Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwolle

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024 (Verordening Afvalstoffenheffing 2024)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwolle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024 (Verordening Afvalstoffenheffing 2024)
CiteertitelVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet milieubeheer artikel 15:33

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-2023nieuwe regeling

18-12-2023

gmb-2023-556144

rb 18-12.2023

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024 (Verordening Afvalstoffenheffing 2024)

De raad van de gemeente Zwolle;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2023;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3.

    De afvalstoffenheffing bestaat uit:

  • 4.

    een vast bedrag per jaar, vermeerderd met

  • 5.

    gedifferentieerde bedragen per keer dat afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

  • a. één persoon € 209,13

  • b. meer dan één persoon € 261,41

  • 2.

    Voor de vaststelling van de gebruikssituatie is beslissend hetgeen ter zake, aan het begin van het belastingjaar, of indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, in de basisregistratie personen is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.

  • 3.

    Het tarief van lid 1 wordt als volgt vermeerderd:

  • a. Per lediging van een grijze restafvalcontainer aan huis (240 liter, buitengebied) € 9,90

  • b. Per lediging in een ondergrondse restafvalcontainer van 30 liter € 0,83

  • c. Per lediging in een ondergrondse restafvalcontainer van 40 liter € 1,10

  • d. Per lediging in een ondergrondse restafvalcontainer van 60 liter € 1,65

  • e. Per lediging in een ondergrondse restafvalcontainer van 80 liter € 2,20

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 5 van deze verordening, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4, lid 1, van deze verordening, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze verordening, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting in artikel 4, lid 1, van deze verordening, per jaar verschuldigd voor zoveel driehonderdvijfenzestigste deel van dat bedrag als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 4.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de belasting in artikel 4, lid 1, van deze verordening per jaar voor zoveel driehonderdvijfenzestigste deel van dat bedrag belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 1,00.

  • 5.

    Het derde en vierde lid van dit artikel zijn niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt, bij een gelijkblijvende gebruikssituatie.

  • 6.

    De belasting bedoelt in artikel 4 van deze verordening wordt niet geheven, als het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 7.

    Als de belastingplicht eindigt na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 9 Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder dan € 1,00 bedraagt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van de leden 1 en 3 van dit artikel, dienen de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen met een totaalbedrag kleiner dan € 10,00 en groter dan € 4.500,00 en waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, te worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van lid 1 van dit artikel, worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

  • 1.

    Voor de invordering van de belasting als bedoeld in artikel 4, lid 1, van deze verordening, kan kwijtschelding worden verleend.

  • 2.

    Voor de invordering van het belastingbedrag van alle belastingaanslagen tezamen als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze verordening, wordt als volgt kwijtschelding verleend:

    • a.

      Als sprake is van een eenpersoonshuishouden dan wordt een bedrag van maximaal € 23,10 kwijtschelding verleend;

    • b.

      Als sprake is van een meerpersoonshuishouden dan wordt een bedrag van maximaal € 69,30 kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing 2023” van 19 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2024”

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 december 2023

P. Snijders, burgemeester

E. Meurs, griffier.