Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwolle

ERFGOEDVERORDENING ZWOLLE 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwolle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingERFGOEDVERORDENING ZWOLLE 2024
CiteertitelErfgoedverordening Zwolle 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpruimtelijke ordening
Externe bijlagetoelichting erfgoedverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3.16 van de Erfgoedwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

18-12-2023

gmb-2023-552141

rb 18-12.2023

Tekst van de regeling

Intitulé

ERFGOEDVERORDENING ZWOLLE 2024

Gemeente Zwolle, bekendmaking Erfgoedverordening Zwolle 2024

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 18 december 2023 de Erfgoedverordening Zwolle 2024 vastgesteld.

Deze verordening treedt 1 januari 2024 in werking.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • 2.

    minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 3.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 4.

    uitvoeringsvoorschriften: de door het college vastgestelde voorschriften voor uitvoering van werkzaamheden aan beschermde monumenten;

  • 5.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • 6.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen gaat beantwoorden;

  • 7.

    exterieur van het gemeentelijk monument: de buitenzijde bestaande uit onder meer de gevel, vensters, deur(en), detaillering en de kap en daarmee verband houdende constructie van het casco;

  • 8.

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijke monumenten.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk monument;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument of archeologisch monument geheel of gedeeltelijk, in de vorm van onderdelen ervan, aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument of beschermd archeologisch gemeentelijk monument vanwege:

    • a.

      het algemeen belang wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • b.

      het algemeen belang van het terrein wegens haar archeologische waarde of een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet onderbouwd zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten;

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 4 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 5 Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en in de Verordening op de adviescommissies voor omgevingskwaliteit Zwolle.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 6 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De gemeentelijke adviescommissie adviseert schriftelijk binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de gemeentelijke adviescommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na de adviesaanvraag.

  • 3.

    Op een aanvraag om aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 7 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Het college verwerkt de aanwijzing onverwijld in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 5 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3.

    Hoofdstuk 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 9 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Voor een wijziging zijn artikel 3, tweede lid, artikel 5 en artikel 6, eerste, tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Als de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, is het tweede lid van artikel 9 niet van toepassing.

  • 4.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing, tenzij het gemeentelijk monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 5.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumenten en archeologische gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Instandhoudingsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument of een gemeentelijk archeologisch monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 11 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument en archeologisch gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument of een archeologisch gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover materiaalsoort, vormgeving, detaillering, profilering, en kleur van het monument niet wijzigt, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg niet wijzigt, waarbij sprake is van een technische noodzaak voor het vervangen of herstellen van materiaal op beperkte schaal en de aangetaste delen worden vervangen of hersteld;

    • b.

      inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft, zodanig dat de werkzaamheden zonder hak- en breekwerk in het historisch casco worden uitgevoerd;

    • c.

      een gemeentelijk monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • i. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • ii. doen van begravingen of as bijzettingen, of

      • iii. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument

  • 3.

    Onderhoud en herstel van een beschermd monument dient plaats te vinden volgens door het college vastgestelde uitvoeringsvoorschriften.

  • 4.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    De bescherming als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid geldt slechts ten aanzien van het exterieur van het gemeentelijk monument, tenzij de beschrijving van het monument tevens andere, niet tot het exterieur te rekenen, onderdelen bevat.

Artikel 12 Vergunningverlening

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overleg met de eigenaar.

  • 3.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar voor zover het gaat om een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn.

Artikel 13 Voorschriften

Het college kan aan een omgevingsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de gemeentelijke monumentenzorg.

Hoofdstuk 4 Instandhouding van archeologisch erfgoed

Artikel 14 Opgraving en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Zwolle onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a van de Omgevingswet, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen waarbij nadere regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het onderzoek, als bedoeld in artikel 5:130, derde lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

    • b.

      de verstoorder dient, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak ter goedkeuring aan het college te overleggen, als bedoeld in artikel 5:130, derde lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 2.

    Het college kan in het belang van het archeologisch erfgoed nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

Artikel 15 Meldingsplicht

  • 1.

    Degene die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek een zaak vindt, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het van belang is als archeologisch erfgoed, meldt dit zo spoedig mogelijk bij het college.

  • 2.

    De gerechtigde tot het in het eerste lid bedoelde gevonden erfgoed is gehouden om de zaak gedurende zes maanden, te rekenen van de dag van de in het eerste lid bedoelde melding, ter beschikking te houden of te stellen voor archeologisch onderzoek.

Artikel 16 Kostentoerekening

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het toekennen van compensatie voor schade ten gevolge van besluitvorming in het belang van de archeologische monumentenzorg die een belanghebbende lijdt en die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.

Hoofdstuk 5 Handhaving en toezicht

Artikel 17 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 10 of met het bepaalde krachtens artikel 11, derde of vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 18 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 19 Intrekking oude verordening

Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de Erfgoedverordening 2010 ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de ingevolge artikel 20 vervallen Erfgoedverordening 2010 geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 20 ingetrokken verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Erfgoedverordening Zwolle 2024'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 december 2023

P. Snijders, burgemeester

E. Meurs, griffier.