Organisatie | Bergeijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoerings- en Handhavingsstrategie VTH gemeente Bergeijk 2024-2027 |
Citeertitel | Uitvoerings- en Handhavingsstrategie VTH gemeente Bergeijk 2024-2027 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Nieuwe uitvoerings- en handhavingsstrategie | 19-12-2023 | C23003533 |
Voor u ligt de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie VTH (hierna: UHS-strategie) voor de jaren 2024-2027. In dit uitvoeringsbeleid beschrijven wij hoe wij als gemeente Bergeijk omgaan met onze uitvoerings- (Vergunningen) en handhavingstaken (Toezicht en Handhaving). Voorheen werd dit ook wel het VTH-Beleid of Integraal handhavingsbeleid genoemd. In dit uitvoeringsbeleid is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de terminologie en begrippen van de nieuwe wetgeving (Omgevingswet, Wet kwaliteitsborging voor het bouwen). De UHS-strategie geeft weer hoe wij samen met onze inwoners, ondernemers en onze samenwerkingspartners ervoor zorgen dat de fysieke leefomgeving in onze gemeente veilig, gezond en duurzaam blijft.
Wij baseren ons beleid op het behoud van de huidige kwaliteit, nemen de belangrijkste lessen uit het verleden mee en richten ons op de actualiteit en de komende ontwikkelingen. Dit beleid is tot stand gekomen in nauwe afstemming met onze ambtelijke- en bestuurlijke organisatie en onze samenwerkingspartners. Wij houden hierbij vast aan wat al goed is en/of goed gaat en voeren verbeteringen door waar dit mogelijk en nodig is om zo te komen tot een kwalitatief hoogwaardige, efficiënte en effectieve inzet van mensen en middelen bij de uitvoering van onze Uitvoerings-en handhavingstaken (U&H-taken). Dit beleid is bedoeld om transparant te zijn over wat wij bij het uitvoeren van onze U&H-taken als gemeente doen, waarom we dit doen, welke keuzes we hierbij maken en hoe we dit hebben georganiseerd. Hiermee voldoen we dan ook aan onze wettelijk verplichte taak om invulling en uitvoering te geven aan de beleids- en uitvoeringscyclus, de zogenoemde Big-8 cyclus (artikel 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit, zie figuur).
Dit beleid is een bondig en beeldend weergegeven document met daarin alleen de belangrijkste onderdelen op hoofdlijnen weergegeven. De concrete uitwerking en vertaling van ons uitvoeringsbeleid naar de uitvoeringspraktijk wordt beschreven in onze jaarlijkse U&H-uitvoeringsplannen. De gedetailleerde uitwerking en toelichting op deze beide documenten en onderdelen hiervan vindt u in het U&H-bijlagenboek. De verslaglegging over de uitvoering van ons beleid en programma vindt jaarlijks plaats in het U&H-jaarverslag.
Figuur 2 Positie van de UH strategie
Voor de duidelijkheid geven wij hierbij aan dat de U&H-taken die door de Omgevingsdienst Brabant Zuidoost en de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost worden uitgevoerd ook binnen het kader van dit uitvoeringsbeleid vallen. Wel is het zo dat ons beleid voor de uitvoering van onze milieutaken die door de Omgevingsdienst en onszelf worden uitgevoerd wordt verwerkt in het regionaal gemaakte uniforme U&H-beleid voor de milieutaken (zie ook afbeelding hierboven). Met de veiligheidsregio worden jaarlijks de prioriteiten besproken en deze worden vastgelegd in een jaarplan.
Dit uitvoeringsbeleid heeft betrekking op de wettelijke U&H-taken die een relatie hebben met de (fysieke) leefomgeving. Het gaat om taken waaraan een Vergunningen-, Toezicht- en/of Handhavingscomponent vastzit. Voor de gedetailleerde uiteenzetting van het wettelijk kader verwijzen wij naar het U&H-Bijlagenboek. Voor de duidelijkheid geven wij hierbij aan dat de U&H-taken die door de omgevingsdienst en de Veiligheidsregio worden uitgevoerd ook binnen het kader van dit uitvoeringsbeleid vallen. Wel is het zo dat ons beleid voor de uitvoering van onze milieutaken die door de omgevingsdienst worden uitgevoerd wordt verwerkt in het regionaal gemaakte uniforme U&H-beleid voor de milieutaken (zie ook figuur hierboven).
Voor zover het de Ow/Wabo betreft is het vaststellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid wettelijk verplicht (artikel 18.19 van de Omgevingswet in samenhang met artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit). Onder de Wabo betreft/betrof het artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor de Apv en de bijzondere wetten is het niet wettelijk verplicht om dergelijk beleid vast te stellen, maar is het niet ongebruikelijk omdat wel te doen. Op deze manier zijn alle U&H-taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving verenigd in één beleidsdocument. Het betreft taken waaraan een Vergunningen-, Toezicht- en/of Handhavingscomponent vastzit.
De U&H-strategie vormt ook de basis van/geeft richting aan het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma. Ook hiervoor geldt dat deze voor Ow/Wabo wettelijk verplicht is (artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit/artikel 7.3 Bor) en voor de Apv en bijzondere wetten niet. Een jaarlijks uitvoeringsprogramma waar de verschillende beleidsvelden samenkomen versterkt eveneens de gewenste samenhang (meer integraal werken).
4. Terugblik vorige beleidsperiode
De gemeente Bergeijk had totdat de U&H strategie in werking is getreden 2 beleidsdocumenten voor de taakuitvoering van VTH: het Omgevingsbeleidsplan, onderdeel bouwen 2019-2020 en het Meerjaren Handhavingsplan 2017-2020. De beleidsperiode van beide documenten was al verstreken maar zijn in geldingsduur verlengd. Met het vorige beleid is een start gemaakt met het cyclisch en programmatisch werken volgens de Big-8 beleids- en uitvoeringscyclus, waarbij er ook sprake was van een integrale benadering van de VTH-taken en van het risicogericht werken. De komst van de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen maken dat herziening van beide documenten gewenst is. Daarbij scherpen we de doelstellingen van beleid en de strategieën voor vergunningverlening, toezicht en handhaving verder aan. Daarmee voldoet het beleid aan de procescriteria die hieraan worden gesteld.
Vergunningen, toezicht en handhaving zijn onze instrumenten waarmee wij de kwaliteit van de leefomgeving in Bergeijk in stand kunnen houden. Hierbij staat een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, inwoners en bedrijven om de veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit te beschermen voorop. De inzet van (wettelijke) instrumenten is geen doel op zich maar moet bijdragen aan het realiseren van de doelen voor de fysieke leefomgeving.
6. Omgevingsanalyse en prioriteiten
De Omgevingsanalyse is een instrument dat we hebben toegepast om onze (toekomstige) ‘Omgeving’ zo goed en volledig mogelijk in beeld te brengen. Met de (toekomstige) ‘Omgeving’ bedoelen we de omgeving binnen onze gemeente in de meest brede zin, het gehele grondgebied (fysieke leefomgeving/openbare ruimte) met al haar kenmerken (gebouwen, bewoners/bedrijven/instellingen, natuur etc.) waarvan we (niet) weten of en in hoeverre hier sprake is van risico’s en/of risicovolle activiteiten en/of ontwikkelingen.
In voorgaande afbeelding zijn de belangrijkste ontwikkelingen, risico’s en prioriteiten in onze gemeente weergegeven. Een compleet overzicht hiervan is opgenomen in Bijlage A Visie, doelen en prioriteiten en bijlage B Risicoanalyse.
Omgevingsgericht – we zorgen voor integrale afstemming van aanvragen waarbij politiek-bestuurlijke prioriteiten worden betrokken, wordt gecommuniceerd naar de omgeving op een wijze die past bij de situatie en waarbij we vooroverleg door de aanvrager stimuleren.
Risicogericht toetsen – de diepgang van de toetsing is afhankelijk van de risico’s van de aangevraagde activiteit. Hierin onderscheiden we 5 toetsniveaus.
Proces – de afhandeling van aanvragen doen we op basis van een basiswerkwijze die uniform is.
Vaste toetsingskaders – we hanteren vaste toetsingskaders bij de afhandeling van aanvragen. Deze kaders komen voort uit wet- en regelgeving en ons beleid.
Integraal – waar mogelijk voeren we toezicht integraal uit
Repressief toezicht – we stemmen ons handelen bij repressief toezicht af op de risico’s die overtredingen met zich meebrengen.
Bouwtoezicht – het toezicht tijdens de bouw laten we in eerste instantie aan de kwaliteitsborger. Indien toezicht tijdens of aansluitend op het bouwproces in bepaalde situaties nodig is hanteren we de handreiking van de VNG als uitgangspunt.
Projectmatig – projectmatig toezicht zetten we in bij situaties die voortkomen aan specifieke projecten en/of gebeurtenissen.
Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht – bij het bepalen van sancties hanteren we de interventiematrix van de LHSO (iplo.nl/regelgeving/instrumenten/vergunningverlening-toezicht-handhaving/landelijke-handhavingsstrategie-omgevingsrecht)
Verzoeken om handhaving – voordat we beslissen op een verzoek om handhaving onderzoeken we de mogelijkheden voor een oplossing zonder juridische procedures.
Handhaving tegen bestuursorganen – bij overtredingen door (andere) bestuursorganen handelen we op dezelfde wijze als bij andere overtredingen.
Onder voorwaarden – we gedogen alleen als wordt voldaan aan de voorwaarden uit de nota Grenzen aan gedogen (kabinetsnota Grenzen aan Gedogen, kamerstukken II 1996/97, 25085)
Voorlichting – we informeren inwoners en bedrijven over wet- en regelgeving en procedures
Scheiding taken VTH: Binnen de clusters zijn de vergunningen-, toezichts- en handhavingstaken op functieniveau gescheiden. Dit betekent in de uitvoeringspraktijk dat niet door 1 en dezelfde medewerker een vergunning wordt verleend om daar vervolgens ook toezicht op te houden.
Roulatiesysteem Toezichthouders: Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren objecten en/of in gebieden (vaste toezichts-/ handhavingsrelatie) rouleren de toezichthouders van gebied en/of object. Hiermee wordt voorkomen dat dezelfde toezichthouder voortdurend wordt belast met het toezicht op dezelfde gebieden en/of objecten. Voor de andere medewerkers wordt per dossier bekeken of rouleren na verloop van tijd wenselijk is.
Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden vastgelegd: In zijn algemeenheid geldt dat voor alle medewerkers dat de taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in een toepasselijke functiebeschrijving/aanstellingsbesluit. Alle toezichthouders zijn als zodanig aangewezen en aangesteld door het bevoegde bestuursorgaan (college van burgemeester en wethouders, dan wel de burgemeester), al dan niet onder mandaat. Bij de aanwijzingsbesluiten is vastgelegd ten aanzien van welke regelgeving zij de toezichthoudende bevoegdheden hebben. Het directe toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden is belegd bij de korpschef van regionale Politie-eenheid. Beëdiging (Ministerie van Justitie en Veiligheid) en indirect toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de (Hulp-) Officier van Justitie.
Actueel beleid: Met het vaststellen van het U&H-beleid en de hieraan gekoppelde jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s en Jaarverslagen voldoen wij aan deze wettelijke (kwaliteits)eis.
Werkprocessen beschreven: Onze werkprocessen voor liggen vast en/of zijn verwerkt/opgenomen in onze digitale werkomgeving (Handboek casemanagement).
Uitvoering volgens werkprocessen: Wij geven uitvoering aan onze U&H-taken volgens onze werkprocessen.
Buiten kantooruren bereikbaar: De gemeente is buiten kantooruren op verschillende manieren via de mail of onze website bereikbaar voor het doorgeven van een melding of het maken van een afspraak. Ook zijn toezichthouders bij calamiteiten bereikbaar via de consignatiedienst van de Omgevingsdienst en/of de Regiopolitie.
Burgemeester en wethouders van Bergeijk,
A.J.M.Ewalds
Gemeentesecretaris
A. Callewaert-de Groot
Burgemeester
Dit bijlagenboek is gemaakt om ervoor te zorgen dat het U&H-beleid zo beeldend en bondig mogelijk is om de leesbaarheid en praktische toepasbaarheid van het document te vergroten. In het U&H-beleid is op hoofdlijnen beschreven wat ons uitvoeringsbeleid is en hoe wij dit ten uitvoer brengen. In dit bijlagenboek worden deze hoofdlijnen en kernpunten nader toegelicht en verder uitgewerkt.
Bijlage A Visie, doelen en prioriteiten
Dit document beschrijft de visie, doelstellingen en prioriteiten die de gemeente Bergeijk hanteert bij het uitvoeren van de (wettelijke) taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving. Dit document maakt onderdeel uit van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie VTH die naast een samenvatting van dit visiedocument de wijze van uitvoering (strategieën), monitoring en evaluatie en borging van middelen bevat.
Dit document geeft inzicht in de visie van de gemeente op de uitvoering van VTH-taken, inzicht in de (meetbare) doelen die we nastreven met de inzet van VTH-instrumenten en welke prioriteiten worden gehanteerd in de uitvoering van taken.
De uitvoering van VTH-taken ziet op het waarborgen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in brede zin. Omdat de beschikbare capaciteit niet onbeperkt is en verantwoordelijkheid voor naleefgedrag in eerste instantie bij de burger ligt, moeten prioriteiten worden gesteld, waarbij het beperken van de risico’s voor de fysieke leefomgeving centraal staan. Een focus op de doelen die worden nagestreefd en een aansluitende prioritering zijn belangrijk.
Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te waarborgen staan VTH-instrumenten (vergunningverlening, toezicht en handhaving) ter beschikking. De inzet van deze instrumenten is echter geen doel op zich maar worden ingezet om een bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelen voor de fysieke leefomgeving.
De Bergeijkse samenleving moet de ruimte krijgen om initiatieven te realiseren. VTH ondersteunt daarbij waar mogelijk door snelle en kwalitatief goede dienstverlening en door transparante procedures.
De bescherming van de veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en de omgevingskwaliteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daarbij vertrouwen wij op de zorg van onze inwoners en bedrijven voor de leefomgeving.
Er zijn landelijk kwaliteitscriteria voor vergunningen, toezicht en handhaving opgesteld. Deze criteria zijn wettelijk verankerd. Door de vaststelling van de Verordening kwaliteit VTH heeft de gemeenteraad van Bergeijk vastgelegd dat de gemeente ernaar streeft te voldoen aan de kwaliteitscriteria. De verordening biedt de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de criteria (Comply or explain). In 2024 wil de gemeente Bergeijk een zelfevaluatie uitvoeren en invulling geven aan de kwaliteitscriteria voor de thuistaken VTH van de gemeente. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijk verbeterpunt vanuit het Interbestuurlijk toezicht van de Provincie Noord-Brabant.
4. Doelstellingen van VTH-beleid
Met de uitvoering van onze U&H-taken wordt bijgedragen aan een veilige leefomgeving door erop toe te zien dat bestaande regels en voorschriften worden nageleefd. De taken richten zich vooral op de fysieke leefomgeving waarbij de nadruk ligt op: veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en onze culturele, historische elementen.
Bij de uitvoering van onze taken hanteren wij de volgende doelstellingen:
De uitvoering van taken door VTH draagt bij aan de algemene doelen die de Omgevingswet stelt voor de fysieke leefomgeving.
Hieraan geven we invulling via vergunningverlening, toezicht en handhaving. De instrumenten die VTH ter beschikking staan worden ingezet om een bijdrage te leveren aan de doelen van de Omgevingswet gericht op het: (a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
De invulling van de VTH-taken bepalen we op basis van risico’s. Toetsing, toezicht en handhaving zetten we in daar waar zich de grootste risico’s voordoen voor de fysieke leefomgeving in Bergeijk.
We sturen op eigen verantwoordelijkheid van inwoners en ondernemers voor de fysieke leefomgeving.
De bescherming van de fysieke leefomgeving is geen exclusieve taak voor de overheid. Om de fysieke leefomgeving te beschermen zijn regels gesteld. Het is niet mogelijk om altijd toe te zien op de naleving van deze regels. Ook inwoners en ondernemers hebben een zorgplicht voor de eigen omgeving. Alleen als inwoners en ondernemers ook eigen verantwoordelijkheid voor de omgeving nemen kunnen we een veilige, gezonde en leefbare omgeving behouden.
Wij zijn een toegankelijke en dienstverlenende organisatie en bieden kwalitatief goede (digitale) dienstverlening.
De hoeveelheid en complexiteit van regels en procedures maakt het noodzakelijk om als gemeente inwoners en bedrijven te ondersteunen bij het vinden van de juiste weg. Toegankelijkheid voor vragen, goede informatievoorziening en een goede uitvoeringskwaliteit leiden tot grotere bereidheid om de regels en procedures na te leven.
De komende beleidsperiode realiseren wij een VTH-cyclus die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken.
In de komende beleidsperiode zetten we in op de verbeterpunten die door het Interbestuurlijk toezicht van de Provincie Noord-Brabant zijn geformuleerd en zorgen we dat de cyclus van beleid, programma, borging, evaluatie en verslaglegging sluitend is. We hanteren kwaliteitscriteria voor onze thuistaken, monitoren hierop actief en zorgen dat we jaarlijks hierover aan de raad rapporteren. Daarbij zien we er ook actief op toe dat de Omgevingsdienst voldoet aan de Kwaliteitscriteria 2.3.
De komende beleidsperiode hanteren wij werkwijzen en processen die passen bij de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, zodat volgens de uitgangspunten van deze wet gewerkt kan worden.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Omgevingswet is werken volgens het Ja-mits principe en niet werken vanuit de regels. Dat is een werkwijze die nu al past bij de gemeente Bergeijk en die wij bij de uitvoering van ons werk al hanteren en blijven stimuleren. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wkb zal voor aanvragen omgevingsvergunningen die in gevolgklasse I vallen niet langer worden getoetst aan de bouwtechnische eisen. In deze gevallen kan een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit wel nodig zijn. Ook voor deze situaties wordt het beleid met betrekking tot de gecertificeerde aanvraag voortgezet.
Om de doelstellingen te bereiken gaan we hiervoor het volgende doen:
De in de vorige paragraaf genoemde doelstellingen worden hieronder uitgesplitst naar meetbare subdoelen voor vergunningen, toezicht en handhaving. Hierbij houden we bandbreedtes (%) aan waaraan we willen voldoen. Achter elk subdoel is met het cijfer tussen haakjes aangegeven aan welke doelstelling van het beleid wordt bijgedragen.
De Omgevingsanalyse is een instrument dat we hebben toegepast om onze ‘Omgeving’ zo goed en volledig mogelijk in beeld te brengen. Met de ‘Omgeving’ bedoelen we de (toekomstige) omgeving binnen onze gemeente in de meest brede zin, het gehele grondgebied (fysieke leefomgeving/openbare ruimte) met al haar kenmerken (gebouwen, bewoners/bedrijven/instellingen, natuur etc.) waarvan we (niet) weten of, en in hoeverre hier sprake is van risico’s en/of risicovolle activiteiten.
Bergeijk is een groene plattelandsgemeente in de oostelijke Kempen en hoort tot de Brainportregio. Het groene, sociale en economische karakter van Bergeijk ligt letterlijk en figuurlijk ingebed in het grotere geheel van de groene, sociale en economische aard van de Kempengemeenten. Bergeijk is een rustige, gemoedelijke, prettige woongemeente met een afwisselend landschap bestaande uit landbouwgronden, beekdalen en bossen.
Bergeijk ligt ook in een regio met een uitgesproken landelijk karakter waarin, naast landbouw, natuur- en bosgebieden domineren. Deze bieden goede recreatieve mogelijkheden. In de omgevingsvisie heeft de gemeente als het gaat om woningbouw een ambitie geformuleerd van 100 woningen per jaar. Mogelijk dat de ontwikkelingen rondom de schaalsprong daar nog verandering in brengt. De discussie over de (sub-)regionale ontwikkelstrategie zal daar meer duidelijkheid over moeten geven. De gevolgen van de groei van ASML zorgen nu al voor een merkbare toename van de druk op de woningmarkt, met name van de kernen dicht tegen het stedelijk gebied.
In onze dorpen, buurtschappen en linten is het aantrekkelijk wonen. Bedrijvigheid komt op de bedrijventerreinen en qua hoeveelheid voornamelijk in de kern Bergeijk ‘t Hof voor. De gemeente is in noordelijke en oost- en westelijke richting met de komst van de N69 en de Diepveldenweg goed ontsloten.
Bergeijk is natuurlijk ook onderdeel van de Brainportregio Eindhoven. Als landelijke gemeente draagt Bergeijk bij aan het goede vestigingsklimaat van Brainport. We zijn de tuin van het stedelijk gebied en bieden naast recreatiemogelijkheden ook de mogelijkheid voor aantrekkelijk landelijk wonen op korte afstand van de stad. Tegelijkertijd maken enkele grote Bergeijkse bedrijven deel uit van de Kempische slimme maakindustrie die onmisbaar is voor het functioneren van Brainport. Het maken van de verbinding tussen stad en land is ook regionaal een belangrijke opgave. Tenslotte is grensgemeente Bergeijk ook de schakel naar België: op recreatief toeristisch gebied, maar ook op het punt van mobiliteit. Dat betreft met name de N69-zuid, waar nog een verbeterslag nodig is.
Samengevat typeert Bergeijk zich in algemene zin als een gemeente die, hoewel dicht bij het stedelijk gebied van Eindhoven gelegen, volledig de sfeer ademt van ‘buiten’. Met als voornaamste kenmerken:
Bergeijk is onderdeel van een dynamische regio, waarin de komende jaren vele ontwikkelingen plaats vinden die van invloed zijn op onze gemeente. Economisch staat de regio er goed voor, dit brengt opgaven met zich mee (schaalsprong) op het gebied van onder andere woonruimte, bedrijvigheid, ontsluiting, het landelijk gebied, etc. Maatschappelijke opgaven die de gemeentegrenzen overschrijden worden in samenwerking met onze buurgemeenten en de regio opgepakt, waarbij korte lijnen met de omringende gemeenten en de MRE van belang zijn.
In de Omgevingsvisie van Bergeijk wordt in een gebiedsanalyse uitgebreid ingegaan op de omgevingskwaliteit van Bergeijk en de hieruit voortvloeiende opgaven om deze te behouden en te versterken. Naast de in de omgevingsvisie gesignaleerde opgaven onderscheiden wij nog een aantal risico’s die voor VTH van belang zijn om bij de uitvoering van haar taken te betrekken:
Al onze dorpen hebben een eigen karakter en worden in zijn algemeenheid gekenmerkt door kleinschaligheid, een rijke cultuurhistorie, een hoge omgevingskwaliteit (groen, rust en gemeenschapszin). Deze waarden willen we beschermen. Grote specifieke risico’s onderscheiden we daarbij niet maar in zijn algemeenheid staan deze waarden onder druk door de diversiteit aan functies in een klein gebied en de grote maatschappelijke opgaven die voor ons staan (woningtekort, energietransitie/duurzaamheid, stikstofopgaven).
Bij het inzetten van de VTH-instrumenten vormt het beschermen van de waarden van onze dorpen het uitgangspunt. Daar waar deze worden bedreigd door activiteiten zetten we onze instrumenten in om te reguleren of onomkeerbare effecten te voorkomen.
Buitengebied (waaronder bos- en natuurgebieden)
In het buitengebied van Bergeijk bevinden zich veel agrarische bedrijven, recreatievoorzieningen en bos- en natuurgebieden. Ook in Bergeijk is er sprake van vrijkomende agrarische bebouwing doordat agrarische ondernemers het bedrijf beëindigen. Leegstaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing leidt tot een toename van het risico op strijdige gebruiksactiviteiten. Ook het risico op ondermijnende activiteiten (drugslabs) neemt toe. Daarnaast vormen de relatief afgelegen en weinig bevolkte bos- en natuurgebieden een risico op ongewenste activiteiten zoals afvaldumping.
De komst van de Omgevingswet betekent dat er veel verandert. De wet bundelt 26 bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. In de Omgevingswet staat de decentrale besluitvorming door de gemeente centraal. Gemeenten krijgen meer beleidsvrijheid en verantwoordelijkheid en meer mogelijkheden om lokale afwegingen te maken en rekening te houden met gezondheid en wensen van inwoners. Ook maakt de wet het mogelijk om beter in te spelen op actuele ontwikkelingen. De gemeenten krijgen hiervoor nieuwe (kern)instrumenten, die zij kunnen inzetten om hun doelen en ambities t.a.v. de fysieke leefomgeving te verwezenlijken, namelijk de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan.
De Omgevingswet betekent voor VTH dat nieuwe werkprocessen moeten worden ingevoerd en medewerkers moeten worden voorbereid op de nieuwe juridische kaders. Daarnaast is er aandacht nodig voor de ‘nieuwe manier van werken’.
De impact van de Omgevingswet voor de VTH-werkzaamheden is o.a.:
Doordat de vergunning van rechtswege vervalt onder de Omgevingswet is het mogelijk dat wij meer te maken krijgen met de Wet dwangsom en beroep. Wanneer wij namelijk niet binnen de beslistermijn een beslissing nemen op de vergunningaanvraag kan de aanvrager ons in gebreke stellen en kan de aanvrager vragen om een dwangsom.
5.3.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Met de komst van de Wkb heeft het bevoegd gezag bij de toetsing van de aanvraag en het toezicht tijdens de bouw geen inhoudelijke rol meer met betrekking tot de bouwtechnische voorschriften en zal het bevoegd gezag niet meer toetsen of het aannemelijk is dat het bouwwerk hieraan voldoet. Dit wordt namelijk door marktpartijen gedaan. Het bevoegd gezag toetst nog wel aan welstand, ruimtelijke ordening en omgevingsveiligheid (zowel bij de toetsing van de aanvraag als tijdens de bouw). Daarnaast controleert het bevoegd gezag de risicobeoordeling die door een private partij geleverd wordt. Vervolgens blijft het bevoegd gezag verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en eventuele handhaving.
De wijze waarop de gemeente Bergeijk omgaat met de Wkb wordt uitgewerkt in Bijlage C Strategieën.
Een omgevingsvisie is een strategische visie, met ambities en beleidsdoelen, voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Op grond van de Omgevingswet is de gemeente verplicht voor 2025 voor het gehele grondgebied 1 omgevingsvisie vast te stellen.
De gemeente Bergeijk heeft in februari 2022 een Omgevingsvisie vastgesteld.
De omgevingsvisie gaat in op ambities, doelen en de samenhang tussen de onderdelen van onze leefomgeving. De aspecten van onze omgeving waar we trots op zijn willen we graag beschermen en verbeteren. Maar we willen een antwoord geven op allerlei nieuwe opgaven die op ons afkomen. Zoals op het gebied van klimaat, vergrijzing, energie, landbouw, zorg en mobiliteit.
Belangrijk thema’s in de Omgevingsvisie van Bergeijk zijn:
De inzet van VTH-instrumenten draagt daar waar mogelijk bij aan het behalen van de opgaven in de Omgevingsvisie.
Het coalitieakkoord geeft een aantal algemene uitgangspunten en doelen aan die bij de uitvoering van VTH-taken als uitgangspunt gelden.
De leefbaarheid voor al onze inwoners, in onze mooie gemeente met al haar kernen, is het uitgangspunt in het coalitieakkoord. De gemeente staat ten dienste van de gemeenschap en heeft de primaire taak om deze te ondersteunen. Een gemeente kan alleen succesvol zijn als ze nauw samenwerkt met haar inwoners, ondernemers en vrijwilligers. Als gemeente initiëren, ondersteunen en leveren we een bijdrage waar nodig. De gemeente denkt mee, verbindt en ondersteunt in de uitwerking van ideeën.
De belangrijkste doelen in het coalitieakkoord zijn:
De provincie Noord-Brabant houdt toezicht op de uitvoering van de VTH-taken door de gemeente Bergeijk. De beoordelingsvragen zien op de tijdigheid/actualiteit en kwaliteit van de wettelijk vereiste VTH-documenten van de gemeente. Via de invoeringswet Omgevingswet wordt de huidige regelgeving van de procescriteria VTH uit de Wabo opgenomen in de Omgevingswet en Omgevingsbesluit.
In de beoordelingsbrief 2023 van de provincie krijgt de gemeente Bergeijk het oordeel voldoet gedeeltelijk. De verbeterpunten die het IBT constateert zijn de volgende:
De door het Interbestuurlijk Toezicht genoemde verbeterpunten worden zo veel mogelijk verwerkt in de U&H strategie en het daarop gebaseerde uitvoeringsprogramma en jaarverslag.
De prioriteiten in de taakuitvoering van VTH worden gesteld op basis van een omgevings-, probleem en risicoanalyse. De omgevings-en probleemanalyse bevat een beschrijving van de gemeente Bergeijk (kenmerken) en de ontwikkelingen die in dat gebied plaatsvinden, welke van invloed kunnen zijn op de taakuitvoering van VTH. De probleemanalyse leidt tot aandachtspunten die bij de taakuitvoering van VTH belangrijk zijn.
Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Een VTH-beleidsplan opstellen, betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Een risicoanalyse leidt tot een (gekwantificeerd) overzicht van de bekende of potentiële risico’s die zich voordoen in de fysieke leefomgeving.
Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting en prioritering de inzet te bepalen. Deze inschatting wordt gezamenlijk gemaakt. De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. De wijze waarop de risicoanalyse is uitgevoerd is beschreven in bijlage B.
Op basis van de in 2016 gestelde prioriteiten, de in 2023 onder betrokken medewerkers uitgevoerde risicoanalyse (bijlage B) en de resultaten van de bespreking met betrokken portefeuillehouders is er voor gekozen om de prioriteit bij de taakuitvoering bij de VTH-werkzaamheden in de UHS 2024-2027 als volgt vast te stellen:
Prioritering werkzaamheden VTH in Uitvoerings- en handhavingsstrategie (UHS) 2024-2027:
De prioriteiten in de taakuitvoering van VTH worden gesteld op basis van een omgevings-, probleem en risicoanalyse. De omgevings- en probleemanalyse bevat een beschrijving van de gemeente Bergeijk (kenmerken) en de ontwikkelingen die in dat gebied plaatsvinden, welke van invloed kunnen zijn op de taakuitvoering van VTH. De probleemanalyse leidt tot aandachtspunten die bij de taakuitvoering van VTH belangrijk zijn. Voor deze omgevings- en probleemanalyse is gebruik gemaakt van de door de gemeente Bergeijk vastgestelde Omgevingsvisie.
Dit document beschrijft de risicoanalyse.
Een risicoanalyse leidt tot een (gekwantificeerd) overzicht van de bekende of potentiële risico’s die zich voordoen in de fysieke leefomgeving. De risicoanalyse wordt vormgegeven aan de hand van een (technische) methode waarbij de risico’s worden bepaald door een combinatie tussen dreiging van niet naleving van de regels (kans) in combinatie met het effect (gevolg) dat deze dreiging heeft op een aantal risicothema’s.
De technische methode van risicoanalyse is altijd ietwat abstract en is daarom aangevuld met ervaringen van medewerkers en beschikbare cijfers over klachten en meldingen (openbare ruimte) en uit jaarverslagen.
Het proces van analyse van risico’s is in 4 stappen uitgevoerd.
Om tot een risicoanalyse te komen is in april 2023 een expertmeeting georganiseerd waarin met een vertegenwoordiging van de ambtelijke organisatie de risicoanalyse is voorbereid.
Tijdens de expertmeeting is een concept van de risicomatrix besproken waarbij is beoordeeld of de daarin benoemde taakvelden en de benoemde (potentiële) effecten volledig en voldoende toegespitst zijn. Daarnaast is deze expertmeeting gebruikt om bij de deelnemers kennis en ervaringen op te halen over bestaande risico’s in de fysieke leefomgeving (ter aanvulling op de uitkomsten van de risicomatrix). Tot slot is tijdens deze bijeenkomst ingegaan op de proces- en kwaliteitscriteria voor VTH om vast te stellen welke risico’s zich hierbij voordoen die van invloed kunnen zijn op de taakuitvoering door VTH.
Stap 2 Invullen van de risicomatrix
De risicomatrix is ingevuld door een ambtelijke vertegenwoordiging. De door de individuele medewerkers ingevulde matrix is vervolgens samengevoegd tot een resultaatscore per benoemd taakveld. Het resultaat van de risicomatrix geeft zo per taakveld aan hoe de betreffende taak scoort op het risico van niet naleving (kans x effect).
Voor zowel de scoring van de te verwachten negatieve effecten als de kans op niet-naleving is een scorebereik van 1 t/m 5 gehanteerd:
Stap 3 Verificatie van de resultaten
De uitkomsten van de ingevulde risicomatrices zijn getoetst tijdens een bespreking met een ambtelijke vertegenwoordiging. Daarbij is vooral gekeken of de uitkomsten van de risicomatrix nuance behoeven omdat op basis van praktijkervaringen en/of beschikbare cijfers een ander beeld bestaat van het risico. Is dit het geval dan is dat nadrukkelijk aangetekend.
De uitkomsten van de expertmeeting en de risicomatrix zijn besproken met de portefeuillehouders. Daarbij is getoetst in hoeverre de uitkomsten aansluiten bij de bestuurlijke aandachtspunten en prioriteiten.
Op basis van de voorgaande stappen is voor elk taakveld een prioriteit bepaald. De prioriteit van een taakveld is aldus bepaald op basis van de omgevings-, probleem- en risicoanalyse, aangevuld met de input vanuit de expertmeeting en de bestuurlijke aandachtspunten.
In deze bijlage bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2024-2027 worden de naleefstrategieën beschreven die de gemeente Bergeijk hanteert om naleving van wet- en regelgeving te bevorderen. De naleefstrategieën vallen uiteen in de volgende onderdelen:
Hierna worden per onderdeel werkwijzen, uitgangspunten en criteria uitgewerkt. Deze beschrijvingen verschaffen helderheid in de wijze waarop de gemeente Bergeijk haar taken uitvoert
We stellen vergunningen op volgens de wettelijke eisen en volgens vastgestelde beleidsuitgangspunten. De vergunningenstrategie vindt haar wettelijke basis in het Omgevingsbesluit (artikel 13.6 lid 1). Dit artikel bevat de elementen waar met de uitvoerings- en handhavingsstrategie inzicht in moet worden gegeven (voorheen artikel 7.2 lid 6 Besluit omgevingsrecht). De uitvoerings- en handhavingsstrategie biedt in ieder geval inzicht in:
2.2 Uitgangspunten vergunningverlening
Bij het behandelen van een vergunningaanvraag of een ingediende melding hanteren we de onderstaande uitgangspunten om te zorgen voor een kwalitatief goede beoordeling.
Integrale afstemming aan de voorkant betekent dat we bij initiatieven waarbij politiek-bestuurlijke aspecten een rol spelen en ook initiatieven die van invloed zijn op de omgeving vooroverleg stimuleren en inzetten.
De bedoeling van de Omgevingswet is dat initiatiefnemers meer ruimte krijgen voor initiatieven maar ook hiervoor zelf verantwoordelijkheid dragen. Naast de gemeente zijn ook inwoners en ondernemers verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Risicogericht werken past bij deze benadering en geeft invulling aan onze doelstelling dat eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven gestimuleerd wordt.
Bij risicogericht toetsen komt de prioritering van activiteiten samen met de diepgang van toetsing aan de bouwtechnische eisen.
In het Omgevingsbeleidsplan, onderdeel bouwen 2019-2020 is een prioritering van bouwwerken bepaald en zijn toetsniveaus opgenomen. Deze vormen ook in deze UHS-strategie het uitgangspunt. Daarbij geldt wel dat de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen ertoe leidt dat het toetsprotocol zich beperkt tot bouwwerken uit gevolgklasse II en III. Gemeente Bergeijk vertrouwt (en mag in beginsel vertrouwen) op de deskundigheid van de kwaliteitsborger en laat de verantwoordelijkheid voor het voldoen van het bouwwerk aan wet- en regelgeving daar waar deze hoort. Gemeente Bergeijk toetst slechts administratief en laat een inhoudelijke beoordeling van het dossier achterwege. Dat geldt uiteraard alleen voor bouwwerken in Gevolgklasse 1. In het geval van een gelijkwaardigheid (lees: toepassing van een bepaalde innovatie die nog niet kan worden getoetst aan vastgestelde regelgeving, of waarvoor nog geen productcertificaat is afgegeven) zal de technische beoordeling van een plan door de gemeente worden uitgevoerd. In dat geval dient een technische omgevingsvergunning te worden aangevraagd en is een bouwmelding niet nodig.
Toetsing van bouwwerken in gevolgklasse II en III
De basiswerkwijze voor het behandelen van aanvragen is vastgelegd in het zaaksysteem en in daar onderliggende werkafspraken. Voor elke aanvraag worden verschillende processtappen doorlopen. Bij deze processtappen wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. Binnen deze processtappen zijn er een aantal algemene taken te benoemen die van toepassing zijn op de behandeling van vergunningen, ontheffingen of meldingen. Deze worden hieronder beschreven.
De aanvraag toetsen op volledigheid en ontvankelijkheid op basis van indieningsvereisten. Er wordt een volledige ontvankelijkheidstoets uitgevoerd bij alle aanvragen en meldingen. Als ontbrekende stukken niet, niet op tijd of niet volledig worden aangeleverd wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Bij het behandelen van aanvragen omgevingsvergunning hanteren wij een aantal vaste toetsingskaders. Deze kaders komen voort uit wetgeving of onze vastgestelde beleidskaders.
Omgevingswet/omgevingsbesluit/Besluit kwaliteit leefomgeving
De Omgevingswet, omgevingsbesluit en het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat het landelijke kader voor de beoordeling en toetsing van aanvragen omgevingsvergunning. In deze wet en regelingen staan de kaders voor het indienen, toetsen en beoordelen van aanvragen.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan alle bestemmingsplannen als ook de bepalingen uit verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving op in het tijdelijke omgevingsplan. Aanvragen omgevingsvergunning worden getoetst aan het tijdelijke omgevingsplan. Pas als een plan past in het tijdelijk omgevingsplan of daarvan kan worden afgeweken met een binnenplanse of buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan een vergunning worden verleend. De beoordeling van afwijkingsprocedures vindt plaats op basis van een advies van RO.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bouwbesluit)
Het besluit bouwwerken leefomgeving stelt landelijke regels aan de technische eisen waar bouwwerken aan moeten voldoen. Bij het toetsen van bouwwerken in gevolgklasse II en III leggen wij bij de toetsing de nadruk op de aspecten veiligheid, gezondheid en energiezuinigheid. De diepgang van de toetsing van aanvragen aan overige onderdelen is afhankelijk van de aard van het bouwwerk en ter beoordeling van de plantoetser.
De gemeente Bergeijk heeft 2 niveaus van welstand vastgelegd, namelijk welstandsvrij en de aandachtsgebieden. In zijn algemeenheid geldt dat naarmate de waardering voor een bepaald gebied, gecombineerd met een bepaalde samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur hoger is, een hoger welstandniveau gehanteerd wordt.
De indeling van welstandsvrij of welstand plichtig is vastgelegd op de welstandkaart. (Typologiekaart)
Bij welstandsvrij vindt vooraf geen toets aan welstand plaats. Op verzoek van het cluster Vergunningen en/of Handhaving (bij een constatering) kan advies worden gevraagd aan de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit voor toetsing aan de excessenregeling zoals opgenomen in hoofdstuk 9 van de welstandsnota.
De gemeente heeft de taak risico's die kunnen ontstaan bij de sloop van bouwwerken en asbestverwijdering beheersbaar te houden. Als dergelijke activiteiten worden uitgevoerd is men wettelijk verplicht dit minimaal vier weken van tevoren te melden. Een dergelijke melding moet binnen 5 dagen gedaan worden als het een melding asbestverwijdering door particulieren betreft.
De gemeente Bergeijk hanteert al een groot aantal jaren de gecertificeerde omgevingsvergunning. Op basis van een uitgevoerde evaluatie van deze werkwijze en de wijzigingen onder de Omgevingswet wordt deze werkwijze enigszins aangepast. Daarbij wordt beoogt de voordelen te behouden (verantwoordelijkheid bij de aanvrager en snelheid van de vergunningverlening) en de gebleken nadelen te verminderen (risico op onvolledige dossiers en grip op bouwen conform het omgevingsplan (bestemmingsplan). Een vergunning kan gecertificeerd worden aangevraagd indien de aanvraag aan zowel het omgevingsplan (bestemmingsplan), welstand en de bouwtechnische eisen voldoet.
De gecertificeerde vergunning blijft behouden voor (particuliere) woningbouwactiviteiten die onder gevolgklasse 1 uit de Wet kwaliteitsborging (Wkb) vallen. Daarmee vervalt het gebruik van de indeling in categorie C t/m F uit het Omgevingsbeleidsplan onderdeel bouwen gemeente Bergeijk 2019-2020 en wordt aangesloten bij de Omgevingswet. Voor nieuwbouw woningen betekent dit dat er naast de gecertificeerde vergunning voor het ruimtelijke deel een Bouwmelding verplicht is voor het bouwtechnische deel. Voor verbouwactiviteiten aan woningen die in gevolgklasse 1 vallen is de gecertificeerde vergunning voldoende om te kunnen bouwen. Vanwege de wijzigingen in de Omgevingswet ten aanzien van brandveiligheid, het belang van parkeren op bedrijventerreinen etc. wordt bedrijfsbebouwing en de andere bouwwerkzaamheden uit gevolgklasse 1 van de Wkb uitgesloten van de gecertificeerde aanvraag. De gecertificeerde aanvraag gaat dus ook gelden voor bijvoorbeeld 20 grondgebonden nieuwbouwwoningen maar niet meer voor een industriefunctie.
De gecertificeerde vergunning kan worden aangevraagd voor (ver)bouwactiviteiten ten aanzien van woningen die onder de gevolgklasse 1 van de Wkb, vallen (betreft nieuwbouw en verbouw grondgebonden woningen) met als voorwaarden:
De aanvraag om een gecertificeerde omgevingsvergunning mag alleen betrekking hebben op de activiteit bouwen. Als er bijvoorbeeld ook sloopactiviteiten plaatsvinden die vergunning- of meldingplichtig zijn, dan dienen die activiteiten gemeld te worden voordat de gecertificeerde omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
Wanneer uit een steekproef blijkt dat een architect zijn huiswerk niet goed heeft gedaan krijgt deze een officiële waarschuwing. Bij herhaling komen aanvragen om omgevingsvergunningsaanvragen door deze deskundige voor een half jaar niet meer in aanmerking voor een gecertificeerde omgevingsvergunning. Het college heeft de bevoegdheid deskundigen bij herhaalde fouten voor langere tijd uit te sluiten.
In de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv) heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Doel hiervan kan liggen in de bescherming van:
Voor een aantal activiteiten eist de Apv expliciet dat vooraf een vergunning/ontheffing wordt aangevraagd of dat er een melding wordt gedaan.
In de Apv is geregeld wanneer voor een evenement een vergunning is vereist of wanneer kan worden volstaan met een melding. Een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt getoetst aan zowel de Apv, als aan van toepassing zijnde bijzondere wetten. Zodra een aanvraag ontvankelijk is en wordt advies gevraagd aan interne en externe adviseurs. Als de vergunning kan worden verleend wordt deze verzonden en gepubliceerd.
De Alcoholwet eist dat een bedrijf of organisatie die alcoholhoudende dranken schenkt beschikt over een vergunning of ontheffing. Een aanvraag hiertoe wordt getoetst aan het Besluit eisen zedelijk gedrag, het Bbl en wordt een Bibob toets uitgevoerd.
We voeren waar mogelijk integraal toezicht uit. Dit betekent dat onze toezichthouders zoveel mogelijk signaleren met elkaar (ook met partners), voor elkaar (ook voor partners) of na elkaar. Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie. Alvorens een controle wordt uitgevoerd wordt beoordeeld welke vorm van controleren in het specifieke geval het meest passend is.
We onderkennen de volgende vormen van integraal toezicht:
Toezichthouders vanuit diverse taakvelden voeren gezamenlijk een integrale controle uit. Ieder voor de eigen discipline. Met name van toepassing in situaties die door een groter dan gemiddelde complexiteit of bestuurlijke prioriteit worden gekenmerkt.
Verschillende toezichthouders van uiteenlopende instanties of afdelingen voeren zelfstandig en onafhankelijk van elkaar een controle uit. Omdat de inspecties over een relatief groter tijdsbestek worden uitgevoerd, heeft deze aanpak een sterkere preventieve uitwerking. Deze vorm van controleren is de klassieke vorm van toezicht De toezichtlast neemt echter toe en de efficiëntie neemt af. Bovendien is het risico groot dat controles verschillende vakgebieden bestrijken, hetgeen kan leiden tot interpretatieverschillen.
Een toezichthouder kan tijdens zijn ‘eigen’ controle een mogelijke overtreding in een ander taakveld signaleren. Als deze constatering daartoe aanleiding geeft, zal de specialist van dat taakveld zelf een controle uitvoeren. Het voordeel van deze aanpak is dat overtredingen in een eerder stadium worden gesignaleerd. Deze aanpak vergt wel de nodige afstemming (en kunde) binnen een organisatie.
Een toezichthouder neemt tijdens een integrale controle meerdere aandachtsvelden voor zijn rekening. Dit heeft voornamelijk betrekking op situaties die worden gekenmerkt door een geringe complexiteit. Dit is een vorm van signaaltoezicht, die prima kan worden uitgevoerd door een generalistisch toezichthouder, die bovendien dikwijls wordt ingezet voor uiteenlopende surveillance.
Bij toezicht wordt gekozen voor de meest effectieve en efficiënte manier van toezicht. Het streven is bij alle controles oog te hebben voor signaalpunten van andere taakvelden en/of bevoegd gezag. Uitgangspunt is dat alle signalen na afloop van de controle worden doorgegeven aan de betrokken handhavingspartner.
De toezichthouders hebben naast het controleren van verleende vergunningen, meldingen en ontheffingen ook een signalerende rol bij het opsporen van illegale bouwwerken en activiteiten. Vaak wordt daarbij geacteerd naar aanleiding van klachten, meldingen of een formeel verzoek om handhaving. Daarnaast worden ook constateringen gedaan door de toezichthouder zelf. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, wordt gehandeld overeenkomst de gedragslijn en prioritering zoals opgenomen in Bijlage A, Visie, doelen en prioriteiten, hoofdstuk 6
Op specifieke onderwerpen kan projectmatig toezicht worden georganiseerd. De aanleiding hiervan kan zijn gelegen in aandacht voor landelijke onderwerpen (zoals in het verleden toezicht op roestvrijstaal in zwembaden) of een eventueel gewenste grootschalige inventarisatie.
Met de komst van de Wkb veranderd de rol van de gemeente. Vanuit (bouw)toezicht zal geen controle meer plaatsvinden op de bouwtechnische uitvoering van, in beginsel de gevolgklasse 1, bouwwerken. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf.
Toezicht en handhaving blijft onder het regime van de Wkb een gemeentelijke taak. Dat vertaalt zich in een aantal nieuwe (contact) momenten tussen kwaliteitsborger en bevoegd gezag, en ook een andere manier van toezicht houden en het inrichten van handhavingsbeleid.
Tijdens het proces van kwaliteitsborging zijn meerdere momenten te onderscheiden waarbij de gemeente geconfronteerd kan worden met situaties waarbij toezicht en/of handhaving wenselijk dan wel noodzakelijk is. Het gaat onder andere om de wijze van handelen van de gemeente als (niet uitputtend):
Hoe hiermee in de praktijk moet worden omgegaan is evenwel soms een dilemma, aangezien praktijkervaring ontbreekt en onbekend is op welke wijze de rechter met dergelijke situaties omgaat in relatie tot de beginselplicht tot handhaving.
In De VNG heeft een handreiking Toezicht en Handhaving Wkb ontwikkeld waarin aan de hand van mogelijke praktijksituaties voor gemeenten een handelingsperspectief wordt geschetst. Dit handelingsperspectief wordt bepaald door de toezichts- en handhavingsinstrumenten die de Omgevingswet (Ow) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gemeenten biedt en al beschikbaar zijn. Omdat op dit moment geen inzicht is in de mate waarin toezicht- en handhavingssituaties zich voordoen waarbij handelen van de gemeente vereist is, kiest de gemeente Bergeijk ervoor om in de komende periode te monitoren welke ‘overtredingen’ zich voordoen. De handreiking van de VNG zal worden benut om op basis van voorkomende gevallen het handelen van de gemeente te bepalen. De handreiking is als bijlage bij dit document gevoegd en maakt hiervan deel uit.
3.5 Toezicht gevolgklasse II en III
Het is praktisch onmogelijk en bovendien niet efficiënt om elk bouwwerk op elk moment in de bouw te controleren. Daartoe ontbreken kortweg de mogelijkheden. Wij richten ons toezicht dan ook op de cruciale momenten in het bouwproces. Hiervoor onderscheiden wij tijdens de bouw de onderstaande toezichtmomenten. Per bouwfase kunnen meerdere controles gehouden worden.
Voor de toetsing van bouwwerken gevolgklasse II en III hanteren we toetsniveaus. Bij de diepgang van toezicht richten we ons dan ook op de mate van diepgang die bij de toetsing is gehanteerd.
Toezicht richt zich altijd op veiligheid en gezondheid. Hieraan doen we geen concessies. Bij een gecertificeerde vergunning wordt er geen toezicht uitgevoerd op de bouwtechnische aspecten, tenzij hier aanleiding voor is (op basis van signalen).
3.6 Toezicht op milieu en slopen
De Omgevingsdienst Zuidoost Brabant voert voor de gemeente Bergeijk alle milieutaken uit. Ook voert de ODZOB de basistaken met betrekking tot slopen al dan niet met asbest voor de gemeente uit. In het Regionaal Operationeel Kader is voor de taakuitvoering een toezichtsstrategie vastgelegd. Algemene uitgangspunten van de regionaal nalevingstrategie zijn:
Het voorkomen van ondermijnende activiteiten is een van de belangrijke aandachtspunten in de prioritering. Ook voor de toezichthouders is hierbij een rol weggelegd. Enerzijds in de signalering maar anderzijds kan betrokkenheid ook gewenst zijn bij het beëindigen van bijvoorbeeld drugslabs of hennepkwekerijen.
Als het interveniëren van de toezichthouder niet leidt tot beëindiging van de overtreding worden er handhavingsinstrumenten ingezet. Het inzetten van handhavingsinstrumenten heeft als doel de (illegaal) ontstane situatie terug te brengen naar een situatie die wel voldoet aan de (wettelijke) regels en (vergunning) voorschriften.
4.2 Hoofdlijn bij de inzet van sancties
De gemeente Bergeijk zet in op het voorkomen van de noodzaak om sancties op te leggen. Het persoonlijke contact met de overtreder en de eventuele verzoeker om handhaving is hierbij van belang. Door het persoonlijke contact met de overtreder en de eventuele verzoeker zorgen we ervoor dat:
4.3 Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)
Wij hanteren de (interventiematrix van de) LHSO als richtlijn voor ons handhavend optreden als het gaat om de U&H-taken die Omgevingswet)gerelateerd zijn. De LHSO is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat gemeenten volgen om van bevinding (constatering van een overtreding) naar interventie (wijze/mate van handhavend optreden) te komen (www.iplo.nl/lhso). De LHSO heeft als doel dat overheden interveniëren op een wijze die passend is bij iedere bevinding. Dat wil zeggen dat zij weloverwogen kiezen - afhankelijk van de situatie - voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Op basis van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder wordt informerend, waarschuwend of bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijk opgetreden. In vergelijkbare situaties worden vergelijkbare keuzes gemaakt en interventies op vergelijkbare wijze gekozen en toegepast. Daarnaast erkent de LHSO dat er omstandigheden kunnen zijn om tijdelijk van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien, ofwel te gedogen (zie gedoogstrategie). Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet. Met de LHSO wordt d.m.v. het doorlopen van de volgende stappen een passende interventie bij iedere overtreding bepaald.
Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:
Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.
De handhaver bepaalt in welk segment van de in figuur 1 opgenomen matrix (de basisinterventiematrix) hij zijn bevindingen positioneert door (1) het beoordelen van de gevolgen van de overtreding voor de fysieke leefomgeving, zoals milieu, erfgoed, natuur, water, ruimtelijke ordening, veiligheid, gezondheid e.d., en (2) het typeren van de (vermeende) overtreder.
Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die aanleiding geven voor een meer ingrijpende op herstel gerichte interventie of voor een strafrechtelijk traject. Bij de op herstel gerichte interventie hangen de verzwarende aspecten samen met de mate waarin er op feiten en omstandigheden gebaseerd vertrouwen is dat de overtreder terugkeer naar normconformiteit nastreeft en herstel. Dat vertrouwen is bijvoorbeeld geschonden wanneer er sprake is van recidive.
Stap 3: optreden aan de hand van de [algemene of domein specifieke] interventiematrix.
De LHSO heeft als uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dat betekent in veel gevallen dat kan worden volstaan met een lichte interventie. In andere gevallen brengt de situatie mee dat zo’n lichte interventie geen recht doet, en moet een zwaardere, meer ingrijpende interventie worden gekozen.
Per situatie wordt deze ‘interventieladder’ beoordeeld met de vraag wat de meest effectieve interventie is in het concrete geval. Daarbij speelt ook het maatschappelijk draagvlak voor handhaving een belangrijke rol. Zo zal bij een goedwillende overtreder die een lichte overtreding zonder nadelige gevolgen heeft gepleegd (positionering in segment A1) in eerste instantie kunnen worden volstaan met aanspreken, informeren of waarschuwen.8 Moet die overtreder (beperkte) maatregelen treffen om de overtreding op te heffen en laat hij dat na of gaat hij anderszins weer in de fout, dan wordt opgeschaald naar bijvoorbeeld het opleggen van een herstelsanctie of een bestuurlijke boete.
Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is
Als er aan de hand van stap 1 en stap 2 wordt vastgesteld dat er aanleiding is voor handhavende optreden, beziet de handhaver bij stap 3 of er overleg met andere handhavende instanties is afgesproken of om andere redenen nodig is. Als er is afgesproken dat de bestraffende interventie een strafrechtelijke is, dan wordt die weg ingezet. Als er sprake is van opzettelijk of zeer nalatig veroorzaken van gevaar aan personen en/of milieu wordt steeds overleg met het OM gevoerd. Afhankelijk van de afspraken vindt er nadere afstemming plaats of niet. De gemaakte afspraken en de afstemming kunnen betekenen dat er een gezamenlijke interventie plaatsvindt.
Stap 5: vastleggen stappen en beslissingen.
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden systematisch, verifieerbaar en transparant vastgelegd, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid. De handhaver neemt hierbij in aanmerking dat handhavingsbeleid, waartoe naar vaste rechtspraak ook een handhavingsstrategie en/of interventieladder behoort, in de regel moet worden gevolgd en dat handelen in afwijking van het beleid zorgvuldig moet worden afgewogen en deugdelijk moet worden gemotiveerd.
Bij een schriftelijk verzoek om handhaving nemen wij (mondeling of schriftelijk) contact op met de verzoeker om handhaving of diens gemachtigde. In dit contact bespreken wij wat het belang en doel van het verzoek is en wat verzoeker van de gemeente kan verwachten. Een verzoeker om handhaving moet namelijk belanghebbende zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en het verzoek zelf dient voldoende concreet te zijn. Vervolgens onderzoeken wij de situatie en informeren wij alle belanghebbenden (dus ook de mogelijke overtreder) over de afhandeling en de verdere procedure. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. In samenspraak met de verzoeker zoeken wij naar een snelle en informele oplossing van het probleem. Zo nodig starten wij de reguliere sanctiestrategie. Bij een verzoek om handhaving geldt een beslistermijn van 8 weken dan wel een met de verzoeker gecommuniceerde beslistermijn.
4.5 Handhaving tegen bestuursorganen
In de praktijk kan het voorkomen dat de gemeente Bergeijk of een ander bestuursorgaan een overtreding begaat waartegen handhavend moet worden opgetreden. Hierbij maken we geen onderscheid in de wijze van handelen bij geconstateerde overtredingen. Overtredingen door eigen en/of andere bestuursorganen worden op eenzelfde manier aangepakt en afgehandeld als bij inwoners en bedrijven.
Gedogen is uitzondering. De beginselplicht tot handhavend optreden tegen overtredingen staat voorop. Alleen in specifieke situaties is er ruimte om een overtreding (tijdelijk) te gedogen. In de nota ‘Grenzen aan gedogen’ (kabinetsnota Grenzen aan Gedogen,(Kamerstukken II 1996/97, 25085) stelt de Rijksoverheid voorwaarden aan gedogen. De gemeente Bergeijk onderschrijft deze nota en beperkt zich bij het gedogen tot situaties die aan deze voorwaarden voldoen.
Gedogen is per definitie tijdelijk. Dat betekent dat – mits voldaan aan de voorwaarden – een illegale situatie die op termijn gelegaliseerd of beëindigd wordt voor gedogen in aanmerking komt. Situaties waarbij de tijdelijkheid van gedogen niet is gewaarborgd zijn niet acceptabel.
De preventiestrategie ziet primair op het bevorderen van spontane naleving van wet- en regelgeving. Belangrijke elementen van de preventiestrategie zijn voorlichting, communicatie en bemiddeling. Actieve voorlichting kan bijvoorbeeld worden ingezet wanneer blijkt dat bepaalde regelgeving onvoldoende bekend is. Ook kan door middel van actieve communicatie (communicatieplan) ingespeeld worden op ontwikkelingen wanneer blijkt dat in een bepaalde branche (of objectencategorie) calculerend gedrag voorkomt.
Via voorlichting wordt zoveel mogelijk voorkomen dat overtredingen ontstaan door een gebrek aan informatie en kennis. Inwoners en ondernemers worden geïnformeerd door de gemeente over verandering van wet- en regelgeving, de op hun rustende melding- of vergunningplicht, indieningsvereisten en mogelijkheden tot aanvragen van vergunningen.
Bij de uitvoering van ons werk letten wij op de volgende zaken:
In handhavingszaken gaan wij ook in (persoonlijk) overleg met de overtreder, tenzij er sprake is van bijzondere en/of spoedeisende omstandigheden.