Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enkhuizen

Verordening op de heffing en invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnkhuizen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024
CiteertitelVerordening op de heffing en de invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rioolheffing Enkhuizen 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 228a van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2023nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-556416

156628

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024

De raad van de gemeente Enkhuizen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

 

gelet op de artikelen 147 en 228a van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024

Artikel 1 Aard van de belasting

Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van degene die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat diegene die op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in de onder c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor de na te noemen percelen:

1.

 

De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, bedraagt per perceel

 

 

 

gebruikt als woning

€ 109,55

2.

 

De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, bedraagt per perceel

 

 

 

gebruikt als woning

€ 80,00

3.

 

De belasting als bedoeld in Artikel 2, eerste lid, onder a, bedraagt per perceel

 

 

 

niet gebruikt als woning en waarin geen personen werkzaam zijn:

€ 109,55

4.

 

De belasting als bedoeld in Artikel 2, eerste lid, onder b, bedraagt per perceel

 

 

 

niet gebruikt als woning en waarin geen personen werkzaam zijn:

€ 80,00

5.

 

In afwijking van het in dit artikel bepaalde, bedraagt de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, voor percelen waarvan de WOZ waarde op een bedrag lager dan € 25.000 is vastgesteld, per perceel

€ 11,75

6.

 

In afwijking van het in dit artikel bepaalde, bedraagt de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, voor percelen waarvan de WOZ waarde op een bedrag lager dan € 25.000 is vastgesteld, per perceel

€ 11,75

7.

 

De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, bedraagt per perceel gebruikt als:

 

 

a.

wijkgebouw of onderwijslokaal

€ 342,25

 

b.

culturele en/of recreatieve bestemming waarin werkzaam zijn:

 

 

 

minder dan 5 personen

€ 660,65

 

 

5 tot en met 10 personen

€ 1.145,88

 

 

11 tot en met 50 personen

€ 2.305,57

 

 

vermeerderd met € 1.109,25 voor elk honderdtal personen of gedeelte daarvan boven de 50 personen.

 

 

c.

café-restaurant, bar of enig ander horecabedrijf, geen hotel zijnde

€ 660,65

 

d.

winkel, garagebedrijf, fabriek, kantoor, werkplaats of enig ander bedrijf, geen horecabedrijf zijnde, waarin werkzaam zijn:

 

 

 

minder dan 5 personen

€ 342,25

 

 

5 tot en met 10 personen

€ 576,83

 

 

11 tot en met 50 personen

€ 1.145,88

 

 

51 tot en met 100 personen

€ 2.305,57

 

 

vermeerderd met € 1.109,25 voor elk honderdtal personen of gedeelte daarvan boven de 100 personen.

 

 

e.

hotel of pension, huisvesting biedende aan:

 

 

 

minder dan 10 personen

€ 660,65

 

 

10 tot en met 50 personen

€ 1.483,04

 

 

51 tot en met 100 personen

€ 2.623,83

 

 

vermeerderd met € 1.483,04 voor elk honderdtal personen of gedeelte daarvan boven de 100 personen.

 

 

f.

verpleeginrichting of bejaardentehuis, huisvesting biedende aan:

 

 

 

minder dan 10 personen

€ 1.145,88

 

 

10 tot en met 50 personen

€ 2.305,57

 

 

51 tot en met 100 personen

€ 4.602,43

 

 

vermeerderd met € 2.305,57 voor elk honderdtal personen of gedeelte daarvan boven de 100 personen.

 

 

a.

voor een eigendom, niet vallend onder één van de voorgaande leden

€ 1.145,88

8.

 

Belastingaanslagen van minder dan € 5,-- worden niet opgelegd.

 

9.

 

Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

 

 

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. Indien automatische incasso niet als hiervoor vermeld kan worden gerealiseerd, dient betaling overeenkomstig het eerst lid te geschieden.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffingen wordt kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Overgangsrecht

De ”Verordening rioolheffing Enkhuizen 2023”, van 20 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening op de heffing en de invordering van riool- en waterzorgheffing Enkhuizen 2024”.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Enkhuizen in zijn openbare vergadering van 19 december 2023.

De raad voornoemd,

de griffier,

P.T.J. Pels

de voorzitter,

E.A. van Zuijlen