Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opsterland

Financiële verordening Opsterland 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpsterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Opsterland 2023
CiteertitelFinanciële verordening Opsterland 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening Opsterland 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-202301-01-2023nieuwe regeling

11-12-2023

gmb-2023-555331

0086161885

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Opsterland 2023

De raad van de Gemeente Opsterland,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.3 oktober 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Financiële verordening Opsterland 2023

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    beleidsindicatoren: kengetal met als doel begroting en verantwoording inzichtelijker te maken voor gebruikers en een betere vergelijkbaarheid met andere gemeenten mogelijk te maken;

  • -

    doelmatigheid: een doel bereikend met zo weinig mogelijk menskracht en middelen;

  • -

    doeltreffendheid: het beoogde doel halend, doeltreffendheid zegt dus iets over de mate waarin een doel wordt bereikt, wat onafhankelijk is van de geleverde inspanningen;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • -

    krediet: een bedrag dat bestemd is voor het vastleggen van vermogen in een object waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    paragrafen: in een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd;

  • -

    programma: een samenhangend geheel van activiteiten van de gemeente;

  • -

    publieke taak: taken die (meestal op grond van een wettelijke verplichting) voortvloeien uit de behoefte aan waarborging van een maatschappelijk, algemeen belang waarvan de behartiging anders (bijvoorbeeld spontaan via de markt) niet goed tot zijn recht komt;

  • -

    rechtmatigheid: geeft aan dat een (voorgenomen) handelwijze in overeenstemming is met de geldende regels en besluiten;

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • -

    taakvelden: een eenheid waarin de programma's worden onderverdeeld;

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden alle posten afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden voor 1 juli aan de raad de perspectiefbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 augustus vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen waarbij geen beperkingen zijn gesteld aan de besteding van het door de raad vastgestelde bedrag. Over de besteding wordt in de jaarstukken verantwoording afgelegd.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten of baten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 6.

    Bij investeringen met een meerjarig karakter stellen burgemeester en wethouders aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd. Goedkeuring voor verschuivingen tussen de jaarschijven van meer dan 10% van het totaal aan lasten van een investeringsbudget worden aan de raad integraal voorgelegd bij de jaarrekening.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van 2 tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente in het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Overheveling jaargebonden budgetten

  • 1.

    Indien activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling naar het volgende boekjaar aanwezig. Een voorstel hiervoor wordt in de laatste raadsvergadering van het jaar door het college aan de raad voorgelegd als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft een (deel van een) budget op een programma, dat gerelateerd kan worden aan een activiteit, die niet in het boekjaar wordt uitgevoerd;

    • b.

      er is op het budget voldoende ruimte aanwezig en in het nieuwe boekjaar is voor de betreffende activiteit geen budget beschikbaar;

    • c.

      aangetoond is dat er omstandigheden zijn waardoor de uitvoering niet heeft kunnen plaatsvinden;

    • d.

      aangetoond is dat de beleidsinhoudelijke noodzaak tot uitvoering nog steeds aanwezig is;

    • e.

      het over te hevelen budget bedraagt minimaal € 10.000;

    • f.

      de uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar, zodat de daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie uiterlijk plaatsvindt voor de afronding van het nieuwe boekjaar;

    • g.

      het voorstel tot overheveling bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de punten a. tot en met f. wordt voldaan.

  • 2.

    Er vindt bij de overheveling een beoordeling van het budget en de bijbehorende activiteiten plaats waaruit blijkt dat de uitvoering van de taken in het nieuwe boekjaar reëel is.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de drempelbedragen voor leveringen en diensten nader toegelicht. De drempelbedragen worden iedere twee jaar door de Europese Commissie vastgesteld.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 31 januari ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen en leggen deze regels vast.

     

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    In de gevallen waarin lid 1 en de bijlage afschrijvingsbeleid niet voorzien, wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de reële verwachte gebruiksduur.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

  • 5.

    De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar na het gereedkomen van de investering.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan- en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en straatreiniging betrokken.

  • 4.

    De overheadkosten worden met een opslagpercentage op de loonkosten toegerekend aan de taakvelden. De raad stelt gelijktijdig met de begroting dit opslagpercentage vast.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, leges en tarieven.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Er worden geen leningen, garanties, borgstellingen en risicodragend kapitaal verstrekt, uitgezonderd uit hoofde van de publieke taak.

  • 3.

    Het verstrekken van leningen, garanties, borgstellingen en van risicodragend kapitaal uit hoofde van de publieke taak worden gedaan middels een raadsvoorstel.

  • 4.

    Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang. Bij het verstrekken van leningen, garanties, borgstellingen en van risicodragend kapitaal bedingt het college zekerheden.

  • 5.

    Een overschot aan liquide middelen wordt, conform artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden, aangehouden in 's Rijks schatkist.

  • 6.

    De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar liquiditeitsbehoefte te baseren op een liquiditeitsplanning van twee jaar.

  • 7.

    Het aantrekken en verstrekken van leningen, garanties, borgstellingen en van risicodragend kapitaal vinden uitsluitend plaats in euro's.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 20. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar of wanneer of wanneer de actualiteit daar om vraagt een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar of wanneer of wanneer de actualiteit daar om vraagt een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

Artikel 23. Financiering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 25. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar of wanneer de actualiteit daar om vraagt een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • c.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 3.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

     

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en overige balansposten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 29. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

     

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekking oude regeling

De Financiële verordening Opsterland 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Opsterland 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de Gemeente Opsterland van 11 december 2023.

De griffier,

Laura Meijer

De voorzitter,

Andries Bouwman

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14

 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • -

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden: maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt:

  • -

    maximaal 5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • -

    maximaal 5 jaar: computerapplicaties;

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden optioneel geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • -

    5 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • -

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • -

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • -

    10 jaar: motorvaartuigen;

  • -

    10 jaar: zware transportmiddelen en schuiten;

  • -

    10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

  • -

    15 jaar: elektrotechnisch component kunstwerken: landverkeerseinden; reviseren slagbomen; bedienings- en besturingsinstallatie; schakelkast (normaal) scheepvaartseinen;

  • -

    20 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • -

    maximaal 25 jaar: renovatie, restauratie woonruimten en schoolgebouwen;

  • -

    maximaal 25 jaar: renovatie, restauratie kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • -

    maximaal 25 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • -

    30 jaar: rioolgemaal (bouwkundig); drukriool (bouwkundig);

  • -

    maximaal 45 jaar: renovatie en vervanging riolering (putten en buizen); bouwkundige randvoorzieningen riolering; persleidingen I drukriolering; verbeteringsmaatregelen (o.a. afkoppelen);

  • -

    lengte gebruiksduur: aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • -

    maximaal 50 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • -

    maximaal 50 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • -

    lengte gebruiksduur: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Activa met maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 500.000 worden optioneel geactiveerd. De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • -

    15 jaar: pompen en gemalen;

  • -

    20 jaar: bijzondere gebouwen (o.a. zoutloods);

  • -

    20 jaar: bijzondere installaties (o.a. opslagtanks);

  • -

    20 jaar: straatmeubilair;

  • -

    25 jaar: bruggen (bouwkundig deel en werktuigkundig deel);

  • -

    25 jaar: beweegbare bruggen (werktuigbouwkundig deel);

  • -

    25 jaar: speelvoorzieningen;

  • -

    maximaal 25 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • -

    maximaal 25 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • -

    maximaal 25 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • -

    maximaal 25 jaar: havens, kades, sluizen en waterkeringen;

  • -

    maximaal 25 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

  • -

    30 jaar: werktuigbouwkundig component kunstwerken: (vervangen) elektromagnetische

  • -

    aandrijving kunstwerken; (reviseren) opzetwerk; slagbomen (electro);

  • -

    35 jaar: beregeningspompen sportvelden;

  • -

    40 jaar: openbare verlichting mast;

  • -

    40 jaar: houten hoofddraagconstructie kunstwerken: vaste houten brug; fiets voetbrug;

  • -

    steiger;

  • -

    60 jaar: hoofddraagconstructie kunstwerken: (duiker (staal); fiets-voetbrug (kunststof, staal, beton); steiger (kunststof); beweegbare brug; vaste beton/stalen brug; beweegbare brug (staal); duiker (beton); tunnel; verkeersbrug (beton).