De raad van de gemeente Winterswijk;
overwegende dat:
de Omgevingswet bepaalt dat het college bevoegd is voor het verlenen van omgevingsvergunningen en dat de gemeenteraad bevoegd is voor het wijzigen van het omgevingsplan;
de Omgevingswet de gemeenteraad de mogelijkheid biedt om aan te geven voor welke omgevingsvergunningen hij als adviseur moet worden aangewezen;
het niet-vaststellen van het bindend adviesrecht als gevolg heeft dat de gemeenteraad geen bindend adviesrecht meer heeft;
voor de in het delegatiebesluit genoemde gevallen de raad haar bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van delen van het omgevingsplan overdraagt aan het college;
voor initiatieven waarvoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden, de gemeenteraad kan besluiten in welke situaties zij haar bevoegdheid tot het vaststellen van het omgevingsplan aan het college wil delegeren;
een besluit moet worden genomen over de toepassing van de bruidsschat voor het omgevingsplan;
het voorgestelde besluit zal bijdragen aan snellere besluitvorming;
de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking zal treden;
dit besluit in werking dient te treden op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 28 november, nr. 2233848;
besluit:
- 1.
gebruik te maken van haar adviesrol onder de Omgevingswet door zichzelf als adviseur aan te wijzen als bedoeld in artikel 16.15a, aanhef en onder b, onder 1° van de Omgevingswet bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die valt binnen de volgende categorie van gevallen:
- •
Projecten die niet in overeenstemming zijn met een door de raad vastgesteld ruimtelijk kader zoals een beleidsnota, stedenbouwkundige visie, structuurvisie, omgevingsvisie, gebiedsvisie, masterplan of projectplan;
- •
Projecten binnen de bebouwde kom die niet passen in het omgevingsplan waarbij:
- o
12 of meer woningen worden toegevoegd;
- o
meer dan 250 vierkante meter groen danwel openbare ruimte verdwijnt, met uitzondering van die gevallen die vallen onder het ‘project grondgebruik’;
- o
het nieuwvestiging van bedrijvigheid, horeca of detailhandel betreft, tenzij het gaat om transformatie van bestaande commerciële bebouwing;
- o
het projecten met een maatschappelijke bestemming betreft, zoals scholen en verzorgingshuizen met een oppervlakte groter dan 500 vierkante meter (bebouwing en bijbehorende gronden).
- •
Projecten buiten de bebouwde kom die niet passen in het omgevingsplan waarbij;
- o
er 4 of meer woningen worden toegevoegd;
- o
het compacte erf wordt losgelaten, of een nieuw erf wordt gevestigd;
- o
het toevoegen van nieuwe solitaire recreatie woningen betreft of permanente bewoning wordt toegestaan waar dit voorheen niet toegestaan was;
- o
het een transformatie/uitbreiding betreft naar/voor recreatie, bedrijvigheid, horeca, maatschappelijk gebruik of detailhandel groter dan 500 vierkante meter (bebouwing en bijbehorende gronden).
- •
Bouwwerken (waaronder torens en windturbines) hoger dan 40 meter.
- •
Projecten, of onderdelen hiervan, die voorkomen op de door de gemeenteraad vastgestelde lijst van ‘Grote projecten’.
Genoemde hoeveelheden en afmetingen werken cumulatief per locatie over een periode van 10 jaar voorafgaand aan de aanvraag.
Alle hierboven genoemde gevallen zijn met uitzondering van de gevallen waarin de raad reeds eerder een positief besluit heeft genomen, zoals bijvoorbeeld na een principeverzoek/vooroverleg, stedenbouwkundige visie/randvoorwaarden of (voor)ontwerp-bestemmingsplan.
- 2.
gebruik te maken van de mogelijkheid tot het delegeren van het vaststellen van delen van het omgevingsplan aan het college van burgemeester en wethouders voor de volgende situaties:
- a.
het in overeenstemming brengen van het omgevingsplan met een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 4.17 van de Omgevingswet;
- b.
het aanpassen van het omgevingsplan voor zover het binnen het vastgestelde ruimtelijk beleidskader past, tenzij de situatie voorkomt op de lijst met categorieën waarvoor de raad bij een vergunningprocedure adviesrecht heeft;
- c.
het aanpassen van het omgevingsplan voor zover dat onder de Wet ruimtelijke ordening als wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan opgenomen was;
- d.
het corrigeren van verschrijvingen, verkeerde verwijzingen, omissies en inventarisatiefoutjes in het omgevingsplan en de toelichting;
- e.
het toevoegen en/of wijzigen van begripsbepalingen voor zover dit geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg heeft;
- f.
actualiseren op verdwenen waarden en nieuwe werkelijkheden (archeologie, bomen, etc.);
- g.
aanpassen referenties en verwijzingen, normstellingen, meetmethoden, etc.;
- h.
het aanpassen van informatieproducten van het omgevingsplan;
- i.
het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;
- j.
het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal overgeheveld worden naar het omgevingsplan;
- k.
wijzigingen die noodzakelijk zijn vanwege gewijzigde hogere wet- of regelgeving, wanneer deze wijzigingen geen politieke afweging behoeven;
- l.
het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op het wijzigen van het omgevingsplan;
- m.
het beleidsneutraal overzetten van regels uit het Invoeringsbesluit Omgevingswet naar het omgevingsplan (Bruidsschat omgevingsplan);
- n.
het aanpassen van het omgevingsplan ten gevolge van door het rijk of de provincie opgelegde instructieregels, die geen enkele afwegingsruimte bieden voor de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders;
- o.
het opnemen van nieuwe ontwikkelingen die onderdeel uitmaken van de categorieën waarvoor geen adviesrecht geldt.
In afwijking van bovenstaande punten wordt het wijzigen van delen van het omgevingsplan niet gedelegeerd indien de situatie voorkomt op de lijst met categorieën waarvoor de raad bij een vergunningprocedure adviesrecht heeft.
- 3.
de bruidsschat voor het Omgevingsplan onverkort van toepassing te verklaren tot een nader te bepalen moment;
- 4.
dit verzamelbesluit in werking te laten treden vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.