Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingGrondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024
CiteertitelGrondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2023
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Grondwaterheffingsverordening provincie Utrecht 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 145 van de Provinciewet
  2. artikel 220 van de Provinciewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

13-12-2023

prb-2023-15687

UTSP-1940210211-6505

Tekst van de regeling

Intitulé

Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024

Provinciale Staten van Utrecht, in vergadering bijeen op 13 december 2023

 

op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 31 oktober 2023 met nummer UTSP-1940210211-6505, van afdeling BDV, team FN2

 

Overwegende dat:

in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet het noodzakelijk is de verordening met betrekking tot de heffing op grondwateronttrekking van de provincie Utrecht te actualiseren;

 

Gelet op de artikelen 13.4b van de Omgevingswet en 145 en 220 van de Provinciewet;

 

Besluiten:

  • 1.

    de Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024 zoals in de bijlage bij dit besluit opgenomen vast te stellen.

 

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

 

Griffier,

mr. C.A. Peters

 

 

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van het besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 13 december 2023 met nr. UTSP-1940210211-6505, tot vaststelling van de Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024

 

 

GRONDWATERONTTREKKINGSHEFFINGSVERORDENING PROVINCIE UTRECHT 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belastingjaar: kalenderjaar;

  • b.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

  • c.

    heffingsplichtige:

    • i.

      de houder van een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder d, van de wet als het gaat om het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, of van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4 van de wet, als het gaat om het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening;

    • ii.

      degene die voor de onttrekking van grondwater de bij of krachtens de wet voorgeschreven melding heeft gedaan;

    • iii.

      in andere gevallen dan bedoeld onder i of ii: degene voor wie de onttrekking van grondwater plaatsvindt.

  • d.

    infiltreren van water: in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • e.

    onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening;

  • f.

    retourneren van water: het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater;

  • g.

    wet: de Omgevingswet.

Artikel 2. Grondwateronttrekkingsheffing, grondslag en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "grondwateronttrekkingsheffing" wordt bij wijze van provinciale belasting een heffing ingesteld op het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 13.4b van de wet.

  • 2.

    De heffing geschiedt naar de in het belastingjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters, vanaf de aanvang van de start van de onttrekking.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt, als grondwater op grond van vergunningvoorschriften wordt geïnfiltreerd of geretourneerd, het aantal geïnfiltreerde of geretourneerde kubieke meters water in mindering gebracht op het aantal kubieke meters onttrokken grondwater.

Artikel 3. Vrijstelling

  • 1.

    Vrijgesteld van heffing zijn:

    • a.

      Onttrekkingen die zijn vrijgesteld van heffing, zoals vermeld in artikel 8.3 van het Omgevingsbesluit.

    • b.

      Onttrekkingen die zijn uitgezonderd van een vergunning- of meldingsplicht op grond van de Omgevingsverordening provincie Utrecht of een verordening van het waterschap.

  • 2.

    Naast de in het eerste lid genoemde onttrekkingen zijn de eerste 12.000 kubieke meters onttrokken grondwater per belastingjaar vrijgesteld van heffing.

Artikel 4. Tarief

Het tarief bedraagt € 0,0153 per kubieke meter onttrokken grondwater, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 2, tweede en derde lid, van deze verordening.

Artikel 5. Wijze van heffing, tijdstip van betalen, uitstel

  • 1.

    De heffing geschiedt per belastingjaar bij wege van aanslag. De opgave, bedoeld in artikel 3.5, vierde lid, van de bruidsschat waterschapsverordening, is tevens aangifte.

  • 2.

    De ambtenaar als bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onder b, van de Provinciewet verstrekt op verzoek of uit eigen beweging een aangiftebiljet aan de heffingsplichtige.

  • 3.

    Gedeputeerde staten bepalen wanneer een aanslag invorderbaar is en in hoeveel termijnen, met dien verstande dat het aantal termijnen maximaal vijf en de periode tussen de vervaldagen van de afzonderlijke termijnen maximaal 8 weken is.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen onder door hen te stellen voorwaarden bij beschikking uitstel van betaling verlenen. Zij kunnen het uitstel, ook al is dit voor een bepaalde termijn verleend, te allen tijde door opzegging middels een beschikking onmiddellijk doen eindigen.

Artikel 6. Kwijtschelding

Bij de invordering van de heffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 7. Dwanginvordering en invorderingsrente

  • 1.

    Bij de nalatigheid in de betaling van de heffing vindt de invordering plaats met toepassing van de artikelen 11 tot en met 19 van de Invorderingswet 1990.

  • 2.

    Bij de invordering van de heffing vinden de artikelen 28 tot en met 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd een bepaling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten als de toepassing ervan in bepaalde gevallen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    De Grondwaterheffingsverordening provincie Utrecht 2012 wordt op het in het eerste lid genoemde moment ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor de inwerkingtreding van deze verordening hebben voorgedaan.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2023.

 

Toelichting bij het ontwerpbesluit tot vaststelling van de Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024 per de ingangsdatum van de Omgevingswet

 

Artikel 13.4b Omgevingswet bepaalt dat bij provinciale verordening bij wijze van belasting een heffing kan worden ingesteld wegens het onttrekken van grondwater. De grondwaterheffing biedt de provincie de mogelijkheid om maatregelen te financieren, die de nadelige gevolgen van grondwateronttrekkingen en infiltraties voorkomen of tegengaan. Ook kunnen vanuit de opbrengst van de heffing onderzoeken inzake het grondwaterbeleid, de kosten van het grondwaterregister en bepaalde schadevergoedingen worden gefinancierd.

De Grondwaterheffingsverordening provincie Utrecht 2012, die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de heffing regelde, was gebaseerd op artikel 7.7 Waterwet. Deze verordening wordt nu vervangen door de onderhavige verordening in verband met de nieuwe juridische grondslag en de met de Omgevingswet samenhangende wijzigingen in terminologie. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen, behalve dat nu wordt bepaald dat, als grondwater op grond van vergunningvoorschriften wordt geïnfiltreerd of geretourneerd, voor de berekening van de heffing de in de bodem teruggebrachte hoeveelheid grondwater volledig in mindering wordt gebracht op de onttrokken hoeveelheid. Voorheen was dit de helft.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen.

Onder c is de heffingsplichtige gedefinieerd. De heffingsplichtige is degene die de heffing verschuldigd is. Als uitgangspunt voor het opleggen van de heffing geldt het veroorzakersprincipe (de verdroger betaalt).

De eerste categorie heffingsplichtigen bestaat uit de houders van een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit waarbij grondwater wordt onttrokken door een daarvoor bestemde voorziening. Op grond van de Omgevingswet is een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit vereist voor onttrekkingen voor industriële toepassingen door een daarvoor bedoelde voorziening van meer dan 150.000 m³/jaar of voor de openbare drinkwatervoorziening. Dit is bepaald in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet en artikel 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarnaast kan in een waterschapsverordening en in de provinciale omgevingsverordening voor bepaalde grondwateronttrekkingen een omgevingsvergunning verplicht zijn gesteld. Ook op deze onttrekkingen is de onderhavige verordening van toepassing. Dit volgt uit het laatste deel van het bepaalde onder i, waar wordt gesproken van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4 van de Omgevingswet.

De tweede categorie heffingsplichtigen bestaat uit degenen die voor de onttrekking de bij of krachtens de wet voorgeschreven melding hebben gedaan. Hiermee zijn bedoeld de wateronttrekkingsactiviteiten waarvan melding verplicht is op grond van een waterschapsverordening of de provinciale omgevingsverordening. Onder een melding in de zin van deze bepaling wordt ook begrepen het verstrekken van informatie voorafgaand aan het starten van de activiteit. De Omgevingsverordening provincie Utrecht draagt de waterschappen op om een dergelijke informatieverplichting in de waterschapsverordening op te nemen voor onttrekkingen van meer dan 12.000 m³ per jaar en voor tijdelijke onttrekkingen van in totaal meer dan 12.000 m³. Deze onttrekkingen vallen dus ook onder de heffing.

Wat betreft de derde categorie: onder iii is bepaald dat in andere gevallen dan bedoeld onder i en ii heffingsplichtig is degene voor wie de onttrekking van grondwater plaatsvindt. Dit is overgenomen uit artikel 13.4b, tweede lid, Omgevingswet, waarin is bepaald dat bij provinciale verordening ook een heffing kan worden ingesteld als voor de onttrekking geen omgevingsvergunning of melding verplicht is. De heffing wordt dan opgelegd aan de opdrachtgever van de onttrekking en niet aan degene die de onttrekking feitelijk uitvoert.

 

Artikel 2. Grondwateronttrekkingsheffing, grondslag en belastbaar feit

In het eerste lid is invulling gegeven aan artikel 13.4b van de Omgevingswet. De Waterwet bepaalde in artikel 7.7 dat de heffing onder de naam grondwaterheffing kan worden ingesteld. De Omgevingswet noemt de heffing een grondwateronttrekkingsheffing.

Uitdrukkelijk is bepaald dat de heffing per belastingjaar plaatsvindt en dat deze gerekend wordt over de totale hoeveelheid gemeten kubieke meters in dat jaar. Deze hoeveelheid wordt (veelal) bepaald aan de hand van de gegevens uit het grondwaterregister.

Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, als grondwater op grond van vergunningvoorschriften wordt geïnfiltreerd of geretourneerd, het in een belastingjaar geïnfiltreerde of geretourneerde aantal kubieke meters water in mindering wordt gebracht op de hoeveelheid onttrokken water. In de vorige grondwaterheffingsverordening was bepaald dat de helft van het aantal geïnfiltreerde of geretourneerde kubieke meters water in mindering mag worden gebracht.

Reden voor deze beleidswijziging is dat we hiermee aansluiten bij de keuzes die meerdere provincies hierin maken.

 

Artikel 3. Vrijstelling

In dit artikel wordt een aantal vrijstellingen vastgesteld in relatie tot de grondwaterheffing.

De eerste groep van vrijstellingen op grond van dit artikel betreft de grondwateronttrekkingen zoals die zijn genoemd in artikel 8.3 van het Omgevingsbesluit. Dit zijn grondwateronttrekkingen in verband met bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 4.1148 van het Besluit activiteiten leefomgeving, sanering van een verontreiniging van de bodem of het grondwater en ten behoeve van landijsbanen, het ontwateren of afwateren van gronden en een oevergrondwaterwinning. Ook is in artikel 8.3 een vrijstelling opgenomen voor onttrekkingen door of vanwege overheidslichamen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken. Hierbij valt te denken aan de gemeentelijke zorgplicht voor het treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen.

De sub b genoemde vrijstelling bepaalt dat grondwateronttrekkingen die zijn uitgezonderd van een vergunning- of meldingsplicht op grond van de Omgevingsverordening provincie Utrecht of een verordening van het waterschap, niet heffingsplichtig zijn. Onder meldingsplicht in deze bepaling wordt ook begrepen de plicht tot het verstrekken van informatie voorafgaand aan het starten van de activiteit.

De vrijstelling van de eerste 12.000 kubieke meters zoals in het tweede lid opgenomen betreft de zogeheten heffingsvrije voet.

 

Artikel 4. Tarief

Het tarief blijft ongewijzigd en bedraagt € 0,0153 per kubieke meter onttrokken grondwater.

 

Artikel 5. Wijze van heffing en tijdstip van betalen

In deze bepaling is vastgelegd dat het bij de grondwateronttrekkingsheffing gaat om een provinciale belasting bij wege van aanslag. Om vast te kunnen stellen hoe hoog de aanslag moet zijn, zal de ambtenaar van de provincie die is belast met de uitvoering van de verordening, aan heffingsplichtigen op verzoek, of in sommige gevallen uit eigen beweging een aangiftebiljet verstrekken.

Aan heffingsplichtigen die het aangiftebiljet niet (tijdig) ingevuld retour sturen aan de genoemde ambtenaar, kan een ambtshalve aanslag worden opgelegd. Deze bevoegdheid staat niet zozeer hier omschreven, maar vloeit voort uit de toepasselijkheid van artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

 

Artikel 6. Kwijtschelding

Provinciale Staten kunnen bepalen dat geen kwijtschelding kan worden verleend. De mogelijkheid tot het opnemen van een bepaling van deze strekking berust op artikel 232e, derde lid, van de Provinciewet. Opgemerkt moet daarbij worden dat in het vijfde lid van artikel 232e van de Provinciewet is bepaald dat het college van Gedeputeerde Staten wel kan bepalen dat een, weliswaar niet kwijtgescholden, belasting oninbaar is. Daartoe moet het college dan wel per geval een besluit nemen.

 

Artikel 7. Dwanginvordering en invorderingsrente

Indien een heffingsplichtige een aanslag tot betaling van de grondwateronttrekkingsheffing niet binnen de gestelde termijn voldoet, dan wordt deze schriftelijk gemaand alsnog tot betaling over te gaan en vervolgens in gebreke gesteld. Mocht, ondanks aanmaning en in gebreke stelling, de aanslag nog altijd niet zijn betaald, dan wordt de vordering ter incasso aangeboden aan een belastingdeurwaarder.

Bovenstaande is conform de wettelijke bepalingen in de artikelen 11 tot en met 19 van de Invorderingswet 1990.

Bij overschrijding van de betalingstermijn van de aanslag wordt aan de heffingsplichtige invorderingsrente in rekening gebracht conform de wettelijke bepalingen in de artikelen 28 tot en met 31 van de Invorderingswet 1990.

 

Artikel 8. Hardheidsclausule

In artikel 63 van de Algemene wet rijksbelastingen is bepaald dat onze minister bevoegd is voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen. In aanvulling hierop is in artikel 227a, tweede lid, onder a, van de Provinciewet bepaald dat de bevoegdheden van onze minister, zoals benoemd in de Algemene wet rijksbelastingen, op provinciaal niveau gelden voor het college van Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 9. Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024. Verder wordt bepaald dat in gevallen waarin de belastingplicht is ontstaat vóór inwerkingtreding van onderhavige heffingsverordening, de Grondwaterheffingsverordening provincie Utrecht 2012 van toepassing blijft.

 

Artikel 10. Citeertitel

In dit artikel wordt de titel van de verordening vastgelegd, te weten Grondwateronttrekkingsheffingsverordening provincie Utrecht 2024.