Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde van de gemeenteraad Nijkerk 2024 |
Citeertitel | Reglement van orde van de gemeenteraad Nijkerk 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Reglement van orde van de gemeenteraad Nijkerk 2018 en de Verordening op de raadscommissies Nijkerk 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2023 | nieuwe regeling | 14-12-2023 | 1625385 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 3. Mandaat aan het fractievoorzittersoverleg
Het fractievoorzittersoverleg neemt namens de raad de volgende besluiten:
vaststellen van de financiële bijdrage, het te verrekenen verschil tussen de vastgestelde financiële bijdrage en het ontvangen voorschot, de wijziging van de reserve en de resterende reserve zoals bedoeld in de geldende Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Nijkerk. Deze besluiten worden openbaar bekendgemaakt door toezending aan de raad.
Raads- en commissieleden kunnen de agendacommissie verzoeken om een raadsinformatiebrief of onderwerp te agenderen voor de raadscommissie. Een verzoek met daarbij een onderbouwing moet uiterlijk één week voor de vergadering van de agendacommissie bij de griffier worden ingediend. De raadsinformatiebrief of het onderwerp wordt op de voorlopige agenda van de eerstvolgende raadscommissie geplaatst.
Artikel 6. Bevoegdheden van de werkgeverscommissie
Aan de werkgeverscommissie worden de volgende bevoegdheden van de raad overgedragen:
Hoofdstuk 3. Toelating raadsleden, fracties, benoeming wethouders
Artikel 13. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Deze commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.
Artikel 19. Samenstelling; commissievoorzitter
Elke raadsfractie mag ten hoogste zes niet-raadsleden, of – als een raadsfractie uit meer leden bestaat – ten hoogste het aantal leden van de fractie, voordragen die haar vertegenwoordigt in de raadscommissie. De voorgedragen niet-raadsleden moeten zijn geplaatst op de kandidatenlijst van de betreffende fractie bij de laatste raadsverkiezingen.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de commissieleden die geen raadslid zijn in een raadsvergadering, in handen van de voorzitter de volgende eed (verklaring en belofte) af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raadscommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raadscommissie naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!” (“Dat verklaar en beloof ik!”).
Paragraaf 2. Voorbereiding vergadering
Artikel 23. Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep, openbaar gemaakt. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken openbaar worden gemaakt, wordt hiervan mededeling gedaan aan de commissieleden.
Paragraaf 3. Tijdens de vergadering
Artikel 26. Opening vergadering en quorum
Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal raadsfracties vertegenwoordigd is.
Artikel 29. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Een raadscommissie kan besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 31. Handhaving orde en schorsing
Hij roept sprekers tot de orde als deze zich beledigende of onbetamelijke woorden gebruiken, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.
Hij kan de raadscommissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 32. Voorstellen van orde
Commissieleden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raadscommissie beslist hier terstond over.
De eindtijd van een vergadering is 23.00 uur. Als de behandeling van de agenda op dat moment niet is voltooid, wordt de vergadering geschorst en voortgezet op de eerstvolgende maandag die geen algemeen erkende feestdag is, aanvang 20.00 uur, of op een door de agendacommissie te bepalen andere dag en tijd.
Paragraaf 4. Besloten vergaderingen
Artikel 35. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Op besloten vergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 37. Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Paragraaf 1. Voorbereiding vergadering
Artikel 41. Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep, openbaar gemaakt. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken openbaar worden gemaakt, wordt hiervan mededeling gedaan aan de raadsleden.
Voor het openen van de vergadering spreekt de voorzitter of één van de raadsleden het volgende gebed uit: “Almachtige God, die door uw oneindige wijsheid het heelal regeert en ons hebt geroepen tot het besturen van deze gemeente. Wij bidden U ons, door Uwe Geest, te sterken en ons de nodige wijsheid, standvastigheid en verdraagzaamheid te schenken en onze arbeid te zegenen. Amen.”
Artikel 46. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 47. Voorstellen van orde
Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.
Artikel 50. Handhaving orde; schorsing
Als een spreker beledigende of onbetamelijke taal gebruikt, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.
Artikel 53. Stemming; procedure hoofdelijke stemming
Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad. Vervolgens wordt overgegaan tot stemming bij handopsteken, dan wel tot hoofdelijke stemming. Alle ter vergadering aanwezige raadsleden brengen hun stem uit, tenzij zij zich ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming hebben te onthouden.
Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder op alfabetische volgorde, vanaf het aangewezen raadslid. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
Artikel 55. Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.
Paragraaf 4. Besluitenlijst; ingekomen stukken
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist.
De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende raadsvergadering ter kennisname geagendeerd. De raadsleden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als de besluitenlijst naar hun mening onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.
Paragraaf 5. Besloten raadsvergaderingen
Artikel 58. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 60. Delen geheime informatie met derden en opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Artikel 65. Initiatiefvoorstel
Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.
Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een spoeddebat, niet zijnde een interpellatie als bedoeld in artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet, ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek is ondertekend door ten minste een vijfde van het aantal raadsleden en bevat een omschrijving van het onderwerp van debat en een motivering van de spoedeisendheid.
Artikel 69. Schriftelijke vragen
In gevallen waarin om mondelinge beantwoording is verzocht, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, mits de vragen ten minste een week voor aanvang van die raadsvergadering zijn ingediend. Wanneer dit onmogelijk is, stellen het college of de burgemeester de griffier daarvan gemotiveerd in kennis, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn de mondelinge beantwoording kan plaatsvinden.
Bij schriftelijke beantwoording kan de vragensteller in de eerstvolgende raadsvergadering of eerstvolgende raadscommissie nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad of de raadscommissie anders beslist. De vragensteller meldt dit ten minste 24 uur voor de vergadering bij de voorzitter.
Eens per maand is er aan het begin van de raadsvergadering een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt 30 minuten.
Raadsleden die tijdens het vragenuur vragen willen stellen, melden dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk van 14 december 2023,
de griffier,
mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN
de voorzitter,
de heer mr. drs. G.D. RENKEMA
Toelichting bij Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Nijkerk 2023
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit artikel wordt een aantal definities omschreven. Deze spreken grotendeels voor zich.
Voor wat betreft het begrip ‘voorzitter’: de burgemeester is de voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Artikel 2. en 3. Het fractievoorzittersoverleg
Het fractievoorzittersoverleg heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad). Als aanvullende taak is opgenomen dat het fractievoorzittersoverleg aanbevelingen doet aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies, voor zover het niet betreft de taken van de agendacommissie.
Het is van belang dat in het fractievoorzittersoverleg elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel geborgd. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsaangelegenheden vergroten.
De griffier is bij elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig (artikel 9, eerste lid), omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.
Om praktische redenen zijn enkele raadsbevoegdheden gemandateerd aan het fractievoorzittersoverleg (raadsbesluit 29 januari 2015).
De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken in de beeldvorming, raadscommissies en de raadsvergadering. De agendacommissie heeft het overzicht van alle onderwerpen waar de raad zich mee bezig houdt en zorgt voor de planning. Er wordt gewerkt met jaaroverzichten waarbij specifieke vergaderingen lang van te voren bekend zijn. Denk hierbij aan de begroting en jaarrekening.
In het geval een gemeente deelneemt in een gemeenschappelijke regeling zal in deze regeling zijn opgenomen hoe de raad geïnformeerd wordt door de vertegenwoordiger van de gemeente in de gemeenschappelijke regeling en hoe verantwoording wordt afgelegd (onder andere de artikelen 16 t/m 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Van belang is dat de agendacommissie de vergadercyclus van deze besturen kent. Het kan nodig zijn dat de raad voorafgaand aan een vergadering van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de gemeentelijke vertegenwoordiger informatie of opvattingen wil meegeven. Ook de begrotingscyclus van de gemeenschappelijke regeling is relevant voor de agendacommissie zodat de raad tijdig noodzakelijke informatie kan leveren. Het is aan de agendacommissie om de planning in te vullen maar ook om deze te bewaken.
Hetzelfde geldt met betrekking tot andere organisaties waar de gemeente mogelijk in vertegenwoordigd is. Ook deze vergadercycli kunnen voor een agendacommissie aanleiding zijn om deze te agenderen voor een raads- of commissievergadering, zodat er informatie uitgewisseld kan worden tussen de vertegenwoordiger van de gemeente en de raad.
De commissie stelt de agenda's van raadscommissies en de raad voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie en van de raad geschiedt bij de aanvang van de betreffende vergadering.
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De voorzitter pleegt in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg met de agendacommissie. Op deze wijze houdt de agendacommissie ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.
Artikel 5 en 6. De werkgeverscommissie
Taak van de werkgeverscommissie is de zaken te behartigen die de werkgeverspositie van de raad betreffen. Het gaat dan om de organisatie en de personeelszaken van de griffie. De werkgeverscommissie is een bestuurscommissie in de zin van artikel 83 Gemeentewet. Hierdoor is de commissie zelf verantwoordelijk voor de uitoefening van de overgedragen raadsbevoegdheden. Elke fractie heeft de mogelijkheid een raadslid plaats te laten nemen in de werkgeverscommissie.
Dit artikel spreekt voor zich.
Hoofdstuk 2. Instructie griffier
Artikel 8 tot en met 12. De griffier
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikelen 100 en 107 van de Gemeentewet) en in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier te stellen (artikel 107a van de Gemeentewet). In de artikelen 8 tot en met 12 van dit reglement wordt hieraan invulling gegeven.
De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. De Gemeentewet bepaalt dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). Daarover is ook een bepaling opgenomen.
Hoofdstuk 3. Toelating raadsleden, fracties, benoeming wethouders
Artikel 13. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Met de geloofsbrief laat de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde officieel weten dat hij benoemd is (artikel V 1 van de Kieswet). Hiervoor is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt hij aan de raad stukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet).
Het onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing over de toelating moeten in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
Op grond van artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de wet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet).
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.
Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.
Het derde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Op 28 februari 2014 heeft de minister van BZK een circulaire uitgebracht waarin toegelicht wordt wanneer de raad gebruik kan maken van deze bevoegdheid. Deze circulaire was ook bij de raadsverkiezingen in 2018 en 2022 van toepassing. In deze circulaire wordt onder meer uiteengezet wanneer de raad tot hertelling kan besluiten. Het ligt niet voor de hand dat besloten wordt tot een hertelling waarvan tevoren duidelijk is dat deze niet tot een andere samenstelling in de raad kan leiden. Ook een verschil in zetels tussen de voorlopige uitslag en de definitieve uitslag is geen reden om over te gaan tot hertelling.
Na een raadsverkiezing kunnen de toegelaten raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling als bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen (vierde lid).
Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden (vijfde lid). De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, Gemeentewet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde; als een politieke groepering zich voor het eerst wil laten registreren gebeurt dit ook. Op grond van artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet wordt de naam van de fractie onder meer geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde of als deze overeenkomt met of erg lijkt op de naam van een politieke groepering die al geregistreerd is voor de Tweede Kamer- of Statenverkiezingen, én daardoor verwarring te duchten is.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.
Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Naamswijziging kan niet worden verboden. De raad kan er wel regels over stellen, waardoor er duidelijkheid is als zich een afsplitsing heeft voorgedaan. Raadsleden worden formeel gezien weliswaar op persoonlijke titel gekozen, maar ze worden tegelijkertijd gekozen onder een bepaald lijstnummer, waaraan in het algemeen ook een partijnaam is verbonden. De kiezer kiest dus een bepaalde persoon, maar wel onder een bepaalde lijst en (meestal) een politieke partij. Om verwarring te voorkomen is in dit artikel opgenomen dat bij afsplitsing uitsluitend de achternaam van de afsplitser wordt gebruikt.
Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).
Artikel 15. Benoeming wethouders
Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.
Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikel 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet). Voor wethouders is er de aanvullende verplichting om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) te kunnen overleggen (artikel 36a, tweede lid, van de Gemeentewet). De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers.
Voorafgaand aan de benoeming van wethouders wordt in opdracht van de burgemeester een externe risicoanalyse integriteit uitgevoerd. De resultaten hiervan spelen zowel een rol vóór de benoeming (preventieve werking), als in de fase van collegevorming en portefeuilleverdeling als tijdens de functie-uitoefening door de wethouder.
De burgemeester heeft een wettelijk taak in het bevorderen van de bestuurlijke integriteit. Vanuit die taak geeft hij opdracht voor de risicoanalyse en ontvangt hij het rapport. De burgemeester stuurt een openbare samenvatting van het rapport en zijn aanbeveling aan de gemeenteraad.
Het proces rondom deze risicoanalyse ziet er als volgt uit:
De burgemeester stuurt de openbare samenvatting alsmede zijn aanbeveling van de kandidaat die openbaar wordt voorgedragen op een met de kandidaat afgesproken tijdstip naar de gemeenteraad. Deze samenvatting alsmede de aanbeveling wordt toegevoegd bij de stukken voor de Commissie Benoembaarheid wethouders.
Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet).
Hoofdstuk 4. Vergaderingen en bijeenkomsten algemeen
Artikel 16 Vergaderingen en bijeenkomsten
In maart 2015 is het huidige vergadermodel vastgesteld dat gebaseerd is op het model van Beeldvorming – Oordeelsvorming – Besluitvorming. In dit model heeft iedere raadsbijeenkomst een eenduidig doel dat bepaald wordt door de fase waarin (de voorbereiding van) de besluitvorming zich bevindt.
Onder beeldvorming wordt verstaan informatie vergaren en informatie delen. Op initiatief van de raad of van het college kan een bijeenkomst worden gepland om de gemeenteraad te informeren over een bepaald onderwerp. Een beeldvorming kan bestaan uit ronde tafelgesprekken, technische toelichtingen of een andere bijeenkomst waarin informatie wordt gedeeld. Deze bijeenkomsten zijn altijd openbaar.
Als de beeldvorming is afgerond, kan over een voorstel een politieke mening worden gevormd. Deze meningsvorming vindt plaats in raadscommissievergaderingen.
Onder besluitvorming wordt verstaan, het indienen van en beraadslagen over moties en amendementen, het geven van een stemverklaring en het beraadslagen en stemmen over een voorstel. Besluitvorming vindt plaats in een raadsvergadering.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 18. Doel en taken raadscommissie
De raadscommissie is bedoeld voor de politieke oordeelsvorming.
De taken van de raadscommissie zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissie bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college of de burgemeester. Onder de tweede taak valt ook consultatie van de raad door het college over een onderwerp waarover door de raad (nog) geen besluitvorming plaatsvindt. Naast deze wettelijke taken is in dit artikel vastgelegd dat de raadscommissie ook een advies aan de raad kan doen over onderwerpen die zij van belang acht.
De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda.
Artikel 19. Samenstelling; commissievoorzitter
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Doordat alle raadsleden lid zijn van de raadscommissie wordt hieraan voldaan. Ook niet-raadsleden kunnen worden benoemd in een raadscommissie. Het zijn de fracties die deze leden voordragen. De niet-raadsleden moeten – in verband met de kenbaarheid en kiezerlegitimiteit – tijdens de laatste raadsverkiezingen op de kandidatenlijst van de desbetreffende fractie gestaan hebben.
Commissieleden die geen raadslid zijn moeten, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen. Omdat commissieleden die geen raadslid zijn volwaardig lid zijn van de raadscommissie en deelnemen aan het politieke werk is er voor gekozen om ook artikel 15 (verboden handelingen) van de Gemeentewet van toepassing te verklaren. Van artikel 15 eerste lid, aanhef en onder d Gemeentewet (aangaan van overeenkomsten met de gemeente) kan de provincie ontheffing verlenen aan raadsleden, maar voor commissieleden die geen raadslid zijn is dit niet geregeld. Daarom is bepaald dat het fractievoorzittersoverleg ontheffing verlenen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek op gelijke wijze uit te laten voeren als voor de toelating van raadsleden wordt gedaan. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk.
De zittingsperiode van de commissieleden is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 19, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad.
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie.
Artikel 21. De commissiegriffier
Dit artikel spreekt voor zich.
Paragraaf 2. Voorbereiding vergadering
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat door of namens de commissievoorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering een schriftelijke oproep wordt gestuurd aan de leden van de raadscommissie, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Onder een schriftelijke oproep wordt verstaan publicatie van de voorlopige agenda en bijbehorende stukken via het raadsinformatiesysteem en de website van de gemeente. Het opstellen van de voorlopige agenda gebeurt door de agendacommissie. De agenda wordt definitief vastgesteld door de raadscommissie zelf, bij aanvang van de vergadering.
Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage. Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.
Artikel 23.Ter inzage leggen van stukken
Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep openbaar gemaakt door publicatie op de website van de gemeente.
De griffier heeft de secretariaatsfunctie voor de raad en de raadscommissies. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de commissievergadering en waarop geheimhouding is gelegd bij hem ter inzage gelegd. Op verzoek van de leden van de raadscommissie kan de griffier inzage aan hen verlenen.
Artikel 24. Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is gekozen voor elektronische bekendmaking op de website van de gemeente. Aanvullend kunnen de commissievergaderingen worden aangekondigd in een dag/-of weekblad.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de commissieleden die geen raadslid zijn te kunnen vaststellen.
Artikel 26. Opening vergadering en quorum
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien uit de presentielijst blijkt dat meer dan de helft van het aantal raadsfracties aanwezig is, kan worden vergaderd.
Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering als het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het voor de hand dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 27. Advies; geen stemmingen
Het gebruik van het woord beslissen in het eerste lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden
genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt in het advies de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
Er zijn verschillende mogelijkheden om een onderwerp of voorstel in de raadscommissie te bespreken. Deze worden in dit artikel benoemd.
Artikel 29. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde immuniteit, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering te doen.
Artikel 30. Spreekrecht inwoners en andere belanghebbenden
Het geven van spreekrecht aan inwoners en andere belanghebbenden is een manier om hen meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen inwoners en andere belanghebbenden de gelegenheid te geven in te spreken in een raadscommissie. Op dat moment zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief, dan is de mening gevormd.
Het spreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda van de commissie staan.
De inwoners en andere belanghebbenden die wensen in te spreken kunnen zich tot aanvang van de vergadering melden bij de commissiegriffier.
Als richtlijn wordt vijf minuten spreektijd per inspreker aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.
Artikel 31. Handhaving orde en schorsing
Artikel 26 Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij een raadsvergadering bevoegd is om de orde te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom hier opgenomen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het onderwerp dat op dat moment wordt besproken het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering laten verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 38 van dit reglement.
Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over wat zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als commissieleden die geen raadslid zijn.
Artikel 32. Voorstellen van orde
Ieder lid heeft altijd het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.
Dit artikel spreekt voor zich.
Behalve het kort verslag wordt van openbare commissievergaderingen rechtstreeks via de website van de gemeente verslag gedaan in beeld en geluid. Dit beeld- en geluidsverslag blijft ook na de vergadering via de website van de gemeente raadpleegbaar.
Paragraaf 4. Besloten vergaderingen
Artikel 35. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen over het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van dit reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken voor een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in hoofdstuk Va van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Artikel 36. Verslag besloten vergadering
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in dit geval dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de commissiegriffier.
Artikel 37. Opheffing geheimhouding
Een raadscommissie kan geheimhouding op informatie leggen en die informatie tevens aan de raad verstrekken. De raad kan de geheimhouding opheffen van aan de raad verstrekte informatie (artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Paragraaf 5. Toehoorders en pers
Artikel 38. Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan laten vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet; dit artikel voorziet hierin.
Artikel 39. Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen media geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel moet rekening gehouden worden met de privacy van insprekers of publiek. Commissieleden daarentegen hebben een publieke functie.
Paragraaf 1. Voorbereiding vergadering
In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.
De agendacommissie bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken stuurt. Onder een schriftelijke oproep wordt verstaan publicatie van de voorlopige agenda en bijbehorende stukken via het raadsinformatiesysteem.
In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. Als het nodig is kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.
Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de mogelijkheid vervallen om individuele raadsleden te informeren. Als omtrent informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie op grond van hoofdstuk Va van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft deze informatie in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier. Raadsleden kunnen deze informatie inzien. Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.
Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is het voorstel niet aangenomen. Artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet (uitstel tot volgende vergadering bij staken stemmen) is hierbij logischerwijs niet van toepassing.
Artikel 41. Ter inzage leggen van stukken
Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep openbaar gemaakt door publicatie op de website van de gemeente.
Onder de ‘informatie’ als bedoeld in het derde lid wordt verstaan: informatie van de raad en aan de raad verstrekte informatie, waaronder de zogeheten ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.) en waarop geheimhouding is gelegd.
Indien het gaat om stukken, waarop geheimhouding is gelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de Gemeentewet).
De griffier vervult de secretariaatsfunctie voor de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd voor raads- en commissieleden.
Artikel 42. Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is gekozen voor elektronische bekendmaking op de website van de gemeente. Aanvullend kunnen de raadsvergaderingen worden aangekondigd in een dag- of weekblad.
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor gelden de bepalingen in artikel 29 van de Gemeentewet.
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst en stelt hij samen met de voorzitter deze vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 45. Aantal spreektermijnen
Als de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid van artikel 45 benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. De praktijk is dat een portefeuillehouder de gelegenheid krijgt om te antwoorden na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.
Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 29 Gemeentewet).
Artikel 46. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde immuniteit. Het is ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. In artikel 9 van dit reglement is bepaald dat de griffier kan deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede, lid van de Gemeentewet.
Artikel 47. Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet hierop logischerwijs niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 30 Gemeentewet).
In deze artikelen worden praktische aanwijzingen gegeven voor het verloop van de raadsvergaderingen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is besproken, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 53. Stemming; procedure hoofdelijke stemming
Als een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is.
Een raadslid neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet:
In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar (uitzondering is de stemming over het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, artikel 31 lid 1 van de Gemeentewet). Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Op 1 januari 2023 is de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur in werking getreden. Hiermee zijn een aantal bepalingen om belangenverstrengeling te voorkomen aangescherpt en verduidelijkt.
Voor de wetswijziging was al geregeld in artikel 28 Gemeentewet dat een raadslid niet mag deelnemen aan de stemming over een aangelegenheid waarbij dit lid een persoonlijk belang heeft. Aan dit artikel is toegevoegd dat een raadslid zich voortaan ook moet onthouden van deelname aan de beraadslaging als hij een persoonlijk belang heeft. Ook tijdens de beraadslaging kan een raadslid immers de uitkomst van de besluitvorming beïnvloeden. Bovendien wordt de kern van het werk als raadslid niet alleen gevormd door de stemming aan het eind, maar (juist) ook door de beraadslagingen die daaraan voorafgaan. Denk bijvoorbeeld aan het woord voeren tijdens de vergadering en het indienen van moties en amendementen. Een fractievergadering valt daar niet onder, omdat een fractie geen gemeentelijk orgaan is. Wel is het denkbaar dat een fractie zelf beperkingen stelt aan de deelname aan vergaderingen van fractieleden die een eigen belang hebben bij een bepaald besluit of dat een raadslid zelf deze keuze maakt.
Bij de toepassing van artikel 28 Gemeentewet is het aan een individueel raadslid zelf om te beslissen of hij zich onthoudt van beraadslaging of stemming; de raad heeft zelf geen instrumenten om een individueel raadslid van beraadslaging of stemming uit te sluiten. Om dit te verduidelijken, is artikel 2:4 Awb uitgezonderd. Die bepaling stelt dat een bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid en ervoor moet waken dat personen die deel uit maken van het bestuursorgaan of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en een persoonlijk belang hebben, de besluitvorming beïnvloeden. In artikel 2:4 Awb is echter geen rekening gehouden met een bestuursorgaan dat bestaat uit democratisch gekozen leden, zoals de gemeenteraad. Het is ook niet wenselijk dat de raad als geheel verantwoordelijk is voor het voorkomen van belangenverstrengeling van individuele raadsleden.
Een ander onderscheid tussen beide bepalingen betreft het begrip 'persoonlijk belang'. Dit begrip heeft in artikel 2:4 Awb een veel ruimere betekenis dan hetzelfde begrip in artikel 28 Gemeentewet. In situaties dat een raadslid zich dient te onthouden van beraadslaging of stemming dient dit begrip strikt te worden geïnterpreteerd vanwege de inperking van het fundamentele recht van het raadslid om te beraadslagen en te stemmen.
Om bovengenoemde redenen is in artikel 28 Gemeentewet expliciet opgenomen dat artikel 2:4 Awb niet van toepassing is. Artikel 28 Gemeentewet is volgens de wetgever een lex specialis ten opzichte van artikel 2:4 Awb. Met deze wijziging is dit onderkend.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Er kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet.
In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering.
Artikel 54. Volgorde stemming over amendementen en moties
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Soms kan een motie dermate zwaar wegen voor een fractie dat de steun voor het gehele voorstel hiervan afhangt. De raad kan besluiten – in de praktijk op voorstel van een of meer raadsleden – om van de voorgeschreven stemvolgorde af te wijken. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 55. Stemming over personen
Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Het is mogelijk om met elektronische stemsystemen te werken maar dit reglement gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld. Dit begrip wordt ingevuld in het vijfde lid.
Bij de benoeming van wethouders is er sprake van een vrije stemming. Dat is dus anders dan bij een voordracht, waarbij de keus beperkt is tot twee of meer kandidaten. Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt ‘wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt’. Zoals vermeld, is dat bij de benoeming van wethouders niet aan de orde.
Een raadslid kan op het stembriefje de naam van elke kandidaat die zijn voorkeur heeft invullen: die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander. Dat geldt dus ook voor raadsleden die zelf genomineerd zijn: die kunnen op zichzelf stemmen als ze dat willen.
De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:
een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en mevrouw Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;
het is denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.
Paragraaf 4. Besluitenlijst; ingekomen stukken
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet).
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen.
De besluitenlijst wordt op zo kort mogelijke termijn openbaar gemaakt. Dit kan omdat de besluitenlijst 'slechts' een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen (dus niet alleen besluiten in de zin van de Awb, maar ook bijvoorbeeld een afspraak om een werkbezoek af te leggen). Het ligt voor de hand dat de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt. Dit wordt weergeven in het tweede en zesde lid.
Van openbare raadsvergaderingen wordt rechtstreeks via de website van de gemeente verslag gedaan in beeld en geluid. Dit beeld- en geluidsverslag blijft ook na de vergadering via de website van de gemeente raadpleegbaar.
Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden in de regel alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van de agendacommissie, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Paragraaf 5. Besloten raadsvergaderingen
Artikel 58. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement en het recht van motie.
De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Artikel 59. Verslag besloten vergadering
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vijfde en zesde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de griffier.
Artikel 60. Delen geheime informatie met derden en opheffing geheimhouding
Op grond van artikel 87 van de Gemeentewet kan geheimhouding op informatie worden opgelegd door de raad, het college, de burgemeester en een commissie.
Als het college, de burgemeester of een commissie deze informatie heeft verstrekt aan de raad, dan kan de raad de informatie verstrekken aan anderen. Op grond van artikel 88 lid 6 van de Gemeentewet kan de raad daarover regels stellen. Dat is met dit artikel gedaan.
De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad verstrekte informatie vervalt, indien de raad de verplichting tot geheimhouding opheft (artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende informatie dan actief openbaar gemaakt moet worden. De Wet open overheid (Woo) is nog steeds op deze informatie van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Woo worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende informatie. Dan kan blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.
Paragraaf 6. Toehoorders en pers
Artikel 61. Toehoorders en pers
De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.
Artikel 62. Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen media geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel moet rekening gehouden worden met de privacy van het publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie.
Hoofdstuk 8. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Artikel 63. Amendementen en subamendementen
Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 45).
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in dit artikel. Op basis van artikel 147b, tweede lid, in samenhang met artikel 147a, tweede lid, van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de Gemeentewet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).
Het is praktisch dat een raadslid aanwezig is voor de behandeling van zijn (sub)amendement. Dit omdat doorgaans een (sub)amendement toegelicht wordt door de indiener. Daarom is bepaald dat er alleen wordt beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.
Over de wijze van indienen heeft de raad op 15 december 2022 een motie ‘Niet meer in zijn geheel voorlezen moties en amendementen’ aangenomen. Hierin is uitgesproken dat het voor het indienen van een motie of amendement alleen nog nodig is het ‘dictum/besluit’ voor te lezen.
In artikel 1 van dit reglement is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Over de wijze van indienen heeft de raad op 15 december 2022 een motie ‘Niet meer in zijn geheel voorlezen moties en amendementen’ aangenomen. Hierin is uitgesproken dat het voor het indienen van een motie of amendement alleen nog nodig is het ‘dictum/besluit’ voor te lezen.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure over een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 65 geregelde initiatiefvoorstellen. Het indienen van zo’n motie is een recht dat aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is dus niet vereist.
In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de ‘motie van wantrouwen’ waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.
Artikel 65. Initiatiefvoorstel
Het is primair de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.
In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109). Het tweede en derde lid van artikel 147a van de Gemeentewet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld.
De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden. De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen.
In het tweede lid is een termijn gesteld van veertien dagen om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. In het vierde lid van artikel 147a van de Gemeentewet is bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zogenaamde voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Als de wensen of bedenkingen van het college daartoe aanleiding geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. Hij of zij is daartoe echter niet verplicht, omdat de wet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Het is dus in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).
Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de voorzitter het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 22 van dit reglement voor te stellen het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.
Voor zover de in het tweede lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is, zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden (artikel 147a, van de Gemeentewet, juncto tweede lid van artikel 65). Dit staat er weliswaar niet aan in de weg dat er al over wordt beraadslaagd in de raadsvergadering, maar de voorzitter van de raad zal dan vervolgens de stemming over het voorstel aan moeten houden totdat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Ook kan nadere beraadslaging op dat moment wenselijk worden geacht.
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel wil wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken.
Anders dan bij een interpellatie gaat het bij een spoeddebat niet om het bevragen van de leden van het college of de burgemeester. Toch kan het voorkomen dat een aantal raadsleden om dringende redenen in de raadsvergadering over een niet geagendeerd onderwerp wensen te debatteren. Voor dergelijke situaties kan een spoeddebat worden aangevraagd. De procedure is opgenomen in dit artikel.
Nadat een spoeddebat is toegestaan en het onderwerp aan de agenda is toegevoegd, vindt behandeling plaats alsof sprake is van een regulier agendapunt conform de daarvoor geldende regels.
Artikel 69. Schriftelijke vragen
Het vragenrecht stelt raadsleden in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Deze dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.
De raad kan oordelen dat het wenselijk is dat de verantwoordelijke portefeuillehouder of de burgemeester in de raadsvergadering of raadscommissie een en ander komt toelichten en nadere vragen komt beantwoorden. Om die reden is in het zesde en zevende lid ingevoegd dat de raad of raadscommissie anders kan beslissen.
In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. Dit recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid. De weigeringsgrond ‘strijd met het openbaar belang’ is, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 169 van de wet, wettelijk objectief en algemeen omschreven. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen.
Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen zodat andere raadsleden en het college zich op het onderwerp kunnen voorbereiden.