Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Valkenburg aan de Geul

Erfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieValkenburg aan de Geul
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023
CiteertitelErfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2023Nieuwe regeling

11-12-2023

gmb-2023-551080

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023

….

Paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    archeologisch bodemarchief:

  • alle informatie die in de bodem ligt opgeslagen en daarin terecht is gekomen door activiteiten van mensen en door natuurlijke processen;

  • b.

    archeologisch monument:

  • terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • c.

    archeologisch onderzoek:

  • onderzoek verricht volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie (KNA) door of namens een dienst of instelling die over certificering beschikt;

  • d.

    archeologische vondst:

  • overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • e.

    gemeentelijke adviescommissie:

  • adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet

  • f.

    cultureel erfgoed:

  • uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • g.

    cultuurgoed:

  • roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • h.

    gemeentelijk beschermd archeologisch monument:

  • archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • i.

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed:

  • cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • j.

    gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument:

  • groen- of landschapsmonument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • k.

    gemeentelijk beschermd monument:

  • gebouwd monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • l.

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht:

  • stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16;

  • m.

    gemeentelijk beschermde verzameling:

  • verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

  • n.

    gemeentelijk erfgoedregister:

  • het register waarin het in overeenstemming met deze verordening aangewezen en beschermde cultureel erfgoed is geregistreerd;

  • o.

    gemeentelijke archeologiebeleid:

  • het door de gemeenteraad vastgestelde beleid ten aanzien van het archeologische bodemarchief;

  • p.

    gemeentelijke archeologische beleidskaart:

  • kaart, die onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk archeologiebeleid en waarop archeologische monumenten, archeologische vindplaatsen en archeologische verwachtingen zijn aangegeven;

  • q.

    groen- of landschapsmonument:

  • elementen of terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege, de door mensen aangebrachte bomen, beplanting, (aangelegde) reliëfs, waterpartijen en paden;

  • r.

    het college

  • het college van burgemeester en wethouders

  • s.

    monument:

  • een onroerende zaak die deel uit maakt van het cultureel erfgoed en van algemeen belang is vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap, archeologische, bouwhistorische, natuurhistorische, historisch landschappelijke of cultuurhistorische waarde;

  • een terrein of gebied dat van algemeen belang is wegens één of meerdere daar aanwezig of te verwachte zaken als bedoeld onder 1;

  • t.

    Minister:

  • de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • u.

    kerkelijk monument:

  • onroerend monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente, parochie of een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • v.

    omgevingsvergunning:

  • vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • w.

    onderzoek:

  • een onafhankelijke en deskundige cultuurhistorische rapportage als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (MOR) naar:

  • de architectonische, bouwhistorische, interieurhistorische, kleurhistorische, tuinhistorische, wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van een beschermd rijksmonument of een gemeentelijk monument; of

  • de esthetische kwaliteiten, de ruimtelijk (bouw)historische en kleurhistorische kenmerken evenals de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht; of

  • de esthetische kwaliteiten, de tuinhistorische, natuurhistorische of landschappelijke waarden evenals de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gemeentelijk groen- of landschapsmonument of

  • de archeologische relicten in de bodem;

  • x.

    rijksmonument:

  • monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • y.

    stads- of dorpsgezicht;

  • groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;

  • z.

    verzameling:

  • cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

Artikel 2 Gemeentelijke erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

 

Paragraaf 2 De aanwijzing van gemeentelijke beschermde cultuurgoederen en verzamelingen

 

Artikel 3 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoederen of gemeentelijke beschermde verzameling

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 4 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzameling

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Paragraaf 3 Aanwijzing gemeentelijk erfgoed

 

Artikel 5 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd erfgoed

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een gemeentelijk monument, een archeologisch monument of een groen- of landschapsmonument, dat van bijzonder belang is voor de gemeente aanwijzen tot gemeentelijk beschermd monument, gemeentelijk beschermd archeologisch monument of gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a.

    rijksmonumenten;

  • b.

    monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17,eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

 

Artikel 6 Voornemen tot aanwijzing

 

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders op de gebruikelijke wijze gepubliceerd via de plaatselijke informatiekanalen, waarbij voor belanghebbenden de mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen wordt aangegeven.

  • 2.

    Indien het ontwerpbesluit betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en percelen wordt het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 door burgemeester en wethouders tevens schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden van de onroerende zaak, die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing voor hypothecaire schuldeisers. Voor zover dit ingevolge de hypothecaire overeenkomst noodzakelijk is, worden de hypothecaire schuldeisers door hypotheekgevers (eigenaren) in kennis gesteld van het voornemen tot aanwijzing.

  • 4.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

 

Artikel 7 Voorbescherming

 

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het gemeentelijk monument, het archeologisch monument of het groen- of landschapsmonument, ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 8 Advies gemeentelijke adviescommissie

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan de gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

 

Artikel 9 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

 

  • 1.

    Binnen 26 weken na de dag, dat het voornemen tot aanwijzing bekend is gemaakt, nemen burgemeester en wethouders een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding of een gebiedsaanduiding, de datum van aanwijzing, en een redengevende omschrijving van het gemeentelijke beschermd monument, het gemeentelijke beschermd archeologisch monument of het gemeentelijke beschermd groen- of landschapsmonument,

 

Artikel 10 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

 

  • 1.

    De aanwijzing wordt op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke informatiekanalen bekendgemaakt gemaakt.

  • 2.

    Indien de aanwijzing betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en percelen wordt de aanwijzing tevens schriftelijk bekendgemaakt aan alle eigenaren van de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 11 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk beschermd erfgoed

 

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument, een archeologisch monument of een groen- of landschapsmonument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk beschermd monument, voorlopig gemeentelijk beschermd archeologisch monument of voorlopig gemeentelijk beschermd groen of landschapsmonument.

  • 2.

    In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk beschermd monument, voorlopig gemeentelijk beschermd archeologisch monument of voorlopig gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument.

  • 3.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk beschermd monument, voorlopig gemeentelijk beschermd archeologisch monument of voorlopig beschermd gemeentelijk groen- of landschapsmonument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.

  • 4.

    Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment van bekendmaking van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het voorlopig gemeentelijk monument, het voorlopig gemeentelijk archeologisch monument of het voorlopig gemeentelijk groen- of landschapsmonument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Artikel 12 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van (voorlopige) gemeentelijke monumenten, (voorlopig) gemeentelijk archeologisch monumenten of (voorlopig) gemeentelijk groen- of landschapsmonumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het (voorlopige) gemeentelijke beschermd monument, het (voorlopig) gemeentelijk beschermd archeologisch monument of (voorlopig) gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijke beschermd monument, het gemeentelijk beschermd archeologisch monument of het gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

 

Paragraaf 4 Bescherming gemeentelijk erfgoed

 

Artikel 13 Instandhoudingsplicht gemeentelijk erfgoed

 

Het is verboden een gemeentelijk beschermd monument, een gemeentelijk beschermd archeologisch monument of een gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 14 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een gemeentelijk beschermd monument, een gemeentelijk beschermd archeologisch monument of een gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 1.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • i.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • ii.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • iii.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg voorwaarden verbinden aan de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk beschermd monument, een gemeentelijk beschermd archeologisch monument of een gemeentelijk beschermd groen- of landschapsmonument.

  • 3.

    Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 kan slechts worden verleend als het belang van het erfgoed zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt, voor zover deze betrekking heeft op religieuze aspecten, niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

Paragraaf 5 Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezichten

 

Artikel 16 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid. Een aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 4.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast.

  • 5.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijke omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van het erfgoed zich daartegen niet verzet en kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

Paragraaf 6 Archeologie

 

Artikel 19 Gemeentelijke archeologische beleidskaart

  • 1.

    De gemeenteraad kan een gemeentelijke archeologische beleidskaart vaststellen, waarop de gebieden waar archeologische vondsten worden verwacht, dan wel aanwezig zijn, staan aangegeven.

  • 2.

    Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart wordt in elk geval onderscheid gemaakt in categorieën gebieden met een lage, middelhoge, hoge en zeer hoge verwachtingswaarde.

  • 3.

    De gemeenteraad kan regels opstellen over de mate van verstoring die per categorie, van de op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangegeven verwachtingen is toegestaan.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de gemeentelijke archeologische beleidskaart te wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse een andere trefkans op archeologische vondsten is, dan in eerdere instantie werd aangenomen.

 

Artikel 20 Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een gebied dat op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid met categorie 1 t/m categorie 6, als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft die geen strijd oplevert met de aan de gemeentelijke archeologische beleids-kaart en de toelichting op deze beleidskaart aangegeven regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

 

Paragraaf 7 Handhaving en toezicht

 

Artikel 21 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de toezichthouders Wabo.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

 

Paragraaf 8 Slotbepalingen

 

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeerregel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Erfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van Valkenburg aan de Geul van 11 december 2023.

De raad voornoemd,

Mr. J.W.L. Pluijmen, D.M.M.T. Prevoo,

griffier voorzitter 

Toelichting Erfgoedverordening Valkenburg aan de Geul 2023

 

ALGEMENE TOELICHTING

 

Inleiding

 

De gemeente Valkenburg aan de Geul kent op dit moment geen beschermde gemeentelijke monumenten, maar wil op korte termijn meer gemeentelijke monumenten gaan aanwijzen. De Erfgoedverordening vormt de basis voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Omdat de Monumentenverordening in 2018 is ingetrokken is het noodzakelijk om een nieuwe Erfgoedverordening vast te stellen. De Erfgoedverordening is grotendeels gebaseerd op het laatste model van de Erfgoedverordening van de VNG, waarin o.a. de invoering van de Erf-goedwet en Omgevingswet is geregeld. De grondslag voor deze verordening bestaat uit artikel 3.16 van de Erfgoedwet en de Gemeentewet.

 

Door de invoering van Erfgoedwet en Omgevingswet is het bereik van de gemeentelijke erfgoedverordening in vergelijking met de in 2018 ingetrokken verordening breder. Het betreft nu monumenten én cultuurgoederen. Daarnaast is in de nieuwe erfgoedverordening naast de traditionele gebouwde en archeologische monumenten ook de mogelijkheid geboden om groen- en landschapselementen aan te wijzen tot beschermd monument.

 

De Erfgoedwet, die in 2016 in werking is getreden, vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Daarnaast wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet.

 

In aansluiting op de Erfgoedwet heeft de VNG gekozen voor een brede Erfgoedverordening die conform het begrip ‘cultureel erfgoed’ ziet op zowel onroerend cultureel erfgoed (monumenten) als roerend cultureel erf-goed (cultuurgoederen). Deze opzet is in de Erfgoedverordening van Valkenburg aan de Geul overgenomen. Dat betekent overigens niet dat er voornemens bestaan om roerend cultureel erfgoed aan te gaan wijzen. Mocht dit echter in toekomst, op basis van door de raad vastgesteld beleid, wel het geval zijn, dan is hiervoor de juridische basis aanwezig.

 

In de Omgevingswet zal materieel gezien het bestaande stelsel van monumenten- en sloopvergunningen nagenoeg één-op-één worden overgenomen. Wel vindt op een aantal wetstechnische, procedurele en inhoudelijke punten stroomlijning plaats, die samenhangt met de samenvoeging met andere stelsels en de achterliggende vereenvoudigingsgedachte. Ook bepalingen over taken en bevoegdheden van de gemeentelijke monumentencommissie, de aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten en in dat kader het opstellen van beschermende bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de bepalingen over de archeologische monumentenzorg in bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen zullen overgaan naar de Omgevingswet.

 

In afwijking van de modelverordening van de VNG is in deze verordening ervoor gekozen om naast gebouwde en archeologische monumenten, ook groen- en landschapselementen aan te kunnen wijzen tot gemeentelijk monument. Een aantal van deze elementen zijn al beschermd in bestemmingsplannen. In het toekomstige Om-gevingsplan, dat in de periode 2024-2030 fasegewijs zal worden geïntroduceerd zullen alle cultuurhistorisch waardevolle groen- en landschapselementen worden opgenomen. Om te voorkomen dat waardevolle elemen-ten in tussentijd verdwijnen, is in deze verordening de mogelijkheid geboden om deze objecten of structuren een (voorlopige) bescherming te geven op grond van deze verordening. Dit gebeurt echter alleen als er sprake is van bedreigd erfgoed. Vanuit de vast te stellen Erfgoedverordening kan in dit geval acuut worden ingegrepen door aanwijzing tot voorlopig monument.

 

Archeologische waarden moeten in beginsel worden geborgd via het ruimtelijke spoor (lees: in het omgevings-plan, voorheen de bestemmingsplannen). Per 1 januari 2024 gaan de thans geldende bestemmingsplannen over in het (tijdelijke) omgevingsplan (dat geldt totdat een definitief omgevingsplan door de gemeente is vastge-steld). Omdat er binnen de gemeente nog bestemmingsplannen zijn waarin de bescherming van het archeolo-gische bodemarchief niet is opgenomen, voorziet de verordening in het overgangsrecht en een vangnetbepaling die voor het omgevingsplan van toepassing is. In artikel 19 is daarvoor een verwijzing naar de archeologische beleidskaart gemaakt, terwijl artikel 20 bepaalt dat de bepalingen van de beleidskaart van toepassing zijn voor de gebieden waar geen archeologische bepalingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het gemeentelijk erfgoedbeleid verandert. Vooral de bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de verwachte invoering van de Omgevingswet stimuleren zowel een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid als de erkenning dat erfgoed een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Paragraaf 1Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn alle relevante begripsbepalingen gedefinieerd, die in deze verordening worden gebruikt.

 

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet en is daarmee van toepassing op al het cultureel erfgoed, ongeacht of het om onroerende of roerende zaken gaat, dat is aangewezen op grond van deze verordening. De registratie van de aanwijzing is een administratieve handeling. Het erfgoedregister is openbaar raadpleegbaar op internet.

 

Het gemeentelijk erfgoedregister heeft betrekking op al het (beschermd) gemeentelijk aangewezen cultureel erfgoed als dat krachtens deze verordening is gebeurd. De door het rijk of de provincie aangewezen monumenten zijn niet in het gemeentelijk erfgoedregister opgenomen.

 

Paragraaf 2 De aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 3 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzameling

Dit artikel maakt het mogelijk dat topstukken van het gemeentelijk cultuurbezit worden aangewezen als gemeentelijke beschermde cultuurgoederen of gemeentelijke beschermde verzamelingen, voor zover deze niet al voor het Nederlandse cultuurbezit als beschermde cultuurgoederen zijn aangewezen door de minister op grond van artikel 3.7 van de Erfgoedwet of door gedeputeerde staten op grond van de provinciale erfgoedverordening krachtens artikel 3.17 van de Erfgoedwet. De formele gevolgen van een aanwijzing van een cultuurgoed of verzameling als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling zijn beperkt: ingevolge artikel 3 van deze verordening zullen ze ingeschreven dienen te worden in het gemeentelijk erf-goedregister en er geldt op grond van het vierde lid, in aanvulling op artikel 4.18 van de Erfgoedwet, een adviesverplichting bij een eventuele vervreemding daarvan door de gemeente of wanneer de gemeente afstand wil doen van het eigendom of de zorg voor het cultuurgoed dat of de verzameling die aan haar was toevertrouwd. De aanwijzing heeft daarnaast vooral een symbolische betekenis en geeft uitdrukking aan het belang dat de gemeente stelt in het betreffende cultuurgoed of de betreffende verzameling.

 

De aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen kan uitsluitend betrekking hebben op cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de gemeenten of cultuurgoederen en verzamelingen waarvan de zorg aan de gemeente is toevertrouwd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij cultuurgoederen die door de gemeente in bruikleen zijn verkregen uit collecties van derden. Voor aanwijzing van dergelijke cultuurgoederen is overeenstemming met de eigenaar een vereiste. Burgemeester en wethouders moeten voorts in het geval van een schenking, erfstelling, legaat of aankoop eventuele beperkende of andere juridische voorwaarden in acht nemen.

 

Er kan op grond van deze verordening geen sprake zijn van de aanwijzing van cultuurgoederen van derden als gemeentelijke beschermde cultuurgoederen of verzamelingen, zonder toestemming van de eigenaar. Er bestaat onvoldoende wettelijke grondslag om bij verordening een juridisch beschermingsregime eenzijdig aan een andere eigenaar op te leggen, zoals dat geldt voor de op rijksniveau beschermde cultuurgoederen (zie Hoofdstuk 4 van de Erfgoedwet). Van een eventuele aanwijzing zou daardoor geen enkele beschermde werking uitgaan. Daarom is ervan afgezien een aanwijzingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders te creëren.

 

Artikel 4 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

Dit artikel bepaalt o.a. dat bij wijziging (van niet-ondergeschikte aard) van een aanwijzing en bij intrekking van de status als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling dezelfde adviesprocedure geldt als bij onder meer de aanwijzing daarvan; over het voornemen daartoe vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet. Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan o.a. gedacht worden aan de plaatsaanduiding i.v.m. verhuizing van een cultuurgoed naar een andere locatie ter plekke of omdat het in tijdelijk bruikleen wordt gegeven aan een museum. Voorts is hier bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking door de minister op een provincie wordt aangewezen als beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling.

Paragraaf 3Aanwijzing gemeentelijk beschermd erfgoed

Artikel 5 De aanwijzing als gemeentelijk beschermd erfgoed

Algemeen

Dit artikel regelt de toekenning van de status gemeentelijk monument, gemeentelijk archeologisch monument of gemeentelijk groen- of landschapsmonument. In de Erfgoedverordening is, in afwijking van de modelverordening, ervoor gekozen om naast gebouwde en archeologische monumenten, ook groen- en landschapselementen aan te kunnen wijzen tot gemeentelijk monument. Een aantal van deze elementen zijn al beschermd in bestemmingsplannen. In het toekomstige Omgevingsplan, dat in de periode 2024-2030 fasegewijs zal worden geïntroduceerd zullen alle cultuurhistorisch waardevolle groen- en landschapselementen worden opgenomen. Om te voorkomen dat waardevolle elementen in tussentijd verdwijnen, is in deze verordening de mogelijkheid geboden om deze objecten of structuren een (voorlopige) bescherming te geven op grond van deze verordening.

De aanwijzing vergt een belangenafweging tussen het met de aanwijzing te dienen belang en de overige bij de aanwijzing betrokken belangen, waaronder planologische en/of economische belangen of het gebruik van het monument of archeologisch monument. Deze formulering is ontleend aan artikelen 3.1, eerste lid, en 3.16, tweede lid, van de Erfgoedwet.

Burgemeester en wethouders hebben beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een monumenten tot beschermd gemeentelijk monument; er geldt bovendien niet zoiets als de voorheen gehanteerde vijftigjarengrens voor monumenten. Bij de afweging van belangen die daarbij een rol spelen moeten ook de belangen van het gebruik ten opzichte van de te beschermen monumentale waarde uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen. Bij de voorbereiding van een aanwijzing moeten deze belangen derhalve concreet worden onderzocht.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat het bij een besluit over de aanwijzing als beschermd monument om de afweging van het algemeen belang dat is gemoeid met de bescherming van het cultureel erfgoed tegen de belangen die de eigenaar heeft bij al dan niet aanwijzing. Het gebruik van het monument wordt beschouwd als een aspect van de belangen van de eigenaar en behoeft daarom niet afzonderlijk te worden benoemd.

Lid 1

De gemeenteraad stelt het beleid en de juridische instrumenten, zoals deze verordening, vast. Het college geeft uitvoering aan het vastgestelde beleid. Gelet op het duale systeem is de aanwijzingsbevoegdheid dan ook neergelegd bij het college. Voordat tot aanwijzing wordt besloten worden eerst alle betrokken belangen afgewogen. De afweging van de belangen van de rechthebbende ten opzichte van de te beschermen cultuurhistorische waarden dient nadrukkelijk gemotiveerd in het besluit naar voren te komen (de indicatieve redengevende omschrijving). De aanwijzing geeft geen recht op schadevergoeding. De aanwijzing verandert immers niets aan het gebruik van het monument.

Lid 2

Monumenten die al op de rijkslijst of provinciale lijst voorkomen, komen niet in aanmerking voor aanwijzing als gemeentelijk monument. Dit geldt niet als het rijk of de provincie voornemens is om de bescherming van rijkswege te laten vervallen. In dit geval kan voorafgaande aan het vervallen van de rijksbescherming het object, terrein of gebied reeds worden aangewezen tot gemeentelijk monument, waarmee wordt voorkomen dat object of gebied na het vervallen van de rijksstatus vogelvrij is. Anderzijds vervalt de gemeentelijke bescherming na aanwijzing van het object of gebied tot rijksmonument.

 

Artikel 6 Voornemen tot aanwijzing

Lid 1 en 2

Op de voorbereiding van het aanwijzingsbesluit is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat, voor zover het ontwerpbesluit betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en/of percelen, het ontwerpbesluit voorafgaande aan de terinzagelegging wordt toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, met vermelding van de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als aangegeven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zienswijzen naar voren te brengen bij het college. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Op een aanwijzingsbesluit is deze wet ook van toepassing.

Lid 3

Onder zakelijk gerechtigden vallen in principe ook de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. In het verleden is echter gebleken dat de namen, rechtspersoon en adressen van ingeschreven hypothecaire schuldeisers vaak niet meer kloppen, waardoor de kennisgevingen de hypothecaire schuldeisers niet bereiken. Om deze reden is ervoor gekozen om hypothecaire schuldeisers, voor zover dit op basis van de hypothecaire overeenkomst noodzakelijk is, via de hypotheekgevers (eigenaren) in kennis te laten stellen van het voornemen tot aanwijzing omdat zij wel beschikken over de juiste gegevens.

Lid 4

De aanwijzing van een kerkelijk object als gemeentelijk monument vereist voorafgaand overleg met de eigenaar. Het gaat dan per definitie om een monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging (artikel 1.1 van de Erfgoedwet). Dit lid stemt overeen met de vergelijkbare eis in artikel 3.1 van de Erfgoedwet en doet recht aan de bijzondere positie van het kerkelijk monument als plaats voor het gezamenlijk belijden van godsdienst of levensovertuiging. Voor bijvoorbeeld een pastorie of een catechisatieruimte geldt deze verbijzondering niet. Deze vallen, net als de overige gemeentelijke monumenten, onder artikel 4:8 van de Awb op grond waarvan belanghebbenden zoals eigenaren moeten worden gehoord.

 

Artikel 7 Voorbescherming

Het is wenselijk ook ten aanzien van gemeentelijk monumenten in voorbescherming te voorzien. Dat ge-beurt met dit artikel. De voorbescherming start zodra burgemeester en wethouders het voornemen tot aanwijzing hebben bekendgemaakt aan de zakelijk gerechtigden. Het is vergelijkbaar met de voorbescherming voor rijksmonumenten. Indien tegen het besluit tot voorbescherming (hoger)beroep is ingesteld, blijft de voorbescherming van kracht totdat onherroepelijk op het (hoger)beroep is beslist, tenzij voorlopige voorziening is gevraagd en de voorzieningenrechter beslist de voorbescherming op te heffen.

 

Artikel 8 Advies gemeentelijke adviescommissie

Voorafgaande aan de bekendmaking van het voornemen tot aanwijzing, wordt advies gevraagd aan de gemeentelijk adviescommissie. Dit artikel regelt de inschakeling van de commissie.

 

Artikel 9 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

In dit artikel wordt de termijn en inhoud van het aanwijzingsbesluit geregeld. Voor de termijn is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt in de Erfgoedwet (artikel 3.2, derde lid). In het tweede lid is aangegeven welke gegevens het aanwijsbesluit minimaal moet bevatten.

 

Artikel 10 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

De registratie van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister is een louter administratieve verrichting en niet een besluit. Overigens zal van de aanwijzing ingevolge de Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen ook worden ingeschreven in het register van het kadaster.

 

Artikel 11 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen een monument, archeologisch monument of groen- of landschapsmonument van een voorlopige gemeentelijke bescherming te voorzien. In dat geval wordt de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 2 pas ingeschakeld na de voorlopige aanwijzing. De bescherming van paragraaf 8 geldt echter vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van de voorlopige aanwijzing. Een bezwaarschrift heeft dus geen opschortende werking en daarmee kan de voorlopige aanwijzing dus niet eenvoudig omzeild worden. Als de aanwijzing definitief wordt door de opname in het erfgoedregister loopt deze bescherming door. Als er uiteindelijk geen opname in het erfgoedregister plaatsvindt vervalt de bescherming.

 

Artikel 12 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

Lid 1

Dit lid bepaalt dat het college gerechtigd is om wijzigingen aan te brengen in het erfgoedregister. Het betreft met name administratieve, taalkundige correcties en aanvullingen op de redengevende omschrijving, die geen gevolgen hebben voor de omvang van de bescherming.

Lid 2

In dit lid is bepaald dat op het schrappen uit het register van een aanwijzing als gemeentelijk erfgoed dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Wijzigingen of intrekking van de aanwijzing worden geregistreerd in het gemeentelijk erfgoedregister.

Lid 3

Dit lid regelt dat de aanwijzing gemeentelijk erfgoed vervalt zodra een monument is opgenomen in het rijks-monumentenregister of een provinciaal erfgoedregister.

Paragraaf 4 Bescherming gemeentelijk erfgoed

Artikel 13 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Dit artikel is voor gemeentelijke erfgoed naar analogie met artikel 11, eerste lid, van de voormalige Monumentenwet 1988 geschreven, zoals dat is gewijzigd door artikel 10.18 van de Erfgoedwet, met inbegrip van de instandhoudingsplicht die daarbij is geïntroduceerd.

 

Artikel 14 Omgevingsvergunning

Algemeen

De opbouw en inhoud van deze artikelen vertoont gelijkenis met het voormalige artikel 11 van de Monumentenwet 1988 en met artikel 2.2 van de Wabo. Tot de inwerkingtreding van de Wabo was de vergunningverlening ten aanzien van gemeentelijke erfgoed in handen van het college. Met het inwerking treden van de Wabo vindt de vergunning verlening plaats door het bevoegde gezag. In de meeste gevallen zal dat gewoon het college zijn. Bij samenloop van andere toestemmingen bestaat echter de mogelijkheid dat de beslissingsbevoegdheid bij de hogere overheid komt te liggen.

Lid 1

Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Lid 2

Het eerste lid is niet van toepassing op:

de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaal-soort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

doen van begravingen of asbijzettingen, of

ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

Lid 3

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid[, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid].

Artikel 15 Weigeringsgronden

In het eerste lid ligt op grond van de belangenafweging die moet worden gemaakt tevens besloten dat rekening wordt gehouden met het gebruik van het monument. In het tweede lid is voor wat betreft de vereiste overeenstemming met de eigenaar van een kerkelijk monument aangesloten bij artikel 3.2a van de Wabo. Dit geldt overigens alleen als de wijzigingen betrekking hebben op religieuze aspecten.

 

Paragraaf 5 Gemeentelijke stads- of dorpsgezichten

Artikel 16 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

Dit artikel geeft de mogelijkheid aan de gemeenteraad om gemeentelijke stads- of dorpsgezichten aan te wijzen, die vervolgens krachtens het bestemmingsplan moeten worden beschermd. Dit is vergelijkbaar met de thans nog geldende artikelen 35 en 36 van de voormalige Monumentenwet 1988. In de toekomst zal de aanwijzing van stads- of dorpsgezichten worden geregeld via het Omgevingsplan.

 

Artikel 17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads - of dorpsgezicht

Dit artikel is synchroon aan artikel 12. Het bepaalt o.a. dat bij wijziging (van niet-ondergeschikte aard) van een aanwijzing en bij intrekking van de status als beschermd gemeentelijke stads- of dorpsgezicht dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Voorts is hier bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft door de minister wordt aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan o.a. gedacht worden aan wijzigingen i.v.m. de verandering van bijvoorbeeld straatnamen of huisnummers.

 

Artikel 18 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo geeft gemeente de mogelijkheid om op basis van hun verordening het slopen in een beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht aan een omgevingsvergunning te onderwerpen. Daaraan is hier uitvoering gegeven.

 

Paragraaf 7Archeologie

Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het bestemmingsplan in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Met de invoering van deze verplichting is de bescherming archeologische waarden in beginsel planologisch geborgd. Er zijn echter nog bestemmingsplannen van kracht van vóór de invoering van deze eisen. De paragraaf Archeologie is vooral toegevoegd om een vangnet te vormen voor deze gebieden.

 

Artikel 19 Gemeentelijke archeologische beleidskaart

De meest recente gemeentelijke archeologische beleidskaart dateert uit 2009 en is gaandeweg opgenomen in bestemmingsplannen. In de loop der jaren heeft echter een groot aantal archeologische onderzoeken plaatsgevonden waardoor nadere archeologische kennis is verkregen. De gemeentelijke archeologische beleidskaart vormt de basis voor archeologiebepalingen in nieuwe bestemmingsplannen en voor het vangnet archeologie in artikel 20 van deze verordening. Om deze reden is belangrijk om de vastgestelde kaart actueel te houden. Om de beleidskaart waar nodig te herzien is aan het college de bevoegdheid toegekend om op basis van uitgevoerd onderzoek de archeologische verwachtingen aan te passen. Veelal zullen de aanpassingen betrekking hebben op gebieden waar uit onderzoek is gebleken dat geen archeologische resten (meer) aanwezig zijn. In uitzonderlijke gevallen zullen de verwachtingen naar boven worden bijgesteld. Bij ingrijpende wijzigingen van de archeologische verwachtingen en/of regels zal de besluitvorming hieromtrent aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

 

Artikel 20 Vangnet Archeologie

Er zijn echter nog enkele bestemmingsplannen van kracht waarin niet aan deze wettelijke verplichting is voldaan. Om, mede gelet op de verplichtingen van het Verdrag van Malta, ook voor de gronden waar deze ‘oude’ bestemmingsplannen nog gelden de bescherming van archeologische waarden te verzekeren, is dit artikel opgenomen. De strekking van dit artikel is te waarborgen dat mogelijk in deze gronden aanwezige archeologische waarden niet worden verstoord, tenzij daaraan aandacht is besteed die gelijkwaardig is aan waartoe artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht, door middel van de verwachtingskaarten, een omgevings-vergunning of eigen onderzoek dat aan die eisen kan voldoen. Bij eventuele nadere regels van burgemeester en wethouders over het verrichten van archeologisch onderzoek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regels m.b.t. een programma van eisen of een plan van aanpak.

Paragraaf 8 Handhaving en toezicht

Artikel 21 Strafbepaling

Deze strafbepaling is uitsluitend voor overtreding van de instandhoudingsplicht van artikel 13 en de nadere regels krachtens artikel 14, derde lid, noodzakelijk. De strafbaarstelling van handelen zonder of in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten is via de Wabo en de Wet op de economische delicten (artikel 1a) geregeld. Langs deze weg is ook overtreding van de artikelen 18, eerste lid en 20, eerste lid, van deze verordening strafbaar. Voor zover overtredingen van de verordening niet zijn geregeld via de Wet economische delicten (Wed) bestaat de mogelijkheid op grond van overtredingen te sanctioneren op grond van artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet. Dit artikel met strafbepaling vormt dus het vangnet voor overige niet omgevingsvergunning gerelateerde overtredingen.

 

Artikel 22 Toezichthouders

In dit artikel worden toezichthouders aangewezen. Het aanwijzen van toezichthouders geschiedt door het college. Deze aanwijzingsbevoegdheid staat los van de vergunningverlening en valt daarom buiten het bereik van de Wabo. De basis voor deze aanwijzingsbevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb, waarin algemene regels worden gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders worden in artikel 5:11 Awb omschreven als zijnde personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, zodat de aanwijzing van toezichthouders daarom in de Erf-goedverordening kan plaatsvinden. In artikel 5:13 Awb is het evenredigheidsbeginsel neergelegd, wat inhoudt dat een toezichthouder zijn bevoegdheid slechts mag uitoefenen voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Een toezichthouder kan daarom niet te allen tijde gebruik maken van alle bevoegdheden die in de Awb standaard aan toezichthouders worden toegekend. Steeds zal de afweging gemaakt moeten worden of het voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs noodzakelijk is. Bepalend hiervoor is de aard van het voorschrift op de naleving waarvan een toezichthouder moet toezien. Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner. 'Plaatsen' is daarbij een ruim begrip en omvat niet alleen erven en andere terreinen, maar ook gebouwen (niet-woningen).

Nadrukkelijk zij hier vermeld dat het college op grond van dit artikel niet zelf opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 Strafvordering. Dat kan en hoeft het college ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c Wetboek van Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. Deze buitengewone opsporingsambtenaren hebben in de regel een opsporingsbevoegdheid voor een beperkt aantal strafbare feiten.

 

Paragraaf 8Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeerregel

Lid 1

Dit lid regelt de datum van inwerkingtreding van de verordening. De vaststelling van de verordening dient hiertoe te worden gepubliceerd.

Lid 2

Dit artikellid noemt de naam van de verordening.