Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meerssen

Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken Meerssen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeerssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheerverordening gemeentelijke gedenkparken Meerssen 2024
CiteertitelBeheerverordening gemeentelijke gedenkparken gemeente Meerssen 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Meerssen 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-552677

724366

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken Meerssen 2024

De raad van de gemeente Meerssen:

 

Gezien het voorstel van het college de dato 14 november 2023 strekkende tot de vaststelling van een Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken 2024;

 

Gelet op de artikelen 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de:

 

Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken Meerssen 2024

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gedenkparken: de gemeentelijke begraafplaats Meerssen gelegen aan de Pastoor Nicolaas Creftenstraat en de gemeentelijke begraafplaats Bunde gelegen aan het Sint Agnesplein;

  • b.

    een particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van overledenen of het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van overledenen;

  • d.

    keldergraf: een particulier graf met een kunststof, betonnen of gemetselde constructie die in de grond is geplaatst; keldergraven kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • e.

    kindergraf: een particulier graf waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven en begraven houden van een natuurlijk persoon beneden de 12 jaar en van levenloos geborenen;

  • f.

    dubbelgraf: twee enkele particuliere graven naast elkaar, voorheen familiegraven, die gelijktijdig worden uitgegeven en die toebehoren aan eenzelfde rechthebbende, waar plaatsing van een gezamenlijke grafbedekking is toegestaan;

  • g.

    bloemen(urnen)graf: een particulier (urnen)graf waar als grafbedekking alleen de verdiepte plaatsing van een tegel, sierurn of kunstobject is toegestaan;

  • h.

    urnengraf: een particulier urnengraf, kelderurnengraf daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    urnenplaats: een particuliere bovengrondse plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van en geplaatst houden van asbussen in een object, urnen en kunstwerken daaronder begrepen;

  • j.

    gedenkplaats: een particuliere plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het zonder begrafenis of zonder asbestemming plaatsen van een gedenkteken om overledenen te gedenken;

  • k.

    urnennis: een algemene nis in een urnenmuur, een columbarium daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het gebruiksrecht is verleend voor het plaatsen van en geplaatst houden van asbussen;

  • l.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • m.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • n.

    strooiveld: een plaats bij de gemeente in beheer waar as van een overledene kan worden verstrooid;

  • o.

    grafbedekking: grafbeplanting of gedenkteken die op het graf, de gedenkplaats of de urnenplaats zijn geplaatst;

  • p.

    gedenkteken: een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn of ander object ter nagedachtenis van een overledene;

  • q.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen;

  • r.

    beheerder: de medewerker die belast is met de dagelijkse werkzaamheden van de gedenkparken;

  • s.

    begraafplaatsenadministratie: de ambtenaren die belast zijn met de administratie van de graven en asbestemmingen;

  • t.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier (urnen-)graf of kelder, een particuliere urnennis, een particuliere urnenplaats of een particuliere gedenkplaats;

  • u.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemene nis is verleend;

  • v.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon die met toestemming van de rechthebbende de grafbedekking op een graf in eigendom heeft;

  • w.

    belanghebbende: een verzamelnaam voor alle contactpersonen met een belang bij een graf of asbestemmingsplaats, een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechthebbende;

  • x.

    aanvrager: de persoon of rechtspersoon die – al dan niet door tussenkomst van een uitvaartondernemer – opdracht geeft voor een begrafenis, bijzetting, herdenkingsplechtigheid of asverstrooiing en hiervoor de betalingsplichtige is. Tevens de persoon of rechtspersoon die de uitgifte van een particulier of algemeen graf, urnennis, urnengraf, urnenplaats, gedenkplaats of gedenkteken verzoekt en hiervoor de betalingsplichtige is;

  • y.

    wet: Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • z.

    grafrecht: het gebruiksrecht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of algemene urnennis en het uitsluitend recht op een particulier (kelder-)graf, urnengraf, particuliere urnennis, urnenplaats of gedenkplaats;

  • aa.

    grafakte: de beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

  • bb.

    samenvoegen: het op verzoek van de rechthebbende samenvoegen van twee lagen in een graf tot op of onder de onderste laag;

  • cc.

    ruimen: het verwijderen van de grafbedekking na afloop of na afstand van het grafrecht en in een latere fase van het volledige graf, waarbij de stoffelijke resten worden overgebracht naar een verzamelgraf of worden geschut;

  • dd.

    Schudden: een vorm van ruiming van het graf waarbij de stoffelijke resten na afloop of na afstand van het grafrecht verdiept worden begraven, tot onder de onderste laag en waarbij het graf daarna weer opnieuw kan worden uitgegeven.

  • ee.

    verzamelgraf: een algemeen graf waar stoffelijke resten van geruimde graven worden bewaard.

Artikel 2. Toepasselijkheid begrip particulier graf en bevoegdheid tot het vaststellen van nadere regels.

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘particulier graf’ mede verstaan: (particulier)urnengraf, particulier)urnenplaats en (particuliere) gedenkplaats.

  • 2.

    Het college is bevoegd nadere regels omtrent de uitvoering van deze verordening vast te stellen.

Artikel 3. Beheer

  • 1.

    Het beheer van de gedenkparken berust bij het college.

  • 2.

    Het beheer omvat:

    • a.

      dagelijkse leiding van de gedenkparken;

    • b.

      de bijbehorende gravenadministratie;

    • c.

      het onderhouden van de gedenkparken;

    • d.

      het faciliteren van uitvaarten.

  • 3.

    Het college wijst een of meer beheerders aan en verantwoordelijken voor de begraafplaatsenadministratie.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP GEDENKPARKEN

Artikel 4. Openstelling gedenkparken

  • 1.

    De gedenkparken zijn dagelijks toegankelijk gedurende door het college vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden via nadere regels bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de gedenkparken kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten door de beheerder.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de gedenkparken niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis, de bezorging van as of een herdenkingsbijeenkomst. De beheerder van de begraafplaatsen kan ontheffing verlenen van dit verbod, indien hiervoor naar zijn oordeel zwaarwegende argumenten zijn.

  • 4.

    De beheerder kan personen die zich aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 5.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden buiten de daartoe aangewezen rijwegen en met een snelheid groter dan 15 km per uur.

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in andere verordeningen is het niet toegestaan op de gemeentelijke begraafplaatsen:

    • a.

      te colporteren of goederen ten verkoop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

    • c.

      op graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • d.

      één of meer honden mee te nemen, tenzij de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden;

    • e.

      gereedschappen, kleding of andere niet tot graven behorende voorwerpen neer te leggen of te laten liggen op de graven, de graftekens of de beplantingen;

    • f.

      zich te gedragen in strijd met de eerbied aan de doden verschuldigd.

  • 8.

    De beheerder is bevoegd degene die handelt in strijd met het bepaalde in het zevende lid de toegang tot de begraafplaats te ontzeggen.

Artikel 5. Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de gedenkparken hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    Tijdens plechtigheden mogen op de gedenkparken geen werkzaamheden plaatsvinden.

  • 3.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen houden van het gedenkpark verwijderen of laten verwijderen.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor maatregelen.

Artikel 6. Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en overige plechtigheden op de gedenkparken kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    Voor uitvaartplechtigheden in de buitenruimte is de aanmeldingstermijn en procedure gelijk aan artikel 8.1.

  • 3.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7. Opgraven, samenvoegen en ruimen

  • 1.

    Bij het opgraven van stoffelijke overschotten en het samenvoegen van begraaflagen, alsmede de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent het opgraven, samenvoegen en ruimen van graven.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, meldt dit schriftelijk aan de begraafplaatsadministratie, maximaal twee werkdagen voorafgaande aan de begraving, bijzetting of verstrooiing. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de begraafplaatsadministratie zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de gedenkparken of door derden die daarvoor opdracht hebben verkregen op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

  • 3.

    Het verwijderen van de grafbedekking bij een bijzetting geschiedt uiterlijk twee werkdagen voor de bijzetting door een extern bedrijf, meestal de steenhouder die het monument geplaatst heeft, in opdracht van en op kosten van de rechthebbende van het graf.

  • 4.

    Nabestaanden kunnen onder toezicht van de beheerder betrokken worden bij het dalen van de kist en het geheel of gedeeltelijk sluiten van het graf indien de opdrachtgever hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de begraafplaatsadministratie heeft kenbaar gemaakt en de omstandigheden het toelaten. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Aanwijzingen van de beheerder dienen ten alle tijden te worden opgevolgd.

  • 5.

    De rechthebbende van een aangrenzende grafruimte is verplicht te gedogen dat de daarop zich bevindende grafbedekking vanwege en op kosten van de gemeente geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen of verplaatst indien werkzaamheden dit noodzakelijk maken. De beheerder bepaalt.

Artikel 9. Lijkomhulsel en grafgiften

  • 1.

    Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkomhulsels,die voldoen aan de in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Besluit op de lijkbezorging en de Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing. In geval van ernstige en gerechtvaardigde twijfel of de materialen aan deze eis voldoen, kan de beheerder een controle instellen. Blijken de gebruikte materialen niet aan de eis te voldoen dan kan begraving geweigerd worden.

  • 2.

    Aanvragers zijn verplicht op het aanvraagformulier voor een begrafenis het gebruik van lijkhoezen aan de begraafplaatsadministratie door te geven.

  • 3.

    Het is verboden om te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 4.

    Het is niet toegestaan voorwerpen aan de grafruimte toe te voegen die de vertering van de overledene belemmeren of voorkomen en/of vervuilend zijn.

  • 5.

    De beheerder kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

  • 6.

    De beheerder kan door middel van steekproeven controleren of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

Artikel 10. Te overleggen stukken

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven en het registratieformulier (art. 8, lid 1 van de Wet op de Lijkbezorging) is overlegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een bestaand particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door de nieuwe rechthebbende.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren, gerekend vanaf de eerste begraving.

  • 5.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om een overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven of uitstel heeft verleend voor begraving binnen 6 werkdagen, dient het bedoelde verlof van de burgemeester worden overlegd.

  • 6.

    De begraafplaatsadministratie onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 11. Tijden van begraven en asbezorging

Het college bepaalt bij nadere regels de tijden van begraven en bijzetten van asbestemmingen.

Artikel 12. Gemeentelijke voorzieningen

Het gebruik van gemeentelijke voorzieningen, voor zover aanwezig of beschikbaar, dient schriftelijk te worden aangevraagd bij de begraafplaatsenadministratie, uiterlijk 2 werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 13. Indeling graven en asbezorging

Op de gedenkparken kunnen worden uitgegeven:

  • a.

    particuliere graven, 3 lagen

  • b.

    particuliere graven, 2 lagen;

  • c.

    particuliere graven, 1 laag;

  • d.

    particuliere keldergraven;

  • e.

    particuliere dubbelgraven, 2 lagen (voorheen familiegraven);

  • f.

    particuliere bloemengraven, 1 laag;

  • g.

    particuliere bloemengraven, 2 lagen;

  • h.

    particuliere bloemengraven, 3 lagen;

  • i.

    particuliere kindergraven, 1 laag;

  • j.

    particuliere gedenkplaatsen;

  • k.

    particuliere (kelder-)urnengraven;

  • l.

    particuliere bloemenurnengraven;

  • m.

    particuliere bovengrondse urnenplaatsen;

  • n.

    algemene graven;

  • o.

    algemene urnennissen.

Artikel 14. Aantal overledenen in graven en asbussen in asvoorzieningen

  • 1.

    Het college bepaalt bij nadere regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel bijzettingen van asbussen er in de particuliere urnengraven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regels hoeveel overledenen kunnen worden bijgezet in algemene graven. Asbus bijzettingen in algemene graven zijn niet toegestaan. Het college kan tevens de afmetingen van de algemene graven bepalen.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels hoeveel asbussen met of zonder urn in urnennissen worden bijgezet.

Artikel 15. Volgorde van uitgifte

  • 1.

    Graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven, tenzij door de beheerder anders is bepaald.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen onder welke voorwaarden het reserveren van graven mogelijk is.

  • 3.

    De beheerder kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op het gedenkpark niet bezwaarlijk is. Dit is ter beoordeling van de beheerder.

Artikel 16. Categorieën

Het college kan nadere regels vaststellen voor het onderverdelen van de algemene en particuliere graven in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en gebruiksvoorwaarden.

Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven, urnennissen, urnenplaatsen en gedenkplaatsen

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de gedenkparken dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, grafrechten. Het college bepaalt bij nadere regels de termijnen. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf wordt uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met via nadere regels vast te stellen termijnen, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Als het grafrecht niet voor het einde van de termijn van de afloop van het recht is verlengd vervalt het grafrecht na het einde van die termijn terug aan de gemeente.

  • 4.

    Het gebruik van algemene graven wordt verleend voor een bij nadere regels vast te stellen termijn. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 5.

    De bijzetting van een asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig voor afloop een andere bestemming kenbaar is gemaakt. De verstrooiing vindt ambtshalve plaats, op een door de beheerder te bepalen tijdstip en plaats, zonder kennisgeving aan en buiten aanwezigheid van nabestaanden.

  • 6.

    Dubbelgraven worden uitgegeven voor een gelijke termijn vanaf eenzelfde datum en kunnen alleen gelijktijdig verlengd worden voor eenzelfde termijn. Bij een bijzetting waarbij de resterende termijn minder is dan de vereiste wettelijke grafrust van 10 jaar dienen de beide rechten gelijktijdig verlengd te worden met een gelijke termijn.

Artikel 18. Keldergraven

  • 1.

    Voor het oprichten van een keldergraf is een vergunning vereist.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het oprichten van nieuwe keldergraven.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen aan het gebruik van bestaande keldergraven.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het intrekken van de vergunning voor reeds bestaande keldergraven.

Artikel 19. Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier (urnen-)graf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon. Het college kan nadere regels vaststellen voor voorwaarden verbinden aan wie het recht kan worden overgeschreven.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf, urnengraf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. Het college kan nadere regels vaststellen voor voorwaarden aan wie het recht kan worden overgeschreven.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn van één jaar, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf, urnengraf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het college het particuliere graf, urnengraf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf, urnengraf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    De rechthebbende en/of belanghebbende is verplicht om zijn/haar adresgegevens aan de administratie van de gedenkparken op te geven, alsmede de wijziging van hun adres.

Artikel 20. Vervallen (graf-)rechten

  • 1.

    Het (graf-)recht vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

    • b.

      indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

    • c.

      indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving van het recht niet wordt gedaan binnen de in artikel 19, lid 2 genoemde termijn van één jar na het overlijden van de rechthebbende;

    • d.

      indien het gedenkpark wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de (graf-)rechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het (graf-)recht ̶ ondanks een aanmaning ̶ niet binnen zes maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende ̶ ̶ ondanks een aanmaning ̶ in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende – ondanks een aanmaning ̶ niet binnen een jaar overgaat tot herstel van een graf of gedenkplaats dat in verval is.

  • 3.

    Onder in verval zijnde graven en gedenkplaatsen wordt verstaan:

    • a.

      breuk van het monument;

    • b.

      een verzakking van het monument van meer dan 10 cm ten opzichte van het maaiveld;

    • c.

      het onleesbaar afgesleten zijn van teksten;

    • d.

      beplanting buiten de toegestane afmetingen (groeiend boven de toegestane hoogte en buiten de grafafmeting);

    • e.

      omgevallen monumenten, dan wel monumenten die (deels) beschadigd zijn geraakt;

    • f.

      graven die een risico vormen voor de veiligheid van medewerkers en bezoekers van het gedenkpark (ondeugdelijke constructies volgens huidige richtlijnen).

  • 4.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

Artikel 21. Afstand doen van (graf-)rechten

  • 1.

    Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere (urnen-)graf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats, ongebruikte voorzieningen inbegrepen. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

  • 2.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 22. Melding en vergunning gedenkteken en grafbedekking

  • 1.

    Voor het plaatsen van een gedenkteken en meerjarige beplanting op een (urnen-)graf, een urnenplaats en gedenkplaats dient vooraf een schriftelijke melding te worden gedaan bij het college.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier (urnen-)graf, urnenplaats en gedenkplaats of de geregistreerde belanghebbende van een algemeen graf dient de melding voor het plaatsen van het gedenkteken of meerjarige beplanting in.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor de wijze van indienen van de melding, de aard en de afmetingen van de grafbedekking, en de wijze van aanbrengen of plaatsing.

  • 4.

    Het college gaat akkoord met de melding indien:

    • a.

      voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      geen afbreuk gedaan wordt aan het aanzien van het gedenkpark;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen voldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken deugdelijk is;

    • e.

      het opschrift niet aanstootgevend is;

    • f.

      aan de financiële verplichtingen behorend bij de uitgifte van een graf, urnenplaats en gedenkplaats voldaan is.

  • 5.

    Voor plaatsing van een gedenkteken of oprichting van een urnenplaats of gedenkplaats is altijd toestemming van de beheerder nodig voor het tijdstip van en handelwijze bij uitvoering van de werkzaamheden.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere situaties de rechthebbende op een particulier (urnen-)graf, urnenplaats of gedenkplaats vergunning verlenen voor een grafbedenking die afwijkt van de voorwaarden van de gestelde nadere regels.

Artikel 23. Aansprakelijkheid grafbedekking

  • 1.

    Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking inclusief fundering gebeurt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende op een particulier graf of de belanghebbende van een algemeen graf.

  • 2.

    Al hetgeen wat op het graf, urnenplaats en gedenkplaats geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende van het betreffende graf of plaats te zijn aangebracht.

Artikel 24. Onderhoud door de houder van de gedenkparken

  • 1.

    Het college voorziet slechts in het algemeen onderhoud van de gedenkparken. Dit betreft het onderhouden van de wegen en paden, bomen, algemeen groen en algemene voorzieningen zoals de watertappunten.

  • 2.

    De beheerder van de gedenkparken is gerechtigd om altijd, zonder toestemming van de eigenaar van de grafbedekking, overhangend groen van graven en beplanting die buiten en boven de toegestane maximale hoogte uitreikt, te snoeien of te verwijderen, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

  • 3.

    Het college voorziet in het onderhoud van cultuurhistorisch waardevolle graven en graven die zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd waarvan geen rechthebbende bekend is.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor onderhoud door de houder van het gedenkpark.

Artikel 25. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent een nadere specificering en de wijze van onderhouden.

  • 2.

    Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan de beheerder de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of de belanghebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van het gedenkpark op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de beheerder het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 5.

    Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 26. Grafbeplanting

  • 1.

    Niet-blijvende beplanting op een graf die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor voorschriften omtrent de aard, de afmetingen en de wijze van aanbrengen van grafbeplanting.

Artikel 27. Tijdelijke verwijdering grafbedekking

  • 1.

    Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen door de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

  • 2.

    Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat tijdelijk grond op een graf geplaatst wordt, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van uitgifte in opdracht van het college, door de beheerder verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking bij het niet verlengen van het grafrecht maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het (graf-)recht eindigt per brief aan de rechthebbende bekend, gelijktijdig met de aanbieding van een verlenging. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking of gedenkteken gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het (graf-)recht eindigt, door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van het gedenkpark op het mededelingenbord bekend.

  • 3.

    Indien de grafbedekking of het gedenkteken bij afloop van de termijn van het verleende recht niet verwijderd is, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    Voorafgaande de verwijdering van de grafbedekking of gedenkteken is melding en toestemming van de beheerder nodig over het tijdstip en wijze van verwijdering.

Artikel 29. Voorwerpen op en rond graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen

  • 1.

    Het is niet toegestaan om losse voorwerpen te plaatsen op, achter en in de nabijheid van graven en gedenktekens.

  • 2.

    Zolang het graf of gedenkteken niet geruimd mag worden, blijven de op de graven en gedenktekens bevestigde voorwerpen ter beschikking van de eigenaar van de grafbedekking.

  • 3.

    Na afloop van het (graf-)recht vervalt het recht op de in lid 2 genoemde voorwerpen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENNISSEN EN URNENPLAATSEN

Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Na afloop van het (graf-)recht bepaalt de beheerder de bestemming van het graf, urnenplaats en gedenkplaats, alsmede het tijdstip en de werkwijze van verwijdering. Bovengrondse verwijdering van grafbedekking en gedenkteken kunnen eerder plaatsvinden dan ondergrondse verwijdering van de nog aanwezige resten.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het (urnen-)graf, nog aanwezige menselijke resten en asbussen te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van het gedenkpark niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden overgebracht naar een verzamelgraf.

  • 4.

    De aanwezige asbussen in graven en nissen worden verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van het gedenkpark.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf en de belanghebbende van een algemeen graf kan voorafgaande de afloop van het grafrecht bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het ruimen, schudden en bezorgen van overblijfselen.

HOOFDSTUK 7. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 31. Lijst historische graven en opvallende grafbedekkingen

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Van de in het eerste lid bedoelde lijst wordt aantekening gemaakt in het grafdossier en het grafregister.

  • 3.

    Voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de in lid 1 genoemde lijst te worden bijgeschreven.

  • 4.

    Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het actualiseren van de lijst uit lid 1, de toetsingscriteria en het onderhoud van deze graven.

HOOFDSTUK 8. INRICHTING ADMINISTRATIE

Artikel 32. Voorschriften inrichting register en dossiers

  • 1.

    De administratie houdt een openbaar register bij van diegenen die zijn begraven of waarvan de as is bezorgd. In dit register worden de naam, de geboortedatum en de datum van overlijden opgenomen. Daarbij is vermeld de grafaanduiding en de dag van de begraving of bijzetting.

  • 2.

    De administratie houdt gegevens bij van alle rechthebbenden en gebruikers, alsmede belanghebbenden van de (urnen-)graven, urnennissen, urnenplaatsen en gedenkplaatsen, met hun namen en adressen. Deze grafdossiers zijn niet openbaar doch de gegevens van rechthebbenden en gebruikers kunnen worden verstrekt aan derden, indien hun belangen dit rechtvaardigen.

  • 3.

    De in lid 2 genoemde personen en rechtspersonen zijn verplicht de wijziging van hun NAW-gegevens binnen een maand aan de administratie van de gedenkparken door te geven.

  • 4.

    Een plattegrond van de gedenkparken, waarop de graven genummerd zijn aangeduid, wordt bijgehouden door de administratie van de gedenkparken.

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

Artikel 33. Beslissingsbevoegdheid

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 34. Intrekking oude regeling.

De beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Meerssen 2011, vastgesteld op 7 juli 2011, wordt ingetrokken gelijktijdig met het in werking treden van deze nieuwe verordening.

Artikel 35. Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de in artikel 34 genoemde verordening gelden als besluiten genomen krachtens die verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van artikel 18 of 22 van deze verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze nieuwe verordening toegepast.

Artikel 36. Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze verordening of van een krachtens enige bepaling van deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 37. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na publicatie in werking op 1 januari 2024.

Artikel 38. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

 

Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken gemeente Meerssen 2024

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 december 2024;

De griffier,

De voorzitter

TOELICHTING BEHEERVERORDENING GEMEENTELIJKE GEDENKPARKEN GEMEENTE MEERSSEN 2024

A. ALGEMENE TOELICHTING

 

1. De verordenende bevoegdheid bij een gedenkpark of begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

 

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

 

2. Gemeentelijk gedenkparkenbeleid

De Beheerverordening gemeentelijke gedenkparken Meerssen 2024 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke gedenkparken, voorheen gemeentelijke begraafplaatsen genoemd.

 

De inwoners hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de gedenkparken (begraafplaatsen) en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De administratie van de gedenkparken is aangewezen voor contacten met de inwoners, bijvoorbeeld voor het in ontvangst nemen van diverse aanvragen. Het college kan de verantwoordelijkheden en bevoegdheden mandateren aan de beheerders en de administratiemedewerkers.

 

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de gedenkparken kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de gedenkparken vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Aangezien het dienstenaanbod van de gedenkparken ook sterk afhankelijk is van marktwerking is een oriëntatie op ontwikkelingen in de markt en afstemming daarop van belang. Een nieuw crematorium of particuliere (natuur-)begraafplaats in de regio heeft immers directe gevolgen voor de exploitatie van de gemeentelijke gedenkparken.

 

De waarde die aan de gedenkparken wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de gedenkparken aanwezig zijn. Gestart is met het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere monumenten en gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de gedenkparken als zodanig.

 

Voor de dienstverlening op de gedenkparken geeft de beheerverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op ieder gemeentelijk gedenkpark aanwezig moet zijn. Met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen wordt gewacht tot de vraag zich aandient. Van belang is wel om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk.

 

De beheerverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Daarbij worden niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt genomen, maar wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de natuurlijke situatie van de gedenkparken en de daar aanwezige beplanting en historische graven. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behouden de gedenkparken hun aantrekkelijkheid voor veel inwoners van de gemeente.

 

Door mandaat van beslissingsbevoegdheid aan de administratiemedewerkers kunnen verzoeken voor de overschrijving van grafrechten en vergunningverlening voor gedenktekens hen worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

 

Gezien de snelle ontwikkelingen in de uitvaartbranche en de afhankelijkheid van marktwerking biedt deze verordening ruimte voor flexibiliteit en het snel inspelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Gekozen is voor een beheerverordening op hoofdlijnen en verdere uitwerking in nader vast te stellen regels. Nadere regels zijn snel aan te passen aan veranderende omstandigheden, aangezien die geen raadsbesluit vereisen en volstaan met een collegebesluit.

 

3. Wet- en regelgeving

3.1. Wet op de lijkbezorging

Het juridische kader voor de lijkbezorging wordt voornamelijk bepaald door de Wet op de lijkbezorging (Wlb 2010) en het Besluit op de lijkbezorging (2013), aangevuld met Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). De integrale teksten van de Wet op de lijkbezorging en het Besluit op de lijkbezorging staan vermeld op de website www.overheid.nl.

De technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014) staan vermeld op de website van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng.nl:https://www.vng.nl/onderwerpenindex/openbare-gezondheid/wet-op-delijkbezorging/ brieven/technische-adviezen-voor-inrichting-begraafplaatsen-graven-enasverstrooiing). Deze verordening is een nadere invulling van deze regelgeving. Regels die al in de genoemde wetten en richtlijnen staan worden in deze verordening niet herhaald. Waar dat relevant is, wordt in deze toelichting naar de hogere regelgeving verwezen. Voor een volledig beeld van de regelgeving moet echter de betreffende wet- en regelgeving zelf worden geraadpleegd (www.overheid.nl en www.vng.nl).

 

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in de beheerverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 6), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as (art.8) en het plaatsen van een grafbedekking (art. 22). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient een vergunning te worden aangevraagd, namelijk voor het oprichten van een keldergraf (art. 18, lid 4) en het plaatsen van een speciale grafbedekking (art. 22, lid 6).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is alleen van toepassing op grafbedekkingen die afwijken van de voorwaarden in de beheerverordening en nadere regels. Het college wil niet bij voorbaat alle grafbedekkingen die niet voldoen uitsluiten, maar per aanvraag beoordelen of de aanvraag een meerwaarde heeft voor het gedenkpark als geheel. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De beheerder heeft de bevoegdheid om direct op te treden tegen ongewenste praktijken. Dit leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

 

3.3. Inwerkingtreding

Artikel 36 van de beheerverordening betreft de inwerkingtreding van de verordening. Sinds 1 januari 2005 geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In deze verordening wordt de inwerkingtreding vastgesteld op 1 januari 2024.

 

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BEHEERVERORDENING GEMEENTELIJKE GEDENKPARKEN MEERSSEN 2024

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Algemeen: De omschrijvingen zijn opgenomen zodat voor iedereen duidelijk is wat en wie met de diverse begrippen bedoeld wordt. Dit artikel gebruikt de nieuwe begrippen die voortkomen uit de wetswijzigingen van 2010 en het Besluit op de lijkbezorging van 2013.

 

Onderdeel a.: de gedenkparken, in de vorige beheerverordening aangeduid als begraafplaatsen, waarvan de gemeente de houder is. Bijzondere begraafplaatsen en gedenkparken, zoals kerkelijke begraafplaatsen binnen de gemeentegrond, zijn niet inbegrepen. De Joodse begraafplaats langs de Geul uit 1715 is onder beheer van de gemeente Meerssen, maar is niet meer toegankelijk voor bezoekers en valt derhalve niet onder deze beheerverordening.

 

Onderdeel b.: een particulier graf werd in het verleden vaak aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog vaak gebezigd. De nieuwe beheerverordening volgt de terminologie van de Wet op de lijkbezorging. Sinds 2010 is in de Wet op de lijkbezorging het begrip ‘particulier graf’ opgenomen voor een graf “met uitsluitend recht”. De rechthebbende bepaalt wie er in het graf begraven worden en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden. Particuliere graven met een grafrecht voor onbepaalde tijd werden vaak uitgegeven als ‘koopgraven”. Particuliere graven kunnen ook bij voorbaat uitgegeven worden of gereserveerd worden, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt.

 

Onderdeel c.: algemene graven hebben een gebruiksrecht en geen uitsluitend recht. De gemeente bepaalt dan als houder van het gedenkpark wie waar begraven wordt. Algemene graven worden uitgegeven voor een periode van 10 jaar en kennen geen recht van verlenging. Ze worden ook uitgegeven voor o.a. uitvaarten die op kosten van de gemeente plaatsvinden.

 

Onderdeel d.: keldergraven zijn er in meerdere soorten en maten. Vanouds zijn het betonnen of gemetselde bouwwerken, deels ondergronds en deels bovengronds, ook wel grafkelders genoemd. De afmetingen konden afwijken van de gangbare afmetingen. De huidige generatie grafkelders betreft betonnen of kunststofkelders die ondergronds geplaatst worden en afgedekt worden met een afsluitplaat en/of gangbaar grafmonument. Een nieuwe variant zijn wandgraven, die in populariteit toenemen maar vooralsnog in de gemeente Meerssen niet beschikbaar zijn. Ook deze vallen onder de categorie keldergraven. Gezien veel voorkomende problemen met lekkage en de daarmee gepaard gaande slechte vertering worden in principe geen nieuwe keldergraven meer uitgegeven. Bestaande keldergraven blijven in gebruik, evenals de gemetselde keldergraven op de oudere delen van de gedenkparken. Op basis van oude rechten kunnen nieuwe keldergraven toegestaan zijn en vanuit historisch belang kunnen oude keldergraven heringericht worden en als nieuw graf uitgegeven worden. Voor de oprichting van een nieuw keldergraf is een vergunning vereist. Het college kan aan een vergunning nadere voorwaarden verbinden voor oprichting en gebruik en voor reeds uitgegeven vergunningen vergunningsvoorwaarden wijzigen of intrekken.

 

Onderdeel e.: voor stoffelijke resten van kinderen zijn graven in aparte velden beschikbaar tegen een gereduceerd tarief. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden begraven in een ander particulier graf, maar dan tegen het volledige tarief. Onderscheid wordt gemaakt in graven voor kinderen niet ouder dan 12 jaar, en jonger dan 1 jaar. Ook levenloos geboren kinderen vallen onder deze laatste categorie. Voor kinderen jonger dan 1 jaar, levenloos geboren kinderen en foetussen zijn graven met kleinere afmetingen beschikbaar tegen een sterk aangepast tarief.

 

Onderdeel f.: bij het begraven van een overledene kan gelijktijdig een aangrenzend graf worden uitgegeven, zoals bij partners vaak de wens is wanneer slechts op 1 laag begraven mogelijk is, en één grafbedekking toegestaan worden voor beide aangrenzende graven. Als deze beide graven, dubbelgraf genoemd, eenzelfde grafbedekking hebben dient de uitgiftetermijn van beide graven overeen te komen, evenals de termijn van verlenging van het grafrecht. Voor de grafrechten wordt een dubbelgraf gezien als twee aparte graven waarvoor rechten verschuldigd zijn.

 

Onderdeel g.: steeds meer mensen geven de voorkeur aan een graf in een groene omgeving waarbij gebruik gemaakt kan worden van een gedenkteken van beperkte afmeting.

 

Onderdeel h.: voor het bijzetten van asbussen zijn aparte urnengraven beschikbaar. Het betreft speciale urnenkeldertjes en grondurnengraven of het begraven van asbussen in verteerbare urnen.

 

Onderdeel i.: urnenplaatsen voorzien in de behoefte aan bovengrondse asbestemmingen in een sierurn, kunstobject of zuil.

 

Onderdeel j.: particuliere gedenkplaatsen voorzien in de behoefte aan gedenkplaatsen zonder begraving van een overledene of zonder plaatsing van een asbus. Het betreft verzoeken van nabestaanden die een asbus verstrooid hebben en later alsnog een fysieke gedenkplaats wensen, bijvoorbeeld bij verhuizing van de nabestaanden, overlijden in het buitenland of bij vermissing.

 

Onderdeel k.: op de gedenkparken zijn naast urnengraven ook urnennissen aanwezig in een muur. De nissen worden vanaf 2024 uitgegeven onder gebruiksrecht, met de mogelijkheid voor een nieuwe gebruikstermijn na afloop, mits er geen bezwaren zijn. Urnenmuren met meerdere nissen boven elkaar zijn gebonden aan de ondergrond en kunnen juridisch maar een eigenaar hebben. Het uitgeven van een uitsluitend recht is hiermee in strijd. Door de uitgifte van algemene urnennissen kan in geval van opheffing of renovatie van de muur voorkomen worden dat gebruik gemaakt wordt van het recht op verlenging wanneer dat niet wenselijk is.

 

Onderdeel l.: een bus voor de berging van as, meestal door het crematorium verstrekt.

 

Onderdeel n.: verstrooiingen van as zijn alleen op de algemene strooivelden mogelijk. Nabestaanden krijgen de mogelijkheid om in overleg met de beheerder een gewenst strooiveld te kiezen. De mogelijkheid as te doen verstrooien in of op de particuliere graven is niet wenselijk en mogelijk. Bij particuliere graven zijn daarom alleen asbusbijzettingen mogelijk op of onder de grafbedekking en geen verstrooiingen op de grafbedekking.

 

Onderdeel o.: een grafbedekking kan bestaan uit een liggende en of staande steen, maar ook uit grafbeplanting of een monument als gedenkteken.

 

Onderdeel p.: een gedenkteken kan zijn een liggende zerk of staande steen, maar ook een sierurn of ander gedenkteken, zoals een beeld of kunstobject.

 

r. en s.: Het college van de gemeente Meerssen heeft de dagelijkse leiding van de gedenkparken en de gravenadministratie belast bij meerdere medewerkers. Het college verleent mandaat aan de betreffende medewerkers.

 

Onderdeel t, u, v en w.: De termen rechthebbende, gebruiker, eigenaar en belanghebbende zijn nader gedefinieerd. De gravenadministratie gebruikt de benaming rechthebbende voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie een ‘uitsluitend recht’ is verleend op een particulier graf. Alle overige contactpersonen zijn belanghebbenden. Het betreft o.a. de gebruiker van een algemeen graf of algemene urnennis, de aanvrager van een gedenkplaatje en overige contactpersonen met belangen voor zover deze niet de rechthebbende zijn.

 

Onderdeel x.: De aanvrager zal meestal een nabestaande van de overledene zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Het kunnen bijvoorbeeld ook vrienden of buren zijn. Bij een begraving in een algemeen graf of asbusplaatsing in een algemene nis wordt de aanvrager als gebruiker van het graf of de nis aangemerkt.

Bij een particulier (kelder)graf, urnengraf, urnenplaats en particuliere gedenkplaats is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere (rechts)persoon dan de aanvrager.

Niet de aanvrager, maar de rechthebbende van een particulier graf geeft toestemming voor het begraven of de bijzetting van een asbus in een reeds uitgegeven graf.

 

Onderdeel y.: De huidige Wet op de lijkbezorging is in 1991 vastgesteld en heeft in 2010 en 2011 veranderingen ondergaan. In het Besluit op de lijkbezorging van 2013 zijn praktische zaken verder uitgewerkt evenals via Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven en voorschriften ten aanzien van asverstrooiing (2014). De Handleiding Opgraven en Ruimen is een publicatie van de brancheorganisaties en geeft verdere richtlijnen.

De Wet op de lijkbezorging biedt drie mogelijkheden van lijkbezorging, namelijk begraven, cremeren en ter beschikking stellen van de wetenschap. Andere vormen van lijkbezorging, zoals resomeren, zijn nu nog niet toegestaan.

De wet verstaat onder een lijk het lichaam van een overledene of doodgeborenen. Een doodgeborene is een na een zwangerschap van ten minste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht. Vanaf 24 weken geldt een registratieplicht.

Voor een overledene of doodgeborene jonger dan 24 weken die begraven wordt, en

daarmee geregistreerd wordt, gelden dezelfde voorwaarden als voor doodgeborenen ouder dan 24 weken, dus ook een verlof tot begraven en registratiedocument.

 

Onderdeel z.: grafrechten voor particuliere graven worden uitgegeven als uitsluitend recht. De rechthebbende van dat graf bepaalt wie er in het graf begraven worden, voor welke termijn en de verlenging van het grafrecht. Algemene graven kennen een gebruiksrecht, waarbij de houder van het gedenkpark bepaalt wie wordt begraven en bijgezet en welke asbussen worden bijgezet in een algemene nis. Indien het een nis voor 2 asbussen betreft zal de beheerder de gebruiker van de nis laten bepalen welke 2e asbus bijgezet kan worden.

Opdrachtgevers voor een asbusbijzetting kunnen wel hun voorkeur kenbaar maken voor een nis, voor zover deze beschikbaar zijn. Gebruiksrechten kennen geen verlengingsrecht, maar kunnen na afloop van de termijn wel opnieuw worden uitgegeven aan dezelfde gebruiker indien de situatie dit toelaat.

 

Onderdeel aa.: de grafakte is de schriftelijke bevestiging van alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het aangaan van een grafrecht, conform de geldende beheerverordening en nadere regels.

 

Onderdeel bb, cc en dd.: Samenvoegen is een nieuw begrip, uitgewerkt in de Handleiding opgraven en ruimen van de brancheorganisaties. Voorheen was schudden de gebezigde term. Beide handelingen betreffen het verdiept begraven van stoffelijke resten. Samenvoegen geschiedt onder of tot op de onderste laag, op verzoek van de rechthebbende, op het moment dat er nog een lopend grafrecht is.

Ruimen betreft de verwijdering van het graf inclusief grafbedekking na afloop van de graftermijn. Ruiming vindt meestal plaats in twee fasen, bovengronds ruimen van de grafbedekking onmiddellijk na afloop van de graftermijn, waarbij de beheerder de bestemming bepaalt. Ondergronds ruimen vindt plaats op een later moment of als het graf opnieuw wordt uitgegeven, waarbij de stoffelijke resten verzameld worden en overgebracht naar een verzamelgraf. In uitzonderlijke gevallen kunnen de stoffelijke resten ook verdiept worden begraven in hetzelfde graf. In dat geval wordt gesproken over schudden, een vorm van ruimen door de houder van het gedenkpark, waarbij stoffelijke resten worden samengebracht tot onder de onderste laag. Vanuit ethische overwegingen heeft overbrenging van stoffelijke resten naar een verzamelgraf de voorkeur, zodat een ‘schoon’ nieuw graf kan worden uitgegeven.

 

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Dit artikel is opgenomen omdat met de wetswijziging van 2010 de begrippen particulier en algemeen graf zijn gewijzigd. Particuliere graven werden voorheen vaak koop- familie- of eigen graf genoemd. Algemene graven stonden vaak bekend als huurgraven. Per regio kunnen de benamingen verschillen. Voor een particulier graf, particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnenplaats en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Voor een algemene urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten als een algemeen graf. De gemeente Meerssen geeft algemene graven ook uit voor begravingen op kosten van de gemeente.

 

Artikel 3: Beheer

Dit artikel is toegevoegd om de verantwoordelijkheden en taken ten aanzien van de werkzaamheden van de gedenkparken te verduidelijken. Het college van de gemeente Meerssen heeft de eindverantwoording voor het beheer. Het college wijst meerdere verantwoordelijken aan voor het dagelijkse beheer, onder andere voor de begraafwerkzaamheden, de gravenadministratie, het groenbeheer en de vergunningverlening. Benodigde bevoegdheden worden gemandateerd.

 

Artikel 4. Openstelling gedenkparken

De openingstijden worden geregeld bij nadere regels om snel en adequaat in te kunnen spelen op maatschappelijke veranderingen en behoeften.

 

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk het gedenkpark geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven of andere werkzaamheden noodzakelijk is.

 

Artikel 5. Ordemaatregelen

De beheerverordening geeft aan dat bezoekers, personeel en personen die werkzaamheden verrichten zich moeten houden aan de aanwijzingen van de beheerder. De meeste ordemaatregelen zijn uitgewerkt in de nadere regels. Nadere regels zijn sneller aan te passen omdat ze geen raadsbesluit vereisen.

Tegen overtreding van de voorschriften zijn strafbepalingen van kracht (zie artikel 36). De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodigproces verbaal opmaken.

Honden zijn alleen aangelijnd toegestaan, o.a. ter voorkoming van schrikreacties bij andere bezoekers, en uitwerpselen dienen onmiddellijk verwijderd te worden.

Asverstrooiing op grafbedekkingen, urnenplaatsen en gedenkplaatsen is verboden vanuit esthetisch oogpunt ter voorkoming van ongewenst aanzicht voor bezoekers en vanuit ethisch en milieuoogpunt ter voorkoming van de verspreiding van as door wind en regenwater naar naburige graven en paden.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en voor uitvaartplechtigheden.

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen van de nadere regels, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.

Aannemers kunnen gevraagd worden om ter controle een bewijs te overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

 

Artikel 6. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden. Uitzondering hierop is de termijn voor het melden van een buitenuitvaart, daarvoor geldt een termijn van twee werkdagen.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen aangemerkt worden als een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

 

Artikel 7. Opgraven, samenvoegen en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam en bij samenvoeging of ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast. Dit ter voorkoming van ongewenste psychische belasting en ter voorkoming van hinder bij de werkzaamheden.

Specifieke zaken worden uitgewerkt in de nadere regels, bijvoorbeeld dat per graf slechts één keer een samenvoeging kan plaatsvinden en dat slechts één keer geschud kan worden ter voorkoming van een ophoping van stoffelijke resten.

Het Ruimingsprotocol (2021) blijft leidend voor de uitvoering van ruimingen.

 

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wie de opdrachtgever is, wat voor graf er wordt gevraagd en als het een bestaand graf betreft wie de (nieuwe) rechthebbende is die toestemming geeft voor opening van het graf.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een af dan wel op een afzonderlijke plaats, bijvoorbeeld een urnennis.

Gekozen is voor een aanmeldingstermijn van twee werkdagen om de beheerder voldoende tijd te geven om alle voorbereidingen zorgvuldig uit te voeren.

 

Artikel 9. Lijkomhulsel en grafgiften

Dit artikel bevat een verwijzing naar het Besluit op de lijkbezorging (2013) en de eerdergenoemde bijbehorende Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). Het is voor een goede lijkvertering van belang dat lijkomhulsels een goede doorlatendheid hebben. Alleen zo kan er voldoende vocht en zuurstof toetreden die noodzakelijk zijn voor de lijkvertering. Dit geldt voor de kleding die de overledene draagt, maar ook voor de kist en de bekleding waarin deze begraven wordt of de lijkhoes waarin deze gewikkeld is. Voor het gebruik van lijkhoezen bestaan regels. Genoemde regels waren vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998 en zijn integraal overgenomen in het Besluit op de lijkbezorging. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Besluit op de lijkbezorging, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB: www.begraafplaats.nl).

Het toepassen van verkeerde lijkhoezen of slecht doorlatende lijkomhulsels (kunststof kleding, lijkwaden) kan leiden tot het stopzetten van de lijkvertering waardoor vanuit milieu hygiënisch opzicht belastende situaties kunnen ontstaan en graven niet meer ter beschikking kunnen komen voor nieuwe, toekomstige begravingen omdat het hergebruiken van de ruimte problematisch is geworden.

In dit artikel is eveneens een bepaling opgenomen dat geen vervuilende voorwerpen aan de grafruimte mogen worden toegevoegd, alsmede voorwerpen die de vertering van het lijk kunnen belemmeren of voorkomen.

 

Artikel 10. Te overleggen stukken

De Wet op de lijkbezorging eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Sinds april 2016 volstaat een digitale versie. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van het gedenkpark een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Tevens zal de uitvaartondernemer een registratiedocument moeten overleggen met een registratienummer dat overeenkomt met het registratienummer van het omhulsel van de overledene, ter voorkoming van een verwisseling van overledenen.

Voor een asbus zal door degene die opdracht geeft voor de crematie een overdrachtsformulier van het crematorium moeten worden overlegd. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten van een asbus als de verstrooiing van as.

Bijzetting van een overledene in een bestaand graf kan leiden tot verlenging van de lopende graftermijn. Dat kan betekenen dat de minimale grafrusttermijn van tien jaar moet worden gegarandeerd door het grafrecht met zoveel noodzakelijke termijnen van een jaar te verlengen of met de verlengingstermijnen zoals vastgelegd in de beheerverordening.

Lid 5 van artikel 17 regelt dat asbussen die later zijn bijgeplaatst en niet voldoen aan de termijn van tien jaar (artikel 66 Wet op de lijkbezorging) niet bewaard hoeven te worden tot de termijn van tien jaar verstreken is, en na afloop van de graftermijn direct verstrooid kunnen worden.

 

Artikel 11. Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de gedenkparken op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om het gedenkpark alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

Artikel 12. Gemeentelijke voorzieningen

Dit artikel maakt duidelijk welke procedure er is voor het gebruik van speciale voorzieningen, zoals touwen voor het dalen van een kist of schep voor het dichten van een graf, voor zover deze beschikbaar zijn en door de gemeente worden geboden.

 

Artikel 13. Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de gedenkparken. Particuliere gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten, voor overledenen wiens as na crematie verstrooid is of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd. En ook voor foetussen jonger dan 24 weken.

 

Artikel 14. Aantal overledenen in graven en asbussen in asvoorzieningen

Het Besluit op de lijkbezorging van 1 januari 2013 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie overledenen boven elkaar mogen worden begraven:

“De afstand tussen de graven (niet de kisten) onderling bedraagt ten minste dertig centimeter. Ten hoogste drie lijken mogen boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of elk ander omhulsel een laag grond van ten minste dertig centimeter dikte wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd. Boven de (bovenste) kist of het (bovenste) omhulsel bevindt zich een laag grond van ten minste vijfenzestig centimeter. De graven bevinden zich ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.”

 

Artikel 15. Volgorde van uitgifte

Graven zijn alleen uit te kiezen en te reserveren als er bestaande graven zijn vrijgekomen door het vervallen of aflopen van grafrechten. Die vrijgekomen plekken kunnen opnieuw worden uitgegeven na ruiming van het graf.

Urnennissen worden uitgegeven op basis van beschikbaarheid en zijn niet te reserveren.

 

Artikel 16. Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor het gebruik van de voorzieningen op de gedenkparken, bijvoorbeeld de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van een gedenkpark. In de nadere regels kunnen bepalingen worden opgenomen, o.a. voor historische grafvelden ter behoud van het historische karakter, algemene graven, bloemen graven, urnengraven, etc.

 

Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven, urnennissen, urnenplaatsen en gedenkplaatsen

Door de wetswijzigingen van 2010 wordt het voor de gemeente mogelijk gemaakt grafrechten voor verschillende perioden uit te geven. Het uitsluitend recht voor het begraven en begraven houden van overledenen en een asbestemming in een urnengraf en urnennis werd in de beheerverordening versie 2011 verleent voor tien, vijftien, twintig, vijfentwintig en dertig jaar. In de versie van 2024 worden de termijnen geregeld via de nadere regels voor tien jaar of een veelvoud van tien jaar. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat er ook behoefte is aan langere termijnen. Vaststelling via nadere regels maakt toekomstige aanpassingen sneller mogelijk. In de nadere regels is vastgesteld dat algemene graven worden uitgegeven voor tien jaar.

Particuliere (urnen-)graven, urnenplaatsen, urnennissen en gedenkplaatsen hebben tevens de mogelijkheid om deze rechten te verlengen. De gemeente Meerssen kiest in de versie van 2024 voor verlengingstermijnen van vijf, tien en een veelvoud van tien jaar. Ook deze zijn vastgelegd in de nadere regels, zodat ze in het geval van nieuwe ontwikkelingen snel aangepast kunnen worden.

De rechthebbende bepaalt wie er in het graf wordt begraven, dan wel welke asbus wordt bijgezet, en of er verlenging van het grafrecht plaatsvindt. Een grafrecht wordt verleend aan één persoon of een rechtspersoon. De verlenging dient tijdig te worden aangevraagd, voor afloop van de termijn. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode (dus uiterlijk een jaar voor afloop van de termijn) moet het college vervolgens de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief (als de rechthebbende bekend is), hetzij door plaatsing van een bordje bij het graf en aanplakking op het gedenkpark tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen (in het geval de rechthebbende niet bekend is of niet reageert op het verzoek het antwoordformulier te retourneren).

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de tweede begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 17, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van het gedenkpark wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de administratie van de plicht het BRP-netwerk (Basisregistratie personen) te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen zes maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van het gedenkpark tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Indien er ten tijde van de opheffing van het gedenkpark nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen. Ten aanzien van asbestemmingen die achterblijven na afloop van de termijn is bepaald dat deze vervallen aan de houder van de begraafplaats en door de beheerder verstrooid worden.

 

Artikel 18. Keldergraven

Het college bepaalt aan welke voorwaarden door rechthebbenden moet worden voldaan om een particulier keldergraf in gebruik te mogen nemen. Tevens zijn er voorwaarden opgenomen voor het gebruik van bestaande keldergraven en het intrekken of wijzigen van bestaande vergunningen. Door problemen met het verteringsproces in keldergraven (onder andere als gevolg van onvoldoende stuurstoftoevoer en waterophoping) is het van belang dat het college bevoegdheden krijgt om snel en adequaat te handelen in dergelijke situaties.

 

Artikel 19. Overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier (urnen-)graf, urnenplaats, urnennis of gedenkplaats wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om overledenen in een bepaald graf te doen begraven of as te doen bijzetten of te gedenken. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om overledenen in een bepaald graf te begraven, as te mogen bijzetten of een gedenkplaats te mogen oprichten op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

In het verleden werd vaak bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en onvoldoende aansloot bij maatschappelijke veranderingen (bijvoorbeeld het toenemende belang van vriendenrelaties boven familierelaties). Bovendien veroorzaken ze extra administratieve lasten. Daarom is deze regel in 2010 geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon. Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van. Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert.

 

Artikel 20. Vervallen (graf-)rechten

Dit artikel beschrijft wanneer grafrechten automatisch komen te vervallen en wanneer het college actief grafrechten mag beëindigen, bijvoorbeeld bij nalatigheid van de rechthebbende. Dit artikel geeft de gemeente meer bevoegdheden om op te treden tegen rechthebbenden die in verzuim blijven een op grond van deze verordening op hen rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelen. Het laten vervallen van grafrechten kan ook een tijdelijke, juridische stok achter de deur zijn bij geschillen. De positie van de gemeente als houder van de gemeentelijke gedenkparken is hiermee versterkt.

 

Artikel 21. Afstand doen van (graf-)rechten

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het (graf-)recht kan doen. Tevens dat geen terugbetaling plaats vindt van reeds betaalde rechten.

 

Artikel 22. Melding en vergunning gedenkteken en grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van gedenkparken chaotisch worden. Tevens dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Deze beheerverordening geeft de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking, urnenplaats en gedenkplaats moet voldoen. Volstaan wordt met een meldingsplicht die geldt voor de grafbedekkingen met meerjarige planten en/of gedenktekens op particuliere (urnen-)graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen. Het monument of gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels.

Indien de gewenste grafbedekking, urnenplaats of gedenkplaats niet voldoet aan alle voorwaarden maar wel een meerwaarde heeft voor het gedenkpark als geheel kan het college besluiten alsnog vergunning te verlenen. Het betreft veelal afwijkingen van de

Afmetingen van monumenten die geplaatst worden als grafbedekking, bijvoorbeeld kunstwerken of beelden. De gemeente bepaalt middels dit artikel nadrukkelijk geen verantwoordelijkheid te dragen voor de zich eenmaal op het gedenkpark bevindende grafbedekkingen. Een gedenkteken of andere grafbedekking wordt voor de uitvoering van deze verordening geacht het eigendom van de rechthebbende op een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats te zijn, tenzij anders is overeengekomen en in de administratie een andere belanghebbende als eigenaar is geregistreerd.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen en voor medewerkers duidelijk is dat die plek niet uitgegeven kan worden. Uit een aanduiding bij het graf en uit de gravenadministratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

Artikel 23. Aansprakelijkheid grafbedekking

Middels dit artikel wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van het plaatsen, aanbrengen en herstellen van grafbedekkingen, urnenplaatsen en gedenkplaatsen nadrukkelijk bij de rechthebbende van het betreffende graf, urnenplaats of gedenkplaats gelegd. Ook indien de eigenaar van de grafbedekking niet de rechthebbende is, is de rechthebbende verantwoordelijk aangezien deze toestemming geeft aan de eigenaar.

 

Artikel 24. Onderhoud door de houder van de gedenkparken

Het onderhoud dat door de gemeente wordt uitgevoerd bestaat uit het algemeen onderhoud van de gedenkparken, met de bedoeling dat de gedenkparken als geheel een verzorgd aanzien hebben. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de (urnen-)graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen ligt bij de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens. Het geeft de gemeente de verplichting om de algemene uitstraling van de gedenkparken netjes en ordelijk te houden, maar ook de bevoegdheid om in te grijpen binnen de grafbeplanting wanneer deze de voor de grafbedekkingen bepaalde proporties dreigen te overschrijden. De kosten voor algemeen onderhoud zijn meegenomen in de tarieven van het grafrecht.

 

Artikel 25. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

De rechthebbenden op particuliere graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking en gedenktekens behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.

Bij nalatig onderhoud kan het college, na aanmaning, overgaan tot verwijdering van de grafbedekking en het gedenkteken. Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van de rechthebbenden en gebruikers, c.q. de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens uiteengezet, ook ten aanzien van te herstellen beschadigingen en verzakkingen. Gedurende de tijd dat een graf niet geruimd mag worden (dat wil zeggen, gedurende de periode dat de wettelijk vereiste minimale grafrust van tien jaar niet is verstreken en tot het moment dat het grafrecht vervalt) is de duurzaam aan de ondergrond verbonden grafbedekking en de in het graf aangebrachte kelder in eigendom van de eigenaar (meestal de rechthebbende op het particuliere graf, maar het kan ook een andere persoon zijn als deze als zodanig geregistreerd is).

Het natrekkkingsrecht is gedurende de genoemde periode niet van toepassing, maar wel erna. Dat betekent dat de grafbedekking en het keldergraf na die periode direct in eigendom komt van de gemeente (de houder van de gedenkparken) en dat deze erover kan beschikken, om bijvoorbeeld de steen te verwijderen of door een (kelder-)graf weer opnieuw uit te geven. Dit gegeven geldt met terugwerkende kracht en is van toepassing op alle, op de gedenkparken aangebrachte grafbedekkingen (monumenten, grafbeplantingen en keldergraven). Omdat sprake is van een eigendom van een eigenaar, niet zijnde de gemeente, berust het onderhoud van de grafbedekking eveneens bij de eigenaar, waarbij er voor de uitvoering van de beheerverordening vanuit gegaan wordt dat de rechthebbende op een particulier graf en de gebruiker van een algemeen graf de eigenaar van de grafbedekking is, tenzij via de gravenadministratie anders aangegeven.

Rechthebbenden die niet in staat zijn om de grafbedekking zelf te onderhouden kunnen op eigen kosten een beroep doen op hoveniers of steenhouwerijen.

 

Artikel 26. Grafbeplanting

De rechthebbenden zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking en beplanting behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. In de dagelijkse praktijk rijzen er vaak moeilijkheden over het verwijderen van bloemen en eenjarige planten. Omdat de bloemen en planten economisch eigendom zijn van de rechthebbende van de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op een mededelingenbord op het gedenkpark doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld.

Dit artikel geeft de beheerder van het gedenkpark meer mogelijkheden om een nette uitstraling van het gedenkpark te bereiken. Wanneer het onderhoud ten aanzien van niet blijvende beplantingen, losse bloemen, et cetera nalatig is, kan de beheerder optreden en overgaan tot verwijdering ervan. Het is echter gewenst dat de beheerder verwelkte bloemen niet te snel verwijdert omdat zij passend kunnen zijn bij het rouwproces (teken van vergankelijkheid) en bij de sfeer van het gedenkpark.

 

Artikel 27. Tijdelijke verwijdering grafbedekking

Dit artikel verduidelijkt dat het tijdelijk verwijderen van een grafbedekking, in het geval van een bijzetting of begraving in het betreffende graf, voor rekening en risico van de rechthebbende zijn, niet voor de gemeente als houder van de gedenkparken. Voorts geeft het de gemeente het recht om een op een graf aanwezige grafbedekking te verwijderen zodat tot bijzetting in een naburig graf kan worden overgegaan. Deze kosten en risico’s zijn uiteraard voor rekening van de gemeente. Dit artikel spreekt verder voor zich.

 

Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

Dit artikel beschrijft de procedure die gevolgd wordt alvorens tot verwijdering van een grafbedekking wordt overgegaan. Beschreven is dat, wanneer de termijn van het (graf-)recht beëindigd is, het college bevoegd is de grafbedekking weg te nemen. Dit is een voortvloeisel uit de gewijzigde wet op dit punt. Het eigendom (ook van een grafbedekking) in het algemeen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). In de aangepaste Wet op de lijkbezorging (per 1 januari 2010) is bepaald dat gedurende de periode waarin een graf niet mag worden geruimd, dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf geplaatst is. Daarmee is het geplaatste gedenkteken eigendom ten aanzien van deze verordening van de rechthebbende. In dit artikel in de beheerverordening is dit als uitgangspunt genomen. Wanneer immers het grafrecht of het gebruik beëindigd is, treedt het natrekkingsrecht in werking en wordt alles dat duurzaam met de ondergrond verbonden is eigendom van de eigenaar van de grond, in dit geval de gemeente. De consequentie van deze natrekking is dat de gemeente dan als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid), indien dit niet goed geregeld zou zijn in de beheerverordening. De aankondiging van de voorgenomen verwijdering van de grafbedekking of het gedenkteken vindt plaats samen met de aankondiging van de afloop van het (graf-)recht. De rechthebbende heeft de keus om de grafbedekking en het gedenkteken zelf te verwijderen voor afloop van de termijn van het (graf-)recht, of dit over te laten aan de gemeente na afloop van de termijn van het (graf-)recht.

 

Artikel 29. Voorwerpen op en rond graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen

Ook ten aanzien van de losse voorwerpen dient bepaald te worden wat toegestaan is en welk traject gevolgd wordt bij afloop van de grafrecht- of gebruikstermijn. Het natrekkingsrecht is immers niet van toepassing op deze voorwerpen en zolang ze op de grafoppervlakken staan, is ook artikel 23 hierop niet van toepassing.

Ter voorkoming van overlast en vervuiling door wegwaaiende voorwerpen, veiligheidsproblemen als gevolg van het stuk raken van glazen voorwerpen en ter preventie van diefstal zijn losse voorwerpen niet toegestaan.

 

Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Dit artikel beschrijft de werkwijze na afloop van het grafrecht en het ruimen van graven, urnenplaatsen en gedenkplaatsen. Aan de rechthebbende op een particulier graf moet worden medegedeeld dat deze verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging. Aan de belanghebbende van een algemeen graf moet uiterlijk 6 maanden voor afloop van de termijn schriftelijk worden meegedeeld dat de termijn afloopt.

De mededeling dat een grafrechttermijn of gebruikstermijn zal gaan verlopen, vaak gecombineerd met de mededeling dat het college voornemens is om de graven c.q. nissen te ruimen wanneer niet zal worden verlengd, wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruiker van een algemeen graf.

Bij het ruimen van graven wordt in eerste instantie uitgegaan van bovengronds ruimen, het verwijderen van de grafbedekking. Bij een nieuwe uitgifte van het graf worden de nog aan te treffen stoffelijke overblijfselen overgebracht naar een verzamelgraf.

 

Artikel 31. Lijst historische graven en opvallende grafbedekkingen

Gedenkparken zijn vormgegeven uitingen van rouw, zoals die door de eeuwen heen hebben plaatsgevonden. Door de informatie op grafstenen vormen gedenkparken daarnaast een stenen archief. Door het gezamenlijke beeld van de aanleg van het gedenkpark en de oorspronkelijke begraafplaats, het materiaalgebruik, de vormgeving en de symboliek van graftekens of van poorten of hekwerken, maar ook van eventuele lijkenhuisjes, muren en van het groen, wordt een beeld gevormd van de identiteit van een dorp, de stad of de gemeente. Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken wordt een deskundige geraadpleegd.

Gestart is met het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere monumenten en gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de gedenkparken als zodanig.

 

Artikel 32. Voorschriften inrichting register en dossiers

Dit artikel maakt duidelijk aan welke eisen de administratie volgens de wet moet voldoen en de toegankelijkheid ervan. Tevens wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij wijziging van de NAW-gegevens van rechthebbenden, gebruikers en overige belanghebbenden. Het vragen naar een BSN is vanuit de wetgeving met betrekking tot persoonsgegevens juridisch niet toegestaan, maar het BSN kan via het BRP wel gekoppeld worden aan de gravenadministratie.

 

Artikel 33. Beslissingsbevoegdheid

Er zullen zich altijd voorvallen voordoen waarin de beheerverordening en de nadere regels geen volledige duidelijkheid geven. Dit artikel geeft aan dat in die gevallen het college beslissingsbevoegd is. Het college laat zich adviseren door bij de gedenkparken betrokken medewerkers.

 

Artikel 34. Intrekking oude regeling

Dit artikel bepaalt dat de vigerende verordeningen met ingang van een nader te bepalen datum niet langer van kracht zijn behalve voor de graven met grafrechten die er onderhavig aan zijn. Alle oude verordeningen blijven van toepassing op verleende grafrechten. Grafrechten die in het verleden zijn verleend, vallen onder de verplichtingen, vereisten en bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet.

Alleen door grafrechten te verlengen kunnen wijzigingen in sommige verplichtingen tot stand komen, bijvoorbeeld de mogelijkheid van afkoop van onderhoud of de toepassing van een begraaftarief. Aan de rechten kan niets gewijzigd worden. Van het ongeldig verklaren van oude beheerverordening, ook als die vastgesteld zijn door voormalige gemeenten, kan daarom geen sprake zijn.

 

Artikel 35. Overgangsbepaling

Dit artikel bevestigt de intentie van het voorgaande artikel 34; oude besluiten blijven nog steeds van kracht (mits niet in strijd met de huidige wet) en blijven hun rechtsgeldigheid behouden alsof ze zijn genomen krachtens de nieuwe vigerende verordening. Voorts worden alle nog lopende vergunningsaanvragen alleen volgens de nieuwe vigerende verordening behandeld. Indien rechthebbenden oude rechten claimen die niet zijn terug te vinden in de gravenadministratie, dienen zij deze zelf aan te tonen met behulp van akten of betaalbewijzen. Het college is bevoegd om in het geval van onduidelijke communicatie over oude rechten een coulanceregeling aan te bieden.

 

Artikel 36. Strafbepaling

Zonder dit artikel kan geen sanctionering van de in de verordening gestelde verboden plaatsvinden. Terugkoppeling van deze bepalingen met het arrondissement waarbinnen de gemeente valt is hiervoor eerst noodzakelijk.

 

Artikel 37. Inwerkingtreding

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip wordt aangewezen.

 

Artikel 38. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling