Organisatie | Midden-Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Midden-Groningen |
Citeertitel | Delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Midden-Groningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 11-05-2023 |
De raad van de gemeente Midden-Groningen,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 januari 2023 betreffende de delegatie van delen van het omgevingsplan (zaaknummer 987157);
gelet op het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet;
gelet op het bepaalde in artikel 2.8 en 4.14, vijfde lid Omgevingswet;
gelet op afdeling 10.1.2 Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat, voor zover de gemeenteraad bevoegd is een omgevingsplan vast te stellen dan wel te wijzigen en bevoegd is voor een locatie een voorbereidingsbesluit te nemen, dit niet in alle gevallen noodzakelijk is en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) op diverse onderdelen van het omgevingsplan de bevoegdheid tot beslissen over kan nemen;
Artikel 1 Delegeren bevoegdheden vaststellen omgevingsplan
De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot vaststelling van het omgevingsplan in de volgende gevallen:
Jaarlijks verstrekt het college aan de raad een overzicht van besluiten en wijzigingen die op basis van dit delegatiebesluit in het Omgevingsplan zijn verwerkt. Het delegatiebesluit zal een jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 mei 2023
De raad van de gemeente Midden-Groningen
Adriaan Hoogendoorn
Voorzitter
Mieke Bouwman
Griffier
Toelichting Delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Midden-Groningen
Artikel 1 Delegeren bevoegdheden vaststellen omgevingsplan
De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad verleende omgevingsvergunning die in strijd zijn met het omgevingsplan, binnen vijf jaar moet verwerken in het omgevingsplan. De raad of het college (afhankelijk van de adviesrol) besluit over het verlenen van deze omgevingsvergunningen.
Als na besluitvorming op de vergunning nogmaals een besluit genomen moet worden over de aanpassing van het omgevingsplan, is er sprake van dubbele besluitvorming over hetzelfde onderwerp. Het vertalen van verleende vergunningen in het omgevingsplan is dan ook eigenlijk een administratieve handeling en daarom gedelegeerd aan het college.
Beleidsregels zijn regels die niet opgenomen zijn in het bestemmingsplan, maar geven wel duidelijk aan wat de ambities en voorwaarden zijn die zijn vastgesteld door de raad en/of het college. Beleidsregels en verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving moeten na inwerkingtreding van de wet worden opgenomen in het omgevingsplan.
Deze regels zijn al vastgesteld en behoeven enkel nog doorvertaling in het omgevingsplan. Een dergelijke aanpassing van delen van het omgevingsplan is aan te merken als uitvoering en leent zich daarmee bij uitstek voor delegatie. Het gaat immers om het vertalen van (kaderstellend) beleid waar al sprake is geweest van een inhoudelijke afweging door de raad of college.
Aandacht moet er wel zijn voor de mate van uitwerking van het beleid. Er is beleid met brede strategische kaders en er is beleid met een concrete uitwerking van wat wel en wat niet mag. Regels in het omgevingsplan zijn heel concreet en het kan dus zijn dat er nog veel ruimte is tussen een breed strategisch kader en de vertaling naar concrete regels. Het is daarom belangrijk om bij vaststelling van nieuw strategisch beleid vervolgafspraken te maken over de verdere uitwerking hiervan. Komt het college nog een keer terug bij de raad met een verder invulling van de kaders of wordt het beleid direct vertaald naar het omgevingsplan.
De huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent de mogelijkheid dat het college het bestemmingsplan kan wijzigen- of uitwerken ten behoeve van een nieuwe ontwikkeling (artikel 11 Wro). Hiervoor moet wel een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het bestemmingsplan staan, met de daarbij behorende uitwerkings- en wijzigingsregels. De Omgevingswet kent deze wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht niet. Onder de Omgevingswet worden de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht weliswaar onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, maar er is echter geen overgangsrecht voor de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht. Deze instrumenten verliezen daardoor hun werking. Het college kan na inwerkingtreding van de Omgevingswet dus geen wijzigingsplan of uitwerkingsplan meer vaststellen. De raad is dan, op het moment dat er geen sprake is van delegatie aan het college, bevoegd om het omgevingsplan voor die onderdelen te wijzen. Het is wenselijk om de huidige situatie te handhaven. Nieuwe ontwikkelingen, die voldoen aan de huidige wijzigingsbevoegdheid, zijn gedelegeerd aan het college.
Een voorbereidingsbesluit is een verklaring dat een wijziging van het omgevingsplan wordt voorbereid, waarmee dan een aanhoudingsplicht geldt voor bouw- en aanlegactiviteiten. Hierdoor wordt voor het gebied waarvoor het besluit wordt genomen de bestaande situatie als het ware tijdelijk bevroren totdat het omgevingsplan is gewijzigd. Met het nemen van een voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat een initiatiefnemer kort voor een aanpassing van het omgevingsplan bewust een vergunningaanvraag indient die in strijd is met de voorgenomen aanpassing. De noodzaak tot het nemen van een voorbereidingsbesluit komt niet vaak voor, maar wanneer het nodig is, is het belangrijk dat er snel gehandeld kan worden. Gelet op de vergaderfrequentie van de raad in relatie tot die van het college en de daarbij horende aanlevertermijn, kan het college hierin sneller acteren. Om die reden is in de Omgevingswet een delegatiemogelijkheid opgenomen voor de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit (artikel 4.14 Ow). De achterliggende gedacht van de wetgever is hierbij geweest dat het college een omgevingsplan voorbereidt en daarmee dan ook goed in staat is om op een effectiever wijze een voorbereidingsbesluit te nemen.
Bestemmingsplannen en verordeningen hebben veelal begripsbepalingen. Begripsbepalingen zijn ondersteunend voor de leesbaarheid of de uitvoerbaarheid van de regels. In het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) komt een landelijke Stelselcatalogus waarin de vele gemeentelijke begrippen zoveel mogelijk geharmoniseerd zijn. Harmonisatie is van belang om als één overheid dezelfde taal te spreken, die aansluit bij gewoon taalgebruik. Als in de Stelselcatalogus begripsbepalingen zijn opgenomen die de leesbaarheid verbeteren, verduidelijken of een waardevolle toevoeging zijn, is het wenselijk deze begrippen snel te kunnen overnemen in het omgevingsplan.
Deze aanpassingen zijn gedelegeerd aan het college. Het gaat hierbij niet om aanpassingen of toevoegingen van begripsbepalingen die nadelige effecten kunnen hebben op de fysieke leefomgeving of nadelige/beperkende effecten tot gevolg hebben voor inwoners en initiatiefnemers.
Met de term informatieproducten worden verrijkte gegevens bedoeld over bijvoorbeeld geluid, bodem, natuur, water, externe veiligheid, bouw, afval, cultureel erfgoed, e.d., maar ook aantallen, oppervlaktes en afmetingen. Een informatieproduct kan gebruikt worden om de vergunningaanvraag makkelijker te maken en maakt onderdeel uit van het omgevingsplan. Informatieproducten geven feitelijke informatie over de omgeving, zodat gebruikers kunnen zien wat de mogelijkheden zijn op een specifieke locatie.
Wet– en regelgeving wijzigt regelmatig, net als normen uit beleidsstukken/-visies, door andere inzichten, wijzigingen in normstellingen, meetmethoden, naamgeving, vervallen van wetgeving, etc. Dit kan ertoe leiden dat normen, meetmethoden, referenties en verwijzingen (naar wetgeving) die in het omgevingsplan zijn opgenomen aangepast moet worden. Het betreft hier onder andere gewijzigde wet- en regelgeving van hogere bevoegde gezagen.
Als voorbeeld ten aanzien van gewijzigde wet- en regelgeving kan gedacht worden aan de wijziging van de provinciale Omgevingsverordening. Als daarin instructieregels wijzigen, zullen deze ook in het gemeentelijke omgevingsplan tot wijzigingen kunnen leiden. Om de procedure voor het aanpassen van het omgevingsplan in deze situaties sneller te laten verlopen is de vaststelling van het omgevingsplan op dit punt gedelegeerd aan het college.
Soms komen er gedurende de procedure feiten en omstandigheden naar boven waardoor het college kan besluiten de wijziging van het bestemmingsplan toch niet te laten vaststellen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan; veel weerstand vanuit de omgeving in de vorm van inspraakreacties of zienswijzen, uitkomsten uit onderzoeken waardoor iets onverhoopt toch niet kan, als tijdens de procedure blijkt dat de haalbaarheid niet is gegarandeerd, e.d..
Op 19 april 2018 heeft de gemeenteraad de Erfgoedverordening 2018 gemeente Midden-Groningen vastgesteld. In deze verordening is vastgelegd dat het college bevoegd is voor het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten. Daar het college deze bevoegdheid al heeft op basis van de Erfgoedverordening is het praktisch dat zij dit ook zonder tussenkomst van de raad kunnen doorvoeren en verwerken in het Omgevingsplan.
Jaarlijks verstrekt het college aan de raad een overzicht van besluiten en wijzigingen die op basis van dit delegatiebesluit in het Omgevingsplan zijn verwerkt. Het delegatiebesluit zal een jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
Na vaststelling van het delegatiebesluit wordt deze gepubliceerd in het Gemeenteblad en is dan te vinden op officielebekendmakingen.nl. Het delegatiebesluit komt tevens beschikbaar in de databank lokale wet- en regelgeving (overheid.nl) en op de gemeentelijke website.
Dit artikel spreekt voor zich.