Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Barneveld 2024 – 2028 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Barneveld 2024-2028 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2024 | artikel 14 | 14-03-2024 | 3246 | ||
01-01-2024 | 26-03-2024 | nieuwe regeling | 13-12-2023 | 3054 |
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van bewuste wederzijdse zorg en taakverdeling die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat en waarbij de intentie bestaat om voor onbepaalde tijd samen te wonen;
HOOFDSTUK 2. De huisvestingsvergunning
Paragraaf 2.1. De huisvestingsvergunningplicht
Artikel 3. Criteria voor verlening van de huisvestingsvergunning
In afwijking van het eerste lid, onder a, kunnen ook woningzoekenden met een hoger huishoudinkomen dan de daar bedoelde inkomensgrens, voor zover zij voldoen aan de in het eerste lid, onder b en c genoemde voorwaarden, in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning, mits met de verhuur waarvoor de huisvestingsvergunning aangevraagd wordt, het in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet genoemde percentage niet wordt overschreden.
Paragraaf 2.2. Aanbieding van woonruimte
Artikel 5. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Het aanbod van de in artikel 2 aangewezen woonruimte wordt bekend gemaakt door publicatie op het digitale platform, zijnde de website www.huiswaarts.nu;
Artikel 6. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Woningcorporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een uniform systeem waarin huishoudens zich via de website www.huiswaarts.nu kunnen laten inschrijven als woningzoekende.
Woningcorporaties stellen regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving. Deze regels zijn in overeenstemming met het bepaalde in deze verordening en worden transparant medegedeeld aan huishoudens die zich willen inschrijven en aan woningzoekenden.
Paragraaf 2.3. Aanvragen, verlenen en weigeren van de huisvestingsvergunning
Artikel 8. Beslissing op de aanvraag en inhoud van de huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders verlenen aan de binnen hun gemeente werkzame woningcorporaties een mandaat voor het behandelen van en beslissen op aanvragen om een huisvestingsvergunning. Het mandaat beperkt zich tot aanvragen die betrekking hebben op woonruimte die verhuurd wordt door de gemandateerde woningcorporatie.
Bij de uitoefening van het in het vorige lid bedoelde mandaat:
is de weigering van de woningcorporatie om met een woningzoekende een huurovereenkomst te sluiten, tevens aangemerkt als de weigering van een huisvestingsvergunning. In dat geval motiveert de woningcorporatie de weigering en stelt zij het besluit tot weigering van de huisvestingsvergunning op schrift.
Artikel 9. Vruchteloze aanbieding
In overeenstemming met artikel 17 van de wet wordt in afwijking van artikel 8, derde lid, de huisvestingsvergunning verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge deze verordening voor die woonruimte in aanmerking komen.
Als de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardig aan de in artikel 5 voorgeschreven wijze, vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid bedoelde woningzoekenden, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.
Artikel 11. Onderlinge volgorde binnen elke rangordegroep
De volgorde waarin woningzoekenden als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder d, achtereenvolgens voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen, wordt bepaald op basis van hun inschrijfduur. 5. De volgorde waarin woningzoekenden als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, achtereenvolgens voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen, wordt bepaald op basis van hun inschrijfduur.
Artikel 13. Voorrang bij woningtoewijzing voor specifieke doelgroepen
Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor een woonruimte, behorende tot een in onderstaande tabel behorend woningtype, kan voorrang worden gegeven aan woningzoekenden die behoren tot de daarbij blijkens onderstaande tabel behorende doelgroep of doelgroepen.
De woningcorporatie bepaalt bij het te huur aanbieden van woonruimte als bedoeld in artikel 4 en het bekendmaken van het aanbod als bedoeld in artikel 5, of sprake is van een in de tabel van het eerste lid genoemd woningtype. Indien in de tabel bij een woningtype meer dan twee doelgroepen genoemd zijn, bepaalt de woningcorporatie in welke volgorde aan de doelgroepen voorrang wordt gegeven bij het verlenen van een huisvestingsvergunning.
Paragraaf 2.4. De urgentieverklaring
Artikel 17. Inhoud van de urgentieverklaring
Artikel 19. Intrekken of wijzigen van een urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een woningzoekende, al dan niet op zijn of haar verzoek, in een andere urgentiecategorie indelen als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Indien zij daartoe overgaan, verstrekken burgemeester en wethouders de woningzoekende dan een nieuwe urgentieverklaring.
Paragraaf 2.5. Urgentiecategorieën
Artikel 20. Urgentie in verband met uitstroom uit een voorziening voor tijdelijke opvang van personen
Artikel 21. Urgentie in verband met mantelzorg
Een woningzoekende kan door verlening van een urgentieverklaring ingedeeld worden in de urgentiecategorie ‘mantelzorg’ indien voldaan wordt aan de onder a tot en met h genoemde voorwaarden:
de mantelzorg – niet zijnde gebruikelijke ondersteuning zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of het verrichten van niet-zorgtaken zoals het huishoudelijke werkzaamheden en het doen van boodschappen – voor aantoonbaar minimaal tien uur per week, verdeeld over minimaal vier dagen per week, wordt verricht en de zorgontvanger naar verwachting duurzaam afhankelijk is van de mantelzorgverlener;
in zijn of haar thuissituatie verpleging ontvangt, niet gepaard gaande met verblijf van de mantelzorgverlener of geen kraamzorg zijnde, verstrekt op grond van de Zorgverzekeringswet, waarvan de noodzaak is vastgesteld door de wijkverpleegkundige, zoals verpleging of verzorging bij opstaan, wassen, aankleden, douchen, wondverzorging, het geven van injecties.
Artikel 23. Urgentie uitstroom uit overige instellingen
Als een in het eerste lid bedoelde zorg- of opvangvoorziening worden aangemerkt: een door burgemeester en wethouders aangewezen instelling. Burgemeester en wethouders kunnen instellingen aanwijzen ter uitvoering van hun taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of de Jeugdwet of indien tussen gemeente en instelling een convenant is gesloten.
Artikel 24. Urgentie in verband met medische problematiek
Een woningzoekende kan door verlening van een urgentieverklaring ingedeeld worden in de urgentiecategorie ‘medische problematiek’ indien:
de woningzoekende of een lid van zijn of haar huishouden blijkens een indicatie bekend is met en behandeld wordt door een specialistisch arts – niet zijnde een huisarts – voor chronische medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt, en redelijkerwijs niet geschikt te maken is, voor bewoning door het huishouden van de woningzoekende;
Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een verhuisindicatie is toegekend, kunnen burgemeester en wethouders deze aanmerken als een in dit artikel bedoelde urgentieverklaring, indien voldaan wordt aan het in het eerste en tweede lid bepaalde en naar hun oordeel geen van de in artikel 16 bedoelde weigeringsgronden van toepassing is.
Artikel 25. Urgentie in verband met sociale problematiek
Een woningzoekende kan door verlening van een urgentieverklaring ingedeeld worden in de urgentiecategorie ‘sociaal’ indien:
aanvrager als gevolg van de onder a. bedoelde omstandigheden naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs niet anders kan, dan de huidige woonruimte binnen drie maanden te verlaten en verhuizing naar een nieuwe woonruimte in substantiële mate blijvend bijdraagt aan het wegnemen van deze problemen;
Artikel 26. Urgentie in verband met relatiebeëindiging
Artikel 27. Urgentie in verband met stadsvernieuwing
Een woningzoekende kan door verlening van een urgentieverklaring ingedeeld worden in de urgentiecategorie ‘stadsvernieuwing’ indien:
de woningcorporatie met de huurder overeenstemming heeft bereikt over een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten die tenminste gelijkwaardig is aan de tegemoetkoming op grond van het Sociaal Plan dat ten behoeve van de wijkontwikkelingsplannen door woningcorporaties, huurdersorganisaties en gemeente is overeengekomen.
HOOFDSTUK 3 Wijzigingen in de woonruimtevoorraad
Artikel 29. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het verbod als bedoeld in artikel 21 van de wet, eerste volzin onder c (omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte(n)) en d (opdeling van een woonruimte in twee of meer woonruimten, ofwel splitsing) is van toepassing op alle gebouwen met een WOZ-waarde lager dan de actuele NHG-grens die woonruimten bevatten en die zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Barneveld.
Artikel 31. Voorwaarden en voorschriften voor splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimten
Voor wat betreft onzelfstandige huisvesting ten behoeve van arbeidsmigranten wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de normeringen van Stichting Normering Flexwonen, waarbij per persoon minimaal 12m2 gebruiksoppervlakte (gbo) voor woon- en slaapkamer gewenst is, waarvan tenminste 3,5 m2 gbo ten behoeve van slapen.
Artikel 34. Bestuurlijke boete
In afwijking van het vorige lid, onder b, bedraagt de bestuurlijke boete voor een overtreding van het verbod bedoeld in artikel 8, tweede lid, ten hoogste € 90.000 indien binnen een tijdvak van vier jaar voorafgaand aan een constatering door een toezichthouder van die overtreding een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van hetzelfde verbod.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening voor zover toepassing gelet op de in artikel 2 van de wet genoemde belangen naar hun oordeel leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 36. Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht
Indien op het moment waarop deze verordening in werking treedt, nog niet besloten is op een bezwaar dat ingesteld is tegen een besluit dat op grond van de Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld of ter handhaving van het bepaalde in de wet en de daarop berustende bepalingen is genomen, blijft het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit van toepassing.
Indien op het moment waarop deze verordening in werking treedt, een beroep of hoger beroep is ingesteld tegen een besluit dat op grond van de Huisvestingsverordening 2019-2023 gemeente Barneveld of ter handhaving van het bepaalde in de wet en de daarop berustende bepalingen is genomen, blijft het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit van toepassing.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2023 .
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1: Huisvestingswet en Artikelgewijze toelichting
Korte toelichting op de Huisvestingswet 2014 en de huisvestingsverordening
De Huisvestingswet 2014 bevat onder meer instrumenten waarmee de gemeente kan ingrijpen in de woonruimteverdeling, of te wel het proces waarmee een huurder gevonden wordt voor een vrijkomende (huur)woning.
Een gemeente activeert deze instrumenten door een huisvestingsverordening vast te stellen en daarin te bepalen:
Aanvullend kan in de huisvestingsverordening bepaald worden:
De huisvestingsverordening geldt voor (ten hoogste) vier jaar (zie artikel 4, eerste lid, van de wet). Als ingrijpen na die termijn nog steeds nodig is, wordt een nieuwe huisvestingsverordening vastgesteld.
Toelichting Huisvestingsverordening Barneveld 2024-2028
De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten de mogelijkheid om in te grijpen in de verdeling van woonruimte. Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een Huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden. Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte.
Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
Het bestaan van schaarste op zich is onvoldoende reden om van de wet gebruik te maken: er moet tevens sprake zijn van verdringing van kwetsbare groepen, als gevolg van die schaarste. Teneinde de rechten van woningzoekenden niet onnodig te beperken, dient ingrijpen beperkt te blijven tot die delen van de woningmarkt waar de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste zich voordoen.
Deze huisvestingsverordening is van toepassing op zelfstandige woonruimten in eigendom van woningcorporaties met een huurprijs beneden de huurliberalisatiegrens in de gemeente Barneveld. De aanwezige schaarste met onrechtvaardige en onevenwichtige effecten als gevolg (verdringing van doelgroepen) is aangetoond in het memo Schaarste in de sociale huur gemeente Barneveld (RIGO Research en Advies, d.d. 27 februari 2023).
De huisvestingsverordening is een instrument van tijdelijke aard (maximaal 4 jaar), waarbij de wet stelt dat gemeenten geacht worden beleid te formuleren en uit te voeren teneinde de schaarste aan de onder de verordening vallende woningvoorraad, teniet te doen.
De gemeente Barneveld heeft in 2021 de Woonvisie 2021 – 2025 ‘Wonen voor jong & oud’ vastgesteld.
Hierin wordt op verschillende manieren ingezet op het vergroten en beter benutten van de sociale woningvoorraad. Op basis van deze woonvisie zijn meerjarige prestatieafspraken gemaakt met de Woningstichting Barneveld en Huurdersvereniging Barneveld over het toevoegen van nieuwe sociale huurwoningen aan de Barneveldse woningmarkt en het beter in zetten van de bestaande woningvoorraad.
In het nieuwe coalitieakkoord van mei 2022 is het volgende opgenomen: “De komende jaren gaat Barneveld stevig groeien. We maken serieus werk van meer betaalbare woningen en wij willen meer halen uit bestaand vastgoed. Doorstroming willen wij bevorderen.”
Daarnaast is de gemeente Barneveld in de regio Foodvalley en regio Amersfoort de Woondeal aangegaan.
In deze woondeals wordt aangegeven wat onze bijdrage is aan de nationale bouwopgave en wat nodig is om dit te realiseren. De woondeals geeft een verder invulling aan de woningbouwambities tot en met 2030.
De focus ligt met name op betaalbare woningen. De ambitie van de gemeente Barneveld is om tot en met 2030 1.325 sociale huurwoningen toe te voegen waarvan een groot aantal belegd is bij de woningcorporatie.
In artikel 1 van de huisvestingsverordening zijn alle relevante begrippen uit de huisvestingsverordening voorzien van een definitie.
De huisvestingsvergunningsplicht
De in de huisvestingsverordening aangewezen woonruimte mag niet voor bewoning in gebruik genomen of gegeven worden zonder een huisvestingsvergunning. De vergunningplicht – het verbod op het zonder huisvestingsvergunning voor bewoning in gebruik geven en nemen van woonruimte – is opgenomen in
artikel 8 van de wet. Gelet op artikel 2 van de huisvestingsverordening geldt huisvestingsvergunningplicht voor – kort gezegd – woonruimte van corporaties, met een huurprijs van ten hoogste de huurtoeslaggrens. In lid 2 van dit artikel zijn uitzonderingen op de vergunningsplicht benoemd.
Artikel 3 van de huisvestingsverordening bevat een aantal criteria (inkomen, leeftijd, inschrijving) die aan woningzoekenden worden gesteld voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning.
Artikel 4 omschrijft op welke wijze woningcorporaties vraag en aanbod mogen ‘matchen’ (aanbodmodel, loting of directe bemiddeling). Directe bemiddeling kan bijvoorbeeld worden ingezet bij de huisvesting van urgenten of bij woningruil. Ook in hele specifieke situaties (bijvoorbeeld toewijzing rekening houdend met nauwelijks te automatiseren omstandigheden, zoals ‘prikkelarm’) kan directe bemiddeling een uitkomst zijn. Daarnaast is in artikel 4 een bepaling opgenomen die ervoor zorgt dat woningen waarin veel WMO-gelden
zijn geïnvesteerd, allereerst worden aangeboden aan woningzoekenden die zo’n woning hard nodig hebben. In de artikelen 5 en 6 zijn bepalingen opgenomen t.a.v. de wijze waarop het woningaanbod bekend gemaakt dient te worden respectievelijk de eisen die worden gesteld aan het inschrijfsysteem van woningcorporaties.
Aanvragen, verlenen en weigeren van de huisvestingsvergunning
Artikel 7 beschrijft aan welke eisen woningzoekenden moeten voldoen bij de aanvraag van een huisvestingsvergunning, in artikel 8 is opgenomen hoe een dergelijke aanvraag wordt beoordeeld. De huisvestingsvergunning is een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De huisvestingsvergunning wordt verleend of geweigerd door het college van burgemeester en wethouders en aangevraagd door de woningzoekende.
In de praktijk hebben de colleges van burgemeester en wethouders aan woningcorporaties machtiging en mandaat verleend voor de behandeling van en het beslissen op aanvragen. De corporaties beoordelen dus aan de hand van de Huisvestingswet 2014 en de huisvestingsverordening welke van de woningzoekenden
die op een te huur aangeboden woning reageren, de huisvestingsvergunning zou kunnen krijgen én aan wie zij de woning – gelet op hun wettelijke taak op grond van de Woningwet en hun verhuurbeleid – zouden kunnen verhuren. De woningzoekende die door beide ‘selecties’ komt, krijgt bij het sluiten van de huurovereenkomst ook een huisvestingsvergunning. De andere, tevens op de aangeboden woning reagerende, woningzoekenden, ontvangen een weigeringsbeschikking, zie het zesde lid van artikel 8.
Artikel 9 is een artikel dat een vangnet biedt voor woningcorporaties, in het geval er gedurende een langere periode geen woningzoekenden interesse tonen in het geadverteerde aanbod. In de huidige gespannen woningmarkt zal van dit artikel zelden gebruik worden gemaakt.
De artikelen 10, 11 en 12 regelen hoe de rangorde van woningzoekenden moet worden bepaald. Urgenten gaan voor op voorrangsgroepen, die weer voor gaan op regulier woningzoekenden. Binnen deze groepen zijn er ook weer bepalingen opgenomen die voorschrijven hoe tot een ‘rangordelijst’ gekomen dient te worden. In artikel 13 is in een tabel inzichtelijk gemaakt welke groepen voorrang kunnen (woningcorporatie bepaalt of hiervan gebruik wordt gemaakt en meldt dit bij de advertentie) krijgen bij welk type woningen. Passendheid en doorstroming zijn de voornaamste doelen van de opgenomen voorrangsbepalingen.
Artikel 14 verwijst naar de wettelijke (Huisvestingswet) mogelijkheid om voorrang te verlenen aan regionaal en/of lokaal woningzoekenden. De huisvestingsverordening geeft woningcorporaties hiertoe de maximaal toegestane ruimte.
Onder economische binding moet op grond van de Huisvestingswet worden verstaan dat men een redelijk belang heeft zich in de regio, gemeente of kern te vestigen, en van maatschappelijke binding is sprake als een woningzoekende:
De artikelen 15 t/m 18 beschrijven de wijze waarop urgentie dient te worden aangevraagd , hoe deze aanvraag wordt beoordeeld en wat de werking is van de urgentieverklaring nadat deze is verleend. In artikel 15 kan het in aanvulling op de genoemde bewijsstukken ook bijvoorbeeld gaat om een bewijs van inkomen. Een urgentieverklaring is een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven beschikking waarmee een urgentwoningzoekende in een bepaalde urgentiecategorie wordt ingedeeld.
Voor de lokale urgentiegroepen (met uitzondering van vergunninghouders) wordt, voordat een
aanvraag voor urgentie wordt ingediend, een advies in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) Wonen
gevraagd. Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanvraag interdisciplinair besproken in het MDO Wonen, wanneer de problemen niet primair veroorzaakt worden door de weigeringsgronden uit artikel 16 en er wordt voldaan aan artikel 15 van deze huisvestingsverordening. Er wordt aan het MDO Wonen verzocht om te beoordelen of er sprake is van een dringende behoefte aan een andere woning op basis waarvan een medische, financiële, relatie beëindiging gerelateerde of sociale urgentie verleend kan worden. Het uitgebrachte advies wordt door college meegewogen in haar besluit.
Naast de aan specifieke urgentiecategorieën gekoppelde voorwaarden zijn er ook voorwaarden die voor alle urgentiecategorieën gelden (zie artikel 16). De rode draad bij deze ‘algemene voorwaarden’ is, dat het huisvestingsprobleem niet aan aanvrager zelf te wijten is, dat aanvrager niet zelf in staat is om het huisvestingsprobleem op te lossen én dat het huisvestingsprobleem niet beter of sneller op een andere manier (dan via een urgentieverklaring) opgelost kan worden. De clustering van al deze voorwaarden wordt noodzakelijk gevonden gelet op de schaarse vrijkomende sociale huurwoningen.
Urgentwoningzoekenden zijn – kort gezegd – woningzoekenden met een urgent huisvestingsprobleem. In de huisvestingsverordening wordt wel gesproken over ‘noodsituatie waarin het voor aanvrager noodzakelijk is om binnen een half jaar te verhuizen’ en ‘woonprobleem’ (zie artikel 16, tweede lid). Als een urgentiewoningzoekende met een urgentieverklaring ingedeeld is in een urgentiecategorie, heeft de urgentwoningzoekenden bij het verlenen van huisvestingsvergunningen (vaak) voorrang op andere woningzoekenden (zie artikel 10). Artikel 18 regelt dat urgent woningzoekenden zelf – op basis van een zoekprofiel - een woning kunnen zoeken, tenzij de woningcorporatie ervoor kiest om de urgent woningzoekende via directe bemiddeling aan een woning te helpen. Dat laatste is o.a. relevant voor urgent woningzoekenden die niet goed in staat zijn om zelf te reageren op woningaanbod en/of stadsvernieuwingsurgenten, die als eerste de mogelijkheid krijgen om naar de nieuwbouw terug te keren (met behulp van directe bemiddeling).
De urgentiecategorieën (zie artikel 20 tot en met 28 van de verordeningstekst) houden verband met de oorzaak van het huisvestingsprobleem. Per urgentiecategorie is aangegeven, aan welke voorwaarden een urgentwoningzoekende moet voldoen om in de urgentiecategorie ingedeeld te worden. Artikelen 20 (uitstroom uit instellingen i.v.m. huiselijk geweld) en 21 (mantelzorg) bevatten de wettelijk verplichte urgentiecategorieën. Artikelen 22 en 23 voorzien in taakstellingen t.a.v. vergunninghouders en andere uitstromers uit maatschappelijke instellingen. Artikelen 24, 25 en 26 zijn gericht op respectievelijk medisch urgenten, sociaal urgenten of relatiebeëindiging urgenten.
Bij medische urgenten staat centraal dat hier sprake is van een vastgestelde medische aandoening. Vastgestelde problematiek heeft een duidelijke relatie met de woonsituatie van de huidige woning. Er kan bij een onafhankelijke extern deskundige advies worden gevraagd over de noodzaak tot verhuizing in relatie tot de medische aandoening en de woonsituatie.
Psychische- en/of psychiatrische aandoeningen kunnen ook leiden tot een medische urgentie. Dit wordt beoordeeld in het MDO Wonen overleg.
Beëindiging van een samenwoningvorm is op zichzelf geen reden voor een woonurgentie. Als het huisvestingsprobleem primair is ontstaan door het beëindigen van een samenwoningvorm, is het in de
eerste plaats de verantwoordelijkheid van de woningzoekende om zelf in andere huisvesting te voorzien. De aanvrager van een woonurgentie moet al het mogelijke hebben gedaan om het woonrecht in de oude
woning te behouden, tenzij dit aantoonbaar op juridische- en/of financiële gronden niet haalbaar is gebleken. Iemand die zelf vrijwillig met de kinderen de woning verlaat, kan de ontstane huisvestingsproblematiek niet afwentelen op de gemeente/toegelaten instelling. Nadrukkelijk moet er eerst sprake zijn van een onhoudbare situatie en daarna wordt pas beoordeeld of er wordt voldaan aan de aanvullende bepalingen. Onder ‘minderjarig’ wordt in artikel 26 jonger dan 18 jaar bedoeld.
Artikel 27 voorziet in een urgentiecategorie voor woningzoekenden waarvan de woning wordt gesloopt. Bij sloop krijgen huurders als eerste de mogelijkheid om terug te keren in de nieuwbouw op de sloop/nieuwbouw locatie. Dit wordt geeffectueerd middels directe bemiddeling door de betreffende woningcorporatie. Artikel 28 – een nieuwe categorie t.o.v. de vorige verordeningstekst – geeft woningzoekenden die wonen in een aangepaste woning maar geen beperking (meer) ervaren die past bij de betreffende woning, de mogelijkheid om met urgentie te verhuizen naar een andere woning, teneinde de aangepaste woning beschikbaar te maken voor iemand met een beperking.
Wijzigingen in de woonruimtevoorraad
De artikelen 29 t/m 32 beschrijven de mogelijkheden van wijzingen in de woonruimtevoorraad. Welke woonruimte komt in aanmerking voor wijziging door splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimte,
de benodigde gegevens om een aanvraag te kunnen beoordelen, de voorwaarden en voorschriften waaraan voldaan moet worden en de weigeringsgronden. Artikel 29 gaat in op de aanwijzing van de vergunningplichtige woonruimte. Gezien de schaarste aan goedkope woonruimten wordt het mogelijk om legale woonruimten met een WOZ-waarde van de actuele NHG-grens of hoger te splitsen tot kleinere woonruimten of deze om te zetten naar onzelfstandige woonruimten. Dit wordt mogelijk gemaakt voor woongebouwen in de bebouwde kom van de verschillende kernen in gemeente Barneveld. Bestaande woonruimten met een koopprijsgrens tot de NHG-grens behoren tot de goedkope en middeldure woningvoorraad, waar binnen gemeente Barneveld veel vraag naar is. Deze worden beschermd tegen splitsing of omzetting. Artikel 30 - In de vergunningaanvraag zal moeten worden verduidelijkt om welk adres het gaat, welke eigenaar, de huidige en gewenste situatie, beoogde doelgroepen die hier gaan wonen en de eventuele instandhoudingstermijn (tijdelijk, permanent).
Artikel 31 - In geval van een tijdelijke splitsing of omzetting, kan een beperkte geldigheidsduur van toepassing worden verklaard. De aanvraag zal getoetst worden aan de borging van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe situatie. Daarbij wordt onder andere gelet op het (fiets)parkeren, geluid, brandveiligheid, sociale veiligheid, aantasting inrichting openbare ruimte en het waarborgen van voldoende privacy ten opzichte van de huidige situatie in relatie tot omliggende panden. De actuele ‘Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld’ is van toepassing. Ingeval de omzetting naar onzelfstandige woonruimten ten behoeve van arbeidsmigranten is, worden in beginsel de bepalingen van Stichting Normering Flexwonen van toepassing verklaard. Daarnaast zijn de beleidsregels voor huisvesting arbeidsmigranten van toepassing.
Artikel 32 - een aanvraag voor splitsing of omzetting naar onzelfstandige woonruimte kan worden geweigerd. Hierbij is het uitgangspunt dat er een afweging moet plaatsvinden tussen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en het belang van de aanvrager. Onder het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad valt het belang van het tegengaan en verder voorkomen van schaarste en het belang van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand oftewel de leefbaarheid.
In de artikelen 33 t/m 37 zijn enkele slotbepalingen opgenomen. Artikel 33 regelt dat – onder voorwaarden
– op experimentbasis mag worden afgeweken van de regel in de verordeningstekst. Artikel 34 geeft het college van B&W de mogelijkheid om een boete op te leggen aan woningcorporaties of woningzoekenden die in strijd met de huisvestingsverordening handelen. Artikel 35 (de hardheidsclausule) geeft het College van B&W de mogelijkheid om ten gunste van de woningzoekende af te wijken van de regel in de verordening. De artikelen 36 en 37 regelen de intrekking van de oude verordening, de overgang en de inwerkingtreding van de nieuwe verordening.
Bijlage 2: Zorgwoningen en woongroepen
De volgende woonruimten zijn aangewezen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e:
Uitgezonderd van de in artikel 8 van de wet genoemde vergunningplicht zijn woonruimten die uitsluitend verhuurd worden aan huishoudens waarvan één of meer leden zorg ontvangen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Uitgezonderd van de in artikel 8 van de wet genoemde vergunningplicht zijn woonruimten die verhuurd worden aan de volgende woongroepen:
Bijlage 3: Aanvullende bepalingen voor urgentie in verband met relatiebeëindiging.
Artikel 1. Toepassingsbereik Bijlage 3
Deze bijlage is alleen van toepassing op aanvragen om een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 26.
Artikel 2. Bewijsstukken die in ieder geval ingediend worden
Artikel 3. Bewijsstukken die ingediend worden als aanvrager een woning verlaat