Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023 |
Citeertitel | Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Opmeer 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer.
Deze regeling vervangt de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018.
Deze regeling vervangt de Marktverordening gemeente Opmeer 2003.
Deze regeling vervangt de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012.
Deze regeling vervangt de Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2023 | nieuwe regeling | 14-12-2023 |
Gelet op artikel 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;
dat de Omgevingswet in werking treedt op 1 januari 2024;
dat op grond van die wet de regels die zien op de fysieke leefomgeving opgenomen worden in één gemeentelijk omgevingsplan;
dat op grond van het overgangsrecht de gemeente voor 1 januari 2032 dient te beschikken over een omgevingsplan;
dat het gelet op de gemeentelijke praktijk vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet wenselijk is de regels, die zien op de fysieke leefomgeving in de diverse gemeentelijke verordeningen in één verordening bijeen te brengen. Deze verordening wordt gefaseerd verwerkt in het Omgevingsplan.
dat daarmee de regelgeving voor de inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties overzichtelijker en makkelijker is te vinden en te raadplegen.
Deze besluiten treden in werking op dezelfde datum als dat de Omgevingswet in werking treedt.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer
Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)
Afdeling 1 Geurhinder (Veehouderijen)
Afdeling 4 Ontsiering en stankoverlast
Afdeling 4 Markten en standplaatsen
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Bijlage 1 bij deze verordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen
Deze verordening geeft regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving die vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet.
Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd als:
Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving
Het doel van dit hoofdstuk is om algemene regels te geven voor de instandhouding, behoud en bescherming van de fysieke leefomgeving. Iedereen dient bij zijn activiteiten voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving in acht te nemen en toe te staan dat maatregelen getroffen worden om de fysieke leefomgeving te beschermen en te behouden.
Artikel 2.2 (Specifieke) zorgplicht staat bestaande bouwwerken
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het bouwwerk tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Artikel 2.3 (Specifieke) zorgplicht gebruik bouwwerken
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten in, op of aan een bouwwerk overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
Artikel 2.4 (Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat als gevolg van het gebruik één van de volgende situaties kan ontstaan, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om te voorkomen dat:
Artikel 2.5 (Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden
Degene die een bouw- of sloopactiviteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de werkzaamheden kunnen leiden tot beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die beschadiging of belemmering te voorkomen of niet te laten voortduren.
Artikel 2.6 (Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen
De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan het open erf of terrein en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het open erf of terrein tot gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten op een open erf of terrein overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
Artikel 2.7 (Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)
Degene die een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
Artikel 2.8 (Specifieke) zorgplicht toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor derden.
Artikel 2.9 (Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten
De eigenaren, pachters, gebruikers en beheerders van en de rechthebbenden en toezichthouders op de binnen de gemeente gelegen openbare plaatsen zijn verplicht de zich op die gronden bevindende akkermelkdistels, akkerdistels, brandnetels en reuzenberenklauwen, voordat deze gaan bloeien, te bestrijden
Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)
Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor rijksmonument
Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag voor een rijksmonumentenactiviteit aan de gemeentelijke adviescommissie, als bedoeld in artikel 1.8 van deze verordening;
Afdeling 1 Geurhinder (Veehouderijen)
Artikel 6.1 Aanwijzing gebieden
Als deelgebied A van het grondgebied als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt aangewezen de gebieden binnen de bebouwde kom, gesplitst in een deelgebied A1 (woongebieden met een stedelijk karakter) en een deelgebied A2 (woongebieden met een landelijk karakter);
Artikel 6.2 Andere waarden voor de afstand
In afwijking van artikel 4, eerste lid van de Wet geurhinder en veehouderij gelden in de gemeente Opmeer de volgende minimale afstanden tussen het emissiepunt van de stal en de gevel van een geurgevoelig gebouw (GGG) met het daarbij behorende maximaal aantal te houden dieren:
Voor nieuw te bouwen stallen gelden de in de bovengenoemde tabel genoemde maximale aantallen dieren niet onder de volgende voorwaarden:
Artikel 6.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening gelden niet voor door het college van burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 7.1 Invoeringsbesluit Omgevingswet jo. artikel 2.3.21.3 Bruidsschat gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals opgenomen in de vergunningvoorschriften te worden beëindigd.
Artikel 6.4 Melding incidentele festiviteiten
Het is een milieubelastende activiteit toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, niet van toepassing zijn, mits de houder van de milieubelastende activiteit ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college van burgemeester en wethouders.
Het is een milieubelastende activiteit toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 7.1 Invoeringsbesluit Omgevingswet jo. artikel 2.3.21.3 Bruidsschat niet van toepassing is, mits de houder van de milieubelastende activiteit ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college van burgemeester en wethouders.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de 5.55, 5.59, 5.60,5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 6.5 van deze verordening, uiterlijk om 02.00 uur, dan wel het tijdstip, zoals opgenomen in de vergunningvoorschriften te worden beëindigd.
Artikel 6.5 Onversterkte muziek
Artikel 6.7 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden.
Artikel 6.9 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Ter bescherming van de gezondheid, veiligheid en natuur is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders in de openlucht afvalstoffen te verbranden, buiten een milieubelastende activiteit in de zin van de wet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Artikel 7.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen, of te hebben op zodanige wijze dat er een onveilige fysieke leefomgeving ontstaat, het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 7.5 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 7.6 Ligplaats vaartuigen
Artikel 7.7 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale Omgevingsverordening of de Omgevingsverordening van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Artikel 7.9 Bestrijding Iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor de natuur, vanwege de verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4 Markten en standplaatsen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze afdeling
Artikel 7.14 Intrekking en schorsing omgevingsvergunning marktstandplaats
Onverminderd het bepaalde elders in deze verordening kan het college een omgevingsvergunning voor een vaste marktstandplaats, als bedoeld in artikel 7.13, eerste lid, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 7.15 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder op de weekmarkt van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:
Artikel 7.16 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien hij dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:
Artikel 7.17 Losse standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders een losse standplaats in te nemen, of te hebben, op locaties anders dan bedoeld in het eerste lid. Dit verbod geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciale Omgevingsverordening;
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders een grafkelder aan te leggen.
Winterharde beplantingen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moeten door besnoeiing binnen de oppervlakte worden gehouden. Ter voorkoming van schade aan naastgelegen graven is het niet toegestaan diepwortelende beplantingen op de graven te planten.
Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren en beplantingen die naast een graf zijn geplaatst, respectievelijk groeien kunnen door de beheerder van de begraafplaats worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondeling of schriftelijk verzoek heeft gedaan bij de beheerder.
Artikel 7.21 Onderhoud door de rechthebbende
Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college van burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is;
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Artikel 7.22 Aanwijzing kampeerplaatsen
Op het terrein bij de Haven in Spanbroek aan de Hertog Willemweg is het toegestaan om voor maximaal 3 aaneengesloten dagen campers of daar aan gelijk te stellen zelfrijdende voertuigen te plaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf buiten daarvoor aangewezen kampeerterreinen. Dit kan uitsluitend op het terrein in de drie daarvoor aangewezen kampplaatsen ten behoeve van nachtrecreatie. Deze kampeerplaatsen worden met bebording aangewezen.
Artikel 7.23 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf is toegestaan op een kampeerterrein dat als zodanig is (mede)bestemd in het (tijdelijke) omgevingsplan of op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen kampeerplaats, zoals is genoemd in artikel 7.22.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders kampeermiddelen te plaatsen en geplaatst te houden, op locaties anders dan bedoeld in het eerste lid. Dit verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op eigen terrein;
Het is verboden om met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te maken of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben op een locatie die niet als zodanig is (mede)bestemd in het (tijdelijke) omgevingsplan;
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen, andere voorschriften en wet- en regelgeving waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen, indien de bevoegde instantie en/of orgaan de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn, het voorschrift of de wet- en regelgeving heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college van burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:
Artikel 10.3 Intrekken oude regelingen
De onderstaande verordeningen worden in zijn geheel ingetrokken:
Aldus besloten in de vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer, 14 december 2023.
De voorzitter,
G.J. van den Hengel
De griffier,
L. Gijben
BIJLAGE 1 behorende bij artikel 1.1 van deze verordening (Begripsbepalingen)
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
Bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
Kabels en/of leidingen: kabels en/of leidingen als onderdeel van een openbaar net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, enzovoorts) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken. Voorbeelden van deze kabels en leidingen zijn kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen), waterleidingen en kabels en leidingen ten behoeve van industriële netwerken;
BIJLAGE 2 behorende bij artikel 1.8 van deze verordening (Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit)
Artikel 1 Samenstelling monumentencommissie
De monumentencommissie bestaat uit acht leden met verschillende specialisaties plus een voorzitter en een secretaris die tevens lid zijn van de monumentencommissie. Per vergadering zijn vier leden aanwezig. De samenstelling van de monumentencommissie is afhankelijk van de aard van de adviesvragen.
Artikel 2 Samenstelling welstandscommissie
Artikel 3 Jaarlijkse verantwoording
De monumenten- en welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad waarin ten minste aan de orde komt:
De monumenten- en welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijke ruimtelijke kwaliteitsbeeld in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 4 Termijn van advisering
Het bevoegd gezag kan in hun verzoek om advies de adviescommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het advies. Een langere termijn kan door het bevoegd gezag worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 16.64, tweede lid van de wet.
Artikel 5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de adviescommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de adviescommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de adviescommissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de adviescommissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 6 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 2 (bijlage 2), onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Artikel 7 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
BIJLAGE 4 behorende bij artikel 7.8 van deze verordening (Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden)
Of uw houtopstand vermeld staat op de Bomenlijst van de gemeente Opmeer kunt u digitaal nakijken.
BIJLAGE 5 behorende bij artikel 7.13 van deze verordening (Omgevingsvergunning markt)
Bij het beoordelen en besluiten op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.13 eerste lid houdt het college, vanwege de beperkte beschikbaarheid, rekening met het onderstaande.
Voor toewijzing van een marktstandplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 2 Inhoud vaste marktstandplaatsvergunning
Artikel 3 Inschrijving op de anciënniteitslijst
Vergunninghouders van vaste marktstandplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste marktstandplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.
Artikel 4 Inschrijving op de wachtlijst
Artikel 5 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:
Artikel 6 Volgorde toewijzing vaste marktstandplaatsen
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste marktstandplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:
de vergunninghouder van een vaste marktstandplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van marktstandplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst indien dit niet in strijd is met een evenwichtige verdeling van de food en de non-foodstandplaatsen als bedoeld in artikel 7.10 lid 4 sub c en het branchebesluit artikel 2 lid 2;
Artikel 7 Overschrijving vaste marktstandplaatsvergunning
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste marktstandplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.
Artikel 8 Intrekking vaste marktstandplaatsvergunning
Artikel 9 Toewijzing dagplaats
Artikel 10 Toewijzing standwerkersplaats
BIJLAGE 6 behorende bij artikel 7.12 van deze verordening (Omgevingsvergunning markt)
Bij het verlenen van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.13 eerste lid verbindt het college, met betrekking tot het gebruik van de standplaats, in ieder geval onderstaande voorwaarde(n).
Artikel 1 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand
Artikel 2 Aantal keren innemen vaste standplaats
De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4.
Artikel 3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
Artikel 4 Ontheffing en vervanging
Artikel 5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Artikel 6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt de wetgeving voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet heeft als doel het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en het gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving worden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gebundeld in een Omgevingsplan. Op dit moment staan deze regels nog verspreid in de diverse bestemmingsplannen, (beheers)verordeningen en beleidsregels. Door de regelgeving te bundelen wordt het voor inwoners, ondernemers en organisaties overzichtelijker en zijn regels makkelijker te vinden.
Deze verordening bevat beleid, dat al is vastgesteld door de gemeenteraad. Bij het omzetten zijn de regels geüniformeerd, verduidelijkt en in een structuur geplaatst die aansluit bij de Omgevingswet. Daarbij is ook gekeken op welke punten bestaand beleid kan worden gedereguleerd. Verder hebben er veel redactionele en technische wijzigingen plaatsgevonden.
In deze eerste tranche van de Verordening Fysieke Leefomgeving (hierna: VFL) worden de regels uit 8 verordeningen gebundeld. Hiervan gaan 6 verordening volledig op in de VFL en worden daarom ingetrokken. Dit zijn:
2 verordeningen wijzigen, omdat slechts een deel van de regels overgaat naar de VFL. Dit zijn:
De regels uit deze verordening zullen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gefaseerd worden verwerkt in het Omgevingsplan.
Aan het eind van de toelichting staat een transponeringstabel waarin is opgenomen waarop een artikel in deze verordening is gebaseerd.
De Structuur van de verordening (opbouw en inhoud) is zoveel mogelijk regionaal afgestemd met de omliggende West-Friese gemeenten, te weten: Hoorn, Koggenland, Medemblik, Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland.
Aan het eind van de toelichting staat een transponeringstabel, waarin is opgenomen waarop een artikel in deze verordening is gebaseerd en daarbij zijn de wijzigingen toegelicht.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende algemene bepalingen. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen die nodig zijn om de verordening te kunnen toepassen. De meeste verordeningen beginnen met een opsomming van begripsbepalingen. In de Verordening fysieke leefomgeving is er voor gekozen om in het eerste artikel te verwijzen naar een bijlage, waarin de begrippen zijn opgenomen.
Hiermee wordt aangesloten bij de structuur van de Omgevingswet, waarin de begrippen ook in een bijlage zijn ondergebracht. De gebruikte begrippen zijn over het algemeen niet gewijzigd ten opzichte van eerdere verordeningen. Het aantal dubbele of overlappende begripsbepalingen is beperkt.
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gebruikt, gedefinieerd.
Dit artikel is nieuw. Deze eerste tranche van de VFL bevat (een deel van de) regels die voorheen waren opgenomen in de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer 2014,; Erfgoedverordening 2010 gemeente Opmeer, Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018, Marktverordening gemeente Opmeer 2003, Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012, Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater, Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2019 en Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992.
Uiteindelijk worden de regels uit deze verordening samen met de bestemmingsplannen en de beheersverordening opgenomen in het toekomstige omgevingsplan.
Artikel 1.3 Doel van de verordening
Het eerste lid geeft het doel van deze verordening weer. Het tweede lid is gebaseerd op de (algemene) doelen uit de Omgevingswet en geeft zodoende het overkoepelende doel van deze verordening aan.
Deze termijn is genoemd in diverse verordeningen en staat eveneens in artikel 16.64 van de Omgevingswet.
Uit artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) volgt dat de beslistermijn ingaat op het moment dat de oorspronkelijke aanvraag is ingediend. De beslistermijn wordt opgeschort als de aanvraag niet volledig is. De aanvrager wordt verzocht de aanvraag te complementeren binnen een bepaalde termijn.
Wanneer de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing wordt verklaard, nemen burgemeester en wethouders binnen 6 maanden een besluit.
In literatuur en jurisprudentie is men het erover eens dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan. Toch verdient het uit een oogpunt van duidelijkheid aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen. Daarbij moet ook – ten overvloede – worden aangegeven dat die voorschriften uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van de vergunning of ontheffing is gesteld. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere (administratieve) sancties.
Artikel 1.6 Algemene weigeringsgronden
Tot voor kort kenden vergunningstelsel vaan een artikellid of –leden met eigen weigeringsgronden. Deze werden op verschillende manieren omschreven wat suggereerde dat in verschillende bepalingen materieel andere weigeringsgronden golden. Dit was meestal echter niet het geval. IN het kader van deregulering, vermindering van de administratieve lasten en in aanloop naar de Omgevingswet is kritisch naar de weigeringsgronden gekeken. We hebben ter bevordering van de systematiek en duidelijkheid ervoor gekozen om in Hoofdstuk 1 algemene weigeringsgronden te formuleren. In de afzonderlijke vergunningstelsels zijn de betreffende artikel(led)en vervallen. Alleen als er voor een vergunning andere weigeringsgronden gelden dan in artikel 1.6 genoemde, worden die in het betreffende artikel specifiek benoemd.
Artikel 1.7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Naast deze algemene wijzigings- en intrekkingsgronden kennen de wet en deze verordening ook specifieke wijzigings- en intrekkingsgronden.
Artikel 1.8 Gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit
Dit artikel is gebaseerd op de Woningwet en de Erfgoedwet. De overige bepalingen, over de samenstelling, taakstelling en werkwijze van de adviescommissie, zijn vastgelegd in Bijlage 2.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit ontleend aan de Omgevingswet.
De bevoegdheid voor het stellen van nadere regels, in verband met de uitvoering het bepaalde in deze verordening wordt door de gemeenteraad gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 2 Algemene regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving
De Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht. Dit houdt in dat zowel overheden, bedrijven als burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. En dus niet alleen de overheid. Deze algemene zorgplicht is vooral een vangnet als er geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn. Als deze specifieke decentrale- en rijksregels er wel zijn, geldt de algemene zorgplicht niet meer.
Specifieke zorgplichten borduren voort op de algemene zorgplicht, maar zijn concreter.
Een specifieke zorgplicht is toegespitst op specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. Het zijn algemene regels. Deze regels gelden direct voor burgers en bedrijven.
De specifieke zorgplicht is er ook omdat er altijd onvoorziene situaties kunnen ontstaan. Ontwikkelingen waarmee de wetgever vooraf geen rekening kon houden. Zo kan na nieuw onderzoek blijken dat bepaalde stoffen schadelijker zijn dan eerder bekend was. Of kan er een nieuwe techniek ontstaan om nadelige effecten tegen te gaan. Burgers en bedrijfseigenaren moeten blijven nadenken over de gevolgen van hun activiteiten. Met name als situaties of omstandigheden veranderen. Zij zijn verplicht goed op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. De specifieke zorgplicht biedt dus ook in toekomstige situaties bescherming van de leefomgeving.
Artikel 2.1 Algemene zorgplicht
Dit artikel komt voort uit de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet. De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die activiteiten uitvoert in de fysieke leefomgeving, ongeacht de aard, omvang en duur van de activiteiten voldoende zorg in acht neemt voor de fysieke leefomgeving.
De verwachting is dat de zorgplicht in de praktijk een beperkte, maar nuttige functie zal vervullen bij het waarborgen van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Een voorbeeld hiervan is het oorspronkelijk artikel 4:13 APV. Dit artikel is niet overgenomen in deze verordening. De zorgplicht stimuleert dat burgers zelf nadenken dat het opslaan van bepaalde materialen tot hinder en risico’s kan leiden voor de fysieke leefomgeving.
Tot slot laat de zorgplicht onverlet dat de uit het burgerlijk recht voortvloeiende aansprakelijkheid en ook de mogelijkheden van overheden om als rechtspersoon met gebruikmaking van het privaatrecht de naleving van rechtsregels te bevorderen.
Artikel 2.2 (Specifieke) zorgplicht staat bestaande bouwwerken
Dit artikel is gebaseerd op artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de staat van bestaande bouwwerken.
Artikel 2.3 (Specifieke) zorgplicht gebruik bouwwerken
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.4.3 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het gebruik van bouwwerken.
Artikel 2.4 (Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken
Dit artikel is gebaseerd op artikel 6.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het brandveilig gebruik van bouwwerken.
Artikel 2.5 (Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.2.2 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.
Artikel 2.6 (Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.2.5.2 van de Bruidsschat. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van het gebruik van open erven en terreinen.
Artikel 2.7 (Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)
Dit artikel is gebaseerd op artikel 13.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met erfgoed (monumenten en archeologie).
Artikel 2.8 (Specifieke) zorgplicht toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9 APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen.
Artikel 2.9 (Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten
Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9a APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met (de verspreiding van) moeilijk te bestrijden planten.
Artikel 2.10 Gedoogplicht voorzieningen voor verkeer en verlichting
Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 2:21 APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met het gedogen van voorzieningen voor verkeer en verlichting.
In beginsel biedt de Belemmeringenwet privaatrecht het kader om op het eigendomsrecht van anderen inbreuk te maken. De Belemmeringenwet is echter in haar toepassing bedoeld voor zodanige inbreuken op dat eigendomsrecht waardoor het gebruik van de desbetreffende onroerend zaak al dan niet tijdelijk beperkt wordt.
Deze gedoogplicht is alleen dan aanwezig wanneer de voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting het gebruiksrecht van de eigenaar niet aantasten.
Artikel 2.11 Algeheel verbod oplaten ballonen
Dit artikel is gebaseerd op, en ter vervanging van artikel 4:9b APV. In aanvulling op artikel 2.1 (zie ook toelichting bij artikel 2.1) geeft het artikel een specifiekere leidraad voor gedrag ten aanzien van de omgang met ballonnen.
Het is wenselijk om het oplaten van ballonnen te verbieden. Het ongecontroleerd oplaten van ballonnen kan na het neerkomen schade veroorzaken op de bodem en in het water aan het milieu. Ook kunnen neergekomen ballonnen door dieren worden aangezien als voedsel en ballonnen kunnen zodoende sterfte onder dieren veroorzaken. Ook leveren ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje door de constructie en het open vuur, een risico op schade en brand op. Om te voorkomen dat ook weerballonnen en heteluchtballonnen onder het verbod vallen is expliciet opgenomen dat het verbod alleen ziet op ballonnen die zonder sturing wegdrijven.
Artikel 3.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Dit artikel is gebaseerd op het voormalig artikel 2.4.1 van de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018. Het artikel bevat bepalingen die het bouwen op verontreinigde grond tegengaan. Zodoende worden gezondheidsrisico’s voor de mens bij het gebruik van bouwwerken voorkomen. Het eerste lid bevat dan ook een verbodsbepaling. Het tweede lid stelt dat het verbod uit het eerste lid niet opgaat in gevallen waarin middels een bodemonderzoek is aangetoond en vastgesteld dat de betreffende grond ‘schoon’ is. Het uitvoeren van dergelijk bodemonderzoek is gebaseerd op het voormalig artikel 2.1.5 van de Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018.
Hoofdstuk 4 Erfgoed (Monumenten en Archeologie)
Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor rijksmonument
De Omgevingswet schrijft voor dat de monumentencommissie bij de aanvragen om een omgevingsvergunning voor beschermde monumenten wordt ingeschakeld.
Artikel 4.2 Opgravingen en begeleiding
De verplichtingen die in deze bepaling zijn opgenomen kunnen alleen goed functioneren, indien een gemeente hierover actief de archeologische onderzoekers informeert. Immers, indien een gemeente deze bepaling in haar verordening opneemt, wordt gekozen voor een uitgebreide regiefunctie bij archeologische opgravingen binnen het gemeentelijk grondgebied. Indien een dergelijk regierol niet uitdrukkelijk is gewenst, dient deze bepaling niet overgenomen te worden. In dat geval bestaat nog steeds voldoende bescherming bij opgravingen, aangezien al in de Erfgoedwet en de Omgevingswet een aantal zaken uitputtend is geregeld. Zo bestaat een vergunningvereiste voor het doen van opgravingen; dient een rechthebbende van een terrein te dulden dat de opgravingbevoegde zijn terrein betreedt en eventueel opgravingen verricht; en is ook de eigendomskwestie van de archeologische vondsten uitputtend geregeld.
Om de bedoelde regierol goed te kunnen uitoefenen dient het college een programma van eisen op te stellen waarmee de kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek (lid 1, onder a). Vervolgens wordt van de opgraver verwacht dat hij in een plan van aanpak weergeeft hoe hij specifiek de gestelde kaders, zoals omschreven in het programma van eisen, denkt te gaan invullen (lid 1, onder b). Ook hier is sprake van een verkapt vergunningstelsel ten behoeve van de realisering van een fysiek project. Net als bij onderdeel e, van het tweede lid van artikel 18 is ervoor gekozen om deze bepaling onder de werking van de Wabo te laten vallen. Op grond van de leden 2 en 3 kunnen vervolgens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de feitelijke uitvoering (en het toezicht daarop) en de beoordeling van het plan van aanpak.
Artikel 5.1 Plicht tot afkoppelen
Dit artikel biedt de mogelijkheid om een eigenaar van een bouwwerk, die niet uit vrije wil meewerkt aan de uitvoering van een rioleringsplan, te dwingen de hemelwaterafvoer los te koppelen van het vuilwaterriool.
Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken is enkel mogelijk indien een andere wijze van afvoeren of verwerken van hemelwater redelijk is. Een afweging tussen de kosten van het afkoppelen en het treffen van voorzieningen die daarmee verband houden in relatie tot de voordelen die hiervan worden verwacht (o.a. het milieurendement en mogelijke reductie van wateroverlast) en de relatie met de ouderdom van het bouwwerk waarin of waaraan de voorzieningen worden getroffen, dient plaats te vinden en inzichtelijk te worden gemaakt bij het effectief maken van de bedoelde verplichting.
Voor grondwater dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen of ontwateren geldt een gelijke situatie. Ook hier kan het wenselijk zijn dat het water op een andere wijze wordt afgevoerd dan via het vuilwaterriool.
Artikel 6.1 Aanwijzing gebieden
In de gemeente Opmeer is geurhinder vooral van belang vanwege de aanwezigheid van melkrundveehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij bepaald de afstand tussen een geurgevoelig object (meestal een particuliere woning) en de dierenverblijven. Deze bepalingen worden straks opgenomen in de Bruidsschat, waarna het aan de gemeente Opmeer is om deze te verwerken in het Omgevingsplan.
Op de bij dit artikel behorende kaart is aangegeven wat moet worden aangemerkt als “bebouwde kom”(deelgebied A). Een deel daarvan is aangemerkt als “bebouwde kom met een landelijk karakter (deelgebied A2). Het overige deel van de bebouwde kom heeft een meer stedelijk karakter (deelgebied A1). Het gebied buiten de bebouwde kom wordt deelgebied B genoemd.
Artikel 6.2 Andere waarden voor de afstand
In dit artikel worden in het eerste lid andere afstanden vastgesteld dan de afstanden uit de wet:
Als de minimale afstand tussen de gevel van de dichtstbijzijnde stal tot de gevel van het geurgevoelig object groter is dan 50 meter maar kleiner dan 100 meter mag het aantal dieren groter zijn als aangegeven onder punt a.1. naarmate deze afstand groter is. De wijze waarop dit wordt berekend is weergegeven in tabel van artikel 3 van de geurverordening.
Wat de afstand tussen stallen en geurgevoelige objecten betreft wordt uitgegaan van een standstil beginsel. De afstand van het emissiepunt van de bestaande stallen tot de bestaande geurgevoelige objecten mag bij uitbreidingen van de stallen niet verder worden verkleind. Hetzelfde geldt omgekeerd ook voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij een stal.
Het maximaal aantal te houden dieren mag niet groter zijn dan 200 stuks melkrundvee (exclusief jongvee) of 340 stuks melkrundvee inclusief vrouwelijk jongvee, 50 paarden en 50 landbouwhuisdieren. Voor deelgebied B is aangesloten bij het aantal dieren waarvoor op dit moment het Besluit landbouw nog op van toepassing is.
Als de minimale afstand tussen de gevel van de dichtstbijzijnde stal tot de gevel van het geurgevoelig object groter is dan 25 meter maar kleiner dan 50 meter mag het aantal dieren groter zijn als aangegeven onder punt b.1. naarmate deze afstand groter is. De wijze waarop dit wordt berekend is weergegeven in tabel van artikel 3 van de geurverordening.
Wat de afstand tussen stallen en geurgevoelige objecten betreft wordt uitgegaan van een standstil beginsel. De afstand van het emissiepunt van de bestaande stallen tot de bestaande geurgevoelige objecten mag bij uitbreidingen van de stallen niet verder worden verkleind. Hetzelfde geldt omgekeerd ook voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij een stal.
de aanwezigheid van bestaande stallen op korte afstand van geurgevoelige objecten vormt vaak een belemmering voor de bouw van nieuwe stallen op grotere afstand van geurgevoelige objecten. Als de nieuwbouw op tenminste 50 meter afstand is gelegen va geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom ten minste 100 meter van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom geldt het onder a en b genoemde maximaal aantal dieren niet. Voorwaarde hierbij is wel dat in de bestaande stallen het aantal dieren dan gelijk blijft en aan de minimale gevel-gevel afstanden wordt voldaan.
Artikel 6.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:2 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.4 Melding incidentele festiviteiten
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:3 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.5 Onversterkte muziek
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:5 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.6 Overige geluidhinder
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.7 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.8 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:73 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.9 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:34 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.10 Plakken en kladden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:42 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.11 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:60 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 6.12 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:15 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.1 Voorwerpen op of aan de weg
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:15 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.3 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:11 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.4 Maken of veranderen van een uitweg
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.5 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:24 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.6 Ligplaats vaartuigen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.7 Beschadigen van waterstaatswerken
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:28 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.8 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.9 Bestrijding Iepziekte
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:11a van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.11 Jaarmarkt Opmeer en Lappenmarkt
Dit artikel is gebaseerd op het instellingsbesluit.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 3 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.13 Omgevingsvergunning markt
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.14 Intrekking en schorsing omgevingsvergunning marktstandplaats
Dit artikel is gebaseerd op artikel 23 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.15 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.16 Onmiddellijke verwijdering
Dit artikel is gebaseerd op artikel 25 van de Marktverordening gemeente Opmeer 2003
Artikel 7.17 Losse standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 14 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992
Dit artikel is gebaseerd op artikel 18 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992
Dit artikel is gebaseerd op artikel 19 van de Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer 1992
Artikel 7.21 Onderhoud door de rechthebbende
De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met een beperkt onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op particuliere graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.
Artikel 7.22 Aanwijzing kampeerplaatsen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:19 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Artikel 7.23 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:18 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 5:32 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente Opmeer 2021.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving
Onderhavig artikel ziet er op dat wanneer normen, voorschriften en/of wet en regelgeving waar in deze verordening naar wordt verwezen rekening houdt met het feit dat de betreffende normen, voorschriften en/of wet en regelgeving kan veranderen. Op het moment dat normen, voorschriften en/of wet en regelgeving veranderd dient er automatisch rekening te worden gehouden met de betreffende rechtsopvolger zonder dat hiervoor onderhavige verordening voor hoeft te worden aangepast. De normen hebben overigens betrekking op de door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) uitgegeven normen (NEN’s), voornormen (NVN’s) en praktijkrichtlijnen (NPR’s).
Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving
In dit artikel worden de toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb). De aanwijzing van toezichthouders kan derhalve in de Verordening Fysieke Leefomgeving plaatsvinden.
Het handelen in strijd met omgevingsvergunningen en/of voorschriften die verbonden zijn aan een omgevingsvergunning is op grond van de wet verboden. Indien een dergelijke overtreding wordt vastgesteld is de Wet economische delicten van toepassing. Daarnaast kan de gemeenteraad op grond van artikel 154 van de Gemeentewet op overtreding van zijn verordening straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Dit gaat dus enkel op in die gevallen dat de Wet economische delicten niet van toepassing is. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de boetecategorieën opgenomen. Het is overigens de strafechter die uiteindelijk de soort en maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie. De Gemeentewet heeft aan de gemeenteraad de keuze gelaten op overtreding van de verordening een geldboete te stellen van de eerste of tweede categorie. De gemeenteraad heeft daarbij de ruimte om binnen de verordening onderscheid te maken naar bepalingen waar overtreding een straf van de eerste dan wel de tweede categorie op staat.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Kosten voor archeologisch onderzoek komen in beginsel voor rekening van de aanvrager. Dit volgt uit het principe ‘de verstoorder betaalt’.
Artikel 10.2 Wijziging van regelingen
Artikel 10.3 Intrekken oude regelingen
Artikel 10.4 Overgangsbepalingen
De datum waarop de oude regelingen vervallen of wijzigen en de nieuwe verordening in werking treedt.
De naam waaronder deze verordening wordt aangehaald. In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van voorgaande en/of opvolgende regelingen.
Lijst van gebruikte afkortingen
APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer
AVOI: Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Opmeer
Awb: Algemene wet bestuursrecht
Bal: Besluit activiteiten leefomgeving
Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving
BVB: Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer
BWV: Bouwverordening Gemeente Opmeer
EGV: Erfgoedverordening gemeente Opmeer
MV: Marktverordening gemeente Opmeer
VGV: Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012
VHG: Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Opmeer 2021 (APV)
Beheersverordening Begraafplaatsen Opmeer (BB)
Bouwverordening Gemeente Opmeer 2018 (BWV)
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Opmeer 2012 (VGV)
Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven. | ||
Het artikel is grotendeels één op één overgenomen, maar waar nodig herschreven. | ||
Erfgoedverordening gemeente Opmeer 2010 (EGV)
Marktverordening gemeente Opmeer 20003 (MV)
Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater (VHG)