Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
- 1.
Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
- 2.
Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.
- 3.
Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, is toestemming van de eigenaar vereist.
- 4.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het collegeadvies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet, waaronder in ieder geval wordt verstaan de adviescommissie zoals benoemd in artikel 8.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op:
- a.
door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en
- b.
cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
- 1.
Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
- 2.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft, wordt aangewezen als:
- a.
door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of
- b.
beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
- 3.
Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Hoofdstuk 3. Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument
- 1.
Het college kan besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Dit artikel is niet van toepassing op:
- a.
- b.
monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet..
Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing
- 1.
Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
- 2.
Voordat een monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.
Artikel 7. Voorbescherming
- 1.
De bescherming van hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid is bekendgemaakt.
- 2.
De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie
- 1.
Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Noordwijk.
- 2.
De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.
Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
- 1.
Het college beslist binnen 26 weken na het voornemen tot aanwijzing.
- 2.
De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
- 1.
De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
- 2.
Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
- 1.
In een spoedeisend geval kan het college beargumenteerd een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
- 2.
Bij aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument verplicht het college zich tot een voordracht van de specifieke onroerende zaak als gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid.
- 3.
Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing.
- 4.
Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
- 1.
Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.
- 2.
Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
- 3.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 12A. Aanwijzing beschermd karakteristiek pand of zaak
- 1.
Het college kan besluiten een onroerende zaak, groenelement of structuur aan te wijzen als beschermd karakteristiek pand of zaak.
- 2.
Artikel 5 tot en met 12 en 13 t/m 14 zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moet ‘gemeentelijk monument’ dan gelezen worden als ‘beschermd karakteristiek pand of beschermde karakteristieke zaak’.
- 3.
Bij het beoordelen van (ver)bouwplannen voor een karakteristiek pand of karakteristieke zaak, moet de gemeentelijke adviescommissie (voor zover van toepassing) haar aandacht richten op het in stand houden van de uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek van het karakteristieke pand of de karakteristieke zaak, evenals op de uitstraling of beeldbepaling in de openbare ruimte.
- 4.
Het interieur wordt niet betrokken bij de beoordeling van (ver)bouwplannen voor karakteristieke panden of zaken.
Hoofdstuk 4. Bescherming gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of zaak
Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:
- a.
te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of
- b.
te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of
- b.
alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
- c.
het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:
- 1˚.
plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;
- 2˚.
doen van begravingen of asbijzettingen, of
- 3˚.
ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.
- 3.
Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Waaronder, maar niet enkel, de plicht tot het verrichten van archeologisch of bouwhistorisch onderzoek, verstaan kan worden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 16. Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
- 2.
Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.
Hoofdstuk 7. Handhaving en toezicht
Artikel 21. Strafbepaling
Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 22. Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester conform artikel 5:11 Awb aan te wijzen personen.
- 2.
Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
Artikel 24. Intrekken oude verordeningen
De Erfgoedverordening Noordwijk 2019 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 25. Overgangsrecht
- 1.
De krachtens de Erfgoedverordening Noordwijk 2011en de Erfgoedverordening Noordwijkerhout 2010 en Erfgoedverordening 2019 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden of zaken, zijn opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
- 2.
Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Noordwijk 2019.
Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet en kan worden aangehaald als Erfgoedverordening Noordwijk 2024.
- 2.
In afwijking van lid 1 treedt artikel 23 in deze verordening in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet, zodat artikel 23 op grond van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet onderdeel uitmaakt van het tijdelijke omgevingsplan.