Organisatie | Heemskerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke Rekenkamer Heemskerk 2024 |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke Rekenkamer Heemskerk 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de Rekenkamer Heemskerk 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2023 | nieuwe regeling | 14-12-2023 |
Besluit van de raad van de gemeente Heemskerk tot vaststelling van de Verordening gemeentelijke Rekenkamer Heemskerk 2024 (Verordening gemeentelijke Rekenkamer Heemskerk 2024)
De raad van de gemeente heemskerk;
gelet op de artikelen 81k en 149 van de Gemeentewet;
gelezen het voorstel van het Presidium van 14 november 2023
gezien het advies van de commissie BFE van 28 november 2023
De leden van de Rekenkamer, waaronder de voorzitter, kunnen maximaal één keer voor een periode van zes jaar worden herbenoemd.
De Rekenkamer stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste drie weken bedraagt, hun reactie aan de Rekenkamer te geven op de juistheid en volledigheid van het concept onderzoeksrapport. Betrokkenen zijn in elk geval degenen, wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De Rekenkamer bepaalt voorts wie als betrokkenen wordt aangemerkt.
Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 14 december 2023
de raad voornoemd,
de griffier,
W.J. Vrolijk-Gevaert
de voorzitter,
A.H.J.J. Luijten
Deze verordening is een aanvulling op hetgeen in de Gemeentewet is opgenomen over de gemeentelijke Rekenkamer. Zie de tekst van de Gemeentewet, zoals op 1 januari 2023 gewijzigd door de Wet versterking decentrale Rekenkamers, hoofdstukken IVa (De Rekenkamer) en XIa (De bevoegdheid van de Rekenkamer).
De raad moet een onafhankelijke Rekenkamer instellen. Zie artikel 81a van de Gemeentewet. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2023, met een overgangstermijn van een jaar, dus uiterlijk 1 januari 2024 moet de raad een Rekenkamer hebben ingesteld.
Daarnaast moet de raad op grond van artikel 81k van de Gemeentewet een verordening opstellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de Rekenkamer en een tegemoetkoming in hun kosten. Voorts mag de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet aanvullende regels stellen in het belang van de gemeente en met inachtneming van de wet.
De Rekenkamer moet een reglement van orde voor haar werkzaamheden vaststellen (artikel 81i van de Gemeentewet).
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
In het eerste lid stelt de raad de Rekenkamer in. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 81a van de Gemeentewet).
Artikel 3. Begeleidingscommissie
De Rekenkamer heeft behoefte om periodiek informatie in te winnen bij een afvaardiging van de raad. Voor vragen als wat leeft er binnen de raad in relatie tot de werkzaamheden van de Rekenkamer. Ook kan soms behoefte bestaan om organisatorische wijzigingen binnen de Rekenkamer of verandering in het rekenkamerbudget te bespreken.
De Rekenkamer maakt jaarlijks een rondje langs de fracties om mogelijk onderzoeksonderwerpen op te halen.
De leden van de Rekenkamer worden door de raad benoemd en kunnen door de raad ook worden herbenoemd (artikel 81c, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet). De benoemingstermijn is wettelijk op zes jaar vastgesteld. Een te korte benoemingsperiode kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag ‘word ik wel herbenoemd’ dan al te snel weer wordt gevoeld. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. Voorts draagt het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de Rekenkamer ertoe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd (artikel 81c, vijfde lid). In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijds aftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele Rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de Rekenkamer ten goede. Zie Kamerstukken 27 751, nr. 3, p. 68.
Artikel 5. Ambtelijke ondersteuning
In de Gemeentewet is geregeld dat burgemeester en wethouders op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de Rekenkamer besluit tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de Rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j, tweede lid). De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de Rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren (artikel 81j, derde lid). Dit betekent dat griffiemedewerkers deels voor de griffie en deels voor de Rekenkamer kunnen werken. Vanwege de onafhankelijke positie van de Rekenkamer zijn de ambtenaren, inclusief dus de griffiemedewerkers, voor werkzaamheden voor de Rekenkamer uitsluitend verantwoording schuldig aan de Rekenkamer (artikel 81j, vierde lid). Dit artikel voorziet in het benoemen van een secretaris en plaatsvervangend secretaris(sen) voor de Rekenkamer. De ambtelijk secretaris van de Rekenkamer Heemskerk is werkzaam onder de hiërarchische verantwoordelijkheid van de griffier en is gemiddeld 8 uur per week beschikbaar voor de Rekenkamer.
De raad moet de Rekenkamer de nodige middelen ter beschikking stellen voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j van de Gemeentewet). Dit omvat de totale kosten van de Rekenkamer en alle overige kosten voor de uitvoering van de taken.
De leden van de Rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 81k van de Gemeentewet).
In de Gemeentewet van vóór 2023 stond dat de Rekenkamer een oordeel geeft over het gevoerde bestuur. In de praktijk bleek bij gemeenten onduidelijkheid te bestaan wat onder het gevoerde bestuur moest worden verstaan. De wetgever heeft het ‘gevoerde bestuur’ in de Gemeentewet daarom aangepast naar het ‘gevoerde beleid’ en toegelicht dat de bevoegdheden van de rekenkamer ruim dienen te worden opgevat. Beleidsvoorbereiding, -vorming, -vaststelling, -uitvoering en -effecten vallen hieronder. Ook in geval van deze zogenaamde ex ante of ex durante onderzoeken biedt de Rekenkamer de ambtelijke organisatie en het college de gelegenheid om respectievelijk feitelijk en bestuurlijk op de uitkomsten van haar onderzoeken te reageren.
NB. Het begrip ‘rekenkamerrapport’ moet ruim worden opgevat, dus veel schriftelijke producten van de Rekenkamer die betrekking hebben op een specifiek onderzoek tellen als ‘rapport’ (bijv. ook quick scans of rekenkamerbrieven). De verplichting geldt niet voor documenten die geen bevindingen of conclusies bevatten (zoals een onderzoeksopzet, onderzoeksprogramma of jaarverslag etc.).
Artikel 10. Monitoring aanbevelingen
Volgens artikel 185a van de Gemeentewet moet het college jaarlijks aan de raad een overzicht sturen van de aan het college gedane voorstellen van de Rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Het college dient jaarlijks verslag van te doen totdat de voorstellen naar het oordeel van de raad zijn opgevolgd. Niet alle voorstellen, of meestal aanbevelingen genoemd, zijn voor wat betreft de uitvoering de verantwoordelijkheid van het college. Er zijn ook aanbevelingen die de raad zelf moet uitvoeren. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de status van alle aanbevelingen uit de rekenkamerrapporten, kan de raad ervoor kiezen om de griffie jaarlijks ook een overzicht op te laten stellen met de status van de aanbevelingen die aan de raad zijn gericht, door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd. Dit kan de raad helpen om een overzicht te behouden van de overgenomen aanbevelingen en de status hiervan.
Het derde lid is facultatief, omdat dit alleen voor gemeenten geldt die voor de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale Rekenkamers al een Rekenkamer hadden. En dus niet voor rekenkamercommissies, daarvoor is geen overgangsrecht mogelijk omdat vanaf 1 januari 2023 de wettelijke plicht geldt om een onafhankelijke Rekenkamer in te stellen. De gemeente Heemskerk had voor de inwerkingtreding al een Rekenkamer. Het derde lid is hierdoor wel van toepassing voor de Rekenkamer Heemskerk.
Het derde lid zorgt ervoor dat besluiten genomen vóór de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale Rekenkamers hun rechtskracht behouden als de constructie van Rekenkamers wijzigt als gevolg van deze wet. Voorbeelden van dergelijke besluiten zijn het raadsbesluit tot instellen van de Rekenkamer en besluiten tot benoeming en herbenoeming van de leden of voorzitter van de Rekenkamer. Deze bepaling voorkomt daarmee dat bestaande Rekenkamers opnieuw moeten worden ingesteld en dat daarmee de zittingstermijnen van de zittende leden weer bij nul beginnen terwijl wellicht de gemeente een maximum aantal zittingstermijnen heeft.