Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Afvalstoffenverordening 2024 van de gemeente Hilvarenbeek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening 2024 van de gemeente Hilvarenbeek
CiteertitelAfvalstoffenverordening 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpafvalstoffenverordening
Externe bijlageTransponeringstabel Afvalstoffenverordening 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer
  2. artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer
  3. artikel 10.25 van de Wet milieubeheer
  4. artikel 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer
  5. artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren
  6. artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-560046

1011594

Tekst van de regeling

Intitulé

Afvalstoffenverordening 2024 van de gemeente Hilvarenbeek

De raad van de gemeente Hilvarenbeek

 

Gelezen het voorstel van het college d.d 10 oktober 2023

Raadsvoorstel

 

Gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren en artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen;

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Afvalstoffenverordening Hilvarenbeek 2024

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • inzamelmiddel: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, ten behoeve van een huishouden;

  • inzamelplaats: daartoe op grond van artikel 5 aangewezen plaats;

  • inzamelvoorziening: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van

een doelmatig beheer van afvalstoffen.

§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen de inzameldienst aan die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is voor anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      bij nadere regels van burgemeester en wethouders van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, voorschriften verbinden en beperkingen stellen. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats

binnen de gemeente waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

a. ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

b. over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

c. achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

  • 1.

    De inzameldienst zamelt fijn huishoudelijk restafval, eenmaal per 4 weken in en afwisselend GFT (Groente-, Fruit- en Tuinafval) en PMD (Plastic-, Metaal-, en Drankverpakkingen) eenmaal per 2 weken afzonderlijk in, nabij elk perceel.

Weeknummer

Nieuwe situatie Afvalstroom per 01-01-2024

Nieuwe situatie Inzamelmiddel per 01-04-2024

1

GFT

180-liter

  • 1.

     

HRA, route 1

120-liter*

2

PMD

Zakken

  • 2.

     

HRA, route 2

120-liter

3

GFT

180-liter

  • 3.

     

HRA, route 3 en 4

120-liter

4

PMD

Zakken

  • 4.

     

HRA, route 5

120-liter

5

GFT

180-liter

  • 5.

     

HRA, route 1

120-liter

6

PMD

Zakken

  • 6.

     

HRA, route 2

120-liter

7

GFT

180-liter

  • 7.

     

HRA, route 3 en 4

120-liter

8

PMD

Zakken

  • 8.

     

HRA, route 5

120-liter

  • Tot 01-04-2024 wordt HRA ingezameld middels een 270-liter container.

 

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt GFT bij hoogbouwlocaties met (ondergrondse-) verzamel- containers en bij huishoudens buiten de bebouwde kom niet ingezameld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen en daarbij afwijken van hetgeen in artikel 7, tweede lid, is vermeld.

  • 4.

    De inzamelaar zamelt oud papier en karton ten minste eenmaal per maand afzonderlijk, nabij elk perceel gescheiden in, tenzij oud papier en karton eenmaal per maand gescheiden wordt ingezameld middels een wijkverzamelcontainer.

  • 5.

    Middels wijkverzamelcontainers wordt glas gescheiden ingezameld.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende afvalstromen op verschillende dagen en tijden worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeen- stemming met de door burgemeester en wethouder te stellen regels over het gebruik van:

    • a.

      inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;

    • b.

      inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel.

  • 2.

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de bepaalde dag, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor categorieën van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling van de in artikel 10, eerste en tweede lid, vermelde verboden inhouden.

§ 3. Bedrijfsafvalstoffen

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden of over te

dragen, of bij een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5, achter te laten dan wel aan te bieden bij wijk-

verzamelcontainers of (ondergrondse) verzamelcontainers.

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Gereserveerd.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Gereserveerd.

§ 4. Zwerfafval en overige

Artikel 14. Dumpingsverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een perceel of inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

    • b.

      het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit.

  • 3.

    Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

  • 2.

    Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

  • 3.

    Het is verboden zwerfafval te veroorzaken door ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of door deze anderszins te behandelen.

Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, waarvan tenminste 10% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame;

    • b.

      ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of proefmonsters van producten die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

      • i.

        een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn om te weten;

      • ii.

        drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties.

  • 2.

    Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een perceel, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 3.

    Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag worden bezorgd bij een perceel, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 4.

    Met de komst van NEE-NEE- en NEE-JA- brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken. Daarnaast kunnen ze ook via het systeem ‘InMijnBus’ een online registratie doorvoeren met de voorkeur voor het wel of niet ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

  • 1.

    Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

  • 2.

    Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen, die kennelijk uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd, binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting.

  • 3.

    De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1.

    Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

  • 2.

    Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten

een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben,

anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten

of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door

afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken .

§ 4a. Kadavers van gezelschapsdieren

Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezelschapsdier verstaan: een dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, niet zijnde een hobby- of landbouwhuisdier.

  • 2.

    burgemeester en wethouders wijzen een of meer verzamelplaatsen aan waar kadavers van gezel- schapsdieren worden ingezameld en burgemeester en wethouders kunnen ook een ondernemer aanwijzen die tevens belast is met de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren.

  • 3.

    Van ingezamelde kadavers wordt aangifte gedaan bij Rendac Son B.V. De kadavers worden bewaard en overgedragen aan Rendac Son B.V. in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 3.1 van de Wet dieren.

  • 4.

    Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, geeft de houder van het kadaver dit af op een aangewezen verzamelplaats of aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Tot het tijdstip van afgifte bewaart de houder het kadaver zodanig dat er geen vermenging is met ander materiaal.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.]

§ 5. Handhaving en toezicht

Artikel 20. Strafbare feiten

Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4, 6, 8 tot en met 11 en 14, 15,17 t/m 19 bepaalde

en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 21. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de

krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester

en wethouders aangewezen ambtenaren.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht

Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:

  • a.

    in artikel 14, tweede lid, onder d, wordt “Waterwet” vervangen door “Omgevingswet”;

  • b.

    in artikel 16 vervallen de aanduiding “1.” voor het eerste lid, en het tweede en derde lid;

  • c.

    in artikel 18 vervalt “en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer” en na het slot van het artikel wordt toegevoegd “Het verbod geldt niet als voor de opslag van af- valstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.”;

  • d.

    in artikel 19 wordt “anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken” vervangen door “anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen”;

  • e.

    in artikel 21 wordt na “Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” ingevoegd “of artikel 18.6 van de Omgevingswet”.

Artikel 23. Intrekking oude verordening

De Afvalstoffenverordening 2022 van de gemeente Hilvarenbeek wordt ingetrokken.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening 2024.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hilvarenbeek op 14 december 2023

 

M. Janus E.M.L. Weys

de griffier de voorzitter

 

 

Toelichting

 

Algemeen

1. Inleiding

De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een

doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden, verandert. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

Grondslagen

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van

de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang

met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24,

tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.

De opname van paragraaf 4a inzake de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren heeft als

grondslag artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren. Artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (hierna: Besluit GIHA) biedt een grondslag voor het niet gescheiden inzamelen van bioafval. Deze grondslag is gebruikt voor artikel 7, tweede lid.

2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) waar die afvalstoffen

ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels

over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte en kadavers van gezelschapsdieren.

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor

de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe krachtens

deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in

toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval

Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit

GIHA de norm:

  • a.

    bioafval;

  • b.

    papier;

  • c.

    metaal;

  • d.

    kunststof;

  • e.

    glas;

  • f.

    textiel (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • g.

    gevaarlijke afvalstoffen (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • h.

    afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de

verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA. In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.

Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening,

dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.

Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking.

Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De

verordening hoeft, met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit

GIHA niet aangepast te worden.

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval

ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar

kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren.

Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

Kadavers van gezelschapsdieren

De Afvalstoffenverordening geeft eveneens uitvoering aan de verplichting van artikel 3.5 van de Wet

dieren om regels op te nemen over het aangeven, ophalen, overdragen van kadavers van gezelschaps-

dieren (zie paragraaf 4a).]

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen,

huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.

Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.

Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts

kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren

De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en

4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor

dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld

is het begrip weg in artikel 17.

4. Verhouding met ander hoger recht

 

Verwerking van persoonsgegevens

De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishou-

delijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking

van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens

is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU).

[De gemeente heeft een privacyverklaring opgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens ten

behoeve van de inzameling en verwerking van afval. Deze is te vinden via www.hilvarenbeek.nl /pro-

claimer en privacy.

Omgevingswet

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels, die be-

trekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die

opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor

zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die be-

paling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 22).

5. Nadere regels

Uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders

De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende on-

derwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):

  • nadere regels over de wijze van inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, derde lid).

  • nadere regels over vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4,

  • eerste lid sub b).

  • nadere regels over afzonderlijke bestanddelen (geclausuleerd), frequentie en locatie van inzameling

  • (artikel 7 derde lid).

  • nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke af-

  • valstoffen (artikel 8, tweede lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke

  • afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan.

  • nadere regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10, derde lid).

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen

verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan

worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:

  • de aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3).

  • de dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

  • de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 21).

  • De aanwijzing van de specifieke locaties van inzamelvoorzieningen kan ook opgenomen worden in het

  • uitvoeringsbesluit.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.

Artikel 1. Definities

De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar

te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een

PMD-zak, afvalzak of minicontainer.

Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. Meestal wordt de inzamelplaats gemeentelijke

afvaldepot, brengdepot of milieustraat genoemd.

Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld

een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.

Uit artikel 10 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling

bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het

gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens

om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in

verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente

voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel

waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Wat onder perceel moet worden verstaan kan

niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge

Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke

afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake

van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens

indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld

huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald

moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon

ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke

afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014,

ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag

van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve

telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming

van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als:

inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op

die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van

handelaars.

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

In het eerste lid geeft de raad aan het college de opdracht om een onderneming aan te wijzen, die met

de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge

de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal

aan die zorg praktische uitvoering geven.

In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de in-

zameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten

zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist.

De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing.

Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de

inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er

ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke af-

valstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen.

Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van

het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van

rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde

personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt

dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen

of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als

inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in

algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het

gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden.

De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat

bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn

bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft anders dan de aanwijzing van

de inzameldienst het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in

het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen

achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden moge-

lijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid,

van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle be-

standdelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen

mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de

keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod

om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in

te zamelen.

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden inge-

zameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel

of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.

Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze veror-

dening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen

gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1

van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ten minste bepaalde bestanddelen gescheiden worden inge-

zameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen

van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken

binnen de genoemde bestanddelen.

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeente-

bestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afval-

stoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen

geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.

De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van

andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huis-

houdelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening);

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het

  • d.

    grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);

  • e.

    Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:

  • f.

    bioafval (wanneer gescheiden inzameling technisch niet mogelijk is of buitensporig duur);

  • g.

    Per 1 april 2024 wordt GFT bij huishoudens buiten de bebouwde kom op verzoek ingezameld.

  • h.

    Ook zal er in de loop van 2024 GFE (groente-, fruit- en etensresten) worden ingezameld bij hoogbouw middels GFE-cocons.

  • i.

    metaal, kunststof of glas (als de kwaliteit voor hergebruik of recycling gelijk blijft).

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook geschei-

den worden aangeboden.

Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen

en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald. Het gaat

hier om een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit

is daarom vatbaar voor bezwaar en beroep.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het

ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, of plastic afvalzak.

Inzamelvoorzieningen zijn bedoeld voor het collectief aanbieden van afval door meerdere huishoudens,

zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het

gebruik van inzamelvoorzieningen. De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoor-

zieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook

concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is

geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden of over te

dragen, of bij een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5, achter te laten dan wel aan te bieden bij wijk-

verzamelcontainers of (ondergrondse) verzamelcontainers.

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Gereserveerd.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Gereserveerd.

Artikel 14. Dumpingsverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te

geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het

ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op

of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de

Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen

stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetref-

fende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor

het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening

de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe

de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als

zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen

zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch

afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe op-

gezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten

een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden

aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

In het derde lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van

zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omge-

schopt, enz. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt,

bijvoorbeeld door morgensterren of stadsjutters, niet onder het verbod valt.

Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk

Artikel 15a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk, en daarmee uiteindelijk afval,

te voorkomen. De grondslag voor dit artikel is artikel 10.23 van de Wm.

In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedruk-

werk voor commerciële doeleinden en huis-aan-huisbladen of drukwerk van niet-commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen.

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat

zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van

een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld aan de bewoners van dit pand of gebouw.

De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke

functie vervullen voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de

buurt.

In het tweede lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip), tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen. In het derde lid is bepaald dat ongeadresseerd reclamedrukwerk bezorgd mag worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip) tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt dit drukwerk niet te willen ontvangen. Met de komst van nee-nee- en nee-ja-brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1528).

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst

op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een

toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van

dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel

22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking

treedt.

 

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de

veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is

sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijk-

heid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente

de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet over het bewaren van afval-

stoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste

plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het

Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen

dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemon-

tagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan

Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden auto-

wrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor

de inzameling van huishoudelijk afval.

Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren

Dit artikel betreft de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren. Het eerste lid regelt wat onder

gezelschapsdier moet worden verstaan. Tot de gezelschapsdieren worden gerekend onder meer honden,

katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels,

parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie indien er geen

commerciële opbrengst aan verbonden is, zoals de (commerciële) productie van vlees, wol, pels, eieren,

pluimen of huiden. Het artikel heeft geen betrekking op hobby- en landbouwhuisdieren zoals runderen,

paarden, schapen, (dwerg)geiten, hangbuikzwijnen, varkens en herten.

De gemeente draagt zorg voor de verwerking en verwijdering van kadavers van gezelschapsdieren. De

kadavers zijn een bijzondere vorm van afvalstoffen, die op grond van de Wet dieren nadere regeling

behoeven. De grondslag voor deze nadere regeling is deels gelegen in artikel 10.23 van de Wet milieu-

beheer, en voor het overige in artikel 3.5 van de Wet dieren. De Wet dieren verplicht de gemeente die-

gene aan te wijzen die met de inzameling van kadavers is belast (tweede lid). Deze draagt dan zorg

voor de overdracht van de kadavers van gezelschapsdieren aan Rendac Son B.V. Deze verwerker is

door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen op grond van artikel 3.3,

eerste lid, van de Wet dieren.

In het vierde tot en met zesde lid zijn de verantwoordelijkheden en plichten van de houder van een ka-

daver van een gezelschapsdier opgenomen. De houder (meestal de eigenaar) is ervoor verantwoordelijk

dat het kadaver wordt verwijderd. Op grond van de Wet dieren kan de houder het dier op eigen terrein

begraven, of afgeven aan een van de erkende dierencrematoria of dierenbegraafplaatsen. In dat geval

gelden de bepalingen in het vierde lid niet voor de houder op grond van het zesde lid.

Als de houder van die mogelijkheid geen gebruik maakt, dan moet de houder het kadaver afgeven aan

degene die de inzameling daarvan doet. Deze afgifte vindt plaats uiterlijk op de eerste werkdag nadat

de houder het overlijden heeft geconstateerd. Tot het moment van afgifte wordt het kadaver zodanig

bewaard dat er geen vermenging met ander materiaal kan plaatsvinden (vijfde lid).

Artikel 21. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet alge-

mene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht

De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 januari 2024. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.

In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd

in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet

blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het

onderdeel moet Waterwet vervallen en Omgevingswet worden toegevoegd.

Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de

zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en

derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld

in het eerste lid, blijft wel bestaan.

Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm

vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.

Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de

Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet

meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De ver-

wijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.