Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stichtse Vecht

Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStichtse Vecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

www.overheid.nl

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht

07-11-2023

gmb-2023-554309

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht

Deze voorwaarden zijn een aanvulling op de reeds gestelde voorwaarden voor peuteropvang binnen het subsidiebeleid. De voorwaarden voor deze subsidie zijn van toepassing voor peuters in de leeftijd 2,5 tot de start van de basisschool.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

BSN

het Burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Basis Registratie Personen (BRP);

doelgroeppeuters

peuters die in aanmerking komen voor VE, op indicatie van JGZ;

gemeente

de gemeente Stichtse Vecht;

houder

degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een kinderopvanglocatie exploiteert die staat vermeld in het LRK;

inkomensverklaring

een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouders in een bepaald belastingjaar;

kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint (zie artikel 1.1 Wet Kinderopvang);

LRK

Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

ouderbijdrage

inkomensafhankelijke vergoeding die de ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag betalen aan de houder;

ouders

ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

peuter

kind van 2,5 jaar tot de start van de basisschool woonachtig in de gemeente Stichtse Vecht;

peuteropvang

kinderopvang met peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen;

peuterplaats

plaats voor een peuter vanaf 2,5 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt op tenminste twee verschillende dagen, gedurende minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar, gebruik van de peuterplaats;

VE

voorschoolse educatie; het aanbod van een VE-programma voor kinderen van 2,5 jaar tot de start van de basisschool.

VE-jaarbedrag

een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag per doelgroeppeuter aan de houder voor de extra personele inzet (extra werkzaamheden voor doelgroeppeuters, zoals dossiervorming, extra overleg met ouders en warme overdracht naar de basisschool);

VE-peuterplaats

plaats voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt. De doelgroeppeuter maakt gedurende minimaal 640 uur en maximaal 660 uur per jaar gebruik van de peuterplaats, met een maximum van 6 uur per dag;

VE-programma

een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regels hebben als doel het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang voor peuters van ouders die geen beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag en voor het VE-aanbod voor doelgroeppeuters. De subsidie is bedoeld om alle peuters een zo goed mogelijke start op de basisschool te kunnen geven.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend schriftelijk voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar door houders worden ingediend voor kinderopvang in de gemeente die met een VE-registratie in het LRK staan vermeld.

2. De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VE-)peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen.

3. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente vastgesteld format.

Artikel 4 De grondslag voor de subsidie aan de houder

1. Het college stelt voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het maximum uurtarief per (VE-)peuterplaats en het VE-jaarbedrag vast.

2. De grondslag voor de subsidie is het aantal peuters en het gemiddeld aantal uren dat deze peuters gebruik maken van de peuteropvang.

3. Het college subsidieert de volgende bedragen aan de houder:

a. per peuter op een peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, minimaal 240 en maximaal 320 uren per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 6 uur en maximaal 8 uur per week) maal het door de aanbieder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over de afgenomen uren; het gehanteerde uurtarief is hierbij nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief;

b. per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, minimaal 640 uren en maximaal 660 uren per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 16 uur en maximaal 16,5 uur per week) maal het door de aanbieder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage; de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt over de eerste 320 uur in rekening gebracht; het gehanteerde uurtarief is hierbij nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief;

c. per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders met recht op kinderopvangtoeslag, minimaal 320 en maximaal 340 uur per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 8 uur en maximaal 8,5 uur per week) maal het door het college vastgestelde uurtarief; de ouder neemt aanvullend nog tenminste 320 uur per jaar af, over de eerste 320 uur kunnen ouders kinderopvangtoeslag aanvragen;

d. per geplaatste doelgroeppeuter een VE-jaarbedrag. Indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar deelneemt, wordt dit bedrag naar rato verstrekt.

4. De houder hanteert voor de ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag de adviestabel van de VNG, toegepast met het door de houder gehanteerde uurtarief.

5. De houder int zelf de ouderbijdragen en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 5 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder

De houder dient te voldoen aan de volgende verplichtingen:

a. houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen;

b. een peutergroep bestaat per dag voor maximaal 50% uit doelgroeppeuters;

c. houder biedt op alle groepen met gesubsidieerde peuters VE aan, ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

d. houder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Stichtse Vecht voorrang bij plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen;

e. voor het bepalen van de hoogte van de ouderbijdrage worden, voor het bepalen van de hoogte van het gezinsinkomen, de meest recente Inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij een éénoudergezin van de ouder. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing;

f. houder voldoet aan de eisen en houdt zich aan de afspraken die zijn vastgelegd in het Kwaliteitskader VE Stichtse Vecht;

g. houder werkt actief mee aan de implementatie en evaluatie van het lokale VVE-beleid;

h. houder zorgt dat de kwaliteit van de voorschoolse educatie wordt versterkt door het inzetten van een wettelijk vereiste pedagogisch beleidsmedewerker VE voor netto 10 uur per doelgroeppeuter per jaar. Deze inzet wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette uren en niet in contracturen. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met afwezigheid door vakantie-, verlof- en feestdagen (peildatum 1 januari).

i. houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door de gemeente aangewezen instanties;

j. houder levert op kwartaalbasis informatie aan de gemeente met betrekking tot het aantal geplaatste peuters per maand (uitgesplitst naar doelgroep, niet-doelgroep en ouders met en zonder kinderopvangtoeslag) en de gefactureerde ouderbijdragen voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag;

k. houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

i. een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

ii. naam, geboortedatum en BSN van de peuters waarop de aanvraag betrekking heeft;

iii. een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

iv. inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

v. indien het gaat om een doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VE van het consultatiebureau Jeugd Gezondheidszorg.

l. houder maakt actief gebruik van het overdrachtsformulier van de gemeente en dit formulier wordt (met toestemming van de ouders bij de intake) digitaal door de organisatie verzonden aan de school. Bij doelgroeppeuters biedt de organisatie een warme overdracht naar het primair onderwijs;

Artikel 6 Weigeringsgronden

De subsidieaanvraag kan worden geweigerd indien:

a. voor een van de locaties van de houder binnen de gemeente een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure voor het kinderopvangaanbod van kracht is;

b. het uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief dat houder hanteert voor de subsidieaanvraag voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voor dezelfde (VE-)peuterplaats.

Artikel 7 Vaststelling van de subsidie

1. Houder overlegt de verantwoording van de subsidie voor 1 april volgend op het jaar waarvoor de subsidie geldt. Voor de eindverantwoording wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente vastgesteld format. Voor deze verantwoording registreert houder de volgende gegevens per maand:

a. het aantal geplaatste niet-doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met- en zonder recht op kinderopvangtoeslag en naar het aantal uren dat de peuters per week gebruik maken van de peuteropvang;

b. het aantal geplaatste doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met- en zonder recht op kinderopvangtoeslag en naar het aantal uren dat de peuters per week gebruik maken van de peuteropvang;

c. de gefactureerde ouderbijdragen per (doelgroep)peuter.

2. Het toegekende subsidiebedrag kan op basis van de kwartaalrapportages in overleg met houder gedurende het jaar worden bijgesteld.

3. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen naar rato van de plaatsingsperiode (een peuter die gedurende een halve maand is geplaatst wordt als halve peuter gerekend), het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze regeling treedt, na bekendmaking, in werking op 1 januari 2024.

2. Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2023,

Burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1 DOELGROEP DEFINITIE VVE

Gemeenten zijn vrij om hun eigen doelgroep te bepalen. Stichtse Vecht kent een brede doelgroep definitie waar reeds gekeken wordt naar de indicatoren zoals hieronder genoemd en waar ook risicofactoren zoals het ontbreken van een sociaal netwerk en gezins- en gedragsaspecten meegewogen worden.

De GGD (consultatiebureau) kan een indicatie al vroeg inschatten omdat zij de kinderen volgt vanaf de eerste levensweken. Soms blijkt echter pas op de peuteropvang dat een kind tot de doelgroep behoort. In dat geval vraagt de peuteropvangvoorziening aan de GGD om het kind alsnog te indiceren.

In Stichtse Vecht wordt aangegeven dat een VVE-indicatie afgegeven wordt op basis van (een van) de volgende criteria:

Toelichting op de keuze voor deze criteria:

1. Laagopgeleide ouders: de basisscholen hebben een wettelijke verplichting naar kinderen met laagopgeleide ouders. Wij sluiten met onze doelgroep definitie hierop aan. Dit maakt het makkelijker om een doorgaande leerlijn te realiseren. Bovendien is dit een categorie die ook evt. in een latere fase achterstanden kan oplopen doordat ouders vaak meer moeite hebben met de ondersteuning van hun kind in het leerproces.

De definitie is als volgt:

Kinderen van wie beide ouders/verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Als het gaat om een éénoudergezin geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder/verzorger.

2. Thuistaal niet Nederlands: als er thuis geen Nederlands wordt gesproken en een kind gaat niet van jongs af aan naar een kinderdagverblijf, dan is de kans groot dat het kind hier tegenaan gaat lopen. Als een kind van jongs af aan (vóór de leeftijd van twee jaar) naar een kinderdagverblijf gaat, dan leert de praktijk dat zich normaal ontwikkelende kinderen voldoende taalaanbod krijgen om het Nederlands in voldoende mate op te pikken. Indien op het consultatiebureau toch zorgen zijn dat er een risico op taalachterstand is, kan er alsnog een VVE-indicatie afgegeven worden. Hier wordt wel terughoudend mee omgegaan.

3. (Risico op) aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand: dit kan geïndiceerd worden door het consultatiebureau. Dat beschikt over de instrumenten daarvoor. In de praktijk blijkt dit goed toepasbaar.

Voorbeelden van factoren die bij het bepalen van een (verhoogd) risico in overweging worden genomen zijn:

o Langdurige werkloosheid ouder(s)

o Ouder(s) chronisch ziek

o Ouder(s) verslaafd aan alcohol of drugs

o Ouder(s)met psych(iatr)ische problemen

o Ouder(s) als kind mishandeld

o Ouder(s) zonder sociaal netwerk

o Er is sprake van verwaarlozing

o Er is sprake van kindermishandeling / seksueel misbruik

o Er is sprake van huiselijk geweld

o Het betreft een uit het buitenland geadopteerd kind

4. Schuldsanering of U-pas: als er thuis sprake is van schulden waardoor ouders in de schuldsanering zitten of als het inkomen dusdanig laag is dat gebruik wordt gemaakt van een U-pas, dan is de thuissituatie vaak geen fijne basis voor de ontwikkeling van een kind. Het risico op een ontwikkelachterstand is dan aanwezig.

 

Bijlage 2 Kwaliteitskader Voorschoolse Educatie Stichtse Vecht

Het Kwaliteitskader VE is een bundeling van gemaakte afspraken, ontwikkelde praktijk en beleid op het gebied van VVE. De meeste kwaliteitseisen uit dit kader komen overeen met de indicatoren uit het Toezichtskader VVE van de Onderwijsinspectie of zijn een lokale uitwerking daarvan.

Dit Kwaliteitskader VE maakt duidelijk welke eisen we als gemeente stellen aan de kwaliteit van (gesubsidieerde) voorschoolse educatie en welke afspraken er zijn gemaakt met het onderwijs over de uitvoering van vroegschoolse educatie. Het laat zien waar locaties minimaal aan moeten voldoen om te kunnen spreken van een kwalitatief aanbod.

Kernelementen kwaliteitskader

In dit kwaliteitskader komen de volgende onderdelen aan de orde:

1. VVE context

2. Toeleiding naar Voorschoolse Educatie

3. Voorschools educatie aanbod

4. Doorgaande lijn, samenwerking en overdracht

5. Ontwikkelingsgericht werken

6. Cultuursensitief werken en ouderbetrokkenheid

7. Pedagogisch Beleidsmedewerker

1. VVE-context

Voor- en vroegschoolse educatie is gericht op het voorkomen en bestrijden van (taal)achterstand bij jonge kinderen. De doelstelling van VVE is om de ontwikkeling van jonge kinderen met een (dreigende) achterstand zodanig te stimuleren dat zij zonder of met een zo’n klein mogelijke achterstand aan groep 3 beginnen, waardoor hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot.

De gemeente is verantwoordelijk voor een aanbod van voorschoolse educatie voor 2-3 jarigen die een (dreigende) taal- en/of ontwikkelingsachterstand hebben. Dit wordt de voorschoolse periode genoemd. De 4-6 jarigen gaan naar de groepen 1 en 2 van de bassischool. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het Voor- en vroegschoolse educatie aanbod (VVE-aanbod) in deze fase. Dit wordt de vroegschoolse periode genoemd. Gezamenlijk is er de verantwoordelijkheid voor de doorgaande lijnen en de resultaatafspraken.

Gemeenten hebben beleidsvrijheid om zelf, binnen de kaders van de wet OKE, de criteria te bepalen voor de doelgroep van Voor- en Vroegschoolse Educatie. Gemeente Stichtse Vecht heeft voor een brede doelgroep definitie gekozen. Deze is terug te vinden in het Actieplan onderwijskansen en in het Convenant Resultaatafspraken VVE. De keuze voor een brede doelgroep maakt het mogelijk om peuters met verschillende achterstanden te bereiken. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het ontstaan van een achterstand (dus niet alleen het opleidingsniveau van ouders).

Doelgroep VVE:

1. Kinderen met laagopgeleide ouders

en / of

2. Kinderen van wie de thuistaal niet Nederlands is (land van herkomst niet Nederland)

en / of

3. Kinderen met (een risico op) een aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand

en / of

4. Kinderen uit gezin dat gebruik maakt van schuldsanering of een U-Pas

2. Toeleiding naar Voorschoolse Educatie

Het consultatiebureau beoordeelt of een peuter een doelgroepindicatie krijgt. Zij leiden alle doelgroepkinderen vanaf 2-jarige leeftijd actief toe naar een gecertificeerde peutergroep met Voorschools Educatie-aanbod, zodat de peuters op 2,5 jarige leeftijd starten met extra VE-uren per week.

De peutergroep kan, bij twijfel als een kind geen VVE-indicatie heeft, een second opinion vragen bij het consultatiebureau als zij vermoeden dat een kind toch als VVE-kind geïndiceerd had moeten worden.

3. Voorschoolse Educatie Aanbod

Als gemeente hebben wij de taak om voldoende aanbod te organiseren. In Stichtse Vecht zorgen wij dat het aanbod is verspreid over diverse kernen in onze gemeente.

Vanzelfsprekend werken wij alleen met VE-gecertificeerde peutergroepen die VE-gekwalificeerde beroepskrachten inzetten.

Basiseisen VE-aanbod

De basis voor een kwalitatieve uitvoering van VE ligt besloten in het landelijke Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie. Voorschoolse educatiegroepen in onze gemeente moeten aan de voorwaarden van dit besluit voldoen.

Kwaliteitseisen VE-aanbod

Voorschoolse educatie op gesubsidieerde peutergroepen wordt tenminste 16 uur per week aangeboden. De dagdelen zijn verspreid over minimaal 3 dagen en worden 40 weken per jaar aangeboden. Dit is vastgesteld in de Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht.

De wettelijke kwaliteitseisen zijn van kracht. Aanvullend stellen wij de volgende eisen aan de Voorschoolse Educatie in Stichtse Vecht:

• De peuteropvang onderhoudt goede contacten met de basisscholen en de jeugdverpleegkundigen o.a. met het oog op de overdracht en doorgaande lijn.

• Per organisatie wordt het onderwijskansenoverleg* bijgewoond in het voor- en najaar

• Een actieve bijdrage aan de netwerkbijeenkomst(en) VVE** die minimaal 1 keer per jaar door de gemeente worden georganiseerd.

• Aanleveren van data ten behoeve van de VVE-monitor.

• Er wordt gebruik gemaakt van Boekenpretkisten.

• Bij zorgen om doelgroeppeuters wordt tijdig externe adequate hulp ingeroepen.

• Er vindt altijd een warme overdracht naar school plaats.

• Er wordt medewerking verleend aan gezamenlijke initiatieven om b.v. de ouderbetrokkenheid te vergroten.

• Op de hoogte zijn van de taalinitiatieven die ingezet kunnen worden bij het jonge kind.

* In het onderwijskansenoverleg bespreken voorscholen, bibliotheek, GGDrU en gemeente: samenwerking, toeleiding, overdracht, Boekenpret, Taalvisite en overige actualiteiten die spelen.

** In het netwerkoverleg bespreken pedagogisch medewerkers, intern begeleiders, locatieleiders, jeugdverpleegkundigen de opbrengst uit de VVE-monitor en andere relevante ontwikkelingen.

4. Doorgaande lijn, samenwerking en overdracht

Om een doorgaande lijn te realiseren, werkt elke voorschoolse locatie samen met de jeugdverpleegkundigen van de GGDrU en met één of meer basisscholen. We verwachten dat er afstemming is op verschillende onderdelen van de doorgaande lijn, zoals de zorgstructuur en ouderbetrokkenheid. De afspraken over toeleiding en de overgang van de voorschool naar de basisschool zijn vastgelegd in een overdrachtsprotocol met bijbehorend stroomschema overdracht.

Warme overdracht

Voor doelgroepkinderen vindt altijd een warme overdracht plaats. We werken met een lijst van VVE-contactpersonen. Hierop zijn de contactpersonen van de GGDrU, de voorschoolse locaties en de basisscholen opgenomen, zodat iedereen elkaar goed kan bereiken.

Indien een kind geen voorschool bezoekt, doet de jeugdverpleegkundige de warme overdracht naar school. Het overdrachtsformulier is beschikbaar via de website van de gemeente.

https://stichtsevecht.nl/onderwerp/1986/peuteropvang/

Er is toestemming van de ouders nodig voor het overdragen van de gegevens van hun kind.

Ouders worden bij inschrijving op peutergroep, kinderdagverblijf of gastouderbureau op de hoogte gebracht van de overdracht naar het basisonderwijs.

5. Ontwikkelingsgericht werken

Alle VE-peutergroepen in Stichtse Vecht werken met een VE-programma. Dit is een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Op de groepen wordt ontwikkelingsgericht gewerkt. Daarbij is veel aandacht voor de versterking van de educatieve vaardigheden van de pedagogisch medewerkers en bevordering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van: wat heeft mijn groep kinderen nu nodig en wat zijn de ontwikkeldoelen voor al deze kinderen? Doelen worden planmatig uitgewerkt in een dagelijks aanbod, rekening houdend met de ontwikkeldoelen van verschillende kinderen, hier vinden tussentijds observaties op plaats, zo nodig vindt bijstelling op de doelen plaats.

De Pedagogisch beleidsmedewerker heeft hierin een coachende rol.

6. Cultuursensitief werken en ouderbetrokkenheid

Op de peutergroepen zitten doelgroepkinderen van verschillende afkomst. Het is belangrijk om in te zetten op deskundigheidsbevordering gericht op cultuursensitief werken. Een medewerker die cultuursensitief is, begrijpt en waardeert dat mensen in verschillende culturen leven en maakt dat zichtbaar in zijn of haar houding. Onze gemeente stimuleert dan wel faciliteert het vergroten van deze deskundigheid.

Ouders zijn een onmisbare partner in voor- en vroegschoolse educatie. De voorschoolse locatie en de basisschool werken samen met ouders aan een zo goed mogelijke start van doelgroepkinderen in het basisonderwijs. We gaan hierbij uit van de kracht van ouders en van wat ouders zelf wensen, weten en kunnen. Van de VE-locaties verwachten we dat zij ouders stimuleren om thuis ontwikkeling stimulerende activiteiten met hun kind te doen. De kwaliteit van de ouder-kind interactie is een sterkere voorspeller van leerresultaten dan de mate waarin ouders op de peutergroep actief zijn. Ook hier heeft cultuursensitief werken een positieve bijdrage.

De start ligt in interactievaardigheden tussen pedagogisch medewerker en kind maar ook tussen kind en ouder en pedagogisch medewerker en ouder. Het gaat om de samenwerking en interactie met het kind en elkaar. Ook het aanleren van gesprekstechnieken om de educatieve kwaliteit te verhogen is van groot belang. Hoe een bepaalde vraag gesteld wordt kan het praten en denken van kinderen stimuleren.

Gesprekken met ouders van doelgroepkinderen verlopen niet altijd soepel. Het helpt als de medewerkers hierop voorbereid zijn en handvaten krijgen hoe deze gesprekken gevoerd kunnen worden.

Elke organisatie heeft een visie op ouderbetrokkenheid, dit wordt per locatie afgestemd op de omgeving. Hierbij is aandacht voor de manier waarop informatie aan ouders wordt verstrekt, gezorgd wordt dat de boodschap overkomt.

7. Pedagogisch Beleidsmedewerker

Om de kwaliteit van de voorschoolse educatie te verbeteren wordt een pedagogisch beleidsmedewerker VE ingezet voor 10 uur netto per jaar per doelgroeppeuter. In het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie is het takenpakket van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie als volgt omschreven:

1. totstandkoming en implementatie pedagogisch beleid en/of

2. coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie.

De pedagogisch beleidsmedewerkers in Stichtse Vecht leveren naast de wettelijke taken ook een bijdrage aan de activiteiten uit dit kwaliteitskader.