Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023
CiteertitelVerordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer.

Deze regeling vervangt de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018.

Deze regeling vervangt de Marktverordening gemeente Opmeer 2003.

Deze regeling vervangt de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012.

Deze regeling vervangt de Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
  3. artikel 149 van de Gemeentewet
  4. artikel 2 van de Woningwet
  5. artikel 8 van de Woningwet
  6. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
  7. artikel 9.1 van de Erfgoedwet
  8. artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet
  9. artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging
  10. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  11. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-2023nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-558023

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023

De gemeenteraad van Opmeer,

gelet op:

Gelet op artikel 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

  • artikel 2 en 8 van de Woningwet;

  • artikel 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet;

  • artikel 12 en 15 van de Monumentenwet;

  • artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet;

  • artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging;

  • artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Overwegende:

 

dat de Omgevingswet in werking treedt op 1 januari 2024;

 

dat op grond van die wet de regels die zien op de fysieke leefomgeving opgenomen worden in één gemeentelijk omgevingsplan;

 

dat op grond van het overgangsrecht de gemeente voor 1 januari 2032 dient te beschikken over een omgevingsplan;

 

dat het gelet op de gemeentelijke praktijk vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet wenselijk is de regels, die zien op de fysieke leefomgeving in de diverse gemeentelijke verordeningen in één verordening bijeen te brengen. Deze verordening wordt gefaseerd verwerkt in het Omgevingsplan.

 

dat daarmee de regelgeving voor de inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties overzichtelijker en makkelijker is te vinden en te raadplegen.

 

Besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen de “Verordening Fysieke Leefomgeving Opmeer 2023”

  • 2.

    De onderstaande verordeningen vast te stellen:

    • -

      Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2021; en

    • -

      Verordening tot wijziging van de Beheersverordening begraafplaatsen Opmeer 1992.

  • 3.

    De onderstaande verordeningen in zijn geheel in te trekken:

    • -

      Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer;

    • -

      Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018;

    • -

      Marktverordening gemeente Opmeer 2003;

    • -

      Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012;

    • -

      Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.

Deze besluiten treden in werking op dezelfde datum als dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

 

Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer

fysieke leefomgeving

 

Hoofdstuk 3 Bouwen

 

Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)

 

Hoofdstuk 5 Bodem

 

Hoofdstuk 6 Omgevingshinder

Afdeling 1 Geurhinder (Veehouderijen)

Afdeling 2 Geluidhinder

Afdeling 3 (vuur)werk

Afdeling 4 Ontsiering en stankoverlast

 

Hoofdstuk 7 Buitenruimte

Afdeling 1 Wegen

Afdeling 2 Water

Afdeling 3 Kappen van bomen

Afdeling 4 Markten en standplaatsen

Afdeling 5 Begraafplaatsen

Afdeling 6 Kamperen

Afdeling 7 Crossterreinen

 

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

 

Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving

 

Hoofdstuk 10 Overgangs- en Slotbepalingen

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Bijlage 1 bij deze verordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening geeft regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving die vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet.

Artikel 1.3 Doel van de verordening

  • 1.

    Het doel van deze verordening is om in aanloop naar het gemeente brede omgevingsplan reeds diverse regels aangaande de fysieke leefomgeving vanuit diverse gemeentelijke verordeningen in één verordening samen te brengen.

  • 2.

    Binnen het toepassingsbereik van deze verordening is het doel van de regels:

    • a.

      bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en

    • b.

      een doelmatig beheer en gebruik van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Artikel 1.4 (Beslis)termijnen

  • 1.

    Op een aanvraag om omgevingsvergunning is, tenzij de wet anders bepaald, de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, waarbij de beslistermijn(en) in de zin van afdeling 4.1.3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelden.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de omgevingsvergunning anders is bepaald of de aard van de omgevingsvergunning zich daartegen verzet.

  • 3.

    De aard van de omgevingsvergunning verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal omgevingsvergunningen beperkt is en het aantal mogelijke aanvragen het aantal beschikbare omgevingsvergunningen overtreft.

Artikel 1.5 Voorschriften

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een omgevingsvergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband met de fysieke leefomgeving.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een omgevingsvergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften in acht te nemen.

  • 3.

    Indien iemand zich niet houdt aan de voorschriften en beperkingen opgenomen in een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekken en/of de betreffende werkzaamheden stilleggen.

Artikel 1.6 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders weigert een aanvraag om omgevingsvergunning in ieder geval:

    • a.

      indien de te vergunnen activiteit in strijd is met het bepaalde in deze verordening of een andere wettelijke regelgeving;

    • b.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob).

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een aanvraag om omgevingsvergunning weigeren indien:

    • a.

      dat naar zijn oordeel nodig is in het belang van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving of de bescherming van het milieu;

    • b.

      dat naar zijn oordeel nodig is met het oog op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften;

    • c.

      niet wordt voldaan aan bij of krachtens deze verordening gestelde vereisten om voor de omgevingsvergunning in aanmerking te komen;

    • d.

      de aanvraag om omgevingsvergunning te kort voor de beoogde activiteit is ingediend en daardoor redelijkerwijs een behoorlijke behandeling en beoordeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd als:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    de houder dit verzoekt.

Artikel 1.8 Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit

  • 1.

    Mooi Noord-Holland (hierna: adviescommissie) is de gemeentelijke adviescommissie voor de gemeente Opmeer als bedoeld in artikel 17.9 van de Wet;

  • 2.

    De adviescommissie bestaat uit een monumenten- en welstandscommissie;

  • 3.

    De monumentencommissie adviseert het bevoegd gezag over rijksmonumentenactiviteit(en), cultureel erfgoed en de haar in deze verordening verder opgedragen taken;

  • 4.

    De welstandscommissie adviseert het bevoegd gezag over welstandsaspecten en het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid kan de adviescommissie ook in gemengde samenstelling bijeenkomen en advies uitbrengen;

  • 6.

    De bepalingen over de samenstelling, taakstelling en werkwijze van de adviescommissie zijn vastgelegd in bijlage 2 van deze verordening.

Artikel 1.9 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving

Het doel van dit hoofdstuk is om algemene regels te geven voor de instandhouding, behoud en bescherming van de fysieke leefomgeving. Iedereen dient bij zijn activiteiten voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving in acht te nemen en toe te staan dat maatregelen getroffen worden om de fysieke leefomgeving te beschermen en te behouden.

Artikel 2.1 Algemene zorgplicht

  • 1.

    Een ieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving.

  • 2.

    Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:

    • a.

      alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

    • b.

      voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;

    • c.

      als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd;

  • 3.

    Een ieder die schade toebrengt aan de fysieke leefomgeving is verplicht dit te melden bij het bevoegd gezag.

Artikel 2.2 (Specifieke) zorgplicht staat bestaande bouwwerken

Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het bouwwerk tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.

Artikel 2.3 (Specifieke) zorgplicht gebruik bouwwerken

  • 1.

    Degene die een bouwwerk gebruikt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit gebruik tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.

  • 2.

    Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten in, op of aan een bouwwerk overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:

    • a.

      het op hinderlijke wijze verspreiden van rook, roet, walm, stof, stank, vocht of irriterend materiaal;

    • b.

      het veroorzaken van overlast door geluid, trilling, dieren of verontreiniging; en

    • c.

      het nalaten van het normale onderhoud waardoor het bouwwerk zich niet in een zindelijke staat bevindt.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik van bouwwerken als bedoeld in afdeling 6.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 2.4 (Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken

Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat als gevolg van het gebruik één van de volgende situaties kan ontstaan, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om te voorkomen dat:

  • a.

    Brandgevaar wordt veroorzaakt;

  • b.

    Bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt;

  • c.

    De melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

  • d.

    Het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd;

  • e.

    Het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd; en

  • f.

    Er op een andere manier gevaar voor de brandveiligheid ontstaat of voortduurt.

Artikel 2.5 (Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden

Degene die een bouw- of sloopactiviteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de werkzaamheden kunnen leiden tot beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die beschadiging of belemmering te voorkomen of niet te laten voortduren.

Artikel 2.6 (Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen

  • 1.

    De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan het open erf of terrein en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het open erf of terrein tot gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.

  • 2.

    Degene die een open erf of terrein gebruikt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit gebruik tot gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.

  • 3.

    Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten op een open erf of terrein overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:

    • a.

      het op hinderlijke wijze verspreiden van rook, roet, walm, stof, stank, vocht of irriterend materiaal;

    • b.

      het veroorzaken van overlast door geluid, trilling, dieren of verontreiniging; en

    • c.

      het nalaten van het normale onderhoud van het open erf of terrein waardoor het open erf of terrein zich niet in een zindelijke staat bevindt.

Artikel 2.7 (Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)

Degene die een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.

Artikel 2.8 (Specifieke) zorgplicht toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor derden.

Artikel 2.9 (Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten

De eigenaren, pachters, gebruikers en beheerders van en de rechthebbenden en toezichthouders op de binnen de gemeente gelegen openbare plaatsen zijn verplicht de zich op die gronden bevindende akkermelkdistels, akkerdistels, brandnetels en reuzenberenklauwen, voordat deze gaan bloeien, te bestrijden

Artikel 2.10 Gedoogplicht voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1.

    De rechthebbende op een bouwwerk, is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900 of de Aanvullingswet grondeigendom.

Artikel 2.11 Algeheel verbod oplaten ballonen

Het is verboden één of meer ballonnen op te laten. Onder ballonnen wordt verstaan alle soorten ballonnen, wenslantaarns en soortgelijke objecten die zonder sturing wegdrijven.

Hoofdstuk 3 Bouwen

Artikel 3.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

  • 1.

    Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

    • a.

      waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

    • b.

      voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

    • c.

      dat de grond raakt, of waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd;

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd bodemonderzoek (conform NEN 5740) aantoont dat de bodem niet (meer) verontreinigd is.

Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)

Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor rijksmonument

Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag voor een rijksmonumentenactiviteit aan de gemeentelijke adviescommissie, als bedoeld in artikel 1.8 van deze verordening;

Artikel 4.2 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Opmeer, onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 van de Erfgoedwet, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college van burgemeester en wethouders een programma van eisen vast te stellen, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak ter goedkeuring aan het college van burgemeester en wethouders te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college van burgemeester en wethouders bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college van burgemeester en wethouders in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college van burgemeester en wethouders advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 5 Bodem

Artikel 5.1 Plicht tot afkoppelen

  • 1.

    Bij het oprichten van een nieuw hoofdgebouw op een perceel geldt:

    • a.

      indien het betreffende perceel grenst aan het oppervlaktewater, het hemelwater hierop moet worden geloosd;

    • b.

      het hemel- en grondwater gescheiden van het overige water moet worden aangeleverd aan de perceelgrens, als het niet op eigen perceel kan worden verwerkt.

Hoofdstuk 6 Omgevingshinder

Afdeling 1 Geurhinder (Veehouderijen)

Artikel 6.1 Aanwijzing gebieden

  • 1.

    Als deelgebied A van het grondgebied als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt aangewezen de gebieden binnen de bebouwde kom, gesplitst in een deelgebied A1 (woongebieden met een stedelijk karakter) en een deelgebied A2 (woongebieden met een landelijk karakter);

  • 2.

    Als deelgebied B van het grondgebied als bedoeld in artikel 6, derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt aangewezen het gehele gebied buiten de bebouwde kom binnen de gemeente Opmeer;

  • 3.

    Voor de aangewezen gebieden zoals aangegeven in het eerste en tweede lid, wordt verwezen naar de kaart in bijlage 3, behorende bij deze verordening.

Artikel 6.2 Andere waarden voor de afstand

In afwijking van artikel 4, eerste lid van de Wet geurhinder en veehouderij gelden in de gemeente Opmeer de volgende minimale afstanden tussen het emissiepunt van de stal en de gevel van een geurgevoelig gebouw (GGG) met het daarbij behorende maximaal aantal te houden dieren:

 

Locatie geurgevoelige gebouwen (GGG)

Minimale afstand geel stal- gevel GGG

Minimale afstand emissiepunt stal- gevel GGG

Maximaal aantal dieren waarvoor een vaste afstand geldt

Binnen de bebouwde kom:

woongebieden met een stedelijk karakter

50

Van 100 meter verkleinen naar 50*

150 stuks melkrundvee, excl. vrouwelijk jongvee**

255 stuks melkrundvee, inclusief vrouwelijk jongvee**

38 paarden**

38 landbouwhuisdieren anders dan hierboven vermeld**

woongebieden met een landelijk karakter

50

Van 100 meter verkleinen naar 50*

200 stuks melkrundvee, excl. vrouwelijk jongvee**

340 stuks melkrundvee, inclusief vrouwelijk jongvee**

50 paarden**

50 landbouwhuisdieren anders dan hierboven vermeld**

Buiten de bebouwde kom

25

Van 50 meter verkleinen naar 25*

200 stuks melkrundvee, excl. vrouwelijk jongvee***

340 stuks melkrundvee, inclusief vrouwelijk jongvee***

50 paarden***

50 landbouwhuisdieren anders dan hierboven vermeld***

* Hierbij wordt uitgegaan van het standstil beginsel. De afstand van het emissiepunt van de bestaande stallen tot de geurgevoelige gebouwen mag bij uitbreidingen/wijzigingen van de stallen niet verder worden verkleind. Bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige gebouwen mag de afstand tot de dichtstbijzijnde stal niet kleiner zijn dan de afstand tussen de bestaande geurgevoelige gebouwen en deze stal.

** Als de minimale afstand gevel stal –gevel GGG tussen de 50 en 100 meter is gelegen mag het aantal dieren groter zijn dan aangegeven in de tabel naarmate deze afstand groter is. Dit aantal dieren wordt als volgt berekend bij GGG binnen de bebouwde kom: (minimale afstand gevel stal –gevel GGG)/100 *2*(max. aantal dieren in tabel).

*** Als de minimale afstand gevel stal –gevel GGG tussen de 25 en 50 meter is gelegen mag het aantal dieren groter zijn dan aangegeven in de tabel naarmate deze afstand groter is. Dit aantal dieren wordt als volgt berekend bij GGG buiten de bebouwde kom: (minimale afstand gevel stal –gevel GGG)/50 *2*(max. aantal dieren in tabel).

Voorbeeld: minimale afstand gevel dichtstbijzijnde stal – gevel GGG is 60 meter in de bebouwde kom (woongebied met landelijk karakter): er kunnen dan 60/100*2*200 = 240 stuks melkrundvee worden gehouden.

 

Voor nieuw te bouwen stallen gelden de in de bovengenoemde tabel genoemde maximale aantallen dieren niet onder de volgende voorwaarden:

  • De gevel van de nieuw te bouwen stal moet zijn gelegen op ten minste 50 meter afstand van geurgevoelige gebouwen buiten de bebouwde kom en ten minste 100 meter van geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwde kom.

  • De gevels van de bestaande en vergunde stalruimten moeten op ten minste 25 meter afstand zijn gelegen van geurgevoelige gebouwen buiten de bebouwde kom en ten minste 50 meter van geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwde kom.

  • In bestaande en vergunde stalruimten die gelegen zijn op minder dan 50 meter afstand van geurgevoelige gebouwen buiten de bebouwde kom en/of minder dan 100 meter van geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwde kom mag het aantal dieren niet verder toenemen.

Afdeling 2 Geluidhinder

Artikel 6.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening gelden niet voor door het college van burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 7.1 Invoeringsbesluit Omgevingswet jo. artikel 2.3.21.3 Bruidsschat gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer gebieden.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6.

    Het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau Lar,LT, veroorzaakt door een milieubelastende activiteit, bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen en/of ruimten op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals opgenomen in de vergunningvoorschriften te worden beëindigd.

Artikel 6.4 Melding incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een milieubelastende activiteit toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, niet van toepassing zijn, mits de houder van de milieubelastende activiteit ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het is een milieubelastende activiteit toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 7.1 Invoeringsbesluit Omgevingswet jo. artikel 2.3.21.3 Bruidsschat niet van toepassing is, mits de houder van de milieubelastende activiteit ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een formulier vast voor het doen van de melding.

  • 4.

    De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een milieubelastende activiteit een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, LT, veroorzaakt door de milieubelastende activiteit bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen en/of ruimten op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals opgenomen in de vergunningvoorschriften te worden beëindigd.

  • 9.

    De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, geldt voor het bebouwde gedeelte van de milieubelastende activiteit en niet voor de buitenruimte.

  • 10.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 6.5 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 7.1 Invoeringsbesluit Omgevingswet jo. artikel 2.3.4.2.9, eerste lid, onder i Bruidsschat binnen een milieubelastende activiteit is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige geluidgevoelige gebouwen en/of ruimten niet gelden als de gebruiker van deze geluidgevoelige gebouwen en/of ruimten geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de waarden in in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen en/of ruimten, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en andere geluidsgevoelige ruimten.

    • c.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

  • 2.

    Tabel

    7.00-19.00 uur

    19.00-23.00 uur

    23.00-7.00 uur

    LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

    50 dB(A)

    45 dB(A)

    40 dB(A)

    LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    35 dB(A)

    30 dB(A)

    25 dB(A)

    LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

    70 dB(A)

    65 dB(A)

    60 dB(A)

    LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    55 dB(A)

    50 dB(A)

    45 dB(A)

  • 3.

    Voor de duur van zes uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • 4.

    Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit kwaliteit leefomgeving van toepassing.

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.3 en 6.4.

Artikel 6.6 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een milieubelastende activiteit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Aanvullingswet Geluid, de Zondagswet, het tijdelijke Omgevingsplan, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale Omgevingsverordening.

 

Vuur(werk)

Artikel 6.7 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden.

Artikel 6.8 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is enkel toegestaan om consumentenvuurwerk te gebruiken tussen 31 december 18:00 uur en 1 januari 02:00 uur van het daarop volgende jaar, tenzij het op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, hinder en overlast aangewezen vuurwerkvrijezone plaatsvindt;

  • 2.

    Het is verboden om consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, hinder of schade kan veroorzaken;

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 6.9 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Ter bescherming van de gezondheid, veiligheid en natuur is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders in de openlucht afvalstoffen te verbranden, buiten een milieubelastende activiteit in de zin van de wet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het verbod, als bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

    • a.

      Verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      Sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven en vuren ten behoeve van hottubs;

    • c.

      Vuur voor koken, bakken en braden;

  • mits, geen afvalstoffen worden verbrand en er geen sprake is van gevaar, hinder en/of overlast voor de omgeving.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren ter bescherming van de gezondheid, veiligheid en natuur.

  • 4.

    Het verbod, als bedoeld in het eerste lid is (ook) niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1º en 3º, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale Omgevingsverordening

 

Afdeling 4 Ontsiering en Stankoverlast

Artikel 6.10 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden;

  • 2.

    Het is verboden om zonder toestemming van de rechthebbende een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanpakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen; of,

    • b.

      met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen;

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing als gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift;

  • 4.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is ook niet van toepassing op de volgende door het college aangewezen aanpakborden,

    • a.

      Opmeer: bij de kruising van de Plantenlaan met de Breestraat;

    • b.

      Hoogwoud: bij de kruising van de Oostboekelweg met de Herenweg;

    • c.

      Hoogwoud: op het recreatieterrein De Weijver, bij de skatebaan;

    • d.

      Aartswoud: langs de Schoolstraat, bij de ingang van het parkeerterrein naast Schoolstraat 32;

    • e.

      De Weere: langs de Vekenweg, voor het perceel Vekenweg 2;

  • mits het betreft het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen én geen handelsreclame betreft

Artikel 6.11 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    het is verboden op door het college van burgemeester en wethouders ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een milieubelastende activiteit in de zin van de wet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels;

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden in het eerste lid.

Artikel 6.12 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor er ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of waardoor het verkeer in gevaar komt.

Hoofdstuk 7 Buitenruimte

Afdeling 1 Wegen

Artikel 7.1 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    De omgevingsvergunning wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders als het in het eerste lid bedoelde gebruik een omgevingsplanactiviteit betreft in het kader van het opslaan van roerende zaken in een daarbij aangewezen gedeelte van de gemeente.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan een omgevingsvergunning worden geweigerd:

    • a.

      als het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaken.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen, terrassen, standplaatsen, voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard, situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Provinciale Omgevingsverordening; of

    • b.

      de onderstaande door het college van burgemeester en wethouders aangewezen categorieën van voorwerpen:

  • Alle voorwerpen die geen reclame-uiting bevatten indien:

    • 1.

      Het gebruik geen schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg;

    • 2.

      Het gebruik voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

    • 3.

      Het gebruik niet langer duurt dan 72 uur; en

    • 4.

      Het betreffende voorwerp tenminste een vrije doorgang van 2 meter of fietspaden en voetpaden en een vrijde doorgang van 4 meter op de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer laat.

Artikel 7.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen, of te hebben op zodanige wijze dat er een onveilige fysieke leefomgeving ontstaat, het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.

Artikel 7.3 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend door het van het college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke werkzaamheden worden verricht en/of de werkzaamheden niet in strijd zijn met het (tijdelijke) omgevingsplan;

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Omgevingsverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 7.4 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is toegestaan een uitweg te maken of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg, mits de te maken uitweg, of bestaande uitweg:

    • a.

      niet uitkomt op een weg waar de toegestane maximum snelheid 60 km/u of meer bedraagt; en

    • b.

      op een afstand van 5 meter, of meer, is gelegen van een kruispunt en/of kruising; en

    • c.

      er geen openbare parkeerplaats verloren gaat; en

    • d.

      er geen gemeentegrond hoeft te worden overbrugd; en

    • e.

      de inrit maximaal 3 meter breed is; en

    • f.

      er geen aanpassingen aan de inrichting van de openbare ruimte noodzakelijk zijn; en

    • g.

      er binnen een meter van de weg geen materialen gebruikt worden die de openbare weg kunnen beschadigen, zoals bijvoorbeeld los grind.

  • 2.

    Van een voornemen tot het maken van een uitweg of tot het aanbrengen van veranderingen in een bestaande uitweg, zoals bedoeld in het eerste lid, dient 5 werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden een melding te worden gedaan bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders een uitweg te maken of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg die niet voldoet aan de in het eerste lid, onder a tot en met e genoemde voorschriften;

  • 4.

    De omgevingsvergunning wordt geweigerd:

    • a.

      Als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • b.

      Als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • c.

      Ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg; of

    • d.

      Als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats en/of het openbaar groen.

  • 5.

    Het verbod in het derde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciale Omgevingsverordening.

 

Afdeling 2 Water

Artikel 7.5 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1.

    Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2.

    Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk vier weken tevoren een melding aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4.

    Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartsverkeerswet, Het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommuncatiewet.

Artikel 7.6 Ligplaats vaartuigen

  • 1.

    Het is toegestaan om een ligplaats in te nemen met een vaartuig, niet zijnde een woonboot, voor recreatieve doeleinden, mits:

    • a.

      de ligplaats gesitueerd is aan een zogeheten private walkant;

    • b.

      er slechts 1 ligplaats per perceel aanwezig is;

    • c.

      minimaal 2/3 van het vaarwater vrij doorvaarbaar blijft, met een minimum van 6 meter; en

    • d.

      het betreffende vaartuig op minstens 6 meter afstand ligt van waterstaatkundige kunstwerken, zijnde duiker, stuw, gemaal e.d.

  • 2.

    Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van het openbaar water.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het tweede lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, de gezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 4.

    Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Provinciale Omgevingsverordening of de Omgevingsverordening van het Hoogheemraadschap.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, de gezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 6.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college van burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 7.7 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale Omgevingsverordening of de Omgevingsverordening van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

 

Afdeling 3 Kappen van bomen

Artikel 7.8 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is toegestaan om houtopstanden te vellen zonder omgevingsvergunning, mits de betreffende houtopstand niet vermeld staat op de bomenlijst van de gemeente Opmeer.

  • 2.

    Voor het vellen van een houtopstand die vermeld staat op de bomenlijst is een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders vereist;

  • 3.

    Houtopstanden die vermeld staan op de bomenlijst zijn weergegeven in bijlage 4 behorende bij deze verordening;

  • 4.

    De omgevingsvergunning, als bedoeld in het tweede lid, kan worden geweigerd op grond van:

    • a.

      De hoge leeftijd van de houtopstand;

    • b.

      De verschijningsvorm van de houtopstand;

    • c.

      De cultuur- en/of natuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • d.

      De ecologische en/of natuurwaarde van de houtopstand;

    • e.

      De dendrologische waarde/zeldzaamheid van de houtopstand;

    • f.

      De waardevolle beplantingsvorm en/of structuur van de houtopstand;

    • g.

      De beeldbepalende waarde van de houtopstand.

  • 5.

    Bij een omgevingsvergunning, als bedoeld in het tweede lid, kan het college van burgemeester en wethouders een herplantingsplicht als voorschrift verbinden.

Artikel 7.9 Bestrijding Iepziekte

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor de natuur, vanwege de verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      Indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      De iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • c.

      Of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van dit verbod.

 

Afdeling 4 Markten en standplaatsen

Artikel 7.10 Weekmarkt Opmeer

  • 1.

    De weekmarkt vindt plaats op iedere dinsdag van 10:00 uur tot 16:00 uur in Spanbroek op ’t Wuiver;

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de weekmarkt tijdelijk zal plaatsvinden:

    • a.

      Op een andere dag;

    • b.

      Op een andere tijd;

    • c.

      Op een andere plaats;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd te bepalen dat de weekmarkt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders bepaalt tevens ten aanzien van de weekmarkt:

    • a.

      Het aantal marktstandplaatsen;

    • b.

      De afmetingen van de marktstandplaatsen;

    • c.

      De opstelling en indeling van de weekmarkt;

    • d.

      Welke standplaatsen worden toegewezen als vaste marktstandplaats en als standwerkplaatsen;

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voor de weekmarkt vaststellen:

    • a.

      Een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      Een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 7.11 Jaarmarkt Opmeer en Lappenmarkt

  • 1.

    De Jaarmarkt wordt gehouden op de iedere eerste zaterdag van september en de Lappenmarkt wordt gehouden in mei (op een maandag)

  • 2.

    Het college bepaalt ten aanzien van de Jaar- en Lappenmarkt:

    • a.

      De exacte dag en het tijdstip;

    • b.

      Het aantal marktstandplaatsen;

    • c.

      De afmetingen van de marktstandplaatsen;

    • d.

      De opstelling en indeling van de Jaar- en Lappenmarkt.

Artikel 7.12 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze afdeling

Artikel 7.13 Omgevingsvergunning marktstandplaats

  • 1.

    Het is verboden een vaste marktstandplaats op een weekmarkt in te nemen zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij het beoordelen en besluiten op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid houdt het college van burgemeester en wethouders, vanwege de beperkte beschikbaarheid, rekening met het bepaalde in bijlage 5.

  • 3.

    Indien het college van burgemeester en wethouders besluit om een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid te verlenen verbindt zij aan deze omgevingsvergunning in ieder geval de voorwaarden met betrekking tot het gebruik van de standplaats overeenkomstig het bepaalde in bijlage 6.

Artikel 7.14 Intrekking en schorsing omgevingsvergunning marktstandplaats

Onverminderd het bepaalde elders in deze verordening kan het college een omgevingsvergunning voor een vaste marktstandplaats, als bedoeld in artikel 7.13, eerste lid, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 7.15 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder op de weekmarkt van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigd marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 7.16 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien hij dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 7.17 Losse standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het innemen, of hebben, van een losse standplaats is toegestaan op een locatie die als zodanig is (mede)bestemd in het tijdelijke omgevingsplan;

  • 2.

    Degene die een losse standplaats inneemt als bedoeld in het eerste lid doet hiervan twee werkdagen van tevoren schriftelijk melding bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders een losse standplaats in te nemen, of te hebben, op locaties anders dan bedoeld in het eerste lid. Dit verbod geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciale Omgevingsverordening;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de omgevingsvergunning als bedoeld in het derde lid weigeren als:

    • a.

      Er sprake is van strijdigheden met het geldende tijdelijke omgevingsplan; of

    • b.

      De standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand; of

    • c.

      Er sprake is van een ongeschikte locatie voor een standplaats; of

    • d.

      Er sprake is van particulier terrein waar de standplaats in zal worden genomen en geen toestemming is verkregen van de eigenaar van het betreffende terrein; of

    • e.

      Een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met dwingende reden van algemeen belang

Afdeling 5 Begraafplaatsen

Artikel 7.18 Grafkelder

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders een grafkelder aan te leggen.

Artikel 7.19 Gedenkteken

  • 1.

    Het is toegestaan, om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, op het graf een gedenkteken te plaatsen in de vorm van een grafsteen, kruis alsmede hekwerk en kettingen te plaatsen, mits:

    • a.

      dit bestaat uit duurzame materialen, zoals natuursteen, metaal, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort; en

    • b.

      het gedenkteken geen grotere afmetingen heeft dan die van het graf en niet hoger is dan 1,5 meter; en

    • c.

      De onderdelen vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de in dit artikel genoemde beperkingen.

  • 3.

    Omtrent de wijze van aanvragen van de ontheffing, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de ontheffing weigeren, indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 7.20 Grafbeplanting

  • 1.

    Op een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen. Op een graf mogen één jarige gewassen en winterharde gewassen worden geplant.

  • 2.

    Winterharde beplantingen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moeten door besnoeiing binnen de oppervlakte worden gehouden. Ter voorkoming van schade aan naastgelegen graven is het niet toegestaan diepwortelende beplantingen op de graven te planten.

  • 3.

    Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren en beplantingen die naast een graf zijn geplaatst, respectievelijk groeien kunnen door de beheerder van de begraafplaats worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondeling of schriftelijk verzoek heeft gedaan bij de beheerder.

Artikel 7.21 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende op een eigen graf is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen;

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college van burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is;

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

 

Afdeling 6 Kamperen

Artikel 7.22 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1.

    Op het terrein bij de Haven in Spanbroek aan de Hertog Willemweg is het toegestaan om voor maximaal 3 aaneengesloten dagen campers of daar aan gelijk te stellen zelfrijdende voertuigen te plaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf buiten daarvoor aangewezen kampeerterreinen. Dit kan uitsluitend op het terrein in de drie daarvoor aangewezen kampplaatsen ten behoeve van nachtrecreatie. Deze kampeerplaatsen worden met bebording aangewezen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan hierbij voor het in het eerste lid genoemde terrein nadere regels stellen ter bescherming van de natuur en het landschap.

Artikel 7.23 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf is toegestaan op een kampeerterrein dat als zodanig is (mede)bestemd in het (tijdelijke) omgevingsplan of op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen kampeerplaats, zoals is genoemd in artikel 7.22.

  • 2.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders kampeermiddelen te plaatsen en geplaatst te houden, op locaties anders dan bedoeld in het eerste lid. Dit verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op eigen terrein;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in het tweede lid, weigeren in het belang van de bescherming van de natuur en het landschap.

 

Afdeling 7 Crossterreinen

Artikel 7.24 Crossterreinen

Het is verboden om met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te maken of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben op een locatie die niet als zodanig is (mede)bestemd in het (tijdelijke) omgevingsplan;

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen, andere voorschriften en wet- en regelgeving waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen, indien de bevoegde instantie en/of orgaan de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn, het voorschrift of de wet- en regelgeving heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving

Artikel 9.1 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders krachtens artikel 18.6 van de wet aangewezen personen.

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college van burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    Een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 10.2 Wijziging van regelingen

De onderstaande verordeningen worden gewijzigd

  • 1.

    Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2021; en

  • 2.

    Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992.

Artikel 10.3 Intrekken oude regelingen

De onderstaande verordeningen worden in zijn geheel ingetrokken:

  • 1.

     

  • 2.

    Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018; en

  • 3.

    Marktverordening gemeente Opmeer 2003; en

  • 4.

    Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012; en

  • 5.

    Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.

Artikel 10.4 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen om omgevingsvergunningen en ontheffingen, die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld op basis van de oude (separate) verordeningen.

  • 2.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2021, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 3.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 4.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer 2014, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 5.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 6.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 7.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 8.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

  • 9.

    (omgevings)vergunningen, meldingen of ontheffingen verleend op grond van de Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater, gelden als omgevingsvergunning, melding of ontheffing op grond van deze verordening;

Artikel 10.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 29 december 2023 als dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 10.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023.

Aldus besloten in de vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer, 14 december 2023.

De voorzitter,

G.J. van den Hengel

De griffier,

L. Gijben

BIJLAGE 1 behorende bij artikel 1.1 van deze verordening (Begripsbepalingen)

 

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • 1.

    Archeologisch monument: archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

  • 2.

    Archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart;

  • 3.

    Ballon(nen): Alle soorten ballonnen, wenslantaarns en soortgelijke objecten die zonder sturing wegdrijven;

  • 4.

    Bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 5.

    Begraafplaats: de begraafplaatsen welke zijn gelegen bij de Nederlandse Hervormde kerkgebouwen te Aartswoud, Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek;

  • 6.

    Beheerder van de begraafplaats: degene die is belast met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • 7.

    Bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer;

  • 8.

    Bouwactiviteit: activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk;

  • 9.

    Bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

  • 10.

    Bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;

  • 11.

    Breekverbod: verbod voor het uitvoeren van breek- en werkzaamheden in de grond, geldend onder andere bij extreme weersomstandigheden of bij evenementen;

  • 12.

    Bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 13.

    Bruidsschat: de artikelen als bedoeld in Hoofdstuk 7 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, genaamd voormalige rijksregels (bruidsschat);

  • 14.

    Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal milieubelastende activiteit(en) is verbonden;

  • 15.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer;

  • 16.

    Consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit;

  • 17.

    Dierenverblijf: gebouw met inbegrip van de verharde uitloop voor het houden van landbouwhuisdieren of een ander bouwwerk voor het houden van pelsdieren;

  • 18.

    Evenementen: evenementen als bedoeld in artikel 2:24 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2019;

  • 19.

    Fysieke leefomgeving: fysieke leefomgeving als bedoeld in artikel 1.2 van de wet;

  • 20.

    Gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Woningwet;

  • 21.

    Gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • 22.

    Gedenkteken: voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

  • 23.

    Gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht of in artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, een publiekrechtelijke vergunning of een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • 24.

    Geluidgevoelig gebouw: geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 5.56 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • 25.

    Geluidgevoelige ruimte: geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 5.57 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • 26.

    Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het Omgevingsplan;

  • 27.

    Geurgevoelig gebouw: geurgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 5.91 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • 28.

    Geurhinder: gevolgen voor het milieu door de emissie van geur;

  • 29.

    Grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats;

  • 30.

    Grondroerder: degene, waaronder de netbeheerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding werkzaamheden worden verricht;

  • 31.

    Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • 32.

    Houder van een milieubelastende activiteit: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een milieubelastende activiteit uitvoert;

  • 33.

    Hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • 34.

    Houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen;

  • 35.

    Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal milieubelastende activiteit(en);

  • 36.

    Instemmingsbesluit: besluit van het college van burgemeester en wethouders op een aanvraag van voorgenomen werkzaamheden;

  • 37.

    Kabels en/of leidingen: kabels en/of leidingen als onderdeel van een openbaar net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, enzovoorts) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken. Voorbeelden van deze kabels en leidingen zijn kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen), waterleidingen en kabels en leidingen ten behoeve van industriële netwerken;

  • 38.

    Kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in de zin van artikel 5.1, tweede lid, onder a van de wet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • 39.

    Landbouwhuisdier(en): zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren of een paard of pony voor het fokken;

  • 40.

    Losse standplaats: een standplaats buiten het marktterrein;

  • 41.

    Lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam: activiteit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de wet;

  • 42.

    Lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk: activiteit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de wet;

  • 43.

    Marktstandplaats: de ruimte die voor de duur van de weekmarkt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • 44.

    Milieubelastende activiteit: activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit;

  • 45.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990);

  • 46.

    Net of netwerk: samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of informatie (een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1 onderdelen e en h van de Telecommunicatiewet);

  • 47.

    Netbeheerder: de rechtspersoon die acteert als beheerder van een net of netwerk voor (de levering van) elektriciteit, gas, water, WKO (Warmte Koude Opslag), dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;

  • 48.

    Niet-openbare kabels en/of leidingen: kabels en/of leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet gebruikt worden om openbare (voor het publiek beschikbare) diensten aan te bieden;

  • 49.

    Omgevingsplan: omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de wet;

  • 50.

    Omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de wet;

  • 51.

    Omwonenden: de bewoners en bedrijfsmatige gebruikers van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels en/of leidingen;

  • 52.

    Onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;

  • 53.

    Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • 54.

    Openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor publiek, niet zijnde een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Grondwet;

  • 55.

    Plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • 56.

    Programma van eisen: programma dat door het bevoegd gezag wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • 57.

    Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • 58.

    Rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

  • 59.

    Rijksmonumentenactiviteit: activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

  • 60.

    Sloopactiviteit: activiteit inhoudende het slopen van een bouwwerk;

  • 61.

    Slopen: geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen;

  • 62.

    Spoedeisende reparatie of onderhoudswerk waarvan uitstel niet mogelijk is als een werkzaamheden ernstige belemmering of storing van de dienstverlening in het betreffende net is opgetreden;

  • 63.

    Standplaats: standplaats als bedoeld in artikel 5:17 Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021;

  • 64.

    Terrassen: terrassen als bedoeld in artikel 2:27 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2019;

  • 65.

    Tijdelijk Omgevingsplan: het tijdelijk deel van het omgevingsplan gedurende de overgangsfase als bedoeld in artikel 22.1 van de wet;

  • 66.

    Vaste marktstandplaats: de vaste standplaats die op een weekmarkt voor een bepaald aantal dagen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • 67.

    Vellen: rooien, met inbegrip van verplanten, als mede het verrichten van handelingen die de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • 68.

    Verstrooiingsplaats: een plaats waarop as verstrooid wordt;

  • 69.

    Voertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • 70.

     

  • 71.

    Wateronttrekkingsactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de wet;

  • 72.

    Weekmarkt: de door het college ingestelde wekelijkse warenmarkt;

  • 73.

    Weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 74.

    de Wet: De Omgevingswet

 

BIJLAGE 2 behorende bij artikel 1.8 van deze verordening (Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit)

 

Artikel 1 Samenstelling monumentencommissie

De monumentencommissie bestaat uit acht leden met verschillende specialisaties plus een voorzitter en een secretaris die tevens lid zijn van de monumentencommissie. Per vergadering zijn vier leden aanwezig. De samenstelling van de monumentencommissie is afhankelijk van de aard van de adviesvragen.

 

Artikel 2 Samenstelling welstandscommissie

  • 1.

    De welstandscommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en drie leden, waarvan ten minste twee leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.

  • 2.

    Voor de voorzitter en leden worden twee plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 3.

    De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.

  • 4.

    De voorzitter en leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur.

  • 5.

    De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger.

Artikel 3 Jaarlijkse verantwoording

De monumenten- en welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad waarin ten minste aan de orde komt:

  • Op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

  • De werkwijze van de monumenten- en welstandscommissie;

  • Op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

  • De aard van de beoordeelde plannen;

  • De bijzondere projecten

De monumenten- en welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijke ruimtelijke kwaliteitsbeeld in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

 

Artikel 4 Termijn van advisering

  • 1.

    De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning uit binnen vier weken nadat door of namens het bevoegd gezag daarom is verzocht.

  • 2.

    De monumentencommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning uit binnen vier weken nadat door of namens het bevoegd gezag daarom is verzocht.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid brengt de monumentencommissie het advies over een rijksmonumentenactiviteit uit binnen acht weken nadat door of namens het bevoegd gezag daarom is verzocht.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan in hun verzoek om advies de adviescommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het advies. Een langere termijn kan door het bevoegd gezag worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 16.64, tweede lid van de wet.

Artikel 5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de adviescommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de adviescommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning hierom bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de adviescommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.

  • 3.

    In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de adviescommissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de adviescommissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.

  • 4.

    Er is geen spreekrecht.

Artikel 6 Afdoening onder verantwoordelijkheid

  • 1.

    De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 2 (bijlage 2), onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.

  • 2.

    In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.

Artikel 7 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1.

    De adviescommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2.

    Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens het bevoegd gezag gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

BIJLAGE 3 behorende bij artikel 6.1 van deze verordening (Aangewezen gebieden)

 

 

BIJLAGE 4 behorende bij artikel 7.8 van deze verordening (Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden)

 

Of uw houtopstand vermeld staat op de Bomenlijst van de gemeente Opmeer kunt u digitaal nakijken.

 

Bomenlijst:

http://opmeer.allesoverbeheer.nl/waardevolle-houtopstanden/

BIJLAGE 5 behorende bij artikel 7.13 van deze verordening (Omgevingsvergunning markt)

 

Bij het beoordelen en besluiten op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.13 eerste lid houdt het college, vanwege de beperkte beschikbaarheid, rekening met het onderstaande.

 

Artikel 1 Vereisten

Voor toewijzing van een marktstandplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

 

Artikel 2 Inhoud vaste marktstandplaatsvergunning

  • 1.

    Een vaste marktstandplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste marktstandplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitslijst;

    • f.

      dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn marktstandplaats schoon oplevert;

    • g.

      van wie en op welke wijze de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

    • h.

      welke geluidsapparatuur op de marktstandplaats is toegestaan; en

    • i.

      welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

  • 2.

    Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 3 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste marktstandplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste marktstandplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

 

Artikel 4 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1.

    Het college schrijft de aanvrager in op de wachtlijst, indien:

    • a.

      de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 1 (bijlage 5), maar aan hem geen vaste marktstandplaats kan worden toegewezen; en

    • b.

      de aanvrager heeft aangegeven dat hij op de wachtlijst wil worden geplaatst.

  • 2.

    Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3.

    Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 4.

    De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 5 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 3 (bijlage 5) wordt voldaan.

Artikel 6 Volgorde toewijzing vaste marktstandplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste marktstandplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste marktstandplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van marktstandplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst indien dit niet in strijd is met een evenwichtige verdeling van de food en de non-foodstandplaatsen als bedoeld in artikel 7.10 lid 4 sub c en het branchebesluit artikel 2 lid 2;

  • b.

    degene die zich op de lijst van gegadigden heeft laten inschrijven in volgorde van inschrijving op deze lijst, indien dit niet in strijd is met een evenwichtige verdeling van de food en de non-foodstandplaatsen als bedoeld in artikel 7.10 lid 4 sub c en het branchebesluit artikel 2 lid 2.

Artikel 7 Overschrijving vaste marktstandplaatsvergunning

  • 1.

    In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste marktstandplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste marktstandplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3.

    Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4.

    Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 8 Intrekking vaste marktstandplaatsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een vaste marktstandplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 7 (bijlage 5) de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vaste marktstandplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 1 (bijlage 5) genoemde vereisten.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 7 (bijlage 5) is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste marktstandplaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Artikel 9 Toewijzing dagplaats

  • 1.

    Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2.

    De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf één uur voor aanvang van de markt, aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 10 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1.

    Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 2.

    Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3.

    Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

 

BIJLAGE 6 behorende bij artikel 7.12 van deze verordening (Omgevingsvergunning markt)

 

Bij het verlenen van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.13 eerste lid verbindt het college, met betrekking tot het gebruik van de standplaats, in ieder geval onderstaande voorwaarde(n).

 

Artikel 1 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1.

    De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven;

  • 2.

    De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan;

  • 3.

    De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 2 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4.

 

Artikel 3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2.

    De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

  • 3.

    Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 4 Ontheffing en vervanging

  • 1.

    In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1.

    Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2.

    De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1.

    Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan twee uur voor aanvang en meer dan een half uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk een half uur na aanvang van de markt heeft ingenomen, wordt de betreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

 

TOELICHTING

Algemene toelichting

 

Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt de wetgeving voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet heeft als doel het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en het gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

 

Gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving worden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gebundeld in een Omgevingsplan. Op dit moment staan deze regels nog verspreid in de diverse bestemmingsplannen, (beheers)verordeningen en beleidsregels. Door de regelgeving te bundelen wordt het voor inwoners, ondernemers en organisaties overzichtelijker en zijn regels makkelijker te vinden.

 

Deze verordening bevat beleid, dat al is vastgesteld door de gemeenteraad. Bij het omzetten zijn de regels geüniformeerd, verduidelijkt en in een structuur geplaatst die aansluit bij de Omgevingswet. Daarbij is ook gekeken op welke punten bestaand beleid kan worden gedereguleerd. Verder hebben er veel redactionele en technische wijzigingen plaatsgevonden.

 

In deze eerste tranche van de Verordening Fysieke Leefomgeving (hierna: VFL) worden de regels uit 8 verordeningen gebundeld. Hiervan gaan 6 verordening volledig op in de VFL en worden daarom ingetrokken. Dit zijn:

 

  • Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer 2014; en

  • Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer; en

  • Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018; en

  • Marktverordening gemeente Opmeer 2003; en

  • Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012; en

  • Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.

2 verordeningen wijzigen, omdat slechts een deel van de regels overgaat naar de VFL. Dit zijn:

 

  • Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2019; en

  • Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992.

De regels uit deze verordening zullen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gefaseerd worden verwerkt in het Omgevingsplan.

 

Aan het eind van de toelichting staat een transponeringstabel waarin is opgenomen waarop een artikel in deze verordening is gebaseerd.

 

Structuur VFL

De Structuur van de verordening (opbouw en inhoud) is zoveel mogelijk regionaal afgestemd met de omliggende West-Friese gemeenten, te weten: Hoorn, Koggenland, Medemblik, Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland.

 

Inhoudelijke wijzigingen

 

Aan het eind van de toelichting staat een transponeringstabel, waarin is opgenomen waarop een artikel in deze verordening is gebaseerd en daarbij zijn de wijzigingen toegelicht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

 

Het eerste hoofdstuk bevat inleidende algemene bepalingen. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen die nodig zijn om de verordening te kunnen toepassen. De meeste verordeningen beginnen met een opsomming van begripsbepalingen. In de Verordening fysieke leefomgeving is er voor gekozen om in het eerste artikel te verwijzen naar een bijlage, waarin de begrippen zijn opgenomen.

 

Hiermee wordt aangesloten bij de structuur van de Omgevingswet, waarin de begrippen ook in een bijlage zijn ondergebracht. De gebruikte begrippen zijn over het algemeen niet gewijzigd ten opzichte van eerdere verordeningen. Het aantal dubbele of overlappende begripsbepalingen is beperkt.

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gebruikt, gedefinieerd.

 

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Dit artikel is nieuw. Deze eerste tranche van de VFL bevat (een deel van de) regels die voorheen waren opgenomen in de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer 2014,; Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer, Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018, Marktverordening gemeente Opmeer 2003, Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012, Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater, Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2019 en Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992.

 

Uiteindelijk worden de regels uit deze verordening samen met de bestemmingsplannen en de beheersverordening opgenomen in het toekomstige omgevingsplan.

 

Artikel 1.3 Doel van de verordening

Het eerste lid geeft het doel van deze verordening weer. Het tweede lid is gebaseerd op de (algemene) doelen uit de Omgevingswet en geeft zodoende het overkoepelende doel van deze verordening aan.

 

Artikel 1.4 (Beslis)termijnen

Deze termijn is genoemd in diverse verordeningen en staat eveneens in artikel 16.64 van de Omgevingswet.

Uit artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) volgt dat de beslistermijn ingaat op het moment dat de oorspronkelijke aanvraag is ingediend. De beslistermijn wordt opgeschort als de aanvraag niet volledig is. De aanvrager wordt verzocht de aanvraag te complementeren binnen een bepaalde termijn.

Wanneer de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing wordt verklaard, nemen burgemeester en wethouders binnen 6 maanden een besluit.

 

Artikel 1.5 Voorschriften

In literatuur en jurisprudentie is men het erover eens dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan. Toch verdient het uit een oogpunt van duidelijkheid aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen. Daarbij moet ook – ten overvloede – worden aangegeven dat die voorschriften uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van de vergunning of ontheffing is gesteld. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere (administratieve) sancties.

 

Artikel 1.6 Algemene weigeringsgronden

Tot voor kort kenden vergunningstelsel vaan een artikellid of –leden met eigen weigeringsgronden. Deze werden op verschillende manieren omschreven wat suggereerde dat in verschillende bepalingen materieel andere weigeringsgronden golden. Dit was meestal echter niet het geval. IN het kader van deregulering, vermindering van de administratieve lasten en in aanloop naar de Omgevingswet is kritisch naar de weigeringsgronden gekeken. We hebben ter bevordering van de systematiek en duidelijkheid ervoor gekozen om in Hoofdstuk 1 algemene weigeringsgronden te formuleren. In de afzonderlijke vergunningstelsels zijn de betreffende artikel(led)en vervallen. Alleen als er voor een vergunning andere weigeringsgronden gelden dan in artikel 1.6 genoemde, worden die in het betreffende artikel specifiek benoemd.

 

Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

Naast deze algemene wijzigings- en intrekkingsgronden kennen de wet en deze verordening ook specifieke wijzigings- en intrekkingsgronden.

 

Artikel 1.8 Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit

Dit artikel is gebaseerd op de Woningwet en de Erfgoedwet. De overige bepalingen, over de samenstelling, taakstelling en werkwijze van de adviescommissie, zijn vastgelegd in Bijlage 2.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit ontleend aan de Omgevingswet.

 

Artikel 1.9 Nadere regels

De bevoegdheid voor het stellen van nadere regels, in verband met de uitvoering het bepaalde in deze verordening wordt door de gemeenteraad gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

 

Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving

 

Algemene zorgplicht

De Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht. Dit houdt in dat zowel overheden, bedrijven als burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. En dus niet alleen de overheid. Deze algemene zorgplicht is vooral een vangnet als er geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn. Als deze specifieke decentrale- en rijksregels er wel zijn, geldt de algemene zorgplicht niet meer.

 

Specifieke zorgplicht

Specifieke zorgplichten borduren voort op de algemene zorgplicht, maar zijn concreter.

Een specifieke zorgplicht is toegespitst op specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. Het zijn algemene regels. Deze regels gelden direct voor burgers en bedrijven.

 

De specifieke zorgplicht is er ook omdat er altijd onvoorziene situaties kunnen ontstaan. Ontwikkelingen waarmee de wetgever vooraf geen rekening kon houden. Zo kan na nieuw onderzoek blijken dat bepaalde stoffen schadelijker zijn dan eerder bekend was. Of kan er een nieuwe techniek ontstaan om nadelige effecten tegen te gaan. Burgers en bedrijfseigenaren moeten blijven nadenken over de gevolgen van hun activiteiten. Met name als situaties of omstandigheden veranderen. Zij zijn verplicht goed op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. De specifieke zorgplicht biedt dus ook in toekomstige situaties bescherming van de leefomgeving.

 

Artikel 2.1 Algemene zorgplicht

Dit artikel komt voort uit de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet. De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die activiteiten uitvoert in de fysieke leefomgeving, ongeacht de aard, omvang en duur van de activiteiten voldoende zorg in acht neemt voor de fysieke leefomgeving.

 

De zorgplicht zorgt voor:

  • mensen bewust worden gemaakt van de eigen verantwoordelijk die zij hebben bij hun handelen in de fysieke leefomgeving.

  • een leidraad voor gedrag, wanneer er geen concrete bepalingen aanwezig zijn en/of toereikend blijken.

  • biedt een maatstaf voor de beoordeling van gedrag, en – bieden van een rechtvaardigingsgrond voor bestuurlijke handhaving in gevallen van onmiskenbare strijd met de zorgplicht (vangnet).

De verwachting is dat de zorgplicht in de praktijk een beperkte, maar nuttige functie zal vervullen bij het waarborgen van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Een voorbeeld hiervan is het oorspronkelijk artikel 4:13 APV. Dit artikel is niet overgenomen in deze verordening. De zorgplicht stimuleert dat burgers zelf nadenken dat het opslaan van bepaalde materialen tot hinder en risico’s kan leiden voor de fysieke leefomgeving.

 

Tot slot laat de zorgplicht onverlet dat de uit het burgerlijk recht voortvloeiende aansprakelijkheid en ook de mogelijkheden van overheden om als rechtspersoon met gebruikmaking van het privaatrecht de naleving van rechtsregels te bevorderen.

 

Artikel 2.2 (Specifieke) zorgplicht staat bestaande bouwwerken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de staat van bestaande bouwwerken.

 

Artikel 2.3 (Specifieke) zorgplicht gebruik bouwwerken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.4.3 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het gebruik van bouwwerken.

 

Artikel 2.4 (Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 6.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het brandveilig gebruik van bouwwerken.

 

Artikel 2.5 (Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.2.2 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.

 

Artikel 2.6 (Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.5.2 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het gebruik van open erven en terreinen.

 

Artikel 2.7 (Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)

Dit artikel is gebaseerd op artikel 13.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met erfgoed (monumenten en archeologie).

 

Artikel 2.8 (Specifieke) zorgplicht toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9 APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen.

 

Artikel 2.9 (Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten

Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9a APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met (de verspreiding van) moeilijk te bestrijden planten.

 

Artikel 2.10 Gedoogplicht voorzieningen voor verkeer en verlichting

Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 2:21 APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met het gedogen van voorzieningen voor verkeer en verlichting.

 

In beginsel biedt de Belemmeringenwet privaatrecht het kader om op het eigendomsrecht van anderen inbreuk te maken. De Belemmeringenwet is echter in haar toepassing bedoeld voor zodanige inbreuken op dat eigendomsrecht waardoor het gebruik van de desbetreffende onroerend zaak al dan niet tijdelijk beperkt wordt.

 

Deze gedoogplicht is alleen dan aanwezig wanneer de voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting het gebruiksrecht van de eigenaar niet aantasten.

 

Artikel 2.11 Algeheel verbod oplaten ballonen

Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9b APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met ballonnen.

 

Het is wenselijk om het oplaten van ballonnen te verbieden. Het ongecontroleerd oplaten van ballonnen kan na het neerkomen schade veroorzaken op de bodem en in het water aan het milieu. Ook kunnen neergekomen ballonnen door dieren worden aangezien als voedsel en ballonnen kunnen zodoende sterfte onder dieren veroorzaken. Ook leveren ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje door de constructie en het open vuur, een risico op schade en brand op. Om te voorkomen dat ook weerballonnen en heteluchtballonnen onder het verbod vallen is expliciet opgenomen dat het verbod alleen ziet op ballonnen die zonder sturing wegdrijven.

 

Hoofdstuk 3 Bouwen

 

Artikel 3.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Dit artikel is gebaseerd op het voormalig artikel 2.4.1 van de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018. Het artikel bevat bepalingen die het bouwen op verontreinigde grond tegengaan. Zodoende worden gezondheidsrisico’s voor de mens bij het gebruik van bouwwerken voorkomen. Het eerste lid bevat dan ook een verbodsbepaling. Het tweede lid stelt dat het verbod uit het eerste lid niet opgaat in gevallen waarin middels een bodemonderzoek is aangetoond en vastgesteld dat de betreffende grond ‘schoon’ is. Het uitvoeren van dergelijk bodemonderzoek is gebaseerd op het voormalig artikel 2.1.5 van de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018.

 

Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)

 

Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor rijksmonument

De Omgevingswet schrijft voor dat de monumentencommissie bij de aanvragen om een omgevingsvergunning voor beschermde monumenten wordt ingeschakeld.

 

Artikel 4.2 Opgravingen en begeleiding

De verplichtingen die in deze bepaling zijn opgenomen kunnen alleen goed functioneren, indien een gemeente hierover actief de archeologische onderzoekers informeert. Immers, indien een gemeente deze bepaling in haar verordening opneemt, wordt gekozen voor een uitgebreide regiefunctie bij archeologische opgravingen binnen het gemeentelijk grondgebied. Indien een dergelijk regierol niet uitdrukkelijk is gewenst, dient deze bepaling niet overgenomen te worden. In dat geval bestaat nog steeds voldoende bescherming bij opgravingen, aangezien al in de Erfgoedwet en de Omgevingswet een aantal zaken uitputtend is geregeld. Zo bestaat een vergunningvereiste voor het doen van opgravingen; dient een rechthebbende van een terrein te dulden dat de opgravingbevoegde zijn terrein betreedt en eventueel opgravingen verricht; en is ook de eigendomskwestie van de archeologische vondsten uitputtend geregeld.

 

Om de bedoelde regierol goed te kunnen uitoefenen dient het college een programma van eisen op te stellen waarmee de kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek (lid 1, onder a). Vervolgens wordt van de opgraver verwacht dat hij in een plan van aanpak weergeeft hoe hij specifiek de gestelde kaders, zoals omschreven in het programma van eisen, denkt te gaan invullen (lid 1, onder b). Ook hier is sprake van een verkapt vergunningstelsel ten behoeve van de realisering van een fysiek project. Net als bij onderdeel e, van het tweede lid van artikel 18 is ervoor gekozen om deze bepaling onder de werking van de Wabo te laten vallen. Op grond van de leden 2 en 3 kunnen vervolgens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de feitelijke uitvoering (en het toezicht daarop) en de beoordeling van het plan van aanpak.

 

Hoofdstuk 5 Bodem

 

Artikel 5.1 Plicht tot afkoppelen

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een eigenaar van een bouwwerk, die niet uit vrije wil meewerkt aan de uitvoering van een rioleringsplan, te dwingen de hemelwaterafvoer los te koppelen van het vuilwaterriool.

 

Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken is enkel mogelijk indien een andere wijze van afvoeren of verwerken van hemelwater redelijk is. Een afweging tussen de kosten van het afkoppelen en het treffen van voorzieningen die daarmee verband houden in relatie tot de voordelen die hiervan worden verwacht (o.a. het milieurendement en mogelijke reductie van wateroverlast) en de relatie met de ouderdom van het bouwwerk waarin of waaraan de voorzieningen worden getroffen, dient plaats te vinden en inzichtelijk te worden gemaakt bij het effectief maken van de bedoelde verplichting.

Voor grondwater dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen of ontwateren geldt een gelijke situatie. Ook hier kan het wenselijk zijn dat het water op een andere wijze wordt afgevoerd dan via het vuilwaterriool.

 

Hoofdstuk 6 Omgevingshinder

 

Artikel 6.1 Aanwijzing gebieden

In de gemeente Opmeer is geurhinder vooral van belang vanwege de aanwezigheid van melkrundveehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij bepaald de afstand tussen een geurgevoelig object (meestal een particuliere woning) en de dierenverblijven. Deze bepalingen worden straks opgenomen in de Bruidsschat, waarna het aan de gemeente Opmeer is om deze te verwerken in het Omgevingsplan.

 

Op de bij dit artikel behorende kaart is aangegeven wat moet worden aangemerkt als “bebouwde kom”(deelgebied A). Een deel daarvan is aangemerkt als “bebouwde kom met een landelijk karakter (deelgebied A2). Het overige deel van de bebouwde kom heeft een meer stedelijk karakter (deelgebied A1). Het gebied buiten de bebouwde kom wordt deelgebied B genoemd.

 

Artikel 6.2 Andere waarden voor de afstand

In dit artikel worden in het eerste lid andere afstanden vastgesteld dan de afstanden uit de wet:

  • 1.

    voor geurgevoelige objecten in deelgebied A1 en A2 mag de afstand 50 meter zijn en mag het aantal dieren worden uitgebreid, echter onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het maximaal aantal te houden dieren mag niet groter zijn dan:

      • 150 stuks melkrundvee (exclusief jongvee) of 255 stuks melkrundvee inclusief vrouwelijk jongvee, 38 paarden en 38 landbouwhuisdieren in deelgebied A1

      • 200 stuks melkrundvee (exclusief jongvee) of 340 stuks melkrundvee inclusief vrouwelijk jongvee, 50 paarden en 50 landbouwhuisdieren in deelgebied A1

  • Voor deelgebied A2 is aangesloten bij het aantal dieren waarvoor het Besluit landbouw van toepassing was. Voor deelgebied A1 is uitgegaan van ¾ van dit aantal dieren.

  • 2.

    Als de minimale afstand tussen de gevel van de dichtstbijzijnde stal tot de gevel van het geurgevoelig object groter is dan 50 meter maar kleiner dan 100 meter mag het aantal dieren groter zijn als aangegeven onder punt a.1. naarmate deze afstand groter is. De wijze waarop dit wordt berekend is weergegeven in tabel van artikel 3 van de geurverordening.

  • 3.

    Wat de afstand tussen stallen en geurgevoelige objecten betreft wordt uitgegaan van een standstil beginsel. De afstand van het emissiepunt van de bestaande stallen tot de bestaande geurgevoelige objecten mag bij uitbreidingen van de stallen niet verder worden verkleind. Hetzelfde geldt omgekeerd ook voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij een stal.

    • a.

      voor geurgevoelige objecten in deelgebied B mag de afstand 25 meter zijn en mag het aantal dieren worden uitgebreid, echter onder de volgende voorwaarden:

  • 4.

    Het maximaal aantal te houden dieren mag niet groter zijn dan 200 stuks melkrundvee (exclusief jongvee) of 340 stuks melkrundvee inclusief vrouwelijk jongvee, 50 paarden en 50 landbouwhuisdieren. Voor deelgebied B is aangesloten bij het aantal dieren waarvoor op dit moment het Besluit landbouw nog op van toepassing is.

  • 5.

    Als de minimale afstand tussen de gevel van de dichtstbijzijnde stal tot de gevel van het geurgevoelig object groter is dan 25 meter maar kleiner dan 50 meter mag het aantal dieren groter zijn als aangegeven onder punt b.1. naarmate deze afstand groter is. De wijze waarop dit wordt berekend is weergegeven in tabel van artikel 3 van de geurverordening.

  • 6.

    Wat de afstand tussen stallen en geurgevoelige objecten betreft wordt uitgegaan van een standstil beginsel. De afstand van het emissiepunt van de bestaande stallen tot de bestaande geurgevoelige objecten mag bij uitbreidingen van de stallen niet verder worden verkleind. Hetzelfde geldt omgekeerd ook voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij een stal.

    • a.

      de aanwezigheid van bestaande stallen op korte afstand van geurgevoelige objecten vormt vaak een belemmering voor de bouw van nieuwe stallen op grotere afstand van geurgevoelige objecten. Als de nieuwbouw op tenminste 50 meter afstand is gelegen va geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom ten minste 100 meter van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom geldt het onder a en b genoemde maximaal aantal dieren niet. Voorwaarde hierbij is wel dat in de bestaande stallen het aantal dieren dan gelijk blijft en aan de minimale gevel-gevel afstanden wordt voldaan.

Artikel 6.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:2 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.4 Melding incidentele festiviteiten

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:3 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.5 Onversterkte muziek

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:5 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.6 Overige geluidhinder

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.7 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.8 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:73 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.9 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:34 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.10 Plakken en kladden

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:42 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.11 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:60 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 6.12 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:15 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Hoofdstuk 7 Buitenruimte

 

Artikel 7.1 Voorwerpen op of aan de weg

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:15 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.3 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:11 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.4 Maken of veranderen van een uitweg

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.5 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:24 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.6 Ligplaats vaartuigen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.7 Beschadigen van waterstaatswerken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:28 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.8 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.9 Bestrijding Iepziekte

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:11a van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.10 Weekmarkt Opmeer

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.11 Jaarmarkt Opmeer en Lappenmarkt

Dit artikel is gebaseerd op het instellingsbesluit.

 

Artikel 7.12 Nadere regels

Dit artikel is gebaseerd op artikel 3 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.13 Omgevingsvergunning markt

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.14 Intrekking en schorsing omgevingsvergunning marktstandplaats

Dit artikel is gebaseerd op artikel 23 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.15 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.16 Onmiddellijke verwijdering

Dit artikel is gebaseerd op artikel 25 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003

 

Artikel 7.17 Losse standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.18 Grafkelder

Dit artikel is gebaseerd op artikel 14 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992

 

Artikel 7.19 Gedenkteken

Dit artikel is gebaseerd op artikel 18 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992

 

Artikel 7.20 Grafbeplanting

Dit artikel is gebaseerd op artikel 19 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992

 

Artikel 7.21 Onderhoud door de rechthebbende

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met een beperkt onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op particuliere graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.

 

Artikel 7.22 Aanwijzing kampeerplaatsen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:19 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.23 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:18 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Artikel 7.24 Crossterreinen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:32 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.

 

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

 

Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving

Onderhavig artikel ziet er op dat wanneer normen, voorschriften en/of wet en regelgeving waar in deze verordening naar wordt verwezen rekening houdt met het feit dat de betreffende normen, voorschriften en/of wet en regelgeving kan veranderen. Op het moment dat normen, voorschriften en/of wet en regelgeving veranderd dient er automatisch rekening te worden gehouden met de betreffende rechtsopvolger zonder dat hiervoor onderhavige verordening voor hoeft te worden aangepast. De normen hebben overigens betrekking op de door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) uitgegeven normen (NEN’s), voornormen (NVN’s) en praktijkrichtlijnen (NPR’s).

 

Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving

 

Artikel 9.1 Toezichthouders

In dit artikel worden de toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb). De aanwijzing van toezichthouders kan derhalve in de Verordening Fysieke Leefomgeving plaatsvinden.

 

Artikel 9.2 Strafbepaling(en)

Het handelen in strijd met omgevingsvergunningen en/of voorschriften die verbonden zijn aan een omgevingsvergunning is op grond van de wet verboden. Indien een dergelijke overtreding wordt vastgesteld is de Wet economische delicten van toepassing. Daarnaast kan de gemeenteraad op grond van artikel 154 van de Gemeentewet op overtreding van zijn verordening straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Dit gaat dus enkel op in die gevallen dat de Wet economische delicten niet van toepassing is. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de boetecategorieën opgenomen. Het is overigens de strafechter die uiteindelijk de soort en maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie. De Gemeentewet heeft aan de gemeenteraad de keuze gelaten op overtreding van de verordening een geldboete te stellen van de eerste of tweede categorie. De gemeenteraad heeft daarbij de ruimte om binnen de verordening onderscheid te maken naar bepalingen waar overtreding een straf van de eerste dan wel de tweede categorie op staat.

 

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 10.1 Schadevergoeding

Kosten voor archeologisch onderzoek komen in beginsel voor rekening van de aanvrager. Dit volgt uit het principe ‘de verstoorder betaalt’.

 

Artikel 10.2 Wijziging van regelingen

Dit artikel spreekt voor zich

 

Artikel 10.3 Intrekken oude regelingen

Dit artikel spreekt voor zich

 

Artikel 10.4 Overgangsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich

 

Artikel 10.5 Inwerkingtreding

De datum waarop de oude regelingen vervallen of wijzigen en de nieuwe verordening in werking treedt.

 

Artikel 10.6 Citeertitel

De naam waaronder deze verordening wordt aangehaald. In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van voorgaande en/of opvolgende regelingen.

 

TRANSPONERINGSTABEL

 

Lijst van gebruikte afkortingen

 

APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer

AVOI: Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Bal: Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving

Bs: Bruidsschat

BVB: Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer

BWV: Bouwverordening Gemeente Opmeer

EGV: Erfgoedverordening gemeente Opmeer

MV: Marktverordening gemeente Opmeer

Ow: Omgevingswet

VGV: Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012

VHG: Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater

 

Onderwerp

VFL

Gebaseerd op/ter vervanging van

Begripsbepalingen

1.1

Art. 1:1, 4:1, 4:10, 4:17 en 5:17 APV; Art. 1 AVOI; Art. 1 BVB; Art 1.1 BWV; Art. 1 EGV; Art. 1 MV; Art. 1 VGV en Art. 1 VHG

Toepassingsbereik

1.2

-

Doel van de verordening

1.3

-

(Beslis)termijnen

1.4

afdeling 4.1.2 en 4.1.3 Awb

Voorschriften

1.5

-

Algemene weigeringsgronden

1.6

-

Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

1.7

-

Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit

1.8

Art. 17.9 Ow

Nadere regels

1.9

-

Algemene zorgplicht

2.1

Combinatie van art. 1.6 en 1.7 Ow

(Specifieke) zorgplicht staat bestaande bouwwerken

2.2

Art. 3.5 Bbl

(Specifieke) zorgplicht gebruik bouwwerken

2.3

Art. 2.2.4.3 Bs

(Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken

2.4

Art. 6.4 Bbl

(Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden

2.5

Art. 2.2.2.2 Bs

(Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen

2.6

Art. 2.2.5.2 Bs

(Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)

2.7

Art. 13.11 Bal

(Specifieke) zorgplicht toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

2.8

Art. 4:9 APV

(Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten

2.9

Art. 4:9a APV

Gedoogplicht voorzieningen voor verkeer en verlichting

2.10

Art. 2:21 APV

Algeheel verbod oplaten ballonen

2.11

Art. 4:9b APV

Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

3.1

Art. 2.4.1 BWV

Omgevingsvergunning voor rijksmonument

4.1

Art. 17 EGV

Opgravingen en begeleiding

4.2

Art. 19 EGV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plicht tot afkoppelen

5.1

Art. 2 VHG

Aangewezen gebieden

6.1

Art. 2 VGV

Andere waarden voor de afstand

6.2

Art. 3 VGV

Aanwijzing collectieve festiviteiten

6.3

Art. 4:2 APV

Melding incidentele festiviteiten

6.4

Art. 4:3 APV

Onversterkte muziek

6.5

Art. 4:5 APV

Overige geluidhinder

6.6

Art. 4:6 APV

Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

6.7

Art. 2:72 APV

Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

6.8

Art. 2:73 APV

Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

6.9

Art. 5:34 APV

Plakken en kladden

6.10

Art. 2:42 APV

Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

6.11

Art. 2:60 APV

Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

6.12

Art. 4:15 APV

Voorwerpen op of aan de weg

7.1

Art. 2:10 APV

Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

7.2

Art. 2:15 APV

Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

7.3

Art. 2:11 APV

Maken of veranderen van een uitweg

7.4

Art. 2:12 APV

Voorwerpen op, in of boven openbaar water

7.5

Art. 5:24 APV

Ligplaats vaartuigen

7.6

Art. 5:25 APV

Beschadigen van waterstaatswerken

7.7

Art. 5:28 APV

Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

7.8

Art. 4:11 APV

Bestrijding Iepziekte

7.9

Art. 4:11a APV

Weekmarkt Opmeer

7.10

Art. 2 MV

Jaarmarkt Opmeer

7.11

Openbare informatie op de gemeentewebsite

Nadere regels

7.12

Art. 3 MV

Omgevingsvergunning markt

7.13

Art. 5 MV

Intrekking en schorsing omgevingsvergunning marktstandplaats

7.14

Art. 23 MV

Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

7.15

Art. 24 MV

Onmiddellijke verwijdering

7.16

Art. 25 MV

Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

7.17

Art. 5:18 APV

Grafkelder

7.18

Art. 14 BVB

Gedenkteken

7.19

Art. 18 BVB

Grafbeplanting

7.20

Art. 19 BVB

Onderhoud door de rechthebbende

7.21

Art. 21 BVB

Aanwijzing kampeerplaatsen

7.22

Art. 4:19 APV

Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

7.23

Art. 4:18 APV

Crossterreinen

7.24

Art. 5:32 APV

Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving

8.1

Art. 10.6 BWV

Toezichthouders

9.1

Art. 6:2 APV; Art. 16 AVOI; Art. 23 EGV en Art. 26 MV

Strafbepaling(en)

9.2

Art. 6:1 APV; Art. 27 BVB; Art. 22 EGV; Art. 22 MV en Art. 3 VHG

Schadevergoeding

10.1

Art. 10 AVOI; Art. 21 EGV en Art. 4 VHG

Wijziging van regelingen

10.2

-

Intrekken oude regelingen

10.3

-

Overgangsbepalingen

10.4

-

Inwerkingtreding

10.5

-

Citeertitel

10.6

-

bijlage 1

Art. 1:1, 4:1, 4:10, 4:17 en 5:17 APV; Art. 1 AVOI; Art. 1 BVB; Art 1.1 BWV; Art. 1 EGV; Art. 1 MV; Art. 1 VGV en Art. 1 VHG

bijlage 2

Art. 9.2, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8 BVB

 

bijlage 3

Bijlage behorende bij VGV

bijlage 4

Bomenlijst en de Hoofdgroenstructuur

bijlage 5

Art. 6 t/m 15 MV

bijlage 6

Art. 16 t/m 21 MV

 

INHOUDELIJKE WIJZIGINGEN

 

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2021 (APV)

APV

VFL

Wijziging

1:1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen

2:10

7.1

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar op onderdelen iets herschreven in aanloop naar de Omgevingswet en ter bevordering van de leesbaarheid en duidelijkheid. Ook zijn categorieën voorwerpen aangewezen die vergunningsvrij zijn.

2:11

7.3

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2:12

7.4

Het betreffende artikel is herschreven op basis van de ja, mits gedachte. Een omgevingsvergunning is dus niet noodzakelijk als op voorhand aan de gestelde voorwaarde wordt voldaan. De voorwaarde zijn geformuleerd op basis van de toetsingscriteria die op dit moment gehanteerd worden bij aanvragen om een omgevingsvergunning.

2:15

7.2

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2:21

2.10

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2:42

6.10

Het artikel is grotendeels overgenomen, maar de huidige aanwijsbevoegdheid is direct uitgewerkt op basis van de aanwijsbesluiten uit het (recente) verleden zijn direct plaatsen aangewezen, waardoor niet jaarlijks een nieuw besluit genomen hoeft te worden en op voorhand duidelijk is waar zaken wel en niet mogen.

2:60

6.11

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2:72

6.7

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2:73

6.8

Het artikel is één op één overgenomen, maar is deels nader uitgewerkt ten behoeve van de leesbaarheid, duidelijkheid en bruikbaarheid, e.e.a. in lijn met de gedachte achter de Omgevingswet.

4:1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen

4:2

6.3

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:3

6.4

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:5

6.5

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:6

6.6

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:9

2.8

Het artikel is één op één overgenomen, maar gelet op de inhoud van het artikel wel ondergebracht bij de zorgplichten.

4:9a

2.9

Het artikel is één op één overgenomen, maar gelet op de inhoud van het artikel wel ondergebracht bij de zorgplichten.

4:9b

2.11

Het artikel is herschreven naar een algeheel verbod in het kader van duidelijkheid en inzichtelijkheid, e.e.a. in lijn met de gedachte van de Omgevingswet.

4:10

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen

4:11

7.8

De essentie van het artikel is overgenomen, maar in lijn met de Omgevingswet is het oude artikel herschreven in de ja, mits gedachte.

4:11a

7.9

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:13

n.v.t

Dit artikel is vervallen, omdat het bepaalde in het artikel valt onder de algemene zorgplicht, zoals opgenomen in art. 2.1 VFL, zie ook de artikelsgewijze toelichting bij art. 2.1 VFL.

4:15

6.12

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4:17

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen

4:18

7.20

De essentie van het artikel is overgenomen, maar in lijn met de Omgevingswet is het oude artikel herschreven in de ja, mits gedachte.

4:19

7.19

Het artikel is grotendeels overgenomen, maar de huidige aanwijsbevoegdheid is direct uitgewerkt op basis van de aanwijsbesluiten uit het (recente) verleden zijn direct plaatsen aangewezen, waardoor niet jaarlijks een nieuw besluit genomen hoeft te worden en op voorhand duidelijk is waar zaken wel en niet mogen.

5:17

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen

5:18

7.17

De essentie van het artikel is overgenomen, maar in lijn met de Omgevingswet is het oude artikel herschreven in de ja, mits gedachte.

5:24

7.5

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

5:25

7.6

De essentie van het artikel is overgenomen, maar in lijn met de Omgevingswet is het oude artikel herschreven in de ja, mits gedachte, hierbij is rekening gehouden met de gehanteerde toets criteria binnen de gemeente en enkele uitgangspunten van het Hoogheemraadschap.

5:28

7.7

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

5:32

7.21

Het artikel is qua essentie overgenomen, maar is herschreven ten behoeve van de leesbaarheid, duidelijkheid en bruikbaarheid, e.e.a. in lijn met de gedachte achter de Omgevingswet.

5:34

6.9

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

6:1

9.2

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de strafbepalingen, zijnde art. 9.2 VFL.

6:2

9.1

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de toezichthouders, zijnde art. 9.1 VFL.

 

Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer (BB)

BB

VFL

Wijziging

1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

14

7.18

Het artikel is herschreven tot een verbodsbepaling. De aanleg van een grafkelder is onwenselijk en komt tevens in de praktijk ook niet voor.

18

7.19

Het artikel is herschreven in de gedachte van de Omgevingswet. Het betreft nu een ja, mits bepaling waarbij – indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarde – er geen omgevingsvergunning o.i.d. noodzakelijk is. Ook is het artikel waar mogelijk vereenvoudigd en is het stellen van voorschriften vervallen, omdat dit op grond van artikel 1.6 VFL reeds mogelijk wordt gemaakt.

19

7.20

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

21

7.21

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

27

9.2

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de strafbepalingen, zijnde art. 9.2 VFL.

 

Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018 (BWV)

BWV

VFL

Wijziging

1.1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

2.1.5

-

Het betreffende artikel is niet opgenomen in de VFL, omdat het opvragen, c.q. uitvoeren van bodemonderzoek op grond van andere regels binnen het huidige stelsel en het toekomstige stelsel ook geëist, c.q. opgevraagd kan worden. De regeling opnemen zou dus dubbelop zijn.

2.4.1

3.1

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

2.4.2

-

Het betreffende artikel is niet specifiek opgenomen in de VFL, omdat stellen van voorwaarden/voorschriften aan een omgevingsvergunning in zijn algemeenheid mogelijk is op grond van artikel 1.6 VFL.

9.1

1.7

Het artikel is niet één op één overgenomen maar de essentie van de welstandscommissie en de instelling daarvan is opgenomen in artikel 1.7 VFL. Dit artikel is tevens aangevuld met de verplichting tot het instellen van een monumentencommissie, verplicht onder de toekomstige Omgevingswet.

9.2, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8

Bijlage 2

De betreffende artikelen bevatten vooral en eigenlijk enkel (interne) werkafspraken tussen de gemeente en de betreffende commissie. Daarnaast zijn het vooral procedurele regels, die voor de inwoners, bedrijven en (maatschappelijke) organisatie geen inhoudelijke meerwaarde hebben. In lijn met de gedachte van de Omgevingswet, zijnde vereenvoudigen en meer inzicht bieden is ervoor gekozen de betreffende artikelen naar de bijlage bij de VFL te verplaatsen.

10.6

8.1

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

 

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012 (VGV)

VGV

VFL

Wijziging

1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

2

6.1

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

3

6.2

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen.

5

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen.

 

Erfgoedverordening gemeente Opmeer 2010 (EGV)

EGV

VFL

Wijziging

1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

2 t/m 16

n.v.t.

De artikelen 2 tot en met 16 uit de Erfgoedverordening komen te vervallen. Betreffende artikelen bevatten regelingen voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden, maar dit zijn twee aspecten waar de gemeente Opmeer beleidsmatig niets mee doet op dit moment. De gemeente kent verder ook geen gemeentelijke monumenten en/of beeldbepalende panden. Er is er dan ook voor gekozen om in het kader van vereenvoudiging deze regels nu te laten vervallen. Indien het in de toekomst wenselijk is om deze aspecten wel (beleidsmatig) op te pakken kan een regeling altijd weer worden opgenomen.

17

4.1

Het artikel is grotendeels overgenomen, maar in het kader van de Omgevingswet herschreven. Ook is het aspect wat betreft beslistermijnen is verwijderd, omdat dit werkafspraken betreffen die geregeld moeten zijn en moeten passen binnen de vastgestelde wettelijke beslistermijnen.

18

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen omdat deze regeling inmiddels geborgd is in de bestemmingsplannen.

19

4.2

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

20

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen omdat de inhoudelijke artikelen waar het betreffende artikel naar verwijst zijn vervallen.

21

10.1

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de schadevergoeding, zijnde art. 10.1 VFL.

22

9.2

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de strafbepalingen, zijnde art. 9.2 VFL.

23

9.1

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de toezichthouders, zijnde art. 9.1 VFL.

24

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

25

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

26

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

27

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

 

Marktverordening gemeente Opmeer 20003 (MV)

MV

VFL

Wijziging

1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

2

7.10

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven en daarnaast is het artikel ook aangevuld met aanvullende algemene informatie.

3

7.12

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

4

1.8

Het artikel is vervallen, omdat het stellen van voorschriften en beperkingen aan omgevingsvergunningen e.d., reeds elders geborgd is in de VFL.

5

7.13

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven. Hierbij is de standplaatsvergunning veranderd in een omgevingsvergunning en is in het artikel ook een koppeling gelegd met de procedurele en gebruiksregels t.a.v. een marktstandplaats (Bijlage 5 en 6) Op deze manier wordt de verordening een stuk overzichtelijker, wat de leesbaarheid en bruikbaarheid ten goede komt, e.e.a. in lijn met de gedachten achter de Omgevingswet.

6 t/m 15

Bijlage 5

De artikelen 6 t/m 15 zijn één op één overgenomen, maar vanwege het bepaalde verplaatst naar de bijlage (bijlage 5) behorende bij de VFL. De artikelen bevatten namelijk procedurele regels en hebben zodoende geen directe impact op de fysieke leefomgeving.

16 t/m 21

Bijlage 6

De artikelen 16 t/m 21 zijn één op één overgenomen, maar vanwege het bepaalde verplaatst naar de bijlage (bijlage 6) behorende bij de VFL. De artikelen bevatten namelijk algemene gebruiksbepalingen, welke op grond van artikel 7.13, derde lid uit deze verordening als voorwaarde aan een dergelijke omgevingsvergunning verbonden worden.

22

9.2

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de strafbepalingen, zijnde art. 9.2 VFL.

23

7.14

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

24

7.15

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

25

7.16

Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven.

26

9.1

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de toezichthouders, zijnde art. 9.1 VFL.

27

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

28

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

29

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

30

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

 

Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater (VHG)

VGH

VFL

Wijziging

1

1.1

De relevante begripsbepalingen zijn één op één overgenomen.

2

5.11

Het artikel is overgenomen, maar niet één op één. De essentie van de plicht tot afkoppelen komt wel terug. Daarnaast is het artikel uitgebreid met de algemene wijze van het koppelen van de afvoer van hemel- en grondwater conform de huidige (werk)afspraken en praktijk, e.e.a. in lijn met de gedachte van de Omgevingswet, zijnde vereenvoudigen en aspecten inzichtelijker maken.

3

9.2

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de strafbepalingen, zijnde art. 9.2 VFL.

4

9.1

Het artikel is – voor zover relevant - één op één overgenomen in het algemene artikel aangaande de toezichthouders, zijnde art. 9.1 VFL.

5

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen

6

n.v.t.

Het artikel is komen te vervallen