Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loon op Zand

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Loon op Zand 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoon op Zand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Loon op Zand 2024
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Loon op Zand 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening Loon op Zand 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-557704

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Loon op Zand 2024

De raad van de gemeente Loon op Zand;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

gelezen het advies van het auditcomité;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Loon op Zand 2024

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    domein: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan burgemeester en wethouders;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    inkomsten: worden geboekt op het moment dat zij daadwerkelijk de onderneming inkomen;

  • -

    baten: zijn de opbrengsten, voor toevoeging en onttrekking aan reserves, welke gedurende een bepaalde periode zijn ontvangen;

  • -

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen het tarief wat minimaal nodig is voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële verhoudingswet en het gehanteerde tarief;

  • -

    taakveld: heeft betrekking op de taken en daaraan gerelateerde activiteiten waar baten en lasten mee gemoeid zijn. Zij clusteren niet alleen producten (goederen en diensten), maar ook taken en activiteiten die niet direct te vertalen zijn in kosten per hoeveelheid;

  • -

    verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft;

  • -

    doelmatigheid: in hoeverre zijn de (beleids)doelen, binnen het vastgestelde budget, gerealiseerd;

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de geleverde activiteiten en prestaties bijdragen aan het realiseren van de gestelde (beleids)doelen;

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De begroting en jaarstukken worden ingericht overeenkomstig de aanwijzingen zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale lasten en baten weergegeven.

  • 4.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf €25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden in het voorjaar aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 25.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het taakveld of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan €5.000.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 5.

    In de kredietaanvraag wordt zowel het bruto investeringsbedrag als de bijdragen van derden opgenomen. Tevens wordt de dekking van de kapitaal- en exploitatielasten in het voorstel opgenomen.

  • 6.

    Investeringskredieten worden twee jaar na kredietvotering afgesloten. Dit betekent dat kredieten die in de begroting jaar t worden gevoteerd, uiterlijk ultimo jaar t+1 worden afgesloten. Indien van toepassing kan voor deze investeringen opnieuw een voorstel worden gedaan. Voor investeringen die een langere doorlooptijd hebben wordt in het initiële voorstel expliciet gevraagd om af te wijken van deze bepaling.

  • 7.

    Investeringskredieten worden aan het einde van het jaar van ingebruikname van het actief afgesloten.

  • 8.

    Investeringskredieten worden per jaar gevoteerd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden. In de slotwijziging informeren burgemeester en wethouders de raad over de laatste financiële wijzigingen van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid.

  • 3.

    De bestuursrapportage en de slotwijziging bevatten een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4.

    In de bestuursrapportage en de slotwijziging worden afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten van thema’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 0,5% van de totale gemeentelijke lasten nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk in december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 4.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

     

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa met een meerjarig nut en waarvan de aanschafwaarde minus bijdragen van derden meer dan € 25.000 is, worden onder aftrek van die bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2.

    Materiële vaste activa worden het jaar na ingebruikname van het actief afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    Afwijken van de afschrijvingsmethodiek en –termijnen is alleen toegestaan als dit expliciet is besloten door de gemeenteraad. Hiertoe dient een apart beslispunt in het raadsvoorstel te worden opgenomen.

  • 4.

    Kosten voor het af- en oversluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      afvalstoffenheffing;

  • wordt, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders geven jaarlijks bij de programmabegroting een overzicht van de reserves en voorzieningen en de bijbehorende bestedingsplannen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders nemen daarbij de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      Een reserve wordt ingesteld of opgeheven door een raadsbesluit;

    • b.

      Een voorziening wordt alleen ingesteld of opgeheven door een raadsbesluit, indien sprake is van een keuzemogelijkheid voor de raad. De meeste voorzieningen worden namelijk van rechtswege gevormd (op basis van verslaggevingsregels).

    • c.

      In het raadsbesluit worden spelregels opgenomen over:

      • i.

        het specifieke doel van de reserve of voorziening;

      • ii.

        voeding en onttrekking van/aan de reserve of voorziening;

      • iii.

        maximale hoogte;

      • iv.

        maximale looptijd.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4.

    Er wordt geen rente toegevoegd aan reserves en voorzieningen.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde baten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de onroerendezaakbelastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, marktgelden, legesverordening, toeristenbelasting, hondenbelasting, reclamebelasting en de retributieverordening.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders en is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders indien mogelijk zekerheden. Dit betekent dat er bijvoorbeeld recht van hypotheek wordt gevestigd op een onroerend goed of een pandrecht op een roerend goed. In het raadsbesluit wordt toegelicht op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven.

  • 4.

    Het verhogen en/of verlengen van leningen, verstrekte garanties of risicodragend kapitaal is alleen mogelijk voor zover dit past binnen de publieke taak en binnen de gestelde zekerheden. Indien dit niet het geval is, is een expliciet raadsbesluit nodig voor de verhoging en/of verlenging.

  • 5.

    Garanties aan instellingen worden alleen verstrekt als deze garantie noodzakelijk is om een geldlening te kunnen afsluiten.

  • 6.

    Leningen worden alleen verstrekt aan instellingen als die ook met een gemeentegarantie geen geldlening kunnen afsluiten op de kapitaalmarkt. Bij het bepalen van de leningsvoorwaarden moeten de regels rondom staatssteun in acht worden genomen.

Artikel 20: Verbonden partijen

Voor het deelnemen in een verbonden partij dienen de volgende kaderstellende regels in acht te worden genomen:

  • 1.

    De gemeente gaat niet over tot de oprichting van of de deelneming in een privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij op deze wijze een publiek belang wordt behartigd dat niet op een andere wijze tot stand kan worden gebracht.

  • 2.

    De beslissing tot oprichting van of deelname aan een verbonden partij, en ook de aansturing, ligt primair bij burgemeester en wethouders. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat de oprichting van of deelname in een verbonden partij een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.

  • 3.

    Binnen de gemeente worden de rol van bestuurder/eigenaar en de rol van klant/opdrachtgever indien mogelijk bij verschillende collegeleden belegd. Dit wordt per individuele verbonden partij beoordeeld waarbij de gemaakte keuze deugdelijk wordt onderbouwd.

  • 4.

    Vooraf worden concreet afspraken gemaakt over de doelen, prestaties, kosten en risico´s en beheersinstrumenten.

     

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 16, vierde lid;

  • b.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • c.

    onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing;

Artikel 22. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 23. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    In de programmabegroting en de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de weerstandscapaciteit in relatie tot de risico's. De weerstandscapaciteit is het totaal van de algemene reserves.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. In de paragraaf wordt van de kapitaalgoederen aangegeven wat de financiële consequenties zijn die voortvloeien uit de plannen als bedoeld in artikel 19 lid 2 t/m 4.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de tien jaar een integraal beleidsplan openbare ruimte (IBOR) aan. Het integraal beleidsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt dit beleidsplan vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de indirecte personeelskosten, zoals budget voor ziek/piek en opleidingskosten;

  • c.

    de kosten van inhuur derden;

  • d.

    de huisvestingskosten;

  • e.

    de automatiseringskosten;

  • f.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • g.

    in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording wordt in het onderdeel bedrijfsvoering van de programmabegroting ingegaan op de wijze van informeren die door de raad wordt vastgesteld, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

Artikel 26. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

  • 3.

    Via een afzonderlijke meerjarenprognose grondbeleid (MPG) doen burgemeester en wethouders verslag van:

    • a.

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • d.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • e.

      de beleidsuitgangspunten betreffende de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken;

    • f.

      huidige vastgoedpositie;

    • g.

      de aan- en verkoop van vastgoed;

    • h.

      de deelname in PPS-constructies;

    • i.

      de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project.

  • 4.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

     

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de domeinen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de domeinen.;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de domeinen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • j.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder g. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

     

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude regeling

De Financiële verordening Loon op Zand 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Loon op Zand 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 14 december 2023.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1. afschrijvingsbeleid

 

Uitgangspunten:

 

  • 1.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig economisch en maatschappelijk nut worden geactiveerd onder aftrek van bijdragen van derden.

  • 3.

    Kosten voor het af- en oversluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 5.

    De afschrijving start het jaar na ingebruikname van het actief.

  • 6.

    De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven.

  • 7.

    De componentenbenadering wordt niet toegepast. Dit betekent dat de gemeente materieel actief in zijn geheel activeert en één afschrijvingstermijn hanteert. De onderdelen die een kortere gebruiksduur hebben dan de vooraf bepaalde gebruiksduur van het gehele actief, en dus eerder vervangen moeten worden, vallen onder het groot onderhoud. Via het vormen van een onderhoudsvoorziening kunnen de kosten van toekomstig groot onderhoud gelijkmatig gespreid worden in de tijd.

 

Afschrijvingstermijnen:

 

De volgende materiële vaste activa met economisch en maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

 

Gebouwen en inrichting

Termijn

Nieuwbouw en ingrijpende renovatie1

40 jaar

Restauratie, verbouwingen en aankoop gebouwen

25 jaar

Kantoormeubilair

15 jaar

Technische installaties

15 jaar

Onderwijsmeubilair

10 jaar

Veiligheidsvoorzieningen

10 jaar

Riolering

Termijn

Leidingen, gemalen en bouwwerken

60 jaar

Duikers

50 jaar

Elektrisch/mechanische installaties

15 jaar

Wegen

Termijn

Verharding

45 jaar

Levensduur verlengend onderhoud

20 jaar

Reconstructies

45 jaar

Openbare verlichting

Termijn

Armaturen

15 jaar

Verlichtingspalen

40 jaar

Groen

Termijn

Bloembakken

25 jaar

Groenvoorzieningen, gazons en beplanting (incl. sportvelden)

25 jaar

Straatmeubilair

Termijn

Banken en afvalbakken

25 jaar

Speelvoorzieningen

15 jaar

Hekwerken

25 jaar

Transportmiddelen

Termijn

Zware transportmiddelen en aanhangwagens

10 jaar

Personenauto’s

5 jaar

ICT

Termijn

Telefooninstallaties

10 jaar

Audiovisuele apparatuur raadszaal

10 jaar

Automatiseringsapparatuur

5 jaar

Civiele kunstwerken

Termijn

Bruggen, tunnels en muren

40 jaar

Afval

Termijn

Containers (afval)

15 jaar

 

 


1

Met ingrijpende renovatie wordt bedoeld dat het gebouw dusdanig wordt vernieuwd, dat het voldoet aan deeisen die op dat moment aan nieuwbouw worden gesteld en daarmee feitelijk gelijk gesteld kan worden aannieuwbouw.