Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weert

Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw
CiteertitelVerordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op de afvoer van hemel- en grondwater.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 10.32a van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-2023nieuwe regeling

20-12-2023

gmb-2023-559908

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw

Gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

 

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;

 

overwegende dat het gewenst is om met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater, regels te stellen over beëindiging van lozingen van grondwater en hemelwater op de vuilwaterriolering en een waterbergingscapaciteit bij nieuwbouw te verplichten;

 

overwegende dat het gewenst is, het afvloeiend hemelwater en grondwater niet te laten afvloeien in het gemeentelijke drukrioolstelsel of andere bijzondere voorzieningen zoals een I.B.A. (Individuele Behandeling Afvalwater systeem);

 

Voorgenomen vaststelling door de gemeenteraad de

 

“Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw”.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a)

    afkoppelen: het beëindigen van het aangesloten hebben van een voorziening voor de afvoer van hemelwater en vrijkomend grondwater op het openbaar riool, niet zijnde een openbaar hemelwaterstelsel of ontwateringsstelsel;

  • b)

    afvalwater: alle water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen en dat is samengesteld uit een willekeurige combinatie van water dat uit woningen of uit industriële of commerciële gebouwen wordt geloosd, afstromend hemelwater en water dat onbedoeld in de riolering binnendringt;

  • c)

    bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;

  • d)

    beheerderopenbaarriool: het college van burgemeester en wethouders;

  • e)

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • f)

    drukriool: drukriool of drukriolering is het gedeelte van het openbaar riool van het type mechanische riool, bestemd voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater, exclusief hemelwater en grondwater, waarbij het transport plaatsvindt met overdruk;

  • g)

    grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen;

  • h)

    hemelwater: verzamelnaam voor water dat uit de hemel valt, zoals regen, sneeuw en hagel;

  • i)

    huishoudelijkafvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden;

  • j)

    individuele behandeling afvalwater (afgekort: IBA): Op locaties waar geen openbare rioleringsvoorziening aanwezig is wordt het huishoudelijk afvalwater op individuele wijze gezuiverd;

  • k)

    mm berging: het aantal millimeters wat aan neerslag moet worden geborgen. Dit aantal millimeters komt overeen met het aantal liters te bergen hoeveelheid per vierkante meter oppervlak;

  • l)

    nieuwbouw: nieuwe gebouwen en verharding zowel in uitbreidingsplannen als in bestaand stedelijk gebied, het herbouwen van gebouwen, het aanbouwen bij bestaande gebouwen.

  • m)

    openbaar gemengd riool: het gedeelte van het openbaar riool dat bestemd is voor stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • n)

    openbaar hemelwaterstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • o)

    openbaar ontwateringsstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • p)

    openbaar riool: samenhangend geheel van riolen en rioolputten en de bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • q)

    openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, niet zijnde neerslag, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • r)

    overloopvoorziening: voorziening voor het weg laten stromen van een overschot aan regenwater na berging en infiltratie op particulier terrein;

  • s)

    stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.

  • t)

    werkingsgebied: Het gebied waarop de desbetreffende regel van de verordening van toepassing is.

Paragraaf 2 Afkoppelen in bestaand gebied

 

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater op vrij verval riolering

  • 1.

    De gemeenteraad is bevoegd een gebied aan te wijzen waarbinnen het verboden is afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt tevens voor het lozen van, middels een afscheidingsinstallatie of lokale zuivering, gezuiverd hemelwater of grondwater en de lozing van restanten uit ontijzeringsinstallaties, ten behoeve van het opwerken van grondwater, in het openbaar vuilwaterriool;

  • 3.

    De gebiedsaanwijzing heeft geen betrekking op de openbare weg.

  • 4.

    De beheerder openbaar riool kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in lid 1, als van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater mogelijk is. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Zoals vergoeding van de kosten van realisatie van de berging door of namens de beheerder en onder voorwaarde van het gescheiden aanbieden van de waterstromen tot aan de erfgrens.

Artikel 3 Lozingsverbod hemelwater en grondwater op drukriolering

  • 1.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening is het verboden afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen op het drukriool of een IBA (Individuele Behandeling Afvalwater op locatie);

  • 2.

    Het verbod is van toepassing voor het werkingsgebied in bijlage 1.

  • 3.

    Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt tevens voor het lozen van, middels een afscheidingsinstallatie of lokale zuivering, gezuiverd hemelwater of grondwater en de lozing van restanten uit ontijzeringsinstallaties, ten behoeve van het opwerken van grondwater, op de drukriolering;

  • 4.

    De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in lid 1, als van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 4 Termijn beëindiging lozing

  • 1.

    De termijn waarbinnen de lozing van hemelwater en grondwater op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd, nadat het verbod, bedoeld in artikel 2, op een perceel van toepassing is geworden, wordt per gebiedsaanwijzing bepaald.

  • 2.

    De termijn waarbinnen de lozing van hemelwater en grondwater op drukriolering of IBA wordt beëindigd, is zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 5 Werkingsgebieden

  • 1.

    De beheerder openbaar riool kan een voorstel aan de gemeenteraad voorleggen om het werkingsgebied, bedoeld in artikel 2 en 3, te wijzigen door aanvullende gebieden aan te wijzen en daarvoor de minimale capaciteit van de hemelwaterberging te bepalen.

  • 2.

    De beheerder houdt bij het wijzigen van het gebied rekening met de rioolvervangings- en herinrichtingsprojecten zoals nader omschreven in het gemeentelijk rioleringsplan, of het programma dat daarvoor op grond van de Omgevingswet in de plaats komt.

  • 3.

    Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

     

Paragraaf 3 Waterberging bij nieuwbouw

 

Artikel 6 Verplichting tot waterberging

  • 1.

    Bij het realiseren van een bouwwerk en verharding is het verplicht om het hemelwater dat hierop valt, op eigen perceel te bergen en te infiltreren. Dit geldt voor het ‘werkingsgebied infiltratie’ weergegeven in bijlage 3.

  • 2.

    Bij nieuw te bouwen grondgebonden woningen wordt het bebouwde oppervlak maal 115 % gehanteerd als zijnde verharding.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet voor nieuwe bouwwerken en verharding met een totaal verhard oppervlak van maximaal 50 m2.

  • 4.

    Het eerste lid geldt niet voor het werkingsgebied ‘uitzonderingen infiltratie’ weergegeven in bijlage 2.

  • 5.

    Uitvoering van een geohydrologisch onderzoek naar de doorlatendheid van de bodem is verplicht bij initiatieven met nieuw en/of vervangend verhard oppervlak groter dan 300 m2 verhard oppervlak (horizontaal gemeten).

  • 6.

    In tegenstelling tot lid 5 is bij de aanleg van nieuwe bouwwerken en verharding tussen 50 m2 en 300 m2 geen geohydrologisch onderzoek verplicht. Bij hevige neerslag moet overlast in woningen of belendende percelen wel te allen tijde worden voorkomen door initiatiefnemer.

  • 7.

    Ten aanzien van de capaciteit van de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a.

      Bij de aanleg van het bebouwd oppervlak en/of verharding (horizontaal gemeten) heeft de hemelwaterberging tenminste een capaciteit van 100 liter per vierkante meter nieuw verhard oppervlak.

    • b.

      Bij vervangende nieuwbouw op een perceel waar al verharding aanwezig was geldt een inspanningsverplichting waarbij voor al het nieuw verhard oppervlak een waterberging met een capaciteit van 100 liter per vierkante meter verhard oppervlak wordt gehanteerd.

    • c.

      De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 100 % beschikbaar is binnen 24 uur na de regenbui.

  • 8.

    Een overloopvoorziening vanuit de hemelwaterberging moet beheer- en controleerbaar worden gerealiseerd.

  • 9.

    Het gebod van lid 1 van artikel 6 is niet van toepassing indien blijkt dat de voorgeschreven waterberging lastig, onmogelijk of niet doelmatig is om te realiseren, onderzoek moet dit uitwijzen en maatwerk afspraken worden gemaakt met initiatiefnemer.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

 

Artikel 7 Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2, 3 en 6 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 8 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 9 Overgang naar het omgevingsplan

  • 1.

    Een besluit op grond van artikel 8, dat van kracht is op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt gelijkgesteld met een besluit op grond van artikel 18.6 van die wet.

  • 2.

    Artikel 1, onderdeel e, artikel 5, derde lid en artikel 7 vervallen op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 10 Inspraakprocedure

Deze verordening heeft conform de inspraakverordening, voorafgaande aan de raadsbehandeling 6 weken ter inzage gelegen voor ingezetenen en belanghebbenden. De binnengekomen zienswijzen zijn meegenomen in het raadsvoorstel.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na de dag van bekendmaking in het gemeenteblad.

Artikel 12 Intrekken huidige verordening

De “Verordening op de afvoer van hemel- en grondwater’, vastgesteld in de vergadering van 25 september 2019 wordt, gelijktijdig met de inwerkingtreding van de “Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw” ingetrokken.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw”.

 

Aldus vast te stellen in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023.

De griffier,

M.H.R.M. Wolfs-Corten

De voorzitter,

mr. R.J.H. Vlecken

Bijlage 1  

Bijlage bij artikel 3, lid 2:Werkingsgebied “drukriolering”

Bijlage 2  

Bijlage bij artikel 6, lid 2: Werkingsgebied “Uitzonderingsgebieden infiltratie”

Bijlage 3  

Bijlage bij artikel 6, lid 1: Werkingsgebied “infiltratie”

 

 

Toelichting  

 

“Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw”.

 

Aanleiding en doel

We krijgen steeds vaker te maken met wateroverlast door extreme regenbuien. Voorbeelden zijn juli 2013, september 2014 en juni 2016. Dit waren zware buien met een intensiteit waar geen rekening mee is gehouden bij het en en aanleggen van het huidige rioolstelsel. Daarnaast zien we ook dat grotere gebieden zijn verhard waardoor meer water afstroomt naar de riolering. De grenzen van het rioolstelsel zijn hiermee bereikt. Daardoor leiden dergelijke buien op lagergelegen punten tot overlast.

In het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de hydraulische doorrekening van het gemeentelijk rioleringsstelsel in het Basis Rioleringsplan (BRP), zijn alle overlastlocaties geanalyseerd en hebben we een opgave inzake het voorbereiden en uitvoeren van verbetermaatregelen. In het GRP hanteren we het beleid om afvalwaterstromen te scheiden wanneer we de riolering gaan aanpakken.

Bij nieuwbouw leggen we daarom gescheiden rioolstelsels aan in de vorm van een hemelwaterstelsel voor de inzameling en transport van hemelwater en een vuilwaterstelsel voor de inzameling en transport van afvalwater

 

De extreme buien van de afgelopen jaren hebben laten zien dat het rioolstelsel niet altijd alle neerslag onder de grond kan afvoeren. We moeten daarom hemelwater zoveel mogelijk op de plek zelf verwerken, pas als dit niet lukt kan het worden afgevoerd. Burgers en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het hemelwater dat op eigen terrein valt, de gemeente voor het hemelwater op openbaar gebied.

 

Het doel dat we willen bereiken is om op een duurzame manier het gemeentelijke rioolstelsel minder te belasten en daarmee het risico op wateroverlast te reduceren. We bereiken hiermee ook dat de bodem minder verdroogt en minder vervuilend overstortwater van het riool terecht komt in de beken. Kortom dragen we hiermee bij aan een betere leefomgeving.

 

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken per 1 januari 2008 is o.a. de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer staat dat gemeenteraden in het belang van de milieubescherming bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in de openbare vuilwaterriolering, maar ook in het openbare hemelwaterstelsel of openbare ontwateringsstelsel. Dit is een instrument om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van hemel- en grondwater in de riolering te hebben.

 

Een gemeente legt haar rioleringsbeleid vast in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Hemel- en grondwaterlozingen in de riolering zijn geregeld in het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah), het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) en het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012 (BB). De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijdigheid gaat een hogere regeling – de “lozingsbesluiten” en het Bouwbesluit – voor.

 

Gemeenten hebben 3 gemeentelijke watertaken. Dit staat in artikel 2.16 van de Omgevingswet:

  • de taak voor inzameling en het transport van stedelijk afvalwater

  • de hemelwatertaak

  • de grondwatertaak

Een gemeente kan een gemeentelijk rioleringsprogramma vaststellen om invulling te geven aan de gemeentelijke watertaken (artikel 3.14 Omgevingswet). Ook kan de gemeente regels stellen over stedelijk afvalwater in het omgevingsplan. Te denken valt aan regels over het lozen van hemelwater en grondwater, regels over aansluitingen op de riolering en regels over lozingen in de riolering.

 

Invoering van de Omgevingswet

Met de invoering van de Omgevingswet komt de wettelijke verplichting van een GRP te vervallen. De zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater blijven bestaan en komen dan terug in de omgevingsvisie, en het programma Water, waarbij lokale regelgeving een plek krijgt in het omgevingsplan.

 

Onder de Omgevingswet verhuist een aantal regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. Dit heet ook wel de 'bruidsschat'. Het Rijk zorgt er met het Invoeringsbesluit voor dat de regels voor gemeenten automatisch in het tijdelijk deel van het omgevingsplan komen. De hemelwaterverordening is een van de regels die onderdeel is van de ‘bruidsschat’ en wordt van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan. Tot 2029 heeft de gemeente de mogelijkheid de regels op te nemen in haar nieuwe omgevingsplan.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Bij de begripsomschrijvingen is waar mogelijk aangesloten bij de begrippen rondom afvalwater in de Wet milieubeheer en het Gegevens Woordenboek Stedelijk Water (GWSW) van de Stichting RIONED. In het GWSW zijn begripsomschrijvingen en definities ontleend aan de bestaande definities in de verschillende NEN-normen.

  • a)

    afkoppelen:

    Onder afkoppelen van verhard oppervlak wordt verstaan het beëindigen van het aangesloten hebben van een voorziening voor de afvoer van hemelwater en/of vrijkomend grondwater op het openbaar riool, niet zijnde een openbaar hemelwaterstelsel of ontwateringsstelsel. Op deze manier wordt het rioolstelsel ontlast en wordt er minder afvalwater naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie getransporteerd.

  • b)

    afvalwater:

    Onder afvalwater wordt verstaan alle water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Afvalwater is samengesteld uit een willekeurige combinatie van water dat uit woningen of uit industriële of commerciële gebouwen wordt geloosd, afstromend hemelwater en (grond)water dat onbedoeld in de riolering binnendringt.

  • c)

    bedrijfsafvalwater:

    Bedrijfsafvalwater is een soort afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was of ondernomen bedrijvigheid. Huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater maakt geen onderdeel uit van bedrijfsafvalwater.

  • d)

    beheerder openbaar riool:

    De in artikel 2 genoemde beheerder van het openbare riool is het college van burgemeester en wethouders. B&W kunnen hun bevoegdheden op grond van deze verordening mandateren aan een uitvoeringsorganisatie.

  • e)

    bouwwerk:

    Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer niet. Deze verordening sluit aan bij de in de jurisprudentie aanvaarde definitie: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.

    Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk: 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren, wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie vindt u in de toelichting op de Modelbouwverordening van de Standaardregelingen in de bouw (Sdu uitgevers bv, Den Haag).

  • f)

    drukriool:

    Drukriolering is een vorm van mechanische riolering en is een systeem voor transport van vervuild huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater waarbij dit afvalwater met behulp van lucht onder overdruk in een enkele drukleiding of een netwerk van drukleidingen wordt gebracht. Dit geschiedt in een gemaal. Tot het drukrioleringsstelsel behoort tevens de vrij-verval riolering op perceelniveau of enkele percelen die zijn aangesloten op dit gemaal.

    Het punt van lozen is het punt waar het totale debiet van het drukrioleringssysteem terugkeert naar atmosferische druk en onder vrij-verval afstroomt.

  • g)

    grondwater:

    Grondwater is water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen. In het kader van deze verordening is met name het grondwater van belang waarvan de perceelhouder zich wil ontdoen.

  • h)

    hemelwater:

    Hemelwater is een verzamelnaam voor water dat uit de hemel valt, zoals regen, sneeuw en hagel. In het kader van deze verordening is met name het naar de riolering afvloeiend hemelwater van belang.

  • i)

    huishoudelijk afvalwater:

    Huishoudelijk afvalwater is afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden uit particuliere huishoudens en afkomstig is van keukens, toiletten, badkamers, wasmachines en dergelijke

  • j)

    individuele behandeling afvalwater:

    Afgekort IBA. Op locaties waar geen openbare rioleringsvoorziening aanwezig is wordt het huishoudelijk afvalwater op individuele wijze gezuiverd waarna lozing plaats vindt in de bodem of op oppervlaktewater.

  • k)

    mm berging:

    Het aantal millimeters neerslag dat moet worden geborgen op basis van de hoeveelheid verhard oppervlak. Het aantal millimeters komt overeen met het aantal liters waarvoor waterberging moet worden gerealiseerd. Een berging van bijvoorbeeld 50 millimeters betekent dat per vierkante meter verhard oppervlak 50 l water geborgen dient te worden.

  • l)

    nieuwbouw:

    Onder nieuwbouw verstaan we het realiseren van nieuwe bebouwing en verharding zowel in uitbreidingsplannen als in bestaand stedelijk gebied. Hieronder wordt tevens verstaan het herbouwen van bestaande gebouwen (na sloop van deze gebouwen) en het aanbouwen bij bestaande gebouwen.

  • m)

    openbaar gemengd riool:

    Het openbaar gemengd riool is het gedeelte van het openbaar riool dat bestemd is voor de afvoer en transport van stedelijk afvalwater. Het riool is in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast.

  • n)

    openbaar hemelwaterstelsel:

    Een openbaar hemelwaterstelsel is een voorziening voor de inzameling en verdere verwerking of transport van afvloeiend hemelwater. Het riool is in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast en maakt onderdeel uit van het openbaar riool.

  • o)

    openbaar ontwateringsstelsel:

    Het openbaar ontwateringsstelsel (drainagestelsel) is een voorziening voor de inzameling en verdere verwerking of transport van grondwater. Het riool is in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast en maakt onderdeel uit van het openbaar riool.

  • p)

    openbaar riool:

    Het openbaar riool is een samenhangend geheel van riolen en rioolputten en de bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater. Het riool is in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast. Tot het openbaar riool behoort tevens de perceelsaansluiting vanaf het hoofdriool tot aan de erfgrens en de ontstoppingsvoorziening. Het openbaar riool bestaat uit een openbaar gemengd stelsel, openbaar vuilwaterstelsel, openbaar hemelwaterstelsel, openbaar ontwateringsstelsel en de drukriolering.

  • q)

    openbaar vuilwaterriool:

    Het openbaar vuilwaterriool (droogweer afvoerriool) is een voorziening voor de inzameling en het transport van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater. Het riool is in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast en maakt onderdeel uit van het openbaar riool.

  • r)

    overloopvoorziening:

    Een overloopvoorziening is een voorziening voor het uitlaten van een overschot aan regenwater in geval van piekbuien na berging en infiltratie op particulier terrein.

  • s)

    stedelijk afvalwater:

    Onder stedelijk afvalwater wordt verstaan huishoudelijk afvalwater of een willekeurig mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.

  • t)

    werkingsgebied:

    Het gebied waarop de desbetreffende bepaling van de verordening van toepassing is. Dit is weergegeven op een kaart.

Een begripsbepaling voor open erf en terrein is niet opgenomen. Met het besluit tot gebiedsaanwijzing en de bijbehorende kaart heeft het college voldoende mogelijkheden om open erven en terreinen al dan niet onder de werking van het besluit en daarmee het lozingsverbod te brengen.

 

Paragraaf 2 Afkoppelen in bestaand stedelijk gebied

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater op vrij-verval-riolering in bestaand gebied

Inleiding

Dit artikel biedt voor het gehele openbaar riool de mogelijkheid een eigenaar van een bouwwerk die niet uit vrije wil meewerkt aan de uitvoering van een rioleringsplan, te dwingen hemel- en grondwaterlozingen in het openbare vuilwaterriool te beëindigen. Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken is alleen mogelijk als een andere wijze van afvoeren of verwerken van hemel- en grondwater redelijk is. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing moet de gemeente een afweging maken tussen de kosten van het beëindigen van de lozing en het treffen van voorzieningen die daarmee verband houden, in relatie tot de voordelen die zij hiervan verwacht (zoals het milieurendement en mogelijke reductie van wateroverlast) en de relatie met de ouderdom van het bouwwerk waarin of waaraan de voorzieningen worden getroffen. Ook moet zij deze afweging inzichtelijk maken.

Voor grondwater dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen of ontwateren, geldt een gelijke situatie. Ook hier kan het wenselijk zijn het water op een andere wijze af te voeren dan via het vuilwaterriool.

Het verbod geldt ook voor nieuwe lozingen. Bij nieuwbouw of bij veranderingen van de lozings-situatie mogen hemel- en grondwater niet in de openbare vuilwaterriolering terechtkomen.

 

Het artikel werkt pas nadat de gemeente een bepaalde bestaande kern, buurt, wijk of straat heeft aangewezen als gebied waarvoor het verbod geldt. Dit is een apart besluit van de gemeenteraad.

 

De beheerder kan bij een voorstel aan de gemeenteraad hierin zijn eigen afweging maken. Meestal zal dit zijn na een renovatie, groot onderhoud of gehele vernieuwing van het rioolstelsel, waarbij hetzij een gescheiden rioolstelsel een gemengd stelsel vervangt, hetzij een mogelijkheid bestaat af te voeren op een andere wijze. Het is ook mogelijk het lozingsverbod op te leggen zonder renovatie of aanleg van een gescheiden openbaar rioolstelsel, bijvoorbeeld in geval van wateroverlast door een beperkte capaciteit van de riolering.

 

Redelijkheid

Art. 10.32a, tweede lid Wet milieubeheer luidt: “Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd”.

Dit betekent een beperking van de bevoegdheid om een lozingsverbod in te stellen en verplicht de gemeente de redelijkheid van het opleggen of althans het effectueren van dit verbod te motiveren. Het overwegen en motiveren van de redelijkheid doet de gemeente als zij het GRP opstelt. Daarnaast kan zij ontheffing verlenen voor gevallen waarin de plicht onredelijk uitwerkt.

 

Ontluchting

De ontluchting van het rioolstelsel verdient bijzondere aandacht. Vaak vindt ontluchting plaats via een bovendakse uitmonding. Het beëindigen van de hemelwaterlozing kan de ontluchting belemmeren of minder effectief maken. Als de gemeente voorziet dat door het lozingsverbod in het hoofdriool ontluchtingsproblemen ontstaan en er geen goede oplossing beschikbaar is danwel deze onevenredig hoge kosten veroorzaakt, is de gebiedsaanwijzing niet wenselijk.

 

Lid 1 van artikel 2

Dit lid bevat het verbod om afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Dit verbod geldt dus voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze binnen de gebiedsaanwijzing liggen en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat.

 

Een gebiedsaanwijzing is een besluit van algemene strekking. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het voorstel tot het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt de beheerder van het openbare riool rekening met het gemeentelijk rioleringsplan.

 

Het lozingsverbod is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook open erf of terrein. Het verbod betreft dus het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en onder meer via een dakgoot, regenpijp en afvoerbuis het openbare vuilwaterriool bereikt. Maar ook het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via onder meer goten, putten en afvoerbuis het openbare vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht, is bijvoorbeeld een terras, oprit, parkeerterrein of laad- en losperron.

 

De gemeente kan in de gebiedsaanwijzing onderscheid maken in het lozen van hemelwater vanaf de voorkant (wegzijde) van het bouwwerk en vanaf de achterkant. Dit is een gevolg van het redelijkheidscriterium uit het tweede lid van art. 10.32a Wm. Het kan in bepaalde gevallen immers vrij lastig zijn om hemelwater dat aan de achterzijde van een bouwwerk afstroomt naar een openbaar hemelwaterstelsel aan de wegzijde te brengen. Dit zal meestal voor een hele straat of een rij woningen hetzelfde zijn.

 

Lid 2 van artikel 2

Het verbod als bedoeld in 2.1 geldt tevens voor het lozen van, middels een afscheidingsinstallatie of lokale zuivering, gezuiverd hemelwater of grondwater en de lozing van restanten uit ontijzeringsinstallaties, ten behoeve van het opwerken van grondwater, in het openbaar vuilwaterriool.

 

Lid 3 van artikel 2

De gemeente kan de openbare weg, waarin normaliter goten en putten voor de hemelwaterafvoer liggen, generiek uitsluiten van de gebiedsaanwijzing. De beheerder van het openbare riool is immers zelf verantwoordelijk voor het verwerken van het hemelwater dat op de openbare weg valt. Hij hoeft zichzelf geen lozingsverbod op te leggen. De beheerder beschrijft in het GRP hoe hij met dit hemelwater wil omgaan en handelt daar ook naar.

 

Lid 4 van artikel 2

In enkele gevallen kan de gemeente om een ontheffing van het verbod te verlenen. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod een bijzondere onbillijkheid met zich meebrengt die niet tot de normaal beoogde gevolgen van de verordening en gebiedsaanwijzing behoort. Enig nadeel is wel aanvaardbaar. De gemeente kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Zo kan de ontheffing bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op de achterzijde van een bouwwerk of alleen gedurende een bepaalde overgangsperiode. Verder kan de gemeente voorschriften aan een ontheffing verbinden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening.

 

In geval van ruimtegebrek, technische beperkingen of in geval het lozingsverbod een bijzondere onbillijkheid met zich mee brengt voor het afkoppelen en bergen van hemelwater op het eigen perceel, kan de gemeente ontheffing verlenen van de bergingsplicht. De berging zal dan door of namens de gemeente in het openbaar gebied worden gerealiseerd. Voorwaarde van deze ontheffing is dat de perceeleigenaar de waterstromen op de erfgrens gescheiden aanbiedt en een vergoeding van de kosten van realisatie van deze berging betaalt.

 

Artikel 3 Lozingsverbod hemel- en grondwater op drukriolering

 

Lid 1 van artikel 3

Met name in het buitengebied bevinden zich drukrioleringsstelsels en op enkele locaties IBA’s. Het drukrioleringsstelsel en ook IBA’s zijn niet gedimensioneerd en daarmee ongeschikt om hemelwater en/of grondwater af te kunnen voeren. Deze afvalstromen kunnen de werking van het drukrioleringsstelsel en de IBA verstoren met als mogelijke gevolgen capaciteitsproblemen in de pompgemalen, een toename van energiekosten en een toename van storingen. Middels deze verordening kan de gemeente bij bestaande bebouwing een verbod instellen voor het lozen van hemelwater en grondwater op drukrioleringsstelsels en IBA’s.

In geval van nieuwbouw en de aanleg van riolering is in het GRP geregeld dat er geen hemelwater aangesloten mag worden op drukriolering in het buitengebied.

 

Lid 2 van artikel 3

Het werkingsgebied is van toepassing zoals weergegeven in bijlage 1. De kaart is bedoeld om inzicht te geven waar drukriolering ligt of kan komen te liggen en waar nu al IBA’s liggen en dus een lozingsverbod van hemel- en grondwater van toepassing is.

 

Lid 3 van artikel 3

Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt tevens voor het lozen van, middels een afscheidingsinstallatie of lokale zuivering, gezuiverd hemelwater of grondwater en de lozing van restanten uit ontijzeringsinstallaties, ten behoeve van het opwerken van grondwater, op de drukriolering.

 

Lid 4 van artikel 3

Dit lid geeft de beheerder de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing, van de verbodsbepaling opgenomen in het eerste lid , als van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod een bijzondere onbillijkheid met zich meebrengt die niet tot de normaal beoogde gevolgen van de verordening behoort. Enig nadeel is wel aanvaardbaar. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

 

Artikel 4

Lid 1 van artikel 4

Wanneer sprake is van een voorstel voor een gebiedsaanwijzing wordt bij die gebiedsaanwijzing ook een voorstel gedaan binnen welke termijn de lozing van hemelwater en grondwater op het openbaar vuilwaterriool moet zijn beëindigd.

 

Er wordt nu geen termijn vastgesteld omdat bij een gebiedsaanwijzing veelal sprake is van herinrichting van het betreffende gebied en dit een bepaalde doorlooptijd heeft die nu nog niet is te voorzien. De doorlooptijd is mede bepalend voor de termijn dat verwacht mag worden dat een lozing wordt beëindigd.

 

Lid 2 van artikel 4

Hemelwater en/of grondwater mogen niet zijn aangesloten op de drukriolering of een IBA omdat dit systeem bedoeld is voor enkel huishoudelijk afvalwater.

De eigenaar van het perceel behoort binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van de verordening de lozing van hemelwater of grondwater op een drukriolering of IBA te beëindigen. Indien de eigenaar dit niet doet kan aan hem een boete worden opgelegd.

 

In het handhavingsbeleid is de procedure opgenomen ten aanzien van overtreding van wet en regelgeving.

 

Artikel 5

Lid 1 van artikel 5

Onder de huidige regelgeving wijst de gemeenteraad in de gemeente Weert de werkingsgebieden aan. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet is bepaald dat de werkingsgebieden van de regels door de gemeenteraad kunnen worden vastgesteld. Er is een mogelijkheid dat de gemeenteraad dit in een delegatiebesluit kan delegeren aan het college.

 

Lid 2 van artikel 5

Bij voorstellen aan de gemeenteraad van wijzigen van de gebieden houdt het college rekening met het gemeentelijk rioleringsplan of het toekomstige programma water en riolering. Dit plan bezit de wettelijke basis en is in de gemeente aanwezig, omdat de wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt. Onder de Omgevingswet wordt het een facultatief programma, maar de gemeente Weert vindt ook dat na inwerkingtreding van die wet een programma water en riolering nodig is.

 

Lid 3 van artikel 5

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing op de gebiedsaanwijzing. Hierdoor duurt de voorbereiding van een besluit iets langer. Daar staat tegenover dat de bezwaarschriftenfase na het nemen van het besluit vervalt. Aangezien een gebiedsaanwijzing een concretiserend besluit van algemene strekking is, moet de gemeente het besluit bekendmaken door kennisgeving in een huis-aan-huisblad (art. 3:42 lid 2 Awb).

 

Artikel 6

Inleiding

Door klimaatverandering neemt de kans op stortbuien en langdurige neerslag toe. Neerslag (hemelwater) stroomt vanaf het dakoppervlak van gebouwen en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering. De openbare riolering moet het afstromend hemelwater van veel gebouwen verwerken. De capaciteit van het riool is bij zo’n forse regenbui niet altijd toereikend. Als de riolering het aanbod van hemelwater niet meer aan kan, kan dit tot ernstige wateroverlast leiden en tot schade aan gebouwen of infrastructuur. De gemeente wil dit soort situaties zoveel mogelijk voorkomen.

 

Waterberging en infiltratie is een manier om schone waterstromen op het eigen perceel te houden. Dit heeft meerdere directe voordelen. Door water te houden op de plek waar het neerkomt en te laten infiltreren in de bodem wordt bijgedragen aan het tegengaan van verdroging. Ook draagt waterberging bij aan het voorkomen van wateroverlast door de hoeveelheid water in de riolering te verminderen, waardoor er geen bergingscapaciteit overblijft in de openbare riolering.

 

Lid 1 van artikel 6

Bij het aanleggen van verharding of bebouwing, is het verplicht om het hemelwater op eigen perceel te bergen en te infiltreren. Dit geldt voor het werkingsgebied “infiltratie” weergegeven in bijlage 3.

 

Bij bedrijven wordt in de omgevingsvergunning duidelijk aangegeven waar verharding komt en vormt de beoogde verharding de basis voor het bepalen van de hoeveelheid benodigde waterberging.

 

Bij het compleet verharden van (bedrijfs-)percelen al dan niet aanlegvergunning plichtig geldt ook dat waterberging moet worden gerealiseerd.

 

Lid 1 van artikel 6 geldt niet voor het werkingsgebied “uitzonderingsgebieden” weergegeven in bijlage 2.

 

Lid 2 van artikel 6

Bij grondgebonden woningen wordt de volgende richtlijn gehanteerd voor het bepalen van het verharde oppervlak: De hoeveelheid bebouwd oppervlak in m2 + 15% van dit bebouwd oppervlak als extra verharding die rondom het gebouw komt (denk aan inritten en terrassen).

Rekenvoorbeeld:

Bebouwd oppervlak = 300 m2. Dan wordt het totale verhardingsoppervlak op basis waarvan het bergingsvolume wordt bepaald: 300 m2 + (0,15 x 300=) 45 m2 = 345 m2.

 

Lid 3 van artikel 6

In situaties waar het verhard oppervlak beperkt is tot een oppervlak van 50 m2 wordt het niet doelmatig geacht om een waterbergende voorziening te realiseren daarom is tot een oppervlak van 50 m2 een waterberging niet verplicht

 

Lid 4 van artikel 6

De gemeente Weert heeft een aantal locaties aangewezen waar het realiseren van waterberging op particulier terrein niet noodzakelijk is. Volgens dit lid geldt het werkingsgebied “uitzonderingen infiltratie” voor de volgende situaties:

  • a.

    In het gebied waar de totale ruimte (openbaar en particulier) zeer intensief wordt gebruikt, te weten de binnenstad tussen de singels.

  • b.

    In gebieden met hoge grondwaterstanden.

  • c.

    Binnen bedrijventerreinen waar dakoppervlak van panden direct aan oppervlaktewater is gesitueerd.

  • d.

    Binnen woongebieden waar alleen dak- en erfoppervlak van panden direct aan oppervlaktewater is gesitueerd.

Lid 5 van artikel 6

Uitvoering van een geohydrologisch onderzoek is noodzakelijk bij nieuwe verharde oppervlaktes groter dan 300 m2. In een geohydrologisch onderzoek komt het volgende naar voren:

  • a.

    K-waarden (kengetal voor de mate van doorlatendheid van de bodem) dienen in het veld c.q. door laboratoriumproeven te worden gemeten.

  • b.

    Het infiltratieonderzoek dient inzicht te geven in de laagopbouw en bijbehorende doorlatendheid van de bodem tot een diepte van minimaal 3,0 m-maaiveld.

  • c.

    Het infiltratieonderzoek dient inzicht te geven in de grondwaterstand d.m.v. meting (peilbuis).

Lid 6 van artikel 6

Voor kleine ontwikkelingen wordt niet geëist dat infiltratieonderzoek wordt uitgevoerd. Het betreft een beperkt extra verhard oppervlak waarbij er wel een eigen verantwoordelijkheid ligt bij initiatiefnemer om een goede waterbergende voorziening te realiseren die voldoende snel leeg loopt. Bij hevige neerslag moet overlast in woningen of belendende percelen wel te allen tijde worden voorkomen door initiatiefnemer.

 

De infiltratiekansenkaart kan inwoners wel inzicht geven of infiltratie op de locatie mogelijk is.

De gemeente Weert is aan de slag met het opstellen van een infiltratiekansenkaart. Deze infiltratiekansenkaart geeft een indicatie over de infiltratiecapaciteit van de bodem en kan indicatief gebruikt worden voor het en van afkoppelvoorzieningen/-maatregelen.

 

Lid 7 van artikel 6

Via de regel om bij nieuwbouw te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van 100 liter per vierkante meter verhard oppervlak (100 mm berging), wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht. Een capaciteit van 100 mm per m2 betekent dat voor een perceel met een totaal verhard oppervlak (de bebouwing en eventuele bestrating) van 100 m2 moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 10.000 liter (10 m3). De benodigde waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Voorbeelden zijn het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiepte gedeelte in de tuin, het aanleggen van een groen dak of het plaatsen van een of meerdere regentonnen. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk.

 

De verplichting om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van hemelwater van 100 mm per m2 geldt alleen voor nieuwbouw. Nieuwbouw betreft bijvoorbeeld een volledig nieuw gebouw, maar ook de uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw. De bergingseis heeft dan betrekking op het oppervlak van de aanbouw. Ook in situaties waar sprake is van herbouw, dus waar eerst sloop heeft plaats gevonden en opnieuw sprake is bouw van een gebouw, wordt dit gezien als nieuwbouw en is dezelfde waterbergingseis van toepassing. Bij verbouwingen zoals een dakkapel aan een bestaand gebouw is de regel niet van toepassing.

 

Voor het goed functioneren van een hemelwaterberging die hemelwater infiltreert in de bodem, is het belangrijk dat de bodem van de voorziening boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand wordt aangelegd zodat de hemelwaterberging leeg kan lopen. Belangrijk is dat de waterberging na vulling weer leegt, zodat de hemelwaterberging water kan blijven bergen.

 

Lid 8 van artikel 6

Voor geval van hogere intensiteiten neerslag dan waar de voorziening op is ontworpen, mag een noodoverloop worden gerealiseerd. Bij een dergelijke calamiteit kan het hemelwater in die situaties niet volledig worden geborgen in de hemelwaterberging en mag middels een noodoverloop het teveel aan hemelwater worden geloosd naar openbaar terrein. Deze noodoverloop wordt bij voorkeur bovengronds gerealiseerd of tenminste controleerbaar en beheerbaar gerealiseerd.

 

Lid 9 van artikel 6

Wanneer bouwplannen voor nieuwbouw niet kunnen voldoen aan de waterbergingseis uit dit artikel, worden deze niet zondermeer verboden. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar de initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Mocht infiltratie onverhoopt niet mogelijk zijn of de leegloop van de voorziening niet voldoende zijn om binnen 24 uur leeg te zijn dan moet dit door de initiatiefnemer worden aangetoond door middel van bodem- en infiltratieonderzoeksresultaten.

 

Een initiatiefnemer kan, in dat soort gevallen, in overleg met de gemeente kijken of er een andere geschikte manier is om te zorgen dat de wateroverlast niet toeneemt. De alternatieve maatregelen worden vastgelegd in een omgevingsvergunning op grond van dit artikel.

 

De realisatie van een eventueel aangepaste hoeveelheid waterberging in combinatie met vertraagde leegloop naar een openbare hemelwatervoorziening kan bijvoorbeeld worden gezien als een alternatieve maatregel.

 

Artikel 7 Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Daarom bevat deze verordening een zelfstandige strafbepaling, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van art. 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in art. 23 Wetboek van Strafrecht. Momenteel bedraagt de geldboete van de tweede categorie maximaal € 4.500 (voor een rechtspersoon van de derde categorie €9.000) en wordt periodiek bijgesteld. Bij de handhaving van gemeentelijke verordeningen mag de gemeente altijd een last onder dwangsom en/of een last onder bestuursdwang opleggen. De last onder dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

 

Artikel 8 Toezicht op de naleving

Artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft aan dat onder toezichthouder wordt verstaan: “een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift”. Een aangewezen toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb zijn deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college te beperken. In dit verband is ook artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat dat een toezichthouder bevoegd is van personen een identiteitsbewijs in te zien als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Bovendien kan het college (in termen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het bevoegd gezag) ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

 

Aanwijzing en opsporingsbevoegdheid

Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt onder meer dat: “met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd”. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar moeten zij voldoen aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid, en zijn beëdigd door de procureur-generaal.

 

Artikel 9 Overgang naar het omgevingsplan

Lid 1 van artikel 9

Besluiten op grond van artikel 6 welke genomen zijn voordat de Omgevingswet in werking treedt, worden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet gelijk gesteld als zijnde een besluit dat op grond van artikel 18.6 van de Omgevingswet zou zijn genomen.

 

Lid 2 van artikel 9

In de genoemde artikelen staan bepalingen die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet al in die wet geregeld zijn of overbodig zijn geworden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komen artikelen: artikel 1, onderdeel e, artikel 5, derde lid en artikel 7 uit deze verordening dan ook te vervallen

 

Artikel 10 Inspraakprocedure

Het betreft hier nieuw beleid waarvoor voorafgaande aan de raadsbehandeling 6 weken belanghebbenden en ingezetenen de gelegenheid krijgen om de documenten in te zien.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na de dag van bekendmaking in het gemeenteblad.

 

Artikel 12 Intrekken huidige verordening

De “Verordening op de afvoer van hemel- en grondwater’, vastgesteld in de vergadering van 25 september 2019 wordt, gelijktijdig met de inwerkingtreding van de “Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw” in getrokken.

 

Artikel 13 Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. De naamgeving staat dus vrij. De naam waterverordening lijkt minder geschikt, omdat in sommige provincies een waterverordening – met geheel andere inhoud – bestaat. De naam “Verordening op de opvang, verwerking en afvoer van hemel- en grondwater 2023 voor nieuwbouw” geeft het beste aan waarover de verordening gaat.