Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dronten

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Dronten 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDronten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Dronten 2024
CiteertitelVerordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Dronten 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-558587

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Dronten 2024

De raad van de gemeente Dronten;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2023 met kenmerk 476726;

 

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Verordening financieel beleid, beheer en organisatie 2024:

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • componentenbenadering: Betreffende benadering houdt in dat een investering niet meer als één bedrag maar in componenten wordt geactiveerd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn, op dezelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld.

  • doelmatigheid: De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • doeltreffendheid: De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

  • investering: Van een investering is sprake als het gaat om een, meestal qua omvang wat grotere, uitgave waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

  • overheidsbedrijf: Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • rechtmatigheidsverantwoording: De rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • taakveld: de som van diverse activiteiten om te komen tot een voorgenomen resultaat dat binnen een programma leidt tot een prestatie. Tevens is dit het beheers- en verantwoordingsniveau van het Burgemeester en wethouders en de directeur en teammanagers. Het Burgemeester en wethouders behoudt de vrijheid om de taakvelden te ordenen naar de programma’s van de raad. De taakvelden worden voorgeschreven in de financiële regelgeving (BBV).

  • verplichtingen: Onder een verplichting wordt verstaan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst voor de inkoop van een werk, dienst of levering van goederen, daaronder begrepen raam- en concessieovereenkomsten voor zover het geen arbeidsovereenkomsten betreft.

 

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast en herijkt die zo nodig.

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      De beoogde maatschappelijke effecten (outcome), wat willen we bereiken;

    • b.

      De te leveren prestaties (output), wat gaan we er voor doen;

    • c.

      De baten en lasten (input), wat mag het kosten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden voor medio juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 31 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien incidenteel opgenomen. Het Burgemeester en wethouders is gemachtigd eenmalige uitgaven te doen tot een bedrag van € 25.000 per onderwerp ten laste van onvoorzien incidenteel. Bij de reguliere financiële rapportages in de P&C-cyclus wordt een actueel overzicht van de post onvoorzien en de daarop gemaakte aanspraken weergegeven.

  • 3.

    De algemeen directeur is gemachtigd om begrotingswijzigingen te maken tussen de programma’s ten behoeve van personele kosten, zolang dit geen verhoging van het begrotingstotaal vraagt, en tot doel heeft dezelfde inhoudelijke taken op een andere (personele) wijze tot uitvoering te brengen.

  • 4.

    In de begroting vindt geen jaarlijkse indexering plaats, behoudens de contractueel vastgelegde index en de index vastgelegd in subsidiebeschikkingen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat:

    • a.

      de lasten van een programma dreigen te overschrijden

    • b.

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden;

    • c.

      of de baten van een programma dreigen te onderschrijden.

  • 4.

    De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 7.

    Bij investeringen met een meerjarig karakter stellen burgemeester en wethouders aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders is bevoegd om de geoormerkte gelden die voor een specifiek doel beschikbaar zijn gesteld (SPUK-uitkeringen) door het rijk of de provincie, overeenkomstig het doel te besteden. De verantwoording hiervan gebeurt in het eerstvolgende verantwoordingsdocument.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval de financiële bijstelling van beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het totale saldo van de baten en lasten;

    • c.

      de beoogde toevoegingen aan en onttrekkingen uit de reserves per programma;

    • d.

      de investeringskredieten.

  • 4.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan 2% met een minimum van € 25.000 of groter dan € 100.000.(zie art 9 lid3) opgenomen.

  • 5.

    Bij de behandeling en vaststelling van de tussenrapportage in de raad doet het Burgemeester en wethouders voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Artikel 7. Informatieplicht

Het Burgemeester en wethouders besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in overschreden, informeert het Burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het Burgemeester en wethouders een aanpassing nodig acht, doet het Burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens gelijk aan de vastgestelde goedkeuringstoleranties voor fouten zoals die wordt gehanteerd bij de getrouwheidsgrens die door de account wordt gehanteerd op basis van het advies van de Commissie Bedrijfsvoering en Auditing Decentrale Overheden (BADO) en het controleprotocol, van de totale lasten van de gemeente exclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) nader toegelicht bij meer dan 2% met een minimum van € 25.000 of groter dan € 100.000.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 1 januari ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

 

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingstabel bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten van geldleningen en activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 3.

    Bijdragen aan derden worden in principe niet geactiveerd. De raad kan in individuele gevallen bepalen dat bijdragen aan derden wel geactiveerd worden.

  • 4.

    Wanneer het wenselijk is om bedragen aan derden te activeren, wordt aangesloten bij artikel 61 van het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    De afschrijving start op de eerste dag van het jaar volgend op het jaar waarin het object in gebruik wordt genomen.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

  • 8.

    Bij het bepalen van het afschrijvingsbedrag bij gebouwen kan onder vaste materiële activa, rekening worden gehouden met een restwaarde. Een restwaarde van een actief wordt per actief bepaald. Indien sprake is van verkoop, wordt een restwaarde die hoger is dan de boekwaarde als een eenmalige baat verantwoord.

  • 9.

    De raad kan besluiten om bij investeringen, in de door de raad te bepalen gevallen, de componentenbenadering toe te passen.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelasting;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      parkeerbelasting;

    • d.

      rioolheffing;

    • e.

      afvalstoffenheffing,

  • wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • d.

      de onderbouwing van de voorziening.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een reserve wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      de argumenten die aan de keuze voor een reserve ten grondslag liggen;

    • b.

      het specifieke doel van de reserve;

    • c.

      het bestedingsplan van de reserve

    • d.

      de voeding van de reserve;

    • e.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • f.

      de maximale looptijd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de indirecte kosten (overhead en bespaarde rente) betrokken.

  • 2.

    Bij de kosten worden onder andere betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het tweede en derde lid betreffen, wordt uitgegaan van de directe personeelskosten die toegerekend zijn aan de activiteit vermenigvuldigd met het begrote percentage voor overhead.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het Burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang zal de raad voorafgaande aan besluitvorming in het Burgemeester en wethouders om een zienswijze worden gevraagd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het Burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, waaronder leges en heffingen

  • 2.

    Het Burgemeester en wethouders biedt de raad jaarlijks een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor huren en pachten.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het Burgemeester en wethouders draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor een juiste uitvoering van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

 

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken geeft het Burgemeester en wethouders in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, informatie over de voortgang van het geplande onderhoud conform vastgestelde onderhoudsplannen.

  • 2.

    Het Burgemeester en wethouders biedt de raad elke vier jaar een beheerplan aan waarin de visie en een uitvoeringsprogramma staan beschreven en waarin minimaal het kader voor het beoogde onderhoudsniveau aan openbaar groen, waterwerken, wegen, civieltechnische kunstwerken, riolering en gebouwen is opgenomen. De raad stelt dit vast.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • b.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • c.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • d.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden, en;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad stelt de grondprijzenbrief vast.

  • 3.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

Artikel 23. Subsidies

  • 1.

    Het Burgemeester en wethouders biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf subsidies aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kaders voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies opgenomen.

  • 2.

    Bij de jaarrekening doet het Burgemeester en wethouders in de paragraaf subsidies verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke uitgaven die voortvloeien uit de subsidieverlening.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 25. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 26. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in paragraaf 3. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

 

Artikel 27. Intrekking oude regeling

De Financiële verordening 2020 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 met uitzondering van Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording die met terugwerkende kracht op 1 januari 2023 in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Dronten 2024.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2023

 

 

griffier

E. Geldorp

voorzitter

drs. J.P. Gebben

 

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 13

 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa.

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • 1.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • 2.

    5 jaar: kosten sluiten geldleningen/disagio;

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden: conform artikel 65, lid 6 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa.

De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • 1.

    5 jaar: minicomputer, applicaties en actieve netwerkcomponenten;

  • 2.

    4 jaar: overige electronica;

  • 3.

    5 jaar: software;

  • 4.

    60 jaar: stenen gebouwen;

  • 5.

    25 jaar: andere gebouwen;

  • 6.

    25 jaar: renovatie, verbouwing en uitbreiding van gebouwen;

  • 7.

    25 jaar: woonwagens/woonwagencentra;

  • 8.

    15 jaar: installaties zoals de lift en de centrale verwarming;

  • 9.

    15 jaar: sportvoorzieningen;

  • 10.

    10 jaar: speelvoorzieningen;

  • 11.

    10 jaar: natuurgras;

  • 12.

    12 jaar: kunstgras;

  • 13.

    Watervelden:

    • 30 jaar voor de fundering;

    • 10 jaar voor de toplaag;

  • 14.

    60 jaar: rehabilitatie-investeringen wegen, straten en pleinen als bedoeld in het onderhoudsplan wegen;

  • 15.

    10 jaar: inventaris;

  • 16.

    8 jaar: telefooncentrale;

  • 17.

    10 jaar: machines en gereedschappen;

  • 18.

    15 jaar: noodlokalen t.b.v. onderwijs;

  • 19.

    90 jaar: vrijvervalriolen;

  • 20.

    45 jaar: gemalen - bouwkundig deel;

  • 21.

    15 jaar: gemalen - mechanisch/electrisch deel;

  • 22.

    45 jaar: persleidingen;

  • 23.

    30 jaar: drukriolering - bouwkundig deel;

  • 24.

    15 jaar: drukriolering - mechanisch/electrisch deel;

  • 25.

    10 jaar: speeltoestellen en voorzieningen;

  • 26.

    8 jaar: vervoermiddelen

  • 27.

    Voor ondergrondse containers voor de afvalinzameling:

    • 15 jaar voor opbouw;

    • 30 jaar voor betonnen bak.

Openbare verlichting:

  • 28.

    20 jaar: armaturen

  • 29.

    40 jaar: masten

  • 30.

    40-60 jaar: kabels

  • 31.

    30 jaar: kasten