Organisatie | Oldenzaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van de gemeente Oldenzaal houdende bepalingen over het verwerken van hemelwater bij nieuwbouw (Hemelwaterverordening gemeente Oldenzaal 2023) |
Citeertitel | Hemelwaterverordening gemeente Oldenzaal 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2023 | nieuwe regeling | 18-12-2023 | INTB-23-06162 |
De raad van de gemeente Oldenzaal,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 2023 met nr. INTB-23-06162;
gelet op artikel(en) 10.32a Wet milieubeheer, en 2.16 Omgevingswet en 149 en 156 Gemeentewet;
Verordening van de raad van de gemeente Oldenzaal houdende bepalingen over het verwerken van hemelwater bij nieuwbouw (Hemelwaterverordening gemeente Oldenzaal 2023).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
nieuwbouw: nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. Zowel in inbreiding- als uitbreidingslocaties, met uitzondering van gevallen waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.
Het betreffen hier grootschalige werkzaamheden. Bij herbouw moet gedacht worden aan werkzaamheden met sloop tot aan maaiveld. Als voorbeeld: bij een renovatie van een dak voor verduurzaming is de verordening niet van toepassing. Wordt de gehele woning gesloopt tot aan maaiveld, dan is de verordening wel van toepassing;
Artikel 2 Vereisten hemelwaterberging bij nieuwbouw
Voor nieuwbouw bij een particuliere exploitatie wordt op ieder perceel een hemelwaterberging aangebracht en in stand gehouden. De minimale capaciteit is afhankelijk van het oppervlak van het perceel/nieuw te bebouwen oppervlak en is:
bij een perceel van meer dan 100 tot 600 m2: 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) bij een kleinschalige ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Hier wordt voor het verhard oppervlak uitgegaan van een rekenfactor van 50% van het plangebied, ongeacht het werkelijke (huidige) verhardingspercentage;
bij een perceel van meer dan 2.000 m2: 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) bij een grootschalige ontwikkeling in stedelijk gebied. Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het nieuw te bebouwen oppervlak, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. Indien het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50% van het totale perceel, dan mag gerekend worden met enkel het verhard oppervlak binnen het nieuw te bebouwen oppervlak. De overige bestaande verharding wordt dan buiten beschouwing gelaten.
Voor nieuwbouw bij een gemeentelijke exploitatie wordt op ieder perceel een hemelwaterberging aangebracht en in stand gehouden. De minimale capaciteit is afhankelijk van het oppervlak van het perceel/nieuw te bebouwen oppervlak en is:
bij een perceel van meer dan 100 tot 600 m2: 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) bij een kleinschalige ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Hier wordt voor het verhard oppervlak uitgegaan van een rekenfactor van 50% van het plangebied, ongeacht het werkelijke (huidige) verhardingspercentage;
bij een perceel van meer dan 600 tot 2.000 m2: 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak). Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. De waterberging wordt hierbij verdeeld over de particuliere percelen en de openbare ruimte. Op de particuliere percelen moet de 20 millimeter (20 liter per m² verhard oppervlak) worden geborgen. In de openbare ruimte alle overige waterberging (40 mm verharding particuliere percelen + 60 mm verharding openbaar gebied);
bij een perceel van meer dan 2.000 m2: 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak). Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. Indien het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50% van het totale perceel, dan mag gerekend worden met enkel het verhard oppervlak binnen het nieuw te bebouwen oppervlak. De overige bestaande verharding wordt dan buiten beschouwing gelaten. De waterberging wordt hierbij verdeeld over de particuliere percelen en de openbare ruimte. Op de particuliere percelen moet de 20 millimeter (20 liter per m² verhard oppervlak) worden geborgen. In de openbare ruimte alle overige waterberging (40 mm verharding particuliere percelen + 60 mm verharding openbaar gebied).
Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2023
de griffier,
I.C.M. IJland
de voorzitter,
P.G. Welman
Met de inwerkingtreding van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken per 1 januari 2008 is onder andere de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer staat dat gemeenteraden in het belang van de milieubescherming bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in de openbare vuilwaterriolering, maar ook in het openbare hemelwaterstelsel of openbare ontwateringsstelsel. Hiermee is een instrument geboden om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van hemel- en grondwater in de riolering te hebben.
Een gemeente legt haar rioleringsbeleid vast in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Hemel- en grondwaterlozingen in de riolering zijn geregeld in het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012. De onderhavige verordening is aanvullend en is niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling – de “lozingsbesluiten” en het Bouwbesluit – voorgaan.
De gemeente Oldenzaal heeft de ambitie om wateroverlast bij Bui09 zoveel mogelijk te voorkomen. Bui09 is een bui die nu theoretisch één keer per vijf jaar voorkomt, maar in 2050 eens per twee jaar verwacht wordt (zie figuur 7.2 van het GRP, p.38). Om dit te bereiken zijn er voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater verschillende maatregelen vastgesteld in het GRP 2021 – 2025 die de gemeente kan nemen om wateroverlast te beperken. Om de doelstellingen uit het GRP 2021-2025 voor hemelwater te bereiken heeft de gemeente Oldenzaal de voorliggende hemelwaterverordening opgesteld op grond van artikel 10.32a Wet milieubeheer.
Voor hemelwater is één van de maatregelen het verplichten van eigenaren van nieuw te bouwen bouwwerken (bijvoorbeeld woningen) en eigenaren van bestaande gebouwen die worden herbouwd of uitgebreid waarbij het verhard oppervlak toeneemt om hemelwater op eigen terrein te bergen en te infiltreren in de bodem. Voor bestaande gebouwen en percelen geldt dat de gemeenten het hemelwater, als zij dat op het moment al doet, blijft inzamelen en transporteren via de gemeentelijke riolering.
Ook bedrijven/bedrijventerreinen vallen onder deze hemelwaterverordening. Voor bedrijven geldt dat afspraken moeten worden afgestemd met de gemeente en het waterschap over de wijze van hemelwaterberging. Omdat hemelwaterberging en infiltratie in de bodem niet altijd wenselijk is vanaf een bedrijfsterrein vanwege het mogelijk infiltreren van (gevaarlijke) afvalstoffen in de bodem.
In gebieden met drukriolering (meestal buitengebied) zamelt de gemeente Oldenzaal géén hemelwater in. De particulier verwerkt bij voorkeur het hemelwater op eigen terrein of voert het hemelwater (liefst vertraagd) af naar oppervlaktewater. Het hemelwater mag niet worden aangesloten op de drukriolering.
In bestaand stedelijk gebied zamelt de gemeente het (overtollige) hemelwater in met uitzondering van die situaties waarbij de particulier zelf zorgdraagt voor het hemelwater.
De bepalingen in deze hemelwaterverordening zijn zodanig opgesteld dat ze voldoen aan de eisen uit de Omgevingswet. In de artikelsgewijze toelichting komt dit nader aan bod.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de in deze verordening gehanteerde begrippen omschreven.
Artikel 2 Vereisten hemelwaterberging bij nieuwbouw
Kern van de hemelwaterverordening is dat er bij nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen (waarvoor een omgevingsvergunning vereist is) een verplichting geldt om een waterbergingen aan te leggen en in stand te houden. Dit om wateroverlast te beperken en schade aan huizen en vitale infrastructuur te voorkomen. Geen hemelwater mag worden aangesloten op het openbare vuilwaterriool of op drukriolering.
Het betreft hier specifiek de ontwikkelingen die gedaan worden vanuit een particuliere exploitatie.
De minimale eisen aan de hemelwaterbergingscapaciteit vloeien voort uit het GRP 2021-2025, waarin onderscheid is te maken op basis van de grote van het nieuw te bebouwen oppervlak en/of de perceel grote:
1.Nieuw te bebouwen oppervlak van 0 tot 100 m2
Bij zeer kleine ontwikkelingen wordt geen hemelwaterberging geëist. Hierbij zullen de effecten van waterberging namelijk ook erg gering zijn. De verhouding van procedurele inzet van vergunning, toezicht en handhaving is in deze gevallen niet evenredig met het te bereiken effect.
2. Perceel van meer dan 100 tot 600 m2
Bij kleinschalige ontwikkelingen is het lastiger om een grote waterberging aan te leggen, vooral in bestaand stedelijk gebied. In deze situaties is een kleinere waterberging vereist. Onder een kleinschalige ontwikkeling verstaan we een nieuwbouw ontwikkeling op een plangebied/exploitatiegebied van 100 tot 600 m². Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. Bij nieuwbouw moet de eigenaar het hemelwater op eigen terrein verwerken of vertraagd afvoeren naar oppervlaktewater. De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Hier wordt voor het verhard oppervlak uitgegaan van een standaard rekenfactor van 50% van het plangebied (dakverharding, carport/garage, schuur/berging, (tegel)verharding), ongeacht het werkelijke (huidige) verhardingspercentage. Deze bergingseis komt overeen met de ambitie van Oldenzaal om op termijn geen wateroverlast te hebben bij de standaard Bui09.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
3. Perceel van meer dan 600 tot 2.000 m2
Bij nieuwbouw moet de ontwikkelaar/eigenaar het hemelwater binnen de grenzen van het plangebied verwerken, dit kan middels infiltratie- of retentievoorzieningen én binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels. Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
Dimensionering van retentievoorzieningen en overig oppervlaktewater in overleg met het waterschap. De retentie kan worden aangelegd als separate vijver, maar kan ook worden geïntegreerd in het watersysteem in en rond het stedelijk gebied. Daarbij kan in overleg met het waterschap worden gezocht naar maatwerk, gericht op doelmatige oplossingen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
NB: daarnaast is bij bepaalde ontwikkelingen, naast een hemelwaterberging per perceel, ook een watertoets nodig. De watertoets is een verplicht onderdeel in het geval van een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan waarmee het waterschap de voorgenomen ontwikkeling toetst aan de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van de watertoets moeten onderdeel worden van de voorgenomen ontwikkeling.
4.Perceel van meer dan 2.000 m2
Het betreft hier de grootschalige ontwikkelingen en geldt ook voor herbouw. Bij nieuwbouw moet de ontwikkelaar/eigenaar het hemelwater binnen de grenzen van het plangebied verwerken, dit kan middels infiltratie- of retentievoorzieningen én binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels. Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. Belangrijk is de grenswaarde wanneer alleen naar het nieuw te bebouwen oppervlak gekeken hoeft te worden. Is het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50% van het totale perceel, dan mag gerekend worden met enkel het verhard oppervlak binnen het nieuw te bebouwen oppervlak. Hiermee voorkomen we een onevenredig hoge waterbergingseis in situaties waar op een groot perceel (bijvoorbeeld industrieterrein) al veel verharding aanwezig is en maar een beperkt deel van de bestaande situatie wordt aangepakt.
De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
Dimensionering van retentievoorzieningen en overig oppervlaktewater in overleg met het waterschap. De retentie kan worden aangelegd als separate vijver, maar kan ook worden geïntegreerd in het watersysteem in en rond het stedelijk gebied. Daarbij kan in overleg met het waterschap worden gezocht naar maatwerk, gericht op doelmatige oplossingen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
NB: daarnaast is bij bepaalde ontwikkelingen, naast een hemelwaterberging per perceel, ook een watertoets nodig. De watertoets is een verplicht onderdeel in het geval van een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan waarmee het waterschap de voorgenomen ontwikkeling toetst aan de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van de watertoets moeten onderdeel worden van de voorgenomen ontwikkeling.
Het betreft hier specifiek de ontwikkelingen die gedaan worden vanuit een gemeentelijke exploitatie.
De minimale eisen aan de hemelwaterbergingscapaciteit vloeien voort uit het GRP 2021-2025, waarin onderscheid is te maken op basis van de grote van het nieuw te bebouwen oppervlak en/of de perceel grote:
1.Nieuw te bebouwen oppervlak van 0 tot 100 m2
Bij zeer kleine ontwikkelingen wordt geen hemelwaterberging geëist. Hierbij zullen de effecten van waterberging namelijk ook erg gering zijn. De verhouding van procedurele inzet van vergunning, toezicht en handhaving is in deze gevallen niet evenredig met het te bereiken effect.
2.Perceel van meer dan 100 tot 600 m2
Bij kleinschalige ontwikkelingen is het lastiger om een grote waterberging aan te leggen, vooral in bestaand stedelijk gebied. In deze situaties is een kleinere waterberging vereist. Onder een kleinschalige ontwikkeling verstaan we een nieuwbouw ontwikkeling op een plangebied/exploitatiegebied van 100 tot 600 m². Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. Bij nieuwbouw moet de eigenaar het hemelwater op eigen terrein verwerken of vertraagd afvoeren naar oppervlaktewater. De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter
(60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Hier wordt voor het verhard oppervlak uitgegaan van een standaard rekenfactor van 50% van het plangebied (dakverharding, carport/garage, schuur/berging, (tegel)verharding, ongeacht het werkelijke (huidige) verhardingspercentage. Deze bergingseis komt overeen met de ambitie van Oldenzaal om op termijn geen wateroverlast te hebben bij de standaard Bui09.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
3.Perceel van meer dan 600 tot 2.000 m2
Bij nieuwbouw moet de ontwikkelaar/eigenaar het hemelwater binnen de grenzen van het plangebied verwerken, dit kan middels infiltratie- of retentievoorzieningen én binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels. Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie.
Dimensionering van infiltratievoorzieningen op basis van onderstaande richtlijnen voor de berging en de overloop:
40 mm berging van de verharding binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels in het openbaar gebied. Het verhard oppervlak binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels wordt berekend over alle geplande verharding (daken plus overige (terrein)verharding), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. Deze vereiste hoeveelheid waterberging van de individuele kavels wordt meegenomen in de grootschalige waterbergingen in de openbare ruimte. De berging bestaat bijvoorbeeld uit infiltratie en/of wadi en/of retentievijver met een noodoverloop naar oppervlaktewater. De kosten voor de aanleg van deze berging zit verdisconteerd in de grondprijs.
20 mm berging van de verharding binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels op particulier terrein. Het verhard oppervlak binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels wordt berekend over alle geplande verharding (dakverharding, carport/garage, schuur/berging, (tegel)verharding achter en voor de woning), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. De kosten voor de aanleg van deze berging liggen bij de perceeleigenaar.
60 mm berging van de verharding in het openbaar gebied. Het verhard oppervlak in de openbare ruimte wordt berekend over alle geplande verharding (straten, stoepen plus overige (terrein)verharding), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. De vereiste hoeveelheid waterberging van de openbare ruimte wordt meegenomen in de grootschalige waterbergingen in de openbare ruimte. De berging bestaat bijvoorbeeld uit infiltratie en/of wadi en/of retentievijver met een noodoverloop naar oppervlaktewater. De kosten voor de aanleg van deze berging zit verdisconteerd in de grondprijs.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
Dimensionering van retentievoorzieningen en overig oppervlaktewater in overleg met het waterschap. De retentie kan worden aangelegd als separate vijver, maar kan ook worden geïntegreerd in het watersysteem in en rond het stedelijk gebied. Daarbij kan in overleg met het waterschap worden gezocht naar maatwerk, gericht op doelmatige oplossingen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
NB: daarnaast is bij bepaalde ontwikkelingen, naast een hemelwaterberging per perceel, ook een watertoets nodig. De watertoets is een verplicht onderdeel in het geval van een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan waarmee het waterschap de voorgenomen ontwikkeling toetst aan de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van de watertoets moeten onderdeel worden van de voorgenomen ontwikkeling.
4.Perceel van meer dan 2.000 m2
Het betreft hier de grootschalige ontwikkelingen en geldt ook voor herbouw. Bij nieuwbouw moet de ontwikkelaar/eigenaar het hemelwater binnen de grenzen van het plangebied verwerken, dit kan middels infiltratie- of retentievoorzieningen én binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels. Nieuwbouw is gedefinieerd als nieuwbouw, herbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing. Belangrijk is de grenswaarde wanneer alleen naar het nieuw te bebouwen oppervlak gekeken hoeft te worden. Is het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50% van het totale perceel, dan mag gerekend worden met enkel het verhard oppervlak binnen het nieuw te bebouwen oppervlak. Hiermee voorkomen we een onevenredig hoge waterbergingseis in situaties waar op een groot perceel (bijvoorbeeld industrieterrein) al veel verharding aanwezig is en maar een beperkt deel van de bestaande situatie wordt aangepakt.
De bergings- of infiltratievoorziening dient minimaal een berging van 60 millimeter (60 liter per m² verhard oppervlak) te hebben. Het verhard oppervlak wordt berekend over alle geplande verharding in het totale plangebied, ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie.
Dimensionering van infiltratievoorzieningen op basis van onderstaande richtlijnen voor de berging en de overloop:
40 mm berging van de verharding binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels in het openbaar gebied. Het verhard oppervlak binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels wordt berekend over alle geplande verharding (daken plus overige (terrein)verharding), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. Deze vereiste hoeveelheid waterberging van de individuele kavels wordt meegenomen in de grootschalige waterbergingen in de openbare ruimte. De berging bestaat bijvoorbeeld uit infiltratie en/of wadi en/of retentievijver met een noodoverloop naar oppervlaktewater. De kosten voor de aanleg van deze berging zit verdisconteerd in de grondprijs.
20 mm berging van de verharding binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels op particulier terrein. Het verhard oppervlak binnen de perceelgrenzen van de individuele kavels wordt berekend over alle geplande verharding (dakverharding, carport/garage, schuur/berging, (tegel)verharding achter en voor de woning), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. De kosten voor de aanleg van deze berging liggen bij de perceeleigenaar.
60 mm berging van de verharding in het openbaar gebied. Het verhard oppervlak in de openbare ruimte wordt berekend over alle geplande verharding (straten, stoepen plus overige (terrein)verharding), ongeacht de hoeveelheid verhard oppervlak in de oude situatie. De vereiste hoeveelheid waterberging van de openbare ruimte wordt meegenomen in de grootschalige waterbergingen in de openbare ruimte. De berging bestaat bijvoorbeeld uit infiltratie en/of wadi en/of retentievijver met een noodoverloop naar oppervlaktewater. De kosten voor de aanleg van deze berging zit verdisconteerd in de grondprijs.
Waterpasserende verharding (groenparkeren/halfverharding) draagt bij aan het infiltreren van schoon regenwater in de bodem. Dit is een positieve bijdrage aan het klimaat in de stad. Om die reden mag het grondoppervlak dat is ingericht met een waterpasserende verharding afgetrokken worden van het netto oppervlak waarover de benodigde waterberging bepaald wordt.
Dimensionering van retentievoorzieningen en overig oppervlaktewater in overleg met het waterschap. De retentie kan worden aangelegd als separate vijver, maar kan ook worden geïntegreerd in het watersysteem in en rond het stedelijk gebied. Daarbij kan in overleg met het waterschap worden gezocht naar maatwerk, gericht op doelmatige oplossingen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
NB: daarnaast is bij bepaalde ontwikkelingen, naast een hemelwaterberging per perceel, ook een watertoets nodig. De watertoets is een verplicht onderdeel in het geval van een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan waarmee het waterschap de voorgenomen ontwikkeling toetst aan de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van de watertoets moeten onderdeel worden van de voorgenomen ontwikkeling.
Een hemelwaterberging heeft een maximale capaciteit dat op een bepaald moment bereikt wordt als het geborgen water niet wordt geloodst. De hemelwaterberging wordt niet aangesloten op het openbare vuilwaterriool of op drukriolering, waardoor de waterberging voorzien moet zijn van een bodeminfiltra-tiesysteem om geleegd te kunnen worden voor continue gebruik. De hemelwaterberging moet daarvoor het geborgen water binnen maximaal twee etmalen kunnen infiltreren in de bodem. Hiervoor kan het nodig zijn tijdens de aanleg van de hemelwaterberging bodemverbeteringen toe te passen.
In het geval van extreme neerslag moet er een overloop aanwezig zijn waarmee het overtollige water kan worden afgevoerd van de hemelwaterberging en het terrein naar de openbare ruimte. Hiermee moet worden voorkomen dat schade ontstaat aan de percelen en woningen van eigenaren. Voor zover dit niet zonder ingrijpende maatregelen en hoge kosten mogelijk is kan gebruik worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid uit het zesde lid.
Het college kan ontheffing verlenen van hetgeen bepaald in artikel 2. Dit kan aan de orde zijn als er geen hemelwaterberging kan worden aangelegd en er niet redelijkerwijs op andere wijze in hemelwaterberging kan worden voorzien op het perceel van de eigenaar. Ook kan ontheffing worden verleend voor het op onderdelen afwijken van de verordening. Bijvoorbeeld omdat de perceeleigenaar een deel van het hemelwater wil hergebruiken voor eigen doeleinden of als er vanwege de dichtheid van de bebouwing geen bovengrondse overloop naar de openbare ruimte mogelijk is zonder ingrijpende maatregelen en hoge kosten. Te allen tijde is afstemming met de gemeente noodzakelijk waarbij het college voor het verlenen van de ontheffing de doelstellingen van het GRP 2021 - 2025 in acht moet nemen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.