Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gennep

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Gennep (2024)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGennep
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Gennep (2024)
CiteertitelVerordening rioolheffing gemeente Gennep 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de 'Verordening rioolheffing gemeente Gennep 2023’ van 19 december 2022

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2023nieuwe regeling

18-12-2023

gmb-2023-552876

661189

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Gennep (2024)

 

De gemeenteraad van Gennep,

 

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Gennep d.d. 14 november 2023;

  • gehoord de voorbereidende raadsvergadering d.d. 4 december 2023;

  • gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

besluit:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Gennep (2024)

 

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      perceel: een onroerende zaak bedoeld in Hoofdstuk III van de Wet WOZ of een roerende zaak of een zelfstandig gedeelte van een roerende zaak in de zin van artikel 4;

    • b.

      gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente een en ander met inbegrip van het gemeentelijk grondwater en oppervlaktewater;

    • c.

      Toelichting begrip rioolstelsel:

    • d.

      Het begrip gemeentelijke riolering is veel ruimer dan alleen de riolering op zich. Het gaat om alle voorzieningen die worden getroffen om te voldoen aan de wettelijke zorgplichten. Daaronder vallen onder andere rioleringspijpen en kolken, maar ook bijvoorbeeld voorzieningen tegen grondwateroverlast en individuele behandelingssystemen (iba’s).

    • e.

      verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

    • f.

      water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater, oppervlaktewater.

    • g.

      Toelichting begrip water:

    • h.

      Onder het begrip water vallen alle verschillende soorten water. In de zorgplichten van artikel 228a Gemeentewet worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer of Waterwet en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, worden voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd, tezamen met de overige eigendommen op dat terrein, voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als één perceel.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid wordt met betrekking tot een in artikel 1, tweede lid, bedoeld perceel als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of als gebruiker aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de kadastrale registratie is vermeld, dan wel degene die het terrein exploiteert of daarover de zeggenschap heeft.

 

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Indien dit aan het begin van het belastingjaar niet bekend is, wordt het aantal kubieke meters water gesteld op het aantal kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt van de laatst bekende verbruiksperiode. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 365 dagen, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar een periode van 365 dagen bepaald.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde en vierde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 6.

    Voor hen die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt een leidingwaterverbruik van 135 kubieke meter aangehouden, met dien verstande, dat voor alleenstaanden, die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, een leidingwaterverbruik van 45 kubieke meter wordt aangehouden.

  • 7.

    Van nieuwe gebruikers, niet bedoeld als in lid 8, wordt, zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn een recht geheven naar een leidingwaterverbruik van 135 kubieke meter, met dien verstande dat voor alleenstaanden een waterverbruik van 45 kubieke meter wordt aangehouden. Indien er sprake is van een binnengemeentelijke verhuizing, wordt voor het betreffende belastingjaar het leidingwaterverbruik van het oude adres ook geacht het leidingwaterverbruik van het nieuwe adres te zijn.

  • 8.

    De leden 6 en 7 zijn niet van toepassing voor bedrijven en van overige niet natuurlijke personen. Het waterverbruik van bedrijven en van overige niet natuurlijke personen, die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt door de gemeente geschat. Zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, wordt bij nieuw gevestigde bedrijven of overige niet natuurlijke personen het waterverbruik eveneens door de gemeente geschat.

 

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt: € 178,41

  • 2.

    Het gebruikersdeel bedraagt bij een hoeveelheid water van:

    • a.

      1 tot en met 400 m³: € 63,60;

    • b.

      401 m³ tot en met 800 m³: € 127,20;

    • c.

      801 m³ tot en met 2.000 m³: € 242,40;

    • d.

      2.001 m³ tot en met 5.000 m³: € 495,00;

    • e.

      5.001 m³ tot en met 10.000 m³: € 1.064,04

    • f.

      10.001 m³ tot en met 20.000 m³: € 1.956,84;

    • g.

      20.001 m³ tot en met 30.000 m³: € 3.452,88

    • h.

      meer dan 30.000m³ € 3.452,88

  • vermeerderd met een bedrag van € 1.125,70 per 10.000 m³ of een gedeelte daarvan boven de afgevoerde hoeveelheid van 30.000 m³ met een maximum van € 14.147,03.

 

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9 Vrijstellingen

  • 1.

    Geen belasting wordt geheven van percelen waarvan de waarde in het economische verkeer € 25.000 of minder bedraagt.

  • 2.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 3.

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt waarde van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van artikel 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorafgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

De 'Verordening rioolheffing gemeente Gennep 2023’ van 19 december 2022, of zoals laatstelijk gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

 

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing gemeente Gennep 2024”.

 

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raadsvergadering d.d. 18 december 2023.

De raad voornoemd,

De griffier, Jos van der Knaap

De voorzitter,Hans Teunissen