Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Beleidsvisie externe veiligheid onder de Omgevingswet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsvisie externe veiligheid onder de Omgevingswet
CiteertitelBeleidsvisie externe veiligheid onder de Omgevingswet
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpexterne veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

20-12-2023

gmb-2023-559882

Z/23/164029

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsvisie externe veiligheid onder de Omgevingswet

 

Samenvatting

 

Externe veiligheid gaat over risico’s van opslag en transport met gevaarlijke stoffen. Dat speelt bijvoorbeeld bij woningbouw in de buurt van een hogedruk aardgasleiding, LPG tankstation of de A12 in Bodegraven-Reeuwijk.

 

Deze risicobronnen hebben veelal ‘aandachtsgebieden’ zoals dat onder de Omgevingswet gaat heten. Het is aan de gemeente om te bepalen wanneer er sprake is van ‘voldoende veiligheid’ bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze aandachtsgebieden en bij het toestaan van nieuwe risicovolle activiteiten waarvan de gemeente bevoegd gezag is.

 

In 2013 is reeds invulling gegeven aan deze beleidsvrijheid door een gemeentelijke visie externe veiligheid op te stellen. De keuzes zoals gemaakt in deze visie zijn nog steeds actueel. De Omgevingswet stelt echter aan ‘aandachtsgebieden’ iets andere eisen dan nu het geval is. Dit vraagt om actualisatie van het beleid.

 

In deze geactualiseerde beleidsvisie wordt voorgesteld om:

  • Maatwerk toe te passen bij het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen in de omgeving risicovolle activiteiten;

  • Zeer terughoudend te zijn met aanwijzen van de zogenaamde voorschriftgebieden in het omgevingsplan (opleggen extra bouwkundige eisen bij nieuwbouw);

  • Te werken met de vernieuwde planologische kaders bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicovolle activiteiten;

  • Vernieuwde uitgangspunten te hanteren voor het toestaan van nieuwe risicovolle activiteiten binnen de gemeente.

 

1. Inleiding

 

1.1 Beleid externe veiligheid Bodegraven-Reeuwijk

Externe veiligheid gaat over risico’s van opslag en transport met gevaarlijke stoffen. Dat speelt bijvoorbeeld bij woningbouw in de buurt van een hogedruk aardgasleiding, LPG tankstation of de A12 in Bodegraven-Reeuwijk.

 

Er is geen, of een hele kleine, contour rond de risicobronnen waar het vanuit de wet niet is toegestaan om te bouwen. Voor een veel groter gebied rond deze risicobronnen is de keuze aan de gemeente of daar ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, en zo ja, onder welke voorwaarden. Om invulling te geven aan deze beleidsvrijheid is er in 2013 een gemeentelijke visie externe veiligheid opgesteld. De keuzes zoals gemaakt in deze visie zijn nog steeds actueel.

 

Daarom houden we vast aan de hoofdambities die in de visie uit 2013 zijn geformuleerd en bouwen we hierop voort. Dit sluit ook aan bij de doelen voor een fysiek veilige leefomgeving, zoals beschreven in de Toekomstvisie van Bodegraven-Reeuwijk ‘Knooppunt in het Groene Hart’ (vastgesteld door de gemeenteraad in december 2021, zie kader hieronder).

 

 

De volgende hoofdambities zijn geformuleerd in de Visie Externe veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013:

  • Geen nieuwe risico’s binnen woonkernen;

  • Nieuwe risicovolle inrichtingen alleen toestaan op bedrijventerrein Broekvelden/Groote Wetering;

  • ‘Zeer kwetsbare groepen’ niet nabij risicobronnen;

  • Bestaande risico’s van bedrijven beheersen;

  • Optimale zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in nieuwe situaties;

  • Risicocommunicatie optimaliseren;

  • Borging EV in gemeentelijke organisatie.

 

Als voorbeeld de beleidskeuze om zeer terughoudend te zijn met nieuwe ‘zeer kwetsbare groepen’ (basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuis, enz.) binnen 200 meter van de A12 of nabij hogedruk aardgasleidingen. Onder de Omgevingswet komen dezelfde zones als gehanteerd in de huidige visie EV weer terug, maar wordt het een ‘explosieaandachtsgebied’ (A12) en ‘brandaandachtsgebied’ (hogedruk aardgasleidingen) genoemd.

 

De Omgevingswet stelt aan ‘aandachtsgebieden’ iets andere eisen dan nu het geval is. Dit vraagt om aanvullend beleid. Daarom worden er in deze beleidsvisie EV een aantal aanvullingen gegeven op het huidige EV beleid om de periode vanaf ingang Omgevingswet (1 januari 2024) tot het moment dat een definitief omgevingsplan is vastgesteld, te overbruggen. In 2024, na de eerste ervaringen met het werken onder de Omgevingswet, zal in ieder geval een evaluatie plaatsvinden of deze beleidsvisie EV voldoende werkt of aanpassingen behoeft.

 

1.2 Veranderingen onder de Omgevingswet 

De gebieden waar de gemeenten keuzes moet maken worden onder de Omgevingswet ‘aandachtsgebieden’ genoemd. Zoals hierboven beschreven bestaan die gebieden nu ook al, maar worden het geen ‘aandachtsgebieden’ genoemd. Er bestaan drie soorten aandachtsgebieden:

  • Brandaandachtsgebieden (bijv. rond hogedruk aardgasleidingen)

  • Explosieaandachtsgebieden (bijv. tot 200 meter vanaf A12)

  • Gifwolkaandachtsgebieden (tot 300 meter vanaf A12 en spoor Gouda - Utrecht)

 

 

Zoals benoemd heeft Bodegraven-Reeuwijk met de bestaande visie al ambities geformuleerd en keuzes gemaakt of functies mogelijk zijn binnen deze gebieden en zo ja, onder welke voorwaarden.

 

Eigenlijk hebben alleen brand-, en explosieaandachtsgebieden (ruimtelijke) consequenties voor keuzes van gemeenten. Bij gifwolkaandachtsgebieden gaat het om risicocommunicatie en het uit kunnen schakelen van mechanische ventilatie (dit is bij nieuwbouw een standaardeis onder de Omgevingswet).

 

Voorschriftgebieden

In het omgevingsplan moet de gemeente afwegen om binnen brand-, en explosieaandachtsgebieden ‘voorschriftgebieden’ aan te wijzen. Binnen deze ‘voorschriftgebieden’ gelden bij (vervangende) nieuwbouw extra bouwkundige maatregelen (60 minuten brandwerendheid bij brandvoorschriftengebieden en scherfvrij glas bij explosievoorschriftgebieden). Deze ‘voorschriftgebieden’ hebben een standaard maatregelenpakket. Andere (bouwkundige, EV relevante) maatregelen kan de gemeente niet via een ‘voorschriftengebied’ opleggen.

 

Het is gerechtvaardigd om, in ieder geval voorlopig, terughoudend te zijn met het instellen van ‘voorschriftgebieden’. Over deze bouwkundige maatregelen is landelijk nog veel discussie. Dit gaat over de haalbaarheid, betaalbaarheid en nut van deze maatregelen. Locaties binnen brand- en explosieaandachtsgebieden waar ‘zeer kwetsbare gebouwen’ (zoals basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen) aanwezig of mogelijk zijn, moeten vanuit de Omgevingswet verplicht aangewezen worden als ‘voorschriftengebied’. De bouwkundige maatregelen voor deze locaties gelden vervolgens alleen voor nieuwbouw en niet voor bestaande bouw. Zie voor een inventarisatie van locaties waar ‘zeer kwetsbare gebouwen’ mogelijk of aanwezig zijn in bijlage 4.

 

Bij het vaststellen van het definitief omgevingsplan zal er in ieder geval een keuze gemaakt moeten worden (zowel voor brand- als explosie-voorschriftgebieden) om voorschriftgebieden, naast de verplicht aan te wijzen voorschriftgebieden voor ‘zeer kwetsbare gebouwen’ wel of niet aan te wijzen.

 

1.3 Huidige situatie externe veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 

Zoals weergegeven op bijgaande kaart (zie bijlage 2) speelt externe veiligheid in Bodegraven-Reeuwijk met name langs de N11/A12 en binnen aandachtsgebieden van hogedruk aardgasleidingen. De hogedruk aardgasleidingen liggen voor een deel parallel aan de N11/A12, maar met name aan de oostkant van de kern Bodegraven (inclusief Nieuwerbrug) ligt een groot gebied binnen het aandachtsgebied van aardgasleidingen. Verder zijn er 4 LPG tankstations binnen de gemeente en heel veel propaantanks in het buitengebied.

 

2. Ambities

 

2.1 Aansluiten bij visie Bodegraven-Reeuwijk 2013

 

Uitgangspunt: we sluiten zoveel mogelijk aan op de huidige gemeentelijke visie externe veiligheid

Dat betekent:

  • Geen nieuwe ‘zeer kwetsbare gebouwen’ binnen 30 meter van het spoor (Hogebrug) en brandaandachtsgebied (0-30 meter) wegen (N11/A12/provinciale wegen);

  • Ander typen ‘gebouwen’ binnen het brandaandachtsgebied spoor (Hogebrug) en N11/A12 slechts onder strikte voorwaarden toestaan;

  • Uitsluiten/beperken nieuwe ‘zeer kwetsbare gebouwen’ binnen explosieaandachtsgebied (o.a. de zone 30-200 meter vanaf het spoor (Hogebrug) en N11/A12, alleen na zware motivatie);

  • In principe geen nieuwe ‘zeer kwetsbare gebouwen’ binnen 100% letaalzone van een hogedrukaardgasleiding (alleen na zware motivatie);

  • Nieuwe risicovolle activiteiten (zie uitgangspunten bijlage I) alleen toe te staan op bedrijventerrein Broekvelden/Groote Wetering;

  • Maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij de LPG tankstations (Goudseweg, A12, Broekveldselaan, N11).

 

In paragraaf 2.2 is dit nader uitgewerkt.

 

2.2 Ambities tijdelijk omgevingsplan

Gezien de veranderingen onder de Omgevingswet wordt voorgesteld om aanvullend op bovenstaande uitgangspunten de volgende ambities te hanteren bij:

 

  • A.

    Het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen in de omgeving van aanwezige activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, en:

  • B.

    Het toelaten of uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.

 

A.1Maatwerk bij het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen in de omgeving van aanwezige activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Binnen een brand- of explosieaandachtsgebied geldt een maatwerk aanpak. Dit betekent dat maatregelen (van licht tot zwaar) worden overwogen en toegepast ter bescherming van personen in gebouwen en op locaties, waarbij de kans op relevante scenario's en de hoogte van het risico wordt meegewogen. Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving gelden de volgende opeenvolgende principes, die elkaar opvolgen als treden van een ladder:

  • >

    A.1.1 Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase

  • Initiatiefnemer geeft vorm aan een participatieproces waarbij belanghebbenden zoals omwonenden, de ODMH en de VRHM vroegtijdig worden geïnformeerd over het initiatief, de EV-risico’s en mogelijke maatregelen. De belangen en visie van de belanghebbenden worden in de uitwerking van het initiatief meegenomen. De intake- en omgevingstafel spelen een belangrijke rol in het proces.

  • >

    A.1.2 Voorkom of beperk de risico’s:

  • Onderzocht wordt in hoeverre zinvolle bronmaatregelen ter voorkoming of beperking van het risico kunnen worden getroffen. Als deze mogelijk en haalbaar zijn, worden deze maatregelen getroffen.

 

 

 

  • >

    A.1.3 Houd afstand tot de risicobron:

  • Ter bescherming van personen in een (zeer/beperkt) kwetsbare gebouw of locatie binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt onderzocht in hoeverre de afstand tot de risicobron kan worden vergroot (zo mogelijk tot buiten het aandachtsgebied). Het aanhouden van een relatief grote afstand is vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen, locaties met veel personen en woongebieden.

     

  • Als zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Binnen aandachtsgebieden zijn er verschillende contouren die meegenomen kunnen worden in de overweging of een nieuwe situatie voldoende veilig is en of maatregelen zinvol zijn. De exacte definitie en omvang van deze contouren moet in een aantal gevallen nog verder vorm krijgen. Zo loopt er nog een onderzoek bij het RIVM over verschillende contouren binnen aardgasleidingen (resultaten verwacht in de zomer van 2024). De volgende contouren binnen aandachtsgebieden zijn dit moment het meest interessant om mee te wegen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen aandachtsgebieden:

     

  • Hogedruk aardgasleidingen:

     

    • House burning distance

    • Afstand waarop een huis door een calamiteit bij een gasleiding in brand kan raken. Dit is een goed criterium, omdat het aansluit op de doelstelling van de Omgevingswet: voldoende veilig binnenshuis. Nadeel is dat het een vaste afstand is en geen rekening houdt met de kans op een calamiteit bij een gasleiding, bijvoorbeeld als een gasleiding dieper ligt op een bepaald traject dan normaal;

    • House burning distance afgekapt bij de kans 10-8

    • In tegenstelling tot de vaste afstand van de house burning distance hierboven, wordt bij deze contour wel rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden van een gasleiding. Bijvoorbeeld als een gasleiding dieper ligt dan normaal. Deze contour zal daar kleiner zijn of zelfs helemaal verdwijnen (bij voldoende diepteligging);

    • Plaatsgebonden risico 10-8

    • Bovenstaande twee zones zijn goede contouren voor bescherming van personen binnenshuis. Als er sprake is van structurele aanwezigheid buiten, denk aan buiten spelen bij basisscholen en kinderdagverblijven, dan is dit een goede contour om mee te wegen. Sowieso is het verstandig om buitenactiviteiten te situeren aan de ‘risicoluwe zijde’ van gebouwen.

    •  

  • Basisnet weg (A12, N11):

     

    • 80 meter zone vanaf de weg

    • Deze contour zat ook al in de beleidsvisie EV van 2013. Bij het meest voorkomende scenario met brandbare gassen (LPG, propaan) is dit namelijk het gebied waar dodelijke slachtoffers zullen vallen (binnen- en buitenshuis). Op meer dan 80 meter afstand is bij dit meest voorkomende scenario men in principe veilig binnenshuis. Dat laatste is zoals eerder vermeld de doelstelling van omgevingsveiligheid onder de Omgevingswet. Deze contour komt dan ook terug in onderstaand planologisch kader voor wegen.

       

    • In de planologische kaders (zie hieronder) wordt nog uitgegaan van de zogenaamde 100% letaalcontour voor gasleidingen. Ook in de beleidsvisie EV van 2013 is uitgegaan van deze contour. In verschillende bestemmingsplannen is deze contour ook als zone opgenomen om nieuwe ‘zeer kwetsbare gebouwen’ niet toe te staan. De ‘house burning distance’ ligt qua afstand iets verder dan de 100% letaalcontour. Optie is (mede afhankelijk van onder andere onderzoeken van RIVM) om van 100% letaalcontour in het planologisch kader over te stappen naar de ‘house burning distance’.

       

  • >

    A.1.4 Beperk de (toename) omvang en dichtheid van de bevolking:

  • Door de initiatiefnemer wordt onderzocht in hoeverre zinvolle maatregelen kunnen worden getroffen om het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in (zeer) kwetsbare gebouwen of locaties kunnen worden beperkt. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Als het groepsrisico verwaarloosbaar is (weinig personen nabij een risicobron), is onderzoek naar maatregelen niet zinvol.

 

  • >

    A.1.5 Ontwerp bouwwerken en omgeving die bescherming bieden en snel te verlaten zijn:

  • Ter bescherming van personen in (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt door de initiatiefnemer onderzocht in hoeverre zinvolle omgevingsmaatregelen (zoals een grindbed, greppel of aarden wal) kunnen worden getroffen. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre gebouwen en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten.

     

    Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Binnen nader te bepalen zones of contouren binnen de aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de 100% letaalzones of ‘house burning distance’ van een fakkelbrand bij breuk van een aardgasleiding, is van groot belang dat een nieuw ‘zeer kwetsbaar gebouw’ zodanig wordt uitgevoerd dat er geen slachtoffers binnenshuis kunnen vallen.

     

  • >

    A.1.6 De omgeving maakt snel en effectief optreden van de hulpdiensten mogelijk:

    Ter bescherming van personen in (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- en explosieaandachtsgebied, wordt door de initiatiefnemer onderzocht in hoeverre de fysieke leefomgeving zodanig is ingericht dat deze bijdraagt aan snelle en effectieve hulpverlening. Hulpverleners kunnen bijvoorbeeld sneller optreden wanneer bereikbaarheid en aanrijdroutes van gebieden, bouwwerken, bedrijven en evenemententerreinen doordacht zijn. Adequate voorzieningen voor bluswater zorgen voor een snelle en effectieve bestrijding van incidenten waardoor de gevolgen van incidenten beperkt worden. Nieuwe ontwikkelingen moeten minimaal voldoen aan de kaders die zijn benoemd in het beleidsdocument: ‘Bluswater en bereikbaarheid, Veiligheidsregio Hollands Midden’, september 2023. Op advies van de Veiligheidsregio kan er sprake zijn van maatwerk.

     

  • >

    A.1.7 Toepassen aanvullende bouwkundige maatregelen (via aanwijzing voorschriftengebied):

    Binnen brand- en/of explosievoorschriftengebieden gelden vanuit de wet aanvullende bouweisen voor nieuwbouw als aanvulling op andere (omgeving)maatregelen die voor het gehele brand- en/of explosieaandachtsgebied gelden. Uitgangspunt is dat deze voorschriftengebieden voor nieuwe kwetsbare gebouwen alleen worden aangewezen waar ze zinvol zijn. Locaties waar ‘zeer kwetsbare gebouwen’ aanwezig of mogelijk zijn, moeten in het (definitief) omgevingsplan worden aangewezen als voorschriftengebied.

     

    Eventueel kunnen gelijkwaardige maatregelen worden getroffen, waarmee de kans op een ongewoon voorval of het overlijden van een persoon in een (zeer) kwetsbaar gebouw kleiner wordt.

 

A.2  Geen brandvoorschriftgebieden vaststellen (verplicht toepassen 60 minuten brandwerendheid nieuwbouw) bij hogedruk aardgasleidingen;

In de afweging voor het aanwijzen van een voorschriftengebied zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

 

  • +*

    Het aanwijzen van een voorschriftengebied geeft mogelijkheid tot een gesprek tussen bevoegd gezag, Veiligheidsregio en initiatiefnemer over eventueel extra beschermingsmaatregelen.

  • +

    De initiatiefnemer kan bij een plan in een voorschriftengebied bij het bevoegd gezag een plan indienen om op een gelijkwaardige wijze te voldoen aan de bouwkundige maatregelen uit het BBL.

  • -**

    Het niet beleidsneutraal is om nu wel aanvullende bouwkundige maatregelen voor te schrijven, terwijl dit in het verleden niet is gedaan;

  • -

    Aanvullende bouwkundige maatregelen in de meeste gevallen buitenproportioneel zijn (kleine kans vs. kosten aanvullende bouwkundige maatregelen):

  • -

    Aanvullende bouwkundige maatregelen bij een fakkelbrand op korte afstand onvoldoende bescherming bieden (biedt geen volledige bescherming in alle mogelijke gevallen);

  • -

    Het niet bijdraagt aan het verwezenlijken van andere sectorale beleidsdoelstellingen zoals het woningbouwprogramma of ruimtelijk economisch beleid;

  • -

    Bron- en omgevingsmaatregelen kunnen veel effectiever zijn.

 

* Het plusteken (+) staat voor ‘voordeel’

** Het minteken (-) staat voor ‘nadeel’

 

De zwaarte van deze motivatie om geen brandvoorschriftengebied aan te wijzen neemt toe als het gaat om nieuwe ‘kwetsbare gebouwen’ binnen de PR 10-8 contour wanneer sprake is van structurele aanwezigheid buiten en zeker als het gaat om nieuwe kwetsbare gebouwen binnen HBD 10-8 contour (zie uitleg onder A1).

 

A.3 Geen explosievoorschriftengebied vaststellen (verplicht toepassen scherfvrij glas) langs spoor (Hogebrug) en N11/A12 (maatwerk per casus);

Zie punten onder A.2, waarbij aangevuld:

  • Per casus kijken naar ‘combinatievoordelen’, zoals glas dat i.v.m. geluid al zwaarder moet worden uitgevoerd.

 

Bij de overweging om voorschriftengebieden (zie A.2 en A.3) vast te stellen is het zeer de moeite waard om als alternatief te kijken naar ‘werkingsgebieden’. Deze werkingsgebieden kunnen in het omgevingsplan worden vastgelegd. Zo kan voor hogedruk aardgasleidingen bijvoorbeeld een ‘veiligheidszone 1’ (binnen 100% letaalcontour) en ‘veiligheidszone 2’ (buiten 100% letaalcontour tot grens aandachtsgebied) vastgesteld worden. Aan deze zones kunnen vervolgens regels worden gekoppeld die recht doen aan alle punten genoemd onder A.1. Hiermee wordt het beoogde maatwerk onder A.1 veel beter geborgd.

 

A.4 Geen voorschriftgebieden aanwijzen bij (nieuwe) propaantanks

Zie punten onder A.2, waarbij aangevuld:

  • Propaantanks liggen vrijwel allemaal in het buitengebied; hier is sprake van lage bevolkingsdichtheden.

 

Locaties binnen aandachtsgebieden waar ‘zeer kwetsbare gebouwen’ aanwezig of mogelijk zijn, moeten verplicht aangewezen worden als ‘voorschriftengebied’. Hiervoor is een inventarisatie gemaakt voor de hele gemeente (zie bijlage 4).

 

Planologische kader per risicobron

Bovenstaande uitgangspunten zijn per soort risicobron verwerkt in een planologisch kader:

 

 

 

 

B.1 Nieuwe risicovolle activiteiten alleen toe te staan op bedrijventerrein Broekvelden/Groote Wetering

Buiten dit bedrijventerrein zijn alleen ‘gebiedseigen’ risicovolle activiteiten toegestaan:

 

  • Propaantanks > 13 m3 buiten de bebouwde kom (als dat strikt noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering);

  • Propaantanks < 13 m3 buiten de bebouwde kom (max. 5 keer bevoorrading per jaar);

  • Gasdrukregelstations (gasstation) of een buurtbatterij t.b.v. lokale energieopslag;

  • Kleine risicovolle activiteiten:

    • o

      meldingsplichtige risicovolle activiteiten zonder aandachtsgebied;

    • o

      tankstations (zonder verkoop van LPG, waterstof, CNG of LNG) waarvoor nu nog geen afstandseisen gelden maar op termijn mogelijk wel.

 

 

Voor alle nieuwe risicovolle activiteiten geldt dat de PR 10-6 contour/veiligheidsafstand binnen de begrenzing moet blijven waarop de activiteit plaatsvindt of binnen gronden van derden met de bestemming verkeer, groen en/of water.

 

Op deze manier wordt in ieder geval invulling gegeven aan de ambitie om te voorkomen dat er nieuwe risico’s ontstaan binnen woonkernen. Beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen door nieuwe aandachtsgebieden wordt hiermee zoveel mogelijk voorkomen.

 

Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in een kader (zie bijlage I) voor de volgende type gebieden:

  • Woonkernen

  • Buitengebied

  • Bedrijventerrein Broekvelden/Groote Wetering

  • Overige bedrijventerreinen

 

Een kaart met deze type gebieden is opgenomen in bijlage 3.

 

3. Veiligheidsregio

 

De Veiligheidsregio is gevraagd om een reactie te geven op deze Beleidsvisie EV. In een reactie geeft de Veiligheidsregio het volgende aan:

  • Het bereiken en in stand houden van een gezonde en veilige leefomgeving is de maatschappelijke doelstelling van de Omgevingswet. Deze doelstelling raakt de ambitie van VRHM;

  • De beleidsvisie geeft goede kaders voor samenwerking en veilige leefomgeving;

  • De Veiligheidsregio adviseert over (brand)veiligheid, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en de voorbereiding op rampen en crises;

  • De Veiligheidsregio wil in het algemeen graag zo vroeg mogelijk in het ontwikkelproces worden betrokken om te adviseren, maar in het bijzonder over:

    • °

      maken/wijzigen definitief omgevingsplan

    • °

      zeer complexe initiatieven;

    • °

      zeer kwetsbare gebouwen (basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.);

    • °

      ontwikkeling meer dan 50 woningen.

  • Heel concreet heeft de Veiligheidsregio een beleidsdocument opgesteld voor de borging van ‘bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen’ (‘Bluswater en bereikbaarheid, Veiligheidsregio Hollands Midden’, september 2023);

  • Om duidelijk te maken wanneer de Veiligheidsregio aan tafel wil zitten zijn checklists opgesteld. Deze checklists zijn opgenomen in de bijlagen (bijlage 5 en 6: ‘Checklists deelname VRHM Intaketafel en Omgevingstafel’).

 

4. Energietransitie

 

De energietransitie, de overgang van het gebruik van fossiele naar duurzame energiebronnen, is in volle gang. Alternatieve technologieën en innovatieve toepassingen creëren nieuwe, nog onbekende risico’s waarvan vaak pas in de praktijk wordt ontdekt hoe groot ze zijn. Veiligheid staat bij de ontwikkeling van deze concepten niet altijd bovenaan en het ontbreekt vaak aan wettelijke kaders. Kennis over risico’s, impact en veiligheid van de energietransitie is bovendien versnipperd. Dit maakt het een lastig onderwerp om grip te krijgen.

 

Concreet kan hierbij gedacht worden aan:

  • Meer elektrificatie in het algemeen.

  • Buurtbatterijen en de zorgen rond vrijkomende giftige stoffen bij brand.

  • Windturbines: voor kleine windturbines (vanaf 11-max 25 meter tiphoogte) in het buitengebied van de gemeente is een beleidsnotitie opgesteld waarin de belangrijkste punten voor veiligheid zijn:

    • o

      Alleen in buitengebied mogelijk, gekoppeld aan bebouwing van (agrarische) bedrijven en glastuinbouw (max 50 meter afstand).

    • o

      120 meter afstand tot gevel woningen derden.

    • o

      Mogelijkheid tot afwijken, afstand minimaal 80 meter gevel woningen derden.

    • o

      Participatie binnen 250 meter en slagschaduwgebied.

    • o

      Toetsing milieuaspecten door ODMH.

  • Waterstof.

    • o

      Toepassingen in transport (afleveren waterstof vergund aan tankstation langs N11).

    • o

      Toepassingen als opslag van (elektrische) energie in de bebouwde omgeving. Hierbij wordt de meeste spanning verwacht in verband met omgevingsveiligheid. De eerste opslag van waterstof in de achtertuin van een rijtjeswoning (niet in deze regio) is al een feit. Moeten we dat wel willen? Kunnen we daar goede regels aan stellen om de veiligheid te borgen, zonder de energietransitie te vertragen? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten met de nu voor iedereen bekende risico’s, zoals propaantanks? Allemaal vragen waar we (heel Nederland) antwoord op moeten formuleren. De gemeente moet vervolgens met de antwoorden op deze vragen goede regels stellen in met name de omgevingsplannen.

  • Ammoniak.

    Gezien de energietransitie zijn er scenario’s opgesteld waarbij er veel meer sprake zal zijn van transport ammoniak. Grote stromen (groene) ammoniak worden verwacht als ‘waterstofdrager’ (van groene elektriciteit wordt waterstof gemaakt en van waterstof ammoniak, omdat ammoniak makkelijker is te transporteren over langere afstanden).

    Het is dus voorstelbaar dat ook het transport van ammoniak over het basisnet spoor en weg zal toenemen, met alle consequenties van dien. Ammoniak is een giftige stof en daarom valt het onder het qua aandachtsgebied onder het ‘gifwolkaandachtsgebied’. Het gifwolkaandachtsgebied is 300 meter vanaf A12/N11 en het spoor Gouda – Utrecht.

 

 

Bijlage 1: Uitgangspunten voor nieuwe risicovolle activiteiten

 

 

 

  • >

    Nee, tenzij: er sprake is van een zwaarwegend belang

  • >

    Ja, mits (1): Propaantank met bevoorrading max. 5 keer per jaar (bij > 5 bevoorradingen per jaar neemt explosieaandachtsgebied toe tot 160 meter). Via maatwerk kan het aantal bevoorradingen worden vastgelegd.

  • >

    Ja, mits (2): conformeren aan komende wijzigingen Omgevingswet (Bal/Bkl) of zelf te stellen nadere eisen

 

* Kleine risicovolle activiteiten:

  • o

    meldingsplichtige risicovolle activiteiten zonder aandachtsgebied;

  • o

    tankstations (zonder verkoop van LPG, waterstof, CNG of LNG) waarvoor nu nog geen afstandseisen gelden maar op termijn mogelijk wel.

 

 

 

Bijlage 2: Situatie EV Bodegraven-Reeuwijk

 

 

Bijlage 3: Bedrijventerreinen en woonkernen (zonder en met aandachtsgebieden)

 

 

 

Bijlage 4: Inventarisatie ‘zeer kwetsbare gebouwen’ binnen aandachtsgebieden

 

 

 

 

Bijlage 5: Checklist deelname Veiligheidsregio Intaketafel

 

 

Bijlage 6: Checklist deelname Veiligheidsregio Omgevingstafel