Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989 |
Citeertitel | Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1979.
Deze regeling is ingetrokken per 1 augustus 2010 i.v.m. de oprichting van de Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs .
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2006 | 01-08-2010 | 1e wijziging i.v.m. de Wet dualisering gemeentebestuur | 31-05-2006 Amstelveens Weekblad d.d.14-06-2006 | 06-49 | |
01-08-1989 | Nieuwe regeling | 19-07-1989 Onbekend | 89-7532 |
De rector is belast met de leiding van de school en is tegenover het bevoegd gezag verantwoordelijk voor de gang van zaken op school.
De rector wordt in de leiding van de school bijgestaan door een of meer conrectoren; hij stelt, na overleg met de conrectoren, een taakverdeling vast voor de leiding van de school en zendt deze ter vaststelling aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt de taakverdeling eerst vast na de medezeggenschapsraad in de gelegenheid gesteld te hebben de hem toegekende bevoegdheid uit te oefenen.
De schoolleiding vergadert in principe ten minste één keer per week waarbij de algehele gang van zaken in de school onderwerp van bespreking vormt. De rector roept deze vergadering bijeen. Van de vergadering wordt ten minste een korte besluitenlijst opgemaakt. De rector zendt de besluitenlijst naar de medezeggenschapsraad en naar de in de artikelen 38 en 42 genoemde vergaderingen en raden. Tevens wordt de besluitenlijst gepubliceerd op het mededelingenbord in de personeelskamer(s).
De werkzaamheden van de docent kunnen worden vastgelegd in een instructie voor het onderwijzend personeel. De rector zendt een ontwerpinstructie niet dan na overleg met de docentenraad ex artikel 38, lid 12, ter vaststelling aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt de instructie eerst vast na instemming te hebben verkregen van het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad.
Elke docent of conrector draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; hij doet verder alles wat redelijkerwijs van hem gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school. Dit geldt eveneens voor de docenten aan wie taken zijn opgedragen ten behoeve van activiteiten die uitgaan van de school doch buiten de school plaatsvinden.
De docent informeert uit eigen beweging de rector of een daartoe aangewezen persoon (bijvoorbeeld decaan, counsellor, mentor) over de feiten en omstandigheden die de leerlingen en de school betreffen en waarvan hij meent dat de desbetreffende persoon op de hoogte moet zijn. Soortgelijke informatie geeft de rector of de daartoe aangewezene aan de docent.
De docent licht de leerling en zijn ouders desgevraagd volledig in over de vorderingen en over de normering die aan de eventuele cijfergeving ten grondslag ligt; een en ander met inachtneming van hetgeen hierover in het schoolwerkplan van de school is bepaald.
2 Het onderwijsondersteunend personeel
Het onderwijsondersteunend personeel verricht de taken zoals in hoofdlijnen neergelegd in hoofdstuk 1-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, die worden opgedragen door of namens de rector. Het onderwijsondersteunend personeel is voor de uitvoering van die taken verantwoording verschuldigd aan de rector of een door deze aangewezen persoon van de schoolleiding dan wel een andere daartoe door de rector aangewezen persoon met bepaalde taken.
Het onderwijsondersteunend personeel draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; de leden van het onderwijsondersteunend personeel doen verder alles wat redelijkerwijs van hen gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school.
Het lid van het onderwijsondersteunend personeel dat niet op school aanwezig kan zijn, stelt de rector hiervan zo spoedig mogelijk in kennis onder opgave van redenen, een en ander nader te regelen in het huishoudelijk reglement. De rector doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan het bevoegd gezag.
Indien een leerling in een aantal vakken onvoldoende vorderingen maakt, dan wel in het algemeen aanleiding geeft tot opmerkingen, licht een daartoe door de rector aangewezen persoon - tenzij de rector zich die taak heeft voorbehouden - in overleg met de docenten van wie de leerling les krijgt, de ouders hierover in.
Indien hem inlichtingen worden geweigerd of hij meent dat inlichtingen worden achtergehouden, dan wel dat de hem gegeven beoordeling niet in overeenstemming is met de daartoe afgesproken procedure kan de leerling of kunnen zijn ouders aan de rector verzoeken een onderzoek in te stellen. Aan dat verzoek wordt zo spoedig mogelijk gevolg gegeven en van de resultaten daarvan worden de leerling en/of zijn ouders, alsmede de desbetreffende docent(en) onverwijld in kennis gesteld.
De leerling behoort de door hem ingeleverde proefwerken en andere schriftelijke stukken binnen twee weken van de docent ter inzage te krijgen.
Als een docent de straf oplegt, kunnen de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij de rector of conrector; als de conrector de straf oplegt, kunnen de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij de rector. Van de beslissing op dit beroep kunnen zowel de docent, conrector als de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij het bevoegd gezag. Hangende het beroep geldt de beslissing van de rector.
De rector deelt zijn beslissing met opgave van redenen binnen 24 uur mede aan het bevoegd gezag, de docenten, de leerling en, indien deze minderjarig is, ook aan de ouders van de leerling, onder vermelding van de mogelijkheid tot beroep. De rector bevestigt deze mededeling zo spoedig mogelijk nadien schriftelijk.
De rector kan, gehoord de docentenvergadering, het bevoegd gezag voorstellen te besluiten tot definitieve verwijdering van de leerling, die bij herhaling de voorschriften van de school overtreedt of die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag. Een voorstel tot definitieve verwijdering aan de rector kan uitgaan van ten minste 2/3 van het aantal leden van het onderwijzend en/of onderwijsondersteunend personeel.
Het bevoegd gezag kan slechts besluiten tot definitieve verwijdering nadat de leerling en, indien deze minderjarig is, ook de ouders van de leerling in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord. Definitieve verwijdering van een (partieel-) leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspecteur. Hangende dit overleg kan de desbetreffende leerling worden geschorst.
Een besluit tot definitieve verwijdering wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze minderjarig is, ook aan de ouders van de leerling medegedeeld. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid te verzoeken om herziening van het besluit. Het bevoegd gezag stelt eveneens de inspecteur schriftelijk en met opgave van redenen van een definitieve verwijdering in kennis.
Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek, neemt de commissie van beroep in algemene onderwijszaken als bedoeld in artikel 57 een beslissing op het verzoek om herziening, na overleg met de inspecteur en desgewenst andere deskundigen. Daarbij geldt de eis dat eerst de leerling en wanneer deze minderjarig is, ook de ouders van de leerling in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord en kennis hebben kunnen nemen van de op het besluit betrekking hebbende adviezen of rapporten.
HOOFDSTUK 5 DE SCHOOLORGANISATIE
De medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken (artikel 5, tweede lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs), een en ander met inachtneming van het medezeggenschapsreglement van de school.
Het personeel kan een gezamenlijke personeelsraad instellen dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en het onderwijsondersteunend personeel.
De personeelsraad of -raden zijn bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad, met name over die aangelegenheden die de geleding personeel in het bijzonder aangaan.
De leerlingenraad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad en/of de rector, met name over die aangelegenheden die de geleding leerling in het bijzonder aangaan.
Aan elke school is een ouderraad verbonden, behalve aan de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum. Het bepaalde in de artikelen 36 en 37 is derhalve niet van toepassing op de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum.
De ouderraad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad en/of de rector, met name over die aangelegenheden die de geleding ouders in het bijzonder aangaan.
Een docentenraad is een deelvergadering als bedoeld in het vorige lid. De docentenraad kiest uit zijn midden een voorzitter, De docentenvergadering stelt een huishoudelijk reglement vast voor de docentenraad en regelt daarin tenminste de samenstelling en de verkiezingsprocedure voor de docentenraad.
Afhankelijk van de daartoe vastgelegde taakverdeling beslist de docentenvergadering dan wel deelvergadering over de toelating van de leerling tot het volgende leerjaar, nader geregeld in het Leerplan rijksscholen voor v.w.o., h.a.v.o./m.a.v.o./l.b.o. dan wel in het leerplan voor de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum.
Indien de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen en de rector ten aanzien van een besluit, na toepassing van de voorgaande leden, niet tot een eensgezind standpunt komen, voert de rector het besluit niet uit. Hij doet hiervan, alsmede van de gevolgde gang van zaken, binnen drie dagen schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan het bevoegd gezag en aan de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen.
De docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen kan of kunnen binnen één week na ontvangst van de schriftelijke mededeling als in het vorige lid bedoeld het besluit van de rector schriftelijk voorleggen aan het bevoegd gezag ter beoordeling en beslissing.
Het bevoegd gezag beslist binnen veertien dagen na ontvangst van het bezwaar van de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen en brengt zijn gemotiveerde beslissing ter kennis van rector en docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen.
Van het besluit van het bevoegd gezag, bedoeld in lid 5, kunnen belanghebbenden in beroep komen bij de commissie van beroep in algemene onderwijszaken als bedoeld in artikel 57, binnen 30 dagen nadat het te hunner kennis is gebracht; hangende dit beroep wordt naar de beslissing van het bevoegd gezag gehandeld.
De rector wijst, nadat daartoe door de vaksectie binnen een door hem te bepalen termijn een voordracht is gedaan, een sectievoorzitter aan. De sectievoorzitter draagt zorg voor de coördinatie van de werkzaamheden in de vaksectie. Hij verzorgt namens de vaksectie de communicatie met de schoolleiding.
De beambtenvergadering stelt voor zich een huishoudelijk reglement vast, alsmede, indien tot het instellen van een beambtenraad is besloten, voor de beambtenraad. In het huishoudelijk reglement van de beambtenraad wordt tenminste geregeld de samenstelling en de verkiezingsprocedure voor de beambtenraad.
HOOFDSTUK 6 ALGEMENE TAKEN EN PROCEDURES
Het voorlopig vastgestelde schoolwerkplan wordt aan de medezeggenschapsraad voorgelegd. Nadat de medezeggenschapsraad zijn instemming heeft verleend aan die delen van het plan waarvoor hij instemmingsbevoegdheid heeft, stelt het bevoegd gezag het schoolwerkplan definitief vast. Het tijdstip van definitieve vaststelling ligt tijdig voor de aanvang van het nieuwe schooljaar.
Het schoolwerkplan bevat tenminste:
de taakomschrijving van de personen of groepen die een bijzondere taak hebben bij de uitvoering of wijziging van het schoolwerkplan, zoals klassendocenten of mentoren, schooldecanen, coördinatoren en vaksecties en een overzicht van de taakeenheden die in verband daarmee eventueel ter beschikking worden gesteld.
De rector maakt jaarlijks zo mogelijk voor 15 februari, doch in ieder geval op een zodanig tijdstip dat het bevoegd gezag kan voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk II-D van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel, aan de in lid 1 genoemde vergaderingen en raden bekend of, en zo ja, op welke punten hij het bevoegd gezag wil voorstellen het schoolwerkplan voor het volgende jaar te wijzigen.
Het bevoegd gezag zendt het vastgestelde schoolwerkplan aan de rector en de inspecteur. De rector zendt het plan aan de in artikel 49 genoemde vergaderingen en raden. Indien het schoolwerkplan en dat van het voorafgaande jaar losbladig is, kan worden volstaan met het zenden van de nieuwe of gewijzigde pagina’s. Daarbij wordt dan op de pagina’s zelf aangegeven met ingang van welk schooljaar ze van kracht worden.
Het verslag beschrijft onder meer de schoolloopbaan van de cohorten leerlingen die instroomden in het eerste leerjaar, in 4 h.a.v.o. en in 5 v.w.o. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de schoolloopbaan van jongens en die van meisjes. Ook gegevens over de schoolloopbaan van andere groepen worden zo nodig apart vermeld. Per cohort wordt naast de door- en uitstroom per groep ook de vakkeuze per groep vermeld per leerjaar en per schoolsoort en ten aanzien van degenen die uitstromen, zo mogelijk het type vervolgonderwijs. De jaarlijkse teldatum is 1 september c.q. 1 oktober van het schooljaar dat volgt op het jaar waarover verslag wordt uitgebracht.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Deze commissie fungeert als beroepsinstantie in de gevallen, genoemd in artikel 25, lid 5, artikel 38, lid 10 en artikel 40, lid 6, alsmede als beroepsinstantie in het geval een (eind)examenkandidaat zich niet kan verenigen met de tegen hem genomen maatregelen in verband met onregelmatigheden bij het (eind)examen. Daarnaast kan elke belanghebbende bij de commissie in beroep komen, indien hij meent dat deze Verordening of een van de huishoudelijke reglementen van de school niet of onjuist is toegepast.
Deze Verordening wordt aangehaald als “Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989”.
Bij de toelating van leerlingen tot de school wordt onderscheid gemaakt in toelating tot het eerste leerjaar en toelating tot andere leerjaren.
Toelating van leerlingen tot het eerste leerjaar van de school vindt, behoudens het bepaalde in artikel 4, lid 3, van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o., slechts plaats na een toelatingsonderzoek, tenzij de door het bevoegd gezag ingestelde toelatingscommissie op grond van het bepaalde in artikel 10 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o., besluit een leerling zonder verder onderzoek tot het eerste leerjaar toe te laten.
De rector maakt voor 1 februari bekend waar en wanneer het toelatingsonderzoek voor het eerste leerjaar zal plaatsvinden en welke toetsingsmiddelen daarbij zullen worden gebruikt. Hij maakt daarbij tevens bekend waar en wanneer de aanmelding voor het toetsingsonderzoek zal plaatsvinden.
Tot de andere leerjaren worden de leerlingen slechts toegelaten na een toelatingsonderzoek, tenzij de toelating plaatsvindt op grond van het bepaalde in artikel 12 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o, of tenzij de door het bevoegd gezag ingestelde toelatingscommissie op grond van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van dat besluit, beslist dat een toelatingsonderzoek achterwege wordt gelaten.
Over de keuze van de soort van het door de leerling te volgen onderwijs en de te volgen vakken overleggen de rector of de door hem daartoe aangewezen docenten met de leerling en zijn ouders, voogden of verzorgers. Uitgangspunt hierbij is dat niet gekozen mag worden op grond van sekse of etnische oorsprong.
De rector stelt in overleg met de docentenvergadering vast op welke tijdstippen moet worden beslist over de voortzetting van het door de leerling te volgen onderwijs.
Op de tijdstippen bedoeld in artikel 70, beslist de docentenvergadering over de toelating van de leerling tot het volgende leerjaar. De docentenvergadering kan deze beslissing uitstellen tot na een herkansing van de leerling, die plaatsvindt op één van de eerste schooldagen van het nieuwe schooljaar.
Indien de docentenvergadering een beslissing neemt als bedoeld in het tweede lid onder b of c, beslist zij vervolgens of de leerling, al dan niet voorwaardelijk, wordt toegelaten tot een andere school of afdeling. Bij toelating beslist zij tevens tot welk leerjaar de leerling wordt toegelaten; daarbij neemt zij de artikelen 73 en 74 in acht.
Indien de docentenvergadering een beslissing neemt als bedoeld in het tweede lid onder c of indien aan de voorwaarden gesteld bij een beslissing als bedoeld in het tweede lid onder b, niet wordt voldaan, heeft de leerling het recht het leerjaar dat hij doorlopen heeft, te herhalen behoudens het bepaalde in artikel 73.
De leerling kan met een taak tot het volgende leerjaar worden toegelaten. Een taak omvat een bepaalde hoeveelheid leerstof, die de leerling in ten hoogste tien vakantiedagen moet kunnen verwerken. De taak wordt ingeleverd en gecontroleerd voor de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar, tenzij de docentenvergadering anders bepaalt. Bij niet-tijdig inleveren van of niet voldoen aan een taak kan de leerling de toegang tot de betreffende lessen worden ontzegd door de docentenvergadering.
Indien een leerling op grond van het bepaalde in de artikelen 72 en 73 de school moet verlaten, adviseert de docentenvergadering hem en zijn ouders, voogden of verzorgers over de keuze van een vervolgopleiding of een beroep.
Bij een stemming, als bedoeld in de artikelen 72, 73 en 74 zijn de docenten van wie de leerling les krijgt, verplicht hun stem uit te brengen. Blanco stemmen is hun niet toegestaan.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING OPENBAAR VOORTGEZET ONDERWIJS AMSTELVEEN 1989
In het hierna volgende zullen de artikelen van de nieuwe Verordening (de Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989) afzonderlijk of per groep worden toegelicht. Wanneer wordt gerefereerd aan “de werkgroep”, wordt gedoeld op de “werkgroep wijziging verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen”, waarin schoolleidingen en medezeggenschapsraden van de Amstelveense openbare scholen voor voortgezet onderwijs waren vertegenwoordigd, en waarin tevens enige ambtenaren zitting hadden.
Deze werkgroep heeft het college geadviseerd inzake onderwerpelijke verordening.
In dit artikel zijn uiteraard de nieuwe instituten (medezeggenschapsraad met deelraden) opgenomen.
Artikelen 2 en 3 De schoolleiding
Bij de vaststelling van de taakverdeling voor de schoolleiding wordt nu de medezeggenschapsraad betrokken. Het bepaalde in oud artikel 8 (verdeling aantal diensturen) is vervallen daar dit begrip als zodanig niet meer bestaat.
Nieuw is het bepaalde in artikel 4, lid 4, inzake de nevenwerkzaamheden van de docent, conrector of rector, en het bepaalde in artikel 5 (mogelijke instructie voor het onderwijzend personeel). Over het bepaalde in artikel 4 is door de werkgroep uitvoerig van gedachten gewisseld. Daar na enige studie bleek dat dit een gebruikelijke bepaling is, werd besloten haar te handhaven. Bij vaststelling van een instructie voor het onderwijzend personeel is instemming van het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad vereist. Het bepaalde in artikel 12 (melding afwijking van schoolwerkplan) hangt samen met de verplichting van de rector om in het jaarverslag van de school evt. afwijkingen van het schoolwerkplan bij de uitvoering daarvan te vermelden - zie artikel 56,lid 4.
Artikelen 13, 14 en 15 Het onderwijsondersteunend personeel
Oud artikel 69 bepaalt dat een instructie voor het onderwijsondersteunend personeel kan worden vastgesteld. Deze bepaling is niet in de nieuwe Verordening opgenomen, daar in een dergelijke instructie reeds is voorzien middels het bepaalde in onderwerpelijke artikelen.
Artikelen 16 t/m 25 De leerling
Een van de taken van de werkgroep luidde: “het vanuit het collegeprogram bezien hoe de rechten en verplichtingen van de leerlingen van de openbare scholen voor voortgezet onderwijs in de Verordening kunnen worden geïncorporeerd”. Dit is op 2 manieren gebeurd.
Het bepaalde in de artikelen 16 t/m 25 is duidelijk door bovengenoemde doelstelling geïnspireerd. De artikelen 16 t/m 22 zijn deels nieuw, deels (aanzienlijk) uitgebreider dan de oude artikelen 61, 62 en 79. In de artikelen 23, 24 en 25 zijn de maatregelen ter handhaving van de op school geldende regels neergelegd. Het begrip “straf” in artikel 23 is niet nader gedefinieerd; daar staat tegenover dat de beroepsgang duidelijk omschreven is. Bovendien blijkt uit de artikelen 24 en 25 dat de straf ex artikel 23 in ieder geval niet een tijdelijke of definitieve ontzegging van de toegang tot de school kan zijn. De beroepstermijnen bij tijdelijke of definitieve ontzegging van de toegang tot de school zijn verruimd (resp. van 2 dagen naar 1 week en van 1 week tot 30 dagen).
In artikel 16, lid 2, is uitdrukkelijk vermeld dat de rechten en verplichtingen van de leerling kunnen worden vastgelegd in een leerlingenstatuut. Een leerlingenstatuut is een richtlijn, waarin de rechten en verplichtingen van een ieder, die rechtstreeks aan een school verbonden is, staan omschreven om zodoende de rechtspositie van leerlingen te verduidelijken en te verbeteren en daardoor het leefklimaat op school te verbeteren (uit: het advies van de Raad voor het Jeugdbeleid d.d. 1984, getiteld “Naar een leerlingenstatuut”). Met het oog op bovengenoemde doelstelling is besloten tot opname van genoemd artikellid in de nieuwe Verordening, ondanks het feit, dat het bepaalde in de resp. reglementen voor de medezeggenschapsraden van de Amstelveense openbare scholen voor voortgezet onderwijs, in combinatie met het bepaalde in de nieuwe Verordening, al een zekere garantie biedt voor de mogelijkheid tot het instellen van een leerlingenstatuut. Immers, in artikel 23/24 van de resp. reglementen voor genoemde medezeggenschapsraden is bepaald dat, t.a.v. een voorgenomen besluit van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van een mogelijk leerlingenstatuut, de medezeggenschapsraad ofwel adviesrecht heeft, ofwel instemmingsrecht, ofwel instemmingsrecht van het ouders- en/of leerlingendeel van de raad. Wanneer het bevoegd gezag niet eigener beweging tot een dergelijk besluit komt, kan de medezeggenschapsraad dit voorstellen o.g.v. artikel 21 van het reglement voor de medezeggenschapsraad en o.g.v. artikel 27 van de nieuwe Verordening. Op grond van artikel 32 van de nieuwe Verordening kan de leerlingenraad een dergelijk voorstel onder de aandacht brengen van de medezeggenschapsraad.
Artikelen 26 t/m 43 De schoolorganisatie
In deze artikelen zijn de belangrijkste wijzigingen t.o.v. de oude Verordening neergelegd. Immers, in de oude, uit 1979 daterende, Verordening is uiteraard geen rekening gehouden met het bepaalde ingevolge de op 1-2-1982 in werking getreden Wet medezeggenschap onderwijs (W.M.0.). Nieuw zijn derhalve de artikelen inzake de medezeggenschapsraad en de geledingenraden.
De artikelen 26 en 27, betreffende de medezeggenschapsraad, zijn geheel conform de W.M.0. Een medezeggenschapsraad is geen intern schoolorgaan, zoals bijvoorbeeld de docentenvergadering, doch richt zich op het bevoegd gezag van de school, richt zich derhalve op het beleid met betrekking tot de school. Zo zijn ook de geledingenraden in principe geen interne schoolorganen, doch richten zich als adviesorgaan op de medezeggenschapsraad. Derhalve bestaan er ingevolge de nieuwe Verordening 2 personeels raden: een personeelsraad als geledingenraad van de medezeggenschapsraad (artikel 29), en een docentenraad als deelvergadering van de docentenvergadering (artikel 38, lid. 12), resp. een beambtenraad als deelvergadering van de beambtenvergadering (artikel 42). Echter, v.w.b. de leerlingenraad en de ouderraad is, om praktische redenen, gekozen voor een combinatievariant: enerzijds fungeren deze raden als geledingenraad (adviesbevoegdheid richting medezeggenschapsraad), anderzijds als intern schoolorgaan (adviesbevoegdheid richting rector) - zie de artikelen 32 en 36.
Door de inwerkingtreding van de W.M.0. is het geheel van taken en bevoegdheden van de docentenvergadering (zie artikel 38) gewijzigd. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de procedure m.b.t. de vaststelling van het schoolwerkplan (zie hierna ad artikel 46). In artikel 38 is het bepaalde in lid 9 en lid 10 nieuw (mogelijkheid van beroep op het bevoegd gezag c.q. de commissie van beroep in algemene onderwijszaken, i.g.v. geschillen over de toepassing van artikel 38). In het eerste lid van artikel 39 wordt melding gemaakt van nadere regelingen, inzake de toelating van leerlingen tot een volgend leerjaar, in het Leerplan rijksscholen voor v.w.o./ h.a.v.o./ m.a.v.o./ l.b.o. c.q. het Leerplan voor de Gemeentelijke avondscholengemeenschap voor m.a.v.o. /h.a.v.o. /atheneum. Daar deze bepalingen nog niet in genoemde Leerplannen zijn opgenomen (hetgeen wel gepland is), voorziet de nieuwe Verordening in een overgangsregeling (zie artikel 59 juncto de artikelen 61 t/m 77). In artikel 40, inzake de uitvoering van besluiten van de docentenvergadering, c.q. van besluiten van een deelvergadering, is de mogelijkheid van beroep op de commissie van beroep in algemene onderwijszaken (lid 6) opgenomen.
Artikel 41 betreft de vaksecties, die thans slechts uit docenten (en dus niet meer mede uit beambten - zie artikel 1, sub o) bestaan. Artikel 43 tenslotte is in de nieuwe Verordening opgenomen daar scholengemeenschap Snellius geen aparte docentenvergadering en beambtenvergadering kent, doch een gecombineerde vergadering, genaamd algemene personeelsvergadering.
Artikel 44 Het huishoudelijk reglement van de school
Bij vaststelling of wijziging van het huishoudelijk reglement is thans de instemming van de medezeggenschapsraad vereist.
Dit artikel geeft een verbod om in de onderwijsruimten te roken. Over het roken buiten de lessen moet in het huishoudelijk reglement van de school een regeling worden opgenomen. In de oude Verordening was geen bepaling inzake het (verbod om te) roken opgenomen.
Artikelen 46 t/m 52 Het schoolwerkplan
Zoals hierboven (ad artikel 38) al is gesteld komt bijvoorbeeld in de procedure m.b.t. de vaststelling van het schoolwerkplan tot uiting dat door de inwerkingtreding van de W.M.0. het geheel van taken en bevoegdheden van de docentenvergadering gewijzigd is. In de oude Verordening werd het schoolwerkplan in concept opgesteld door de schoolleiding en, na advies van de docentenvergadering, voorlopig vastgesteld door de schoolleiding, en vervolgens definitief vastgesteld door het bevoegd gezag. In de nieuwe Verordening (artikel 46) wordt het schoolwerkplan in concept opgesteld door de rector, vervolgens voorlopig vastgesteld door het bevoegd gezag en, nadat de medezeggenschapsraad zijn instemming heeft verleend aan die delen van het plan waarvoor hij instemmingsbevoegdheid heeft, definitief vastgesteld door het bevoegd gezag.
Artikel 48 beschrijft de inhoud van het schoolwerkplan; ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid, sub c (“overzicht van de vakkenpakketten”) dient te worden opgemerkt dat de werkgroep hier uitdrukkelijk een beknopt overzicht voor ogen had.
Voorts is in lid 3 bepaald dat, indien een of meerdere onderdelen van de inhoud van het schoolwerkplan kennelijk niet van toepassing is/zijn voor de school, volstaan kan worden met een vermelding van dat feit in het plan. Via artikel 49, lid 1, kunnen de hierboven genoemde vergaderingen en raden, met uitzondering van de personeelsraad ex artikel 28 (die immers als “pure” geledingenraad slechts adviesbevoegdheid richting medezeggenschapsraad heeft) de rector voorstellen het schoolwerkplan voor het volgende schooljaar op bepaalde punten te wijzigen. Aandacht dient nog te worden besteed aan de navolgende zinsnede uit het tweede lid van artikel 49: “doch in ieder geval op een zodanig tijdstip dat het bevoegd gezag kan voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk II-D van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel”. Genoemd hoofdstuk II-D betreft de beëindiging van het dienstverband.
Indien het dienstverband van een personeelslid zal worden beëindigd, dienen bepaalde termijnen in acht te worden genomen; met dit vereiste houdt bovenstaande zinsnede verband.
Artikel 53 Het leerlingenregister
De bepalingen tot waarborg van de bescherming van de privacy zijn uitgebreider dan in de oude Verordening.
In het jaarverslag wordt o.a. beschreven of, en zo ja in hoeverre, het onderwijs in het betrokken schooljaar afweek van wat daarover in het schoolwerkplan werd vastgelegd (lid 4).
Artikelen 57 t/m 60 Overgangs- en slotbepalingen
Hierboven (ad artikel 39) is reeds de ratio van artikel 59 uiteengezet.
Bijlage artikelen 61 t/m 77 Toelating van de leerling tot de volgende leerjaren
Ingevolge artikel 63 stelt thans het bevoegd gezag op voordracht van de rector vast welke toetsingsmiddelen voor het toelatingsonderzoek zullen worden gebruikt. In de nieuwe Verordening is de toelatingsnormencommissie ex oud artikel 74, lid 2, vervallen. Artikel 64, inzake de bekendmaking van plaats en datum van het toelatingsonderzoek door de rector, is nieuw. In artikel 66 wordt nog vermeld dat de aanwijzing van de leden van de toelatingscommissies geschiedt door het bevoegd gezag, op voordracht van de rector. Artikel 67 is een uitwerking van het bepaalde in artikel 66, en als zodanig niet in de oude Verordening opgenomen.
Artikel 71, betreffende het informeren zijdens de school van (de ouders van) de leerling over de te verwachten studieresultaten is nieuw. In artikel 73 zijn bepalingen opgenomen inzake het maximaal aantal schooljaren, dat een leerling in een bepaalde klas van een bepaald schooltype kan doorbrengen. Deze bepalingen zijn uitgebreider dan het vergelijkbare oude artikel 85. Daar artikel 73 wellicht enigszins gecompliceerd oogt, volgt hier een voorbeeld per lid.
Als een leerling uit atheneum 3 niet toegelaten wordt tot atheneum 4 mag hij atheneum 3 herhalen. Als hij aan het eind van dat herhalingsjaar opnieuw niet wordt toegelaten tot atheneum 4 mag hij het derde leerjaar atheneum niet voor de tweede keer herhalen. De docentenvergadering kan hem wel toestaan het derde (of vierde) leerjaar h.a.v.o. te volgen.
Als de leerling uit het eerste voorbeeld - nadat hij 2 schooljaren in atheneum 3 heeft doorgebracht - wordt toegelaten tot h.a.v.o.3, mag hij het derde leerjaar h.a.v.o. niet meer herhalen. Hij zou eventueel wel tot m.a.v.o. 4 kunnen worden toegelaten. Met andere woorden: de limiet in horizontale richting is drie schooljaren.
Als een leerling het tweede leerjaar atheneum herhaalt en daarna wordt toegelaten tot atheneum 3, mag hij dat derde leerjaar niet (ook nog eens) herhalen. Met andere woorden:de limiet in verticale richting is drie schooljaren in twee opeenvolgende leerjaren.
Het vierde lid van artikel 73 bepaalt dat het eerste, tweede en derde lid van dit artikel ook wordt toegepast t.a.v. op een Amstelveense openbare school voor voortgezet onderwijs toegelaten leerlingen, die afkomstig zijn van een andere school voor voortgezet onderwijs. Bij niet-opneming van dit lid zouden bedoelde leerlingen bevoordeeld kunnen worden boven de leerlingen die vanaf het eerste leerjaar onderwijs hebben gevolgd op de Amstelveense school.
Als een leerling de brugklas herhaalt, en daarna wordt toegelaten tot het tweede leerjaar h.a.v.o., mag hij dat tweede leerjaar niet (ook nog eens) herhalen. De docentenvergadering kan toestaan dat de leerling het tweede leerjaar van de m.a.v.o. gaat volgen.
Tenslotte houdt verband met de eigen positie van een avondscholengemeenschap.