Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drechterland

Verordening op de heffing en invordering van marktgeld Drechterland 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrechterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van marktgeld Drechterland 2024
CiteertitelVerordening marktgeld Drechterland 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Deze regeling vervangt de Verordening marktgeld Drechterland 2023.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2023nieuwe regeling

18-12-2023

gmb-2023-552670

156687

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van marktgeld Drechterland 2024

De raad van de gemeente Drechterland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

 

gelet op de artikelen 147 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van marktgeld Drechterland 2024

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam ‘marktgeld’ worden rechten geheven voor het gebruik van de aangewezen stand- of grondplaats overeenkomstig de bestemming ervan en/of het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten.

Artikel 2 Belastingplicht

Het recht, als bedoeld in artikel 1, wordt geheven van degenen, aan wie een stand- of grondplaats is toegewezen, dan wel van degenen die een standplaats heeft ingenomen.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

Het recht, als bedoeld in artikel 1, wordt geheven naar de grondbreedte van de stand- of grondplaats in strekkende meters.

Artikel 4 Grondslag en belastingtarieven

Grondslag voor de berekening van het recht voor een standplaats is: het aantal

lengte meters dat met de standplaats wordt ingenomen;

  • 1.

    per marktdag of een gedeelte daarvan

€ 1,35

  • 2.

    per kalenderkwartaal

€ 13,20

  • 3.

    tijdens de jaarmarkt per strekkende meter of gedeelte daarvan

€ 2,11

Artikel 5 Vrijstellingen

Van belastingplichtigen, waarvan het recht, als bedoeld in artikel 1, voor de weekmarkt per kalenderkwartaal wordt geheven, wordt voor het innemen van een stand- of staanplaats op de jaarmarkt geen recht, als bedoeld in artikel 1 geheven voor het aantal strekkende meters, dat belastingplichtige wekelijks op de weekmarkt inneemt.

Artikel 6 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Aangifte

  • 1.

    De in artikel 2 genoemde belastingplichtige is verplicht wanneer hij een standplaats inneemt hiervan terstond aangifte te doen op door burgemeester en wethouders aan te geven wijzen en plaatsen.

  • 2.

    Bij het opnieuw innemen van een standplaats, na afloop van de termijn waarvoor marktgelden zijn voldaan, ontstaat opnieuw de aangifteplicht.

  • 3.

    Het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht, als bedoeld in artikel 1, worden betaald in geval de kennisgeving, als bedoeld in artikel 5 wordt uitgereikt, op het moment van uitreiken van de kennisgeving.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht, als bedoeld in artikel 1, worden betaald in geval de kennisgeving, als bedoeld in artikel 5, wordt toegezonden en wel binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen

Artikel 10 Teruggaaf

  • 1.

    Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van het recht, als bedoeld in artikel 1, wordt verleend op een aanvraag, als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet, indien het verschuldigde recht, als bedoeld in artikel 1, voor een kalenderkwartaal is voldaan en het innemen van een stand- of staanplaats wordt beëindigd vóór het verstrijken van de termijn, waarvoor het recht, als bedoeld in artikel 1, is voldaan. Terugbetaling vindt plaats voor zoveel ongebruikte marktdagen, als er na beëindiging van de stand- of staanplaatsinname nog resteren.

  • 2.

    Voor de toepassing van artikel 28, derde en vierde lid van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van belasting, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de aanslag.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening marktgeld Drechterland 2023” laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 19 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening marktgeld Drechterland 2024”.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Drechterland in zijn openbare vergadering van 18 december 2023.

De raad voornoemd,

de griffier,

A. van Langen

de voorzitter,

P.F. Dijkman