Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Besluit van de raad van de gemeente Almelo tot vaststelling van de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de raad van de gemeente Almelo tot vaststelling van de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024
CiteertitelBesluit van de raad van de gemeente Almelo tot vaststelling van de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuw besluit

28-11-2023

gmb-2023-555850

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Almelo tot vaststelling van de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024

De raad van de gemeente Almelo;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023 (kenmerk BenW 2310184);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024

 

 

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- ambtelijk hoorder: door het bestuursorgaan aangewezen persoon die bevoegd is om bezwaarschriften te behandelen;

- ambtelijk horen: horen door een ambtenaar of meerdere ambtenaren namens het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

- Awb: Algemene wet bestuursrecht;

- IVKR: Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind;

- wetgeving sociaal domein: wetgeving zoals de Participatiewet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet en aanverwante wet- en regelgeving;

- het bestuursorgaan of het college: het college van burgemeester en wethouders van Almelo;

- bezwaarmaker: indiener van een bezwaarschrift;

- commissie: adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb;

- voorzitter: voorzitter van de commissie;

- secretaris: degene die de commissie en voorzitter bij al hun werkzaamheden ondersteunt;

- deskundige: een persoon met voldoende kennis en begrip van de bezwaarprocedure en die ervaring heeft met het werken met kinderen.

 

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

1. Het bestuursorgaan registreert het ingediende bezwaarschrift met de datum van ontvangst.

2. Daarna wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden. Hierbij geeft het bestuursorgaan een uitleg over het vervolg van de procedure en de duur van de behandeling van het bezwaarschrift.

 

Paragraaf 2. Informele afhandeling (pre-mediation, mediation en bemiddeling) en ambtelijk horen

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

1. Het bestuursorgaan onderzoekt of het bezwaarschrift informeel kan worden afgehandeld alvorens het verder in behandeling te nemen.

2. De informele aanpak start door kort na binnenkomst van het bezwaarschrift hierover contact op te nemen met de bezwaarmaker en de voorbereider van het primaire besluit.

3. Indien bezwaarmaker en het bestuursorgaan besluiten een mediation traject te volgen, dan stelt het bestuursorgaan de commissie zo spoedig mogelijk van zowel de start- als de einddatum van dit traject in kennis.

4. Als het bezwaar in der minne wordt geschikt, legt het bestuursorgaan de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt het zo nodig een nieuw besluit.

5. Het college maakt uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de hoorzitting aan bezwaarmaker en commissie bekend wat het standpunt is over het ingediende bezwaarschrift.

Artikel 4. Ambtelijk horen

1. Het bestuursorgaan kan categorieën van bezwaarschriften aanwijzen waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.

2. Van ambtelijk horen wordt afgezien:

a. indien het een minderjarige betreft als bedoeld in artikel 12 van het IVKR, tenzij het college zich laat bijstaan door een deskundige al bedoel in artikel 1 van deze verordening;

b. als er sprake is van complexe (multi)problematiek;

c. als er sprake is van zaken van politiek-, financieel, of bestuurlijk gevoelige aard of van zaken die belangrijke maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

d. als er complexe rechts- of beleidsvragen voorliggen;

e. als belanghebbende gehoord wil worden door de commissie;

f. als belanghebbende niet gehoord wil worden.

3. De ambtelijk hoorder wordt door het bestuursorgaan aangewezen.

4. Het bestuursorgaan bepaalt de wijze en het tijdstip van het horen.

5. Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het bezwaarschrift aan de commissie wil voorleggen, kan het bestuursorgaan besluiten dat het horen door de commissie plaatsvindt.

 

 

 

 

 

Paragraaf 3. Commissie

 

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften.

2. De commissie is belast met het horen en adviseren over de volledige heroverweging van bestreden besluiten.

3. De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

a. op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

b. waarvoor de commissie bezwaarschriften algemene zaken bevoegd is de beslissing voor te bereiden.

4. Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het niet nodig vindt dat het bezwaarschrift aan de commissie wordt voorgelegd, kan het bestuursorgaan besluiten dat het horen ambtelijk plaatsvindt.

 

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. Zij mogen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het college.

2. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden worden door burgemeester en wethouders benoemd, geschorst en ontslagen.

3. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

 

Artikel 7. Secretaris

1. De secretaris wordt door burgemeester en wethouders aangewezen.

2. Burgemeester en wethouders wijzen ook een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

 

 

Artikel 8. Zittingsduur

1. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden kunnen hoogstens één keer worden herbenoemd.

2. De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan burgemeester en wethouders.

3. De aftredende of ontslagnemende voorzitter of leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 9. Vergoeding

1. De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen een vergoeding van € 250,- per vergadering.

2. Een lid van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen een vergoeding van € 220,- per vergadering.

3. Het college indexeert de bedragen genoemd in het eerste en tweede lid jaarlijks, voor het eerst per 1 januari 2028, aan de hand van het indexcijfer voor de overheidsconsumptie, onderdeel lonen en salarissen. De indexering vindt plaats overeenkomstig de indexcijfers zoals afgegeven in de jaarlijkse septembercirculaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

 

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

1. De voorzitter oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:

a. verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);

b. verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);

c. uitzonderingen op de hoorplicht (artikel 7:3).

d. ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan een belanghebbende (artikel 7:4, tweede lid);

e. al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6, vierde lid);

2. De voorzitter kan de in lid 1 genoemde bevoegdheden mandateren aan de secretaris.

3. De voorzitter kan degene die de hoorzitting bij wil wonen, verzoeken zich te legitimeren.

4. De voorzitter beslist over het doen van een melding als bedoeld in hoofdstuk 4 van het agressieprotocol.

5. Geen machtiging is vereist voor het inschakelen van een deskundige als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, mits de voorzitter het college een redelijke termijn heeft gegund om deze deskundige alsnog aan te wijzen.

 

Artikel 11. Voorbereiding hoorzitting

1. De voorzitter nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste tien dagen voor de hoorzitting schriftelijk uit.

2. Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken de datum of het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt binnen een week na ontvangst van dit verzoek aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

4. Indien belanghebbende of het bestuursorgaan (getuigen-)deskundigen mee willen nemen naar de hoorzitting, dan stellen partijen zowel elkaar als de commissie tot drie werkdagen voor de datum van de hoorzitting hiervan in kennis.

5. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het tweede tot en met het vierde lid.

7. In geval van ambtelijk horen is het college bevoegd tot toepassing van het eerste tot en met het derde lid.

8. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Als daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

 

Artikel 12. Horen minderjarige (Jeugdwet)

1. De minderjarige belanghebbende van 12 jaar en ouder wordt de gelegenheid geboden diens mening mondeling, of indien de minderjarige dit zegt te willen, schriftelijk kenbaar te maken. De minderjarige van 11 jaar en jonger wordt de gelegenheid geboden diens mening te geven, indien de minderjarige volgens de deskundige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen.

2. Er wordt geen toepassing gegeven aan artikel 7:3 van de Awb om af te zien van horen. Het horen kan in beginsel achterwege blijven indien de mening van de minderjarige op een minder belastende wijze kan worden achterhaald.

3. Voorafgaand aan het horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb wordt met alleen de minderjarige eerst een kort gesprek gevoerd. Degene die dit gesprek met de minderjarige voert laat zich voorafgaand daaraan zo nodig adviseren door de deskundige, tenzij degene zelf deskundige is.

4. Het bestuursorgaan regelt dat de minderjarige op zijn niveau, via de voor de minderjarige gebruikelijke communicatiekanalen, in begrijpelijke taal wordt voorgelicht over de bezwaarprocedure en over de daarbij behorende mogelijkheden en rechten voor de minderjarige.

5. Ouder(s), en/of degene(n) die belast zijn met het ouderlijk gezag alsmede het bestuursorgaan of haar vertegenwoordiger mogen niet bij het gesprek als bedoeld in het derde lid aanwezig zijn.

6. Van het gesprek bedoeld in het derde lid mag geen verslag en beeld- en/of geluidsopname worden gemaakt. Degene die het gesprek met de minderjarige heeft gevoerd geeft tijdens de hoorzitting mondeling kort en zakelijk weer wat de minderjarige heeft verteld.

 

 

 

Artikel 13. Quorum

Onverminderd artikel 7:13, derde lid, van de Awb is horen door twee leden mogelijk, mits belanghebbende daarmee heeft ingestemd. Bij het horen is in ieder geval de voorzitter of diens vervanger aanwezig.

 

Artikel 14. Onpartijdigheid leden

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

 

Artikel 15. Openbaarheid hoorzitting

1. Het horen geschiedt zowel bij de commissie als in geval van ambtelijk horen niet in het openbaar.

2. De voorzitter is bevoegd om af te wijken van het in het eerste lid bepaald als een van de commissieleden of belanghebbende(n) daartoe verzoeken. Bij ambtelijke horen komt deze bevoegdheid tot aan het college.

 

Artikel 16. Verslaglegging

1. Het verslag, bedoeld in artikel 7:7 van de Awb, bevat in ieder geval:

a. namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid;

b. zakelijke vermelding van wat over en weer is gezegd en wat verder op de hoorzitting is voorgevallen;

c. vermelding als de hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of als belanghebbenden of hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord;

d. verwijzing naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

2. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

3. Indien een geluidsopname is gemaakt die partijen kunnen terugluisteren, bevat het verslag een korte samenvatting van hetgeen is besproken. Op verzoek van partijen kan het verslag nader worden uitgewerkt.

 

Artikel 17. Nader onderzoek

1. De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen als zij dit na afloop van de hoorzitting wenselijk acht.

2. De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan toegezonden.

3 De bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 18. Raadkamer en advies

1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.

2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

3. Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

 

 

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

1. Het advies wordt in beginsel binnen twee weken na de dag van de hoorzitting uitgebracht aan het college.

2. Als die termijn ontoereikend is, kan de voorzitter de termijn verdagen en stelt hij het college hiervan onder opgaaf van redenen zo spoedig mogelijk in kennis.

 

Artikel 20. Jaarverslag

1. De commissie brengt jaarlijks vóór 1 april aan het college verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. Het college legt een keer per jaar verantwoording af over de uitkomsten van het ambtelijk horen.

2. Het jaarverslag van de commissie is openbaar.

 

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 21. Overgangsrecht

1. Benoemingen op grond van de ‘Regeling commissie bezwaarschriften sociaal domein’ of diens rechtsvoorgangers, gelden als benoemingen op grond van de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024.

2. Voor de behandeling van een bezwaarschrift dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend en waarop per datum inwerkingtreding van deze verordening nog geen advies is uitgebracht, gelden de regels van de Regeling commissie bezwaarschriften sociaal domein voor zover deze voor belanghebbende(n) gunstiger zijn.

 

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2023,

de griffier, de burgemeester,

Drs. J.W. Scherpenzeel M.M. van ‘t Veld

Toelichting bij de Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften sociaal domein gemeente Almelo 2024

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

In dit artikel zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen of die in deze regeling een andere of specifieke betekenis hebben.

 

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

Eerste lid

De registratie van het bezwaarschrift met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 van de Awb bepaalt dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd. De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).

Tweede lid

Het zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bezwaarschift contact leggen met de bezwaarmaker is zeer zinvol. Er kan dan aan bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden inzicht in en uitleg over de vervolgprocedure worden gegeven. Op welke wijze contact wordt opgenomen wordt niet in de Awb geregeld. Dit is aan het bestuursorgaan zelf. De keuze die gemaakt wordt kan afhangen van de inschatting wat het beste in het concrete geval zal zijn. Het kan zijn dat tijdens dit eerste contact al een passende informele oplossing op het bezwaarschrift wordt gevonden. Maar het is goed mogelijk dat hiervoor nog nader onderzoek en contact met de voorbereider(s) van het bestreden besluit is vereist. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 3. Van belang is dat eventuele afspraken over de informele oplossing die bij dit contact al is verkregen schriftelijk worden vastgelegd.

Het leggen van contact is ook van belang als (de verwachting is dat) het bezwaar kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk wordt verklaard. De helderheid over de afhandeling van deze bezwaren kan bijdragen aan het begrip voor de beslissing op het bezwaar. Hiernaast kan het contact met de indiener van het kennelijk niet ontvankelijke of kennelijk ongegronde bezwaar leiden tot ambtshalve herziening van het besluit. Dit kan (uiteraard) ook uit de informele afhandeling van ontvankelijke bezwaren voorvloeien. Zie over informele afhandeling verder de toelichting op artikel 3.

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

Eerste en tweede lid

Na het eerste contact met de bezwaarmaker (zie artikel 2), zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit en de reden waarom bezwaar is gemaakt. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker als de voorbereider van het bestreden besluit contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het bezwaar (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift wordt gelegd. Als al bij het eerste contact (zie artikel 2) een oplossing op het bezwaarschrift is gevonden dan hoeft (uiteraard) niet nog een keer contact te worden gezocht met de bezwaarmaker. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift dan hoeft het bezwaarschrift niet verder in behandeling te worden genomen en kan het informeel worden afgedaan. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

 

 

 

Derde lid

Als tijdens het informele contact blijkt dat een nieuw besluit wenselijk is, dan worden hierbij de belangen van derde belanghebbenden in acht genomen.

 

Beslistermijnen

Het bestuursorgaan moet op het bezwaarschrift beslissen binnen zes weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). Als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld, is de beslistermijn twaalf weken. De beslistermijn kan worden verdaagd (=uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan maximaal zes weken worden verdaagd, maar verdere verdaging van de beslistermijn is mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).

Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt, maar het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie ook de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.

 

Artikel 4. Ambtelijk horen

Belanghebbenden (de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden) moeten worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen kan van het horen worden afgezien.

 

 

Eerste en tweede lid

Niet elke gemeente kiest voor behandeling van bezwaarschriften door een (onafhankelijke externe) commissie. Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid dat het bevoegde bestuursorgaan bepaalde categorieën van bezwaarschriften aanwijst, door het nemen van een aanwijzingsbesluit, waarbij ambtelijk wordt gehoord. Voor het ambtelijk horen gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de Awb.

 

In een aantal situaties ziet het college van ambtelijk horen af. Het horen van een kind moet gebeuren door een persoon met voldoende kennis en begrip van de procedure en die persoon moet ervaring hebben met het werken met kinderen. Dat vloeit volgens het VN-comité voor de Rechten van het Kind voort uit artikel 3 en 12 IVRK (Zie VN-Comité voor de Rechten van het Kind 2009, par. 36). In geval van complexe rechts-of beleidsvragen is een onafhankelijk advies van belang, zodat dit kan dienen als onpartijdig signaal voor noodzakelijke aanpassing of verbetering van regelgeving en werkwijzen. Als inwoners op enig moment in het proces van ambtelijk horen bijvoorbeeld ontevreden raken of het idee krijgen dat de onafhankelijkheid van de ambtenaar in het geding is, dan moet de weg naar horen en advies door de commissie openblijven.

 

Vierde lid

Hoe het horen wordt vormgegeven is grotendeels aan degene(n) die horen zelf. Er kan voor worden gekozen om fysiek te horen, maar telefonisch of digitaal horen is ook mogelijk. Hierbij is het wel vereist dat alle betrokkenen hiermee instemmen.

Van het horen moet een verslag worden gemaakt (artikel 7:7 van de Awb). De Awb bepaalt niet hoe het verslag van het horen moet worden vormgegeven en hoe uitgebreid het moet zijn. Het verslag kan onderdeel zijn van de beslissing op het bezwaarschrift, maar vaak zal een afzonderlijk verslag worden opgemaakt.

 

 

 

Vijfde lid

Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het bezwaarschrift alsnog aan de commissie wil voorleggen, kan het bevoegde bestuursorgaan hiertoe besluiten. Het is verstandig om deze beslissing goed te motiveren zodat de commissie en de betrokken partijen weten waarom hiertoe is besloten. Die motiveringsplicht geldt temeer als het bestuursorgaan in weerwil van het verzoek van de bezwaarmaker besluit toch ambtelijk te horen.

 

Beslistermijnen

Zie de toelichting op artikel 3 onder ''beslistermijnen".

 

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, mededeling dat de commissie zal adviseren aan bezwaarmaker, wijze van horen, uitnodiging bestuursorgaan en uitbrengen van het advies. Zie voor algemene opmerkingen over het horen de toelichting bij artikel 4.

 

Derde lid

Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie.

 

Vierde lid

Zie de toelichting op artikel 4, vijfde lid.

 

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

Raadsleden en burgemeester en wethouders mogen geen lid zijn van de commissie. Zie artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Eerste lid

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb). Het aantal leden dat naast de voorzitter deel uitmaakt van de commissie moet tenminste twee zijn, maar dit kunnen er ook meer zijn. De Awb laat het aan het bestuursorgaan zelf of de leden deel uitmaken van en werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan of dat een of meerdere leden uit externen bestaan. In Almelo is ervoor gekozen dat leden niet werkzaam mogen zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

 

Tweede lid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuursorgaan onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door burgemeester en wethouders) mogelijk.

 

Derde lid

Als de voorzitter verhinderd is, dan kan de commissie zelf beslissen wie hem als voorzitter vervangt.

 

Artikel 7. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden. Er kan uiteraard ook voor worden gekozen om meerdere secretarissen aan te wijzen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als de commissie uit meerdere kamers bestaat.

 

Artikel 8. Zittingsduur

Derde lid

Het is voor van de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 9. Vergoeding

Deze bepaling is nieuw. In de Verordening is de vergoeding vastgelegd die de commissieleden ontvangen voor hun werkzaamheden.

De commissieleden ontvangen een hogere vergoeding dan de standaardvergoeding zoals die is vastgelegd in het Rechtpositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Dit is mogelijk wanneer het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken.

Het toekennen van een hogere vergoeding dan vermeld in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers vereist een grondslag in een raadsverordening. Dit kan dus niet worden geregeld in een collegebesluit. Omdat deze grondslag ontbrak, is deze alsnog opgenomen in de nieuwe Verordening. De eerstvolgende verhoging zal bekeken worden in 2028. Om te voorkomen dat de verordening op dat moment opnieuw moet worden gewijzigd, wordt in de verordening een jaarlijkse indexatie opgenomen vanaf 1 januari 2028.

 

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

Eerste lid

Dit lid regelt bevoegdheden die zelfstandig door de voorzitter kunnen worden uitgeoefend.

 

Tweede lid

De bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, kan de voorzitter mandateren aan de secretaris. Mandateren betekent het in naam van de mandaatgever (de voorzitter) uitoefenen van de bevoegdheden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de in mandaat verrichte handelingen van de secretaris en blijft ook bevoegd om deze bevoegdheden zelf uit te oefenen.

 

Artikel 12. Horen minderjarigen

Het horen van een kind vereist een andere aanpak dan het horen van een meerderjarige. Er is in het IVRK geen leeftijdsgrens. De minderjarige mag zowel direct als indirect (door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling) diens mening geven. Zo kan de minderjarige bijvoorbeeld via de Raad voor de Kinderbescherming een briefje schrijven hoe de minderjarige zijn situatie ziet.

Het is van belang om te luisteren naar de bezwaren van een minderjarige, ook als een bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren is. Een minderjarige mag bij de gemeente Almelo niet voor een zogenoemde dichte deur komen te staan. Voor het horen van een minderjarige is gezien het IVRK bepaalde expertise nodig. Het college dient daarom een deskundige aan te wijzen (Zie analoog de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1-5-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477). Van horen kan wel worden afgezien als er volgens de deskundige een voor het kind minder belastende manier is om de mening van het kind te weten te komen, waaronder als uit dossierstukken al duidelijk blijkt wat de mening is van het kind (Zie bijvoorbeeld Arrest HR 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2226 (en ECLI:NL:PHR:2010:BL2226).

Voorafgaand aan de hoorzitting wordt een kort en vertrouwelijk gesprek met de minderjarige gevoerd. De minderjarige moet in staat worden gesteld vrijuit zijn eigen mening te geven. Voorkomen moet worden dat de minderjarige denkt dat hij tijdens het horen zijn mond moet houden, of dat de minderjarige denkt dingen te moeten zeggen waarvan de minderjarige denkt dat de commissie, het college of andere belanghebbende(n) dat graag zouden willen horen. Er kunnen feiten en omstandigheden zijn waarvan de minderjarige niet wil dat anderen dit in detail kennen. Een minderjarige moet zich geen zorgen hoeven maken dat de gevolgen niet te overzien zijn als het kind wel zou praten over de situatie.

Daarom wordt er in de hoorzitting volstaan met een korte zakelijke weergave van het gesprek, zodat voor de andere belanghebbenden wel duidelijk is wat in essentie de wensen zijn van het kind.

Het is de bedoeling dat de minderjarige van te voren goed weet waar hij in een bezwaarprocedure aan toe is. Het college geeft hierover begrijpelijke informatie welke eenvoudig voor de minderjarige te vinden is.

 

Artikel 13. Quorum

De Centrale Raad van Beroep heeft tot op heden bepaald dat het horen door de voorzitter en 1 lid van de commissie in strijd is met de Awb (Zie CRvB van 22-02-2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6231). Wel mag er worden gehoord door de voorzitter of door 1 lid. Het advies moet evengoed wel door de voorzitter en 2 leden worden uitgebracht. Daarom moet belanghebbende voor het horen eerst om toestemming worden gevraagd of hij door zowel de voorzitter als 1 lid mag worden gehoord.

 

Artikel 14. Onpartijdigheid leden

Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.

 

Artikel 15. Openbaarheid hoorzitting

Eerste lid

Er worden meestal persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter besproken. Vandaar dat horen in beslotenheid plaatsvindt

 

 

 

Tweede lid

Als een van de commissieleden of belanghebbende(n) daarom verzoekt, kan de voorzitter bepalen dat het horen in het openbaar plaatsvindt. Bij ambtelijk horen komt deze bevoegdheid toe aan het college.

 

Artikel 16. Verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De vorm en de inhoudelijke vereisten van het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid strekt niet zo ver dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Dit is ook niet wenselijk gelet op de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming. Enkel de noodzakelijk persoonsgegevens mogen in het verslag worden opgenomen. Noodzakelijk is in ieder geval dat uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het schriftelijke advies van de commissie het verslag van het horen bevat. Hieruit volgt dat het verslag uiterlijk bij het uitbrengen van het advies moet zijn opgesteld. Niet is vereist dat het verslag schriftelijk is opgesteld. De Awb bepaalt ook niet dat het verslag aan de betrokkenen moet worden toegezonden. Dit is echter wel wenselijk.

 

Derde lid

In de gemeente Almelo wordt een geluidsopname gemaakt welke de betrokkenen ook kunnen terugluisteren. Als er een geluidsopname is gemaakt zal het verslag een korte samenvatting zijn van hetgeen is besproken. Op verzoek van partijen kan het verslag wel nader worden uitgewerkt

 

 

 

Artikel 17. Nader onderzoek

Eerste lid Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden, het is aan commissie zelf hoe dit onderzoek vorm te geven.

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen.

 

Derde lid Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).

 

Artikel 18. Raadkamer en advies

Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en beslissen, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 6.

Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het is niet vereist dat de gehele commissie hoort. Zie ook de toelichting bij artikel 15.

Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.

 

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

Eerste lid

De termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, bedraagt twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 van de Awb). Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “beslistermijnen”.

 

Artikel 20. Jaarverslag

De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, etc.), of het bestuursorgaan al dan niet overeenkomstig het advies heeft besloten, in welke gevallen beroep is ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval een klacht is ingediend tegen de commissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.