Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Verordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024
CiteertitelVerordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Verordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024

20-12-2023

gmb-2023-558043

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2023 (kenmerk 2023-101070);

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2024.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • c.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente, een en ander met inbegrip van het gemeentelijk oppervlakte- en grondwater;

  • d.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • e.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

  • f.

    woning: een onroerende of roerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden;

  • g.

    recreatiewoning: een woning die dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

  • h.

    niet-woning: een onroerende of roerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden;

  • i.

    boothuis: overdekte ligplaats voor een (plezier)boot voor particulier gebruik.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de na(a)m(en) ‘riool- en waterzorgheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.

    De ‘rioolheffing’ wordt geheven van degene die:

  • a.

    bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel (van de rioolheffing) en;

  • b.

    gebruik maakt van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel (van de rioolheffing).

  • 2.

    De ‘waterzorgheffing’ wordt geheven van degene die:

  • a.

    bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat een gebouwd object betreft als bedoeld in de Wet WOZ, niet zijnde een uitgezonderd object als bedoeld in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken, verder te noemen eigenarendeel (van de waterzorgheffing), en;

  • b.

    gebruikt maakt van een perceel dat een gebouwd object betreft als bedoeld in de Wet waardering onroerende zaken, niet zijnde een uitgezonderd object als bedoeld in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken, verder te noemen: gebruikersdeel (van de waterzorgheffing).

  • 3.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster (BRK) is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

    Ingeval het perceel geen onroerende zaak is wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene waarvan blijkt dat die genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt is.

  • 4.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeelt het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting
  • 1.

    Voorwerp van de riool- en waterzorgheffing is een perceel.

  • 2.

    Voor de rioolheffing wordt als perceel aangemerkt:

  • a.

    de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • e.

    het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

  • 3.

    Voor de waterzorgheffing wordt als perceel aangemerkt een gebouwde onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, niet zijnde een uitgezonderd object als bedoeld in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 5 Grondslag en maatstaf van heffing
  • 1.

    Het eigenarendeel van de rioolheffing en de waterzorgheffing wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.

  • 2.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde belastingjaar geldt.

  • 3.

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.

  • 4.

    Het gebruikersdeel van de rioolheffing wordt:

  • a.

    ingeval het perceel in hoofdzaak dient tot woning bij een afgevoerde hoeveelheid water tot 751 m3 geheven naar het aantal personen per huishouden;

  • b.

    ingeval het perceel in hoofdzaak dient tot woning bij een afgevoerde hoeveelheid water van 751 m3 of meer, met toepassing van artikel 7, lid 2, onderdeel c, een opslag geheven berekend naar de afgevoerde hoeveelheid water;

  • c.

    ingeval het perceel niet in hoofdzaak tot woning dient (lees: een niet-woning), met toepassing van artikel 7, lid 2, onderdeel d, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 5.

    Het gebruikersdeel van de waterzorgheffing wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 6.

    Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

    Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij de herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 7.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

  • a.

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

  • b.

    bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 8.

    De op de voet van het zesde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 9.

    Het aantal personen per huishouden wordt bepaald op het aantal personen als opgenomen op het adres van het perceel in de Basisregistratie Personen (BRP).

Artikel 6 Vrijstellingen

Het eigenaren- en gebruikersdeel van de riool- en waterzorgheffing wordt niet geheven:

  • a.

    voor percelen voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • b.

    voor bouwterreinen, bouwkavels, objecten in aanbouw, garageboxen die dienstbaar zijn aan woningen.

Artikel 7 Belastingtarieven
  • 1.

    Het tarief van het eigenarendeel van de rioolheffing bedraagt 0,00905% van de WOZ-waarde.

  • 2.

    Het tarief van het eigenarendeel van de waterzorgheffing bedraagt 0,01320% van de WOZ-waarde.

  • 3.

    Het tarief van het gebruikersdeel van de rioolheffing bedraagt per perceel dat wordt gebruikt:

    • a.

      als woning bij een hoeveelheid toegevoerd, toegevoegd of opgepompt water tot 751 m3 door een huishouden bestaande uit:

      i. één persoon € 64,59;

      ii. meer dan één persoon € 96,88;

    • b.

      als recreatiewoning bij een hoeveelheid toegevoerd, toegevoegd of opgepompt water tot 751 m3 (75% van onderdeel a, onder i) € 48,44;

    • c.

      als woning of recreatiewoning bij een hoeveelheid toegevoerd, toegevoegd of opgepompt water van 751 m3 of meer het tarief als opgenomen in het derde lid onder a., verhoogd voor iedere volle eenheid van 250 m3 met € 219,49;

    • d.

      als niet-woning voor toegevoerd, toegevoegd of opgepompt water

      i. bij een hoeveelheid van 0 tot en met 10 m3 € 73,09;

      ii. bij een hoeveelheid van 11 tot en met 250 m3 € 219,49;

      iii. bij een hoeveelheid van 251 m3 en meer voor iedere volle eenheid van 250 m3 € 219,49;

      iv. met dien verstande dat per perceel niet meer dan 375.000 m3 in rekening wordt gebracht.

  • 4.

    Het tarief voor het gebruikersdeel van de waterzorgzorgheffing bedraagt per perceel € 12,39.

  • 5.

    Voor de vaststelling van een éénpersoons- of meerpersoonshuishouden is beslissend hetgeen hier over op de eerste dag van de maand in het belastingjaar in de Basisregistratie Personen (BRP) is geregistreerd, tenzij blijkt dat op dat moment het aantal personen anders is of, wanneer de belastingplicht later aanvangt.

  • 6.

    In de situatie van een niet-woning waarvan de gebruiker zich voor het eerst in Leeuwarden vestigt wordt de gebruikersheffing van de rioolheffing gesteld op 250 kubieke meter toegevoerd, toegevoegd of opgepompt water, tenzij op voorhand duidelijk is dat het aantal kubieke meters water meer of minder dan 11 m3 zal bedragen.

Artikel 8 Belastingjaar

Voor de riool- en waterzorgheffing is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De riool- en waterzorgheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.

    Het eigenarendeel van de riool- en waterzorgheffing is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2.

    Het gebruikersdeel van de riool- en waterzorgheffing is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 11 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor de rioolheffing en de waterzorgheffing worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde bedragen voor de riool- en/of waterzorgheffing door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de riool- en waterzorgheffing kan kwijtschelding worden verleend voor het eigenaren- en gebruikersdeel met betrekking tot percelen die in hoofdzaak dienen tot woning.

Artikel 13 Overdracht bevoegdheden door de raad

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het redactioneel aanpassen van deze verordening alsmede het wijzigen van de tarieven die voortvloeien uit hogere regelgeving.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening rioolheffingen Leeuwarden 2023", vastgesteld bij raadsbesluit Leeuwarden van 21 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Riool- en Waterzorgheffing Leeuwarden 2024”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023.

De voorzitter,

De griffier,