Organisatie | Lisse |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Rekenkamercommissie Lisse 2006 |
Citeertitel | Verordening Rekenkamercommissie Lisse 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2019 | artikel 2, 3 en 6 | 25-11-2011 Witte Weekblad, 30-11-2011 | ||
01-01-2006 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 15-12-2005 Weekendkrant, 28-12-2005 | www.lisse.nl, verordening rekenkamercommissie Lisse |
De raad van de gemeente Lisse;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
gelet op het bepaalde in artikelen 149 en 181o van de Gemeentewet ;
De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de leden en met de ambtelijk secretaris. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede externe lid op als voorzitter.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de commissie in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de commissie benoemd te worden rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in de commissie te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet , dat ik wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de commissie naar eer en geweten zal vervullen.
Artikel 5 Ontslag en non-activiteit
Een lid van de commissie kan door de raad worden ontslagen:
indien hij handelt in strijd met artikel 81h Gemeentewet.
De raad kan een lid van de commissie op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan vermeld in het eerste lid onder a, en derde lid onder a zouden kunnen leiden.
Artikel 6 Vergoedingen voor de voorzitter en het externe lid van de rekenkamercommissie
De voorzitter van de commissie ontvangt een vergoeding van € 450,58 en het externe lid ontvangt een vergoeding van € 418,40 per maand. Deze bedragen worden jaarlijks met de inflatie correctie aangepast.
Artikel 9 Taak van de commissie
De commissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Hierbij ligt de nadruk op de doelmatigheid. Een door de commissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, lid 2 van de Gemeentewet .
De commissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen , waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;
De commissie is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de commissie van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
De commissie kan, indien de documenten, bedoeld in het vijfde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De commissie stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste vier weken bedraagt, hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.
De commissie zendt een afschrift van haar rapport en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 12, leden 4 tot en met 6 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de commissie tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.
De rapporten en de verslagen van de commissie zijn openbaar. Op grond van belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten en verslagen die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 15 december 2005.
B. Blonk C. Langelaar
griffier voorzitter
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
In deze verordening is bepaald dat de raad een rekenkamercommissie instelt. De raad bepaalt zelf hoeveel leden de rekenkamer heeft.
Raadsleden in de commissie worden benoemd voor de duur van de raadsperiode. Dit is in overeenstemming met het uitgangspunt dat benoeming van raadsleden in de commissie een grotere betrokkenheid van raadsleden bij haar werkzaamheden teweeg brengt. Een raadslid kan, indien hij of zij in een nieuwe raadsperiode wederom als raadslid benoemd wordt, eveneens opnieuw als lid van de rekenkamercommissie worden benoemd. Evenals bij de externe leden is herbenoeming maximaal twee keer mogelijk om voldoende doorstroming te bevorderen. De voorzitter is geen lid van de raad. Hiermee wordt een grotere mate van onafhankelijkheid van de commissie beoogd. De externe leden worden benoemd op grond van hun specifieke deskundigheid.
Bepaalde functies zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van een rekenkamercommissie. Artikel 81o, lid 3 Gemeentewet bepaalt dat artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j en o (lid van de raad resp. lid van een commissie van de betrokken gemeente), van overeenkomstige toepassing is. Met het oog op de onafhankelijkheid van de externe leden, gaat de verordening nog verder dan de Gemeentewet door in artikel 3, tweede lid, ook het lidmaatschap van een andere door of namens de raad ingestelde commissie onverenigbaar te verklaren met het lidmaatschap van de rekenkamer-commissie. Teneinde te kunnen beoordelen of een lid van de rekenkamercommissie niet tevens een functie vervult die hiermee onverenigbaar is dient voorafgaande aan de benoeming door de kandidaat-leden een overzicht te worden gegeven van hun functies. Tussentijdse aanvaarding van andere functies dienen zij aan de raad kenbaar te maken.
De externe leden worden, in afwijking van de wettelijke bepalingen voor een rekenkamer, benoemd voor de periode van 4 jaar i.p.v. 6 jaar.
De verplichting de eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze verplichting is ten aanzien van de leden van de commissie in de verordening opgenomen.
Dit artikel handelt over het ontslag van de voorzitter en de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. In de situaties genoemd in artikel 5, lid 1 moet de raad overgaan tot ontslag. In de situatie genoemd in artikel 5, lid 3 kan de raad overgaan tot ontslag. Dit geldt eveneens ten aanzien van het op non-actief stellen van een lid van de commissie. In bepaalde situaties moet de raad een lid op non-actief stellen, namelijk in de situaties genoemd in lid 4. In de situaties genoemd in lid 5 kan de raad dit doen. Artikel 5 stemt overeen met de bepalingen in artikel 81c en 81d van de Gemeentewet inzake het ontslag en het op non-activiteit stellen van leden van een rekenkamer.
In dit artikel zijn de vergoedingen voor de voorzitter en externe leden vastgelegd. Uit oogpunt van uniformiteit met de monumenten commissie en de commissie internationale contacten is de vergoeding van de externe leden van de rekenkamercommissie voor 2005 vastgesteld op € 64,25 + 20%. De 20% is bedoeld voor reis- en verblijfkosten. De externe leden ontvangen aldus een vergoeding per bijgewoonde vergadering welke jaarlijks wordt geïndexeerd. Er is geen verschil tussen de vergoeding voor het bijwonen van een vergadering door de voorzitter en de overige externe leden. Raadsleden mogen naast hun raadsvergoeding geen andere inkomsten van gemeentewege hebben.
De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. Als secretaris wordt door de raad benoemd de raadsgriffier en bij diens afwezigheid treedt zijn waarnemer als zodanig op. Tevens is in dit artikel bepaald dat de commissie aan het college om ambtelijke ondersteuning kan verzoeken. Belangrijk is wel dat de ambtenaren die de ondersteuning gaan leveren niet betrokken zijn geweest bij het dossier dat de commissie onderzoekt om hun onpartijdigheid te waarborgen. De ambtenaren zijn voorts verplicht tot geheimhouding en zijn alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie.
Dit artikel komt overeen met de artikel 81i Gemeentewet voor de rekenkamer. In het reglement van orde worden zaken als volgorde van aftreden, verhouding secretaris-voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts geregeld. Het reglement van orde dient bekend te worden gemaakt door plaatsing in het gemeenteblad dan wel door opneming in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (art. 81i, lid 2 jo art. 139, lid 2 Gemeentewet).
Het bestuur is doelmatig als de beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij de doeltreffendheid gaat het er om of de gestelde beleidsdoelen daadwerkelijk worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving. Onderzoek naar de rechtmatigheid omvat niet de controle van de jaarrekening. Deze controle wordt door de accountant gedaan.
De commissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet genoemd en is ingevolge artikel 81o Gemeentewet overeenkomstig van toepassing bij een rekenkamercommissie. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de commissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor dan ook goede gronden moeten aanvoeren.
De commissie is zelf verantwoordelijk voor de opzet en uitvoering van het onderzoek. De commissie kan ervoor kiezen voor de uitvoering van het onderzoek externe personen of bureau’s in te schakelen, rekening houdend met het beschikbare budget.
De bevoegdheden van een rekenkamer zijn geregeld in de artt. 182 t/m 184 Gemeentewet. Artikel 81o lid 2 bepaalt dat de artikel 182 Gemeentewet overeenkomstig van toepassing is voor de uitoefening van een rekenkamerfunctie. Teneinde de commissie dezelfde bevoegdheden te geven als een rekenkamer zijn de bevoegdheden genoemd in de artikelen 183 en 184 Gemeentewet in de verordening opgenomen. De werking van art. 184 Gemeentewet is in art. 12 lid 4c van de verordening zelfs uitgebreid, doordat de beperking is weggelaten dat de financiële inbreng van de gemeente ten minste vijftig procent van de baten van de instelling zou moeten bedragen. Een en ander moet om derdenwerking te verkrijgen tevens vastgelegd worden in de regelingen die ten grondslag liggen aan de relatie tussen de gemeente en de instellingen als genoemd in lid 4, sub a tot en met c. In de subsidieverordening moet bijvoorbeeld worden opgenomen dat indien de gemeente aan een instelling een subsidie verstrekt, de instelling, indien bepaalde documenten bij de gemeente niet aanwezig zijn, deze documenten desgevraagd aan de commissie dient te overleggen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14 stemt grotendeels overeen met artikel 185 Gemeentewet, dat ingevolge artikel 81o, lid 2 Gemeentewet ook van toepassing is op een rekenkamercommissie. Artikel 185 Gemeentewet geeft bepalingen over de rapportering. Artikel 14, lid 2 is niet terug te vinden in artikel 185 Gemeentewet. Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het echter van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betrokkenen worden voorgelegd. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de concept aanbevelingen die de commissie verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Hiervoor wordt tenminste een periode van 4 weken geboden.
Tot slot brengt de commissie een definitief rapport uit naar de raad en het college met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen. Ondanks dat in lid 1 is bepaald dat gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn niet in de rapporten worden opgenomen kunnen de conclusies en aanbevelingen in de rapporten toch aanleiding zijn voor het opleggen van geheimhouding. Ook verslagen kunnen vertrouwelijke gegevens bevatten die in het kader van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur tot geheimhouding nopen. Ingevolge lid 6 heeft de commissie met inachtneming van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur de bevoegdheid tot het opleggen van gehele of gedeeltelijke geheimhouding van rapporten en verslagen.
De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.