vervangingsregeling gemeentesecretaris als volgt vast te stellen:

Als loco-gemeentesecretaris c.q. plaatsvervangend algemeen directeur worden benoemd:

1e loco-gemeentesecretaris c.q. 1e plaatsvervangend algemeen directeur: P. Naeije.

2e loco-gemeentesecretaris c.q. 2e plaatsvervangend algemeen directeur: M. Penders

Burgemeester en wethouders van Papendrecht, 20 december 2022

4.2 Vervangingsregeling teamleiders

Gelet op artikel 5 van het Algemeen mandaatbesluit:

Gelet op het feit dat:

indien de gemandateerde behandelend ambtenaar afwezig is, zijn teamleider de bevoegdheid als beschreven in de mandaatregisters behorende bij het Algemeen mandaatbesluit uitoefent;

indien de teamleider afwezig is, diens formeel aangewezen plaatsvervanger bevoegd is;

indien de formeel aangewezen plaatsvervanger van de teamleider afwezig is, de algemeen directeur bevoegd is

indien de bevoegdheid exclusief is toegekend aan de gemeentesecretaris / algemeen directeur, hij bij zijn afwezigheid zal worden vervangen conform de Vervangingsregeling gemeentesecretaris;

de plaatsvervangende teamleider niet bevoegd is tot het nemen van rechtspositionele besluiten;

voor rechtspositionele besluiten de algemeen directeur bevoegd is bij afwezigheid van de teamleider;

de laatste twee onderdelen niet van toepassing zijn indien sprake is van formele waarneming (langdurige vervanging) van de teamleider door zijn plaatsvervanger;

is de algemeen directeur/gemeentesecretaris bevoegd om de plaatsvervanger van de teamleiders aan te wijzen, op voordracht van de betreffende teamleider.