Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerenveen

Afvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerenveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen
CiteertitelAfvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Afvalstoffenverordening voor de gemeente Heerenveen 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer
  2. artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer
  3. artikel 10.25 van de Wet milieubeheer
  4. artikel 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-2023nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-559527

Z23.413667-1705689

Tekst van de regeling

Intitulé

Afvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen

De raad van de gemeente Heerenveen;

 

gelezen het voorstel van het college van 7 november 2023, registratienr. Z23.413667-1705689; gelet op artikel 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

 

B E S L U I T:

  • 1.

    in te trekken de Afvalstoffenverordening 2016 gemeente Heerenveen

  • 2.

    vast te stellen de volgende Afvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1a. Definities

  • 1)

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      inzamelmiddel: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, ten behoeve van een huishouden;

    • b.

      inzamelvoorziening: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens;

    • c.

      perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan..

Artikel 1b. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

 

Paragraaf 2. Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2. Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1)

    Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2)

    Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3)

    Aan de aanwijzing bedoeld in lid 1 of 2 kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 4)

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

Artikel 3. Afzonderlijke inzameling

  • 1)

    Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit-, tuinafval en etensresten

    • b.

      klein chemisch afval

    • c.

      glas

    • d.

      oud papier en karton

    • e.

      textiel

    • f.

      elektrische en elektronische apparatuur

    • g.

      bouw- en sloopafval

    • h.

      verduurzaamd hout

    • i.

      grof tuinafval

    • j.

      asbest en asbesthoudend afval

    • k.

      grof huishoudelijk afval

    • l.

      huishoudelijk restafval

    • m.

      wit- en bruingoed

    • n.

      autobanden

    • o.

      metalen

    • p.

      grond

    • q.

      piepschuim

    • r.

      matrassen

    • s.

      vlakglas

    • t.

      harde kunststoffen

    • u.

      tapijt

    • v.

      kadavers van kleine gezelschapsdieren

  • 2)

    Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3)

    Het college kan naast de genoemde afvalstoffen in het eerste lid meerdere categorieën afvalstoffen aanwijzen en beschrijven die afzonderlijk kunnen worden ingezameld.

  • 4)

    Plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons worden gezamenlijk met huishoudelijk restafval ingezameld.

Artikel 4. Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1)

    De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2)

    Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 5. Frequentie van inzamelen

  • 1)

    Huishoudelijk restafval wordt ten minste een maal per twee weken bij elk perceel ingezameld.

  • 2)

    Groente-, fruit-, tuinafval en etensresten worden ten minste één keer per twee weken afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 3)

    In afwijking van het tweede lid worden groente-, fruit-, tuinafval en etensresten bij een door burgemeester en wethouders aangewezen deel van de gemeente Heerenveen niet afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 4)

    In afwijking van het eerste en het tweede lid bepaalde, wordt huishoudelijk restafval en/of groente-, fruit-, tuinafval en etensresten bij gebruikers van een perceel/percelen waar een (ondergrondse) verzamelcontainer is geplaatst niet afzonderlijk bij elk perceel ingezameld, maar nabij elk perceel/percelen ingezameld.

  • 5)

    Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 6. Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2)

    Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3)

    Het verbod geldt niet indien de inzamelaar verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

 

Paragraaf 3. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7. Algemene verboden

  • 1)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of over te dragen aan een ander dan de krachtens artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen achter te laten op een andere plaats dan het brengdepot, bedoeld in artikel 4.1.d.

Artikel 8. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1)

    Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 9. Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1)

    Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

  • 2)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens artikel 2 aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 3)

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen.

  • 4)

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 10. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1)

    Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4 een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.

  • 2)

    Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4 is bestemd.

  • 3)

    Het college kan regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt en het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

  • 4)

    Het college kan regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 5)

    Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 6)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 11. Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1)

    Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2)

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

  • 3)

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de bepaalde dag en tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

Artikel 12. Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1)

    In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

     

Paragraaf 4. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 13. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

  • 1)

    Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 14. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1)

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2)

    Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 13 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voor zover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de betreffende gemeentelijke belastingverordening; de verordening afvalstoffenheffing.

  • 3)

    Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 13 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 4)

    Het is verboden de krachtens artikel 13 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Artikel 15. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1)

    Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2)

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

     

Paragraaf 5. Zwerfafval

Artikel 16. Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1)

    Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2)

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3)

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het composteren van groente-, fruit-, tuinafval en etensresten op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit.

  • 4)

    Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

Artikel 17. Achterlaten van straatafval

  • 1)

    Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2)

    Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 3)

    Het college kan nadere regels stellen, omtrent het achterlaten van straatafval afkomstig van evenementen.

Artikel 17a. Ongeadresseerd drukwerk

  • 1)

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • -

      huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, waarvan een substantieel deel van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame;

    • -

      ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of proefmonsters van producten die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

      • a.

        een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn om te weten;

      • b.

        drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties.

  • 2)

    Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een perceel, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 3)

    Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag worden bezorgd bij een perceel tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

Artikel 18. Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1)

    Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken te verspreiden of te verplaatsen.

  • 2)

    Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor zwerfafval ontstaat.

Artikel 19. Voorkomen van zwerfafval rondom inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

  • 1)

    De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

    • a.

      een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

    • b.

      zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

    • c.

      zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

    • d.

      De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 20. Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

  • 1)

    Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

Artikel 21. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1)

    Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2)

    Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

Paragraaf 6. Overige onderwerpen die de verordening aangaan

 

Artikel 22. Opslag van afvalstoffen in de open lucht

  • 1)

    Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 23. Ontdoen van autowrakken

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het besluit beheer autowrakken.

Artikel 24. Verbod voor niet-inwoner om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden

Het is aan personen, die geen woon- of verblijfplaats in de gemeente Heerenveen hebben, verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of achter te laten.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 25. Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

 

Artikel

Onderwerp

Artikel 6

Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 7

Algemene verboden

Artikel 8

Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 9

Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 10

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 11

Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 14

Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 15

Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 16

Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 17

Achterlaten van straatafval

Artikel 17a

Ongeadresseerd drukwerk

Artikel 18

Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 19

Voorkomen van zwerfafval rondom inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 20

Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 21

Afval en verontreiniging op de weg

Artikel 22

Opslag van afvalstoffen in de open lucht

Artikel 23

Ontdoen van autowrakken

Artikel 24

Verbod voor niet-inwoner om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden

Artikel 26. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10 derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1)

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2)

    De Afvalstoffenverordening voor de gemeente Heerenveen 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 28. Overgangsbepaling

  • 1)

    Ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 27, tweede lid, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing als bedoeld in deze verordening.

  • 2)

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 27, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3)

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 27, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.

  • 4)

    Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 27, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 27, tweede lid.

  • 5)

    De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 27, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

  • 6)

    Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:

    • a.

      in artikel 16, derde lid, onder d, wordt “Waterwet” vervangen door “Omgevingswet”;

    • b.

      in artikel 22 vervalt “en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer” en na het slot van het artikel wordt toegevoegd “Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.”;

    • c.

      in artikel 23 wordt “anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken” vervangen door “anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen”;

    • d.

      in artikel 26 wordt na “Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” ingevoegd “of artikel 18.6 van de Omgevingswet”.

Artikel 29. Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als Afvalstoffenverordening 2024 gemeente Heerenveen.

Besloten in de openbare vergadering van 14 december 2023

,griffier

,voorzitter

TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENVERORDENING 2024

Algemeen

 

1. Inleiding

 

De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden veranderd. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

 

Grondslagen

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.

 

2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening

 

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoor-, winkel- en dienstensector (hierna: KWD-sector)) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.

 

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

 

Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval

Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit GIHA de norm:

 

  • a.

    bioafval;

  • b.

    papier;

  • c.

    metaal;

  • d.

    kunststof;

  • e.

    glas;

  • f.

    textiel (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • g.

    gevaarlijke afvalstoffen (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • h.

    afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA.

 

De gezamenlijke inzameling van restafval en PMD is niet van invloed op het potentieel van hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing. Artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen regelt:

“a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 (van de Kaderrichtlijn afvalstoffen) voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt;”.

 

In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.

 

Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening, dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.

 

Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking. Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De verordening hoeft, met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit GIHA niet aangepast te worden.

 

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door KWD-sector binnen de gemeente van belang. De inzameling van bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wm en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels voor de inzameling door de inzameldienst of de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte.

 

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

 

Kadavers van gezelschapsdieren

De Afvalstoffenverordening geeft eveneens uitvoering aan de verplichting van artikel 3.5 van de Wet dieren om regels op te nemen over het aangeven, ophalen, overdragen van kadavers van gezelschapsdieren (zie paragraaf 3, eerste lid).

 

3. Wettelijke begrippen

 

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.

 

Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

 

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit-, tuinafval en etensresten (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:

 

De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en 4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip weg in artikel 16.

 

4. Verhouding met ander hoger recht

 

Verwerking van persoonsgegevens

De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU). [De gemeente heeft een privacyverklaring opgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de inzameling en verwerking van afval. Deze is te vinden via https://www.heerenveen.nl/over-de-gemeente/privacy/

 

Omgevingswet

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die bepaling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 28).

 

5. Nadere regels

 

De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):

 

  • Nadere regels over vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 2, tweede lid).

  • Nadere regels over de wijze van inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 2, derde lid).

  • Regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 4, tweede lid).

  • Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 14, derde lid).

  • Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:

  • De aanwijzing van de inzameldienst (artikel 2).

  • De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 11).

  • De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 26).

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1a. Definities

 

De begrippen inzamelmiddel en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag. Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.

 

Uit artikel 5 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.

 

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

 

Artikel 1b. Doelstelling

 

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als: “inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars”.

 

Artikel 2. Aanwijzing van de inzameldienst

 

In het eerste lid geeft de raad aan het college de opdracht om een inzameldienst aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.

 

Het tweede lid regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

 

In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

 

Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.

 

Artikel 3. Gescheiden afvalinzameling

 

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.

 

Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze verordening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1 van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ‘ten minste’ bepaalde bestanddelen gescheiden worden ingezameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken binnen de genoemde bestanddelen.

 

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.

 

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:

  • -

    bioafval (wanneer gescheiden inzameling technisch niet mogelijk is of buitensporig duur);

  • -

    metaal, kunststof of glas (als de kwaliteit voor hergebruik of recycling gelijk blijft).

De raad bepaalt dat het college regels stelt over de vraag welke bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, met welke frequentie en waar (hele grondgebied of uitzonderingen daarop, of bij bepaalde bebouwingstypen) bij of nabij elk perceel gescheiden worden ingezameld.

 

Volgens artikel 3, lid 4 wordt in de gemeente PMD niet gescheiden ingezameld maar in combinatie met huishoudelijk restafval, omdat het gewenste effect bedoeld in de Kaderrichtlijn afvalstoffen (gewijzigde versie 5 juli 2018) wordt bereikt door middel van nascheiding

 

  • a.

    het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt.”

Artikel 4. Inzamelmiddelen en -voorzieningen

 

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 5 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht.

 

Artikel 5. Frequentie van inzamelen

 

De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

 

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:

 

 

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening);

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);

Artikel 7. Algemene verboden

 

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod om het afval in te zamelen en het in artikel 6, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in te zamelen.

 

Artikel 9. Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

 

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 3. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.

 

Artikel 10. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

 

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen, dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer, voor het inzamelen daarvan. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen. De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open.

 

Artikel 11. Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

 

De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit is daarom vatbaar voor bezwaar en beroep.

 

Het derde lid bevat een verbod om de inzamelmiddelen buiten het perceel te laten staan na afloop de bepaalde dag en tijden. Gebruikers van een perceel zijn gehouden de inzamelmiddelen binnen het perceel te bewaren. Het verbod geldt ook voor afval dat op de ophaaldag is buitengezet, maar om wat voor reden dan ook, niet is opgehaald.

 

Artikel 13. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

 

De inzameldienst kan ook bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

 

Artikel 14. Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

 

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.

 

Artikel 15. Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

 

Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”(Kamerstukken 26 638, nr. 3, blz. 48). Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

 

Artikel 16. Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

 

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.

 

Artikel 17. Achterlaten van straatafval

 

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

 

Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

 

Artikel 18. Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen.

 

In het tweede lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, enz.

 

Artikel 19. Voorkomen van zwerfafval rondom inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

 

Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel 22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking treedt.

 

Artikel 21. Afval en verontreiniging op de weg

 

Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 25. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.

 

Artikel 22. Opslag van afval in de open lucht

 

Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet op het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.

 

Artikel 23. Ontdoen van autowrakken

 

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Artikel 26. Toezichthouders

 

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

Artikel 28. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht

 

De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 januari 2022. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening. In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het onderdeel moet ‘Waterwet’ vervallen en ‘Omgevingswet’ worden toegevoegd.

 

Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld in het eerste lid, blijft wel bestaan.

 

Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.

 

Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.