Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeente Heerlen - Beleidsregel Huisvesting aandachtsgroepen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel Huisvesting aandachtsgroepen 2024 gemeente Heerlen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Huisvesting aandachtsgroepen 2024 gemeente Heerlen |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe beleidsregel | 28-11-2023 | OBM-23001219 |
Deze beleidsregel sluit aan op de ingezette beleidslijn van de beleidsregels ‘Minimale eisen woonkwaliteit’ en ‘Beleidsregel kamerverhuur en woningsplitsing’, waarbij kwaliteit voorop staat. Het gaat daarbij o.a. om kwalitatief goede en gewenste woningen en kamer-bewoning, ruimtelijk en stedenbouwkundig goed ingepast. Het moet gaan om woningen en kamers waar vraag naar is en waar mensen waardig kunnen leven en wonen.
Zorgdragen voor een goed woon- en leefklimaat. Het realiseren van huisvesting voor aandachtsgroepen door nieuwbouw, woningsplitsing of transformatie/functiewijziging naar wonen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woonklimaat op niveau van de (sub)buurt, de stapeling van sociale problematiek of een onevenredige aantasting van omringende functies en waarden. Dit geldt voor de omgeving van de woonruimte: er mogen geen nadelige effecten op en voor de omgeving ontstaan.
Het toevoegen van short stay of mid stay huisvesting voor aandachtsgroepen middels kamerverhuur, kamerbewoning en woningomzetting is alleen toegestaan indien dit voldoet aan de beleidsregel Kamerverhuur en Woningsplitsing. Ingeval van strijdigheid met vigerende bestemmingsplannen (o.a. het bestemmingsplan ‘Facetbestemmingsplan Woningsplitsing en Kamerbewoning’ gemeente Heerlen’) wordt geen medewerking verleend indien niet aan deze beleidsregel wordt voldaan.
Artikel 4 Vergunningverlening voor short stay en mid stay huisvesting
Een vergunning of ontheffing die wordt aangevraagd voor het realiseren van short stay of mid stay huisvesting voor aandachtsgroepen wordt in elk geval geweigerd als:
Het betreffende pand geheel of gedeeltelijk valt binnen een afstand van 50 meter gemeten vanuit de hoofdingang van een bestaand pand dat wordt gebruikt voor onzelfstandige bewoning. Hierbij worden ook panden betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Binnen een afstand van 100 meter gemeten vanuit de hoofdingang van de voorgestelde huisvestingslocatie reeds 2 of meer onzelfstandige short stay of mid stay huisvestingsinitiatieven, voor aandachtsgroepen zijn gerealiseerd met in totaal minimaal 10 verblijfplaatsen. Hierbij worden ook de huisvestingsinitiatieven betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Binnen een afstand van 100 meter gemeten vanuit de hoofdingang van de voorgestelde huisvestingslocatie reeds 2 of meer onzelfstandige long stay huisvestingsinitiatieven, voor aandachtsgroepen zijn gerealiseerd met in totaal minimaal 20 verblijfplaatsen. Hierbij worden ook de huisvestingsinitiatieven betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Artikel 5 Vergunningverlening voor long stay huisvesting
Een vergunning of ontheffing die wordt aangevraagd voor het realiseren van een (onzelfstandige) long stay huisvesting voor aandachtsgroepen wordt in elk geval geweigerd als:
Het betreffende pand geheel of gedeeltelijk valt binnen een afstand van 50 meter gemeten vanuit de hoofdingang van een bestaand pand dat wordt gebruikt voor onzelfstandige bewoning. Hierbij worden ook panden betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Een vergunning die wordt aangevraagd voor het realiseren van onzelfstandige long stay huisvesting voor aandachtsgroepen, wordt geweigerd als binnen een afstand van 100 meter gemeten vanuit de centrale hoofdingang van de voorgestelde huisvestingslocatie, reeds 2 of meer onzelfstandige huisvestingsinitiatieven (short stay, mid stay of long stay) voor aandachtsgroepen met in totaal minimaal 10 verblijfsplaatsen zijn gerealiseerd. Hierbij worden ook de huisvestingsinitiatieven betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Een vergunning die wordt aangevraagd voor het realiseren van long stay huisvesting met zelfstandige wooneenheden voor aandachtsgroepen wordt geweigerd als binnen een afstand van 100 meter gemeten vanuit de hoofdingang van de voorgestelde huisvestingslocatie reeds 2 of meer onzelfstandige huisvestingsinitiatieven (short stay, mid stay of long stay) voor aandachtsgroepen met in totaal minimaal 20 verblijfsplaatsen zijn gerealiseerd. Hierbij worden ook de huisvestingsinitiatieven betrokken waarvoor al eerder een aanvraag is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is besloten.
Artikel 6 Kwaliteitseisen huisvesting
b. bezettingsnorm ingeval van long stay
Artikel 7 Eisen om aan te leveren bij de aanvraag
De gemeente wil de aanvraag voor huisvesting aandachtsgroepen via nieuwbouw, woningsplitsing, transformatie/wijziging van bestemming naar wonen goed kunnen toetsen. Daarom is het afgezien van de wettelijke indieningsvereisten noodzakelijk dat de aanvrager de volgende zaken aanlevert:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen kan in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregels naar het oordeel van het college leidt tot een situatie die in strijd is met de doelstelling van deze beleidsregels en/of die leidt tot een onbillijkheid van bijzondere aard, afwijken van deze beleidsregels.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 28 november 2023.
De burgemeester,
drs. R. Wever
de loco-secretaris,
M. Heckmans
Op het terrein van sociale veiligheid en handhaving leidt het thema ‘aandachtsgroepen’ steeds vaker tot problemen. Signalen uit de praktijk laten zien dat vaker handhavend moet worden opgetreden tegen misstanden en overlast; dat buurtbewoners aangeven dat zij het gevoel hebben dat de leefbaarheid en sociale veiligheid van hun buurt steeds verder onder druk komt te staan. Via deze beleidsregel willen we voorkomen dat:
• de sociale problematiek in wijken verder toeneemt door de huisvesting van aandachtsgroepen in die wijken en buurten waar al grote uitdagingen zijn op vlak van leefbaarheid en sociale veiligheid;
• de problematiek van aandachtsgroepen (kwetsbare inwoners) wordt bestendigd en/of hun maatschappelijke integratie wordt belemmerd door de huisvesting in een omgeving waar sprake is van bovengemiddelde sociale problematiek
De term ‘aandachtsgroepen’ wordt gebruikt in het kader van de woonzorgvisie. Hierbij wordt een indeling gemaakt naar 3 categorieën:
• aandachtsgroepen waarvan de definitie overeenkomt met de urgentieverklaring
o Uitstromers uit een beschermd wonen instelling
o Uitstromers uit een instelling voor klinische GGZ
o Uitstromers uit vrouwenopvang en opvang voor slachtoffers mensenhandel
o Uitstromers uit detentie en forensische zorg
• aandachtsgroepen waarvan de definitie breder is dan de urgentieverklaring
o Mantelzorgers en mantelzorgontvangers
o Mensen met een lichamelijke, verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische kwetsbaarheid en rolstoelafhankelijken
o Uitstromers uit de jeugdhulp met verblijf en pleegzorg
• aandachtsgroepen zonder urgentieverklaring
o Woningzoekers 55 jaar en ouder
o Statushouders (taakstelling)
Niet al deze aandachtsgroepen worden onder deze beleidsregel begrepen. Het gaat enerzijds om een inschatting over de wisselwerking tussen de aandachtsgroep en sociale problematiek. Anderzijds hebben we ook een inschatting gemaakt over de behoefte aan collectieve woonvormen. Op grond van die inschatting willen we de ontwikkeling van huisvestingsinitiatieven voor de onderstaande aandachtsgroepen onder deze beleidsregel brengen:
• Uitstromers uit een instelling voor klinische GGZ
• Uitstromers uit detentie en forensische zorg voor zover direct aansluitend aan hun ontslag uit detentie
• Uitstromers uit de jeugdhulp met verblijf en pleegzorg
De aandachtsgroep ‘arbeidsmigranten’ heeft enkele specifieke kwetsbaarheden. Door achterstand op vlak van taal en inzicht in de wijze waarop de Nederlandse samenleving is ingericht, ontstaat in de praktijk regelmatig een grote mate van afhankelijkheid van werkgevers, uitzendbureaus en huisvesters. Hoewel deze in meerderheid op een positieve wijze proberen invulling te geven aan de huisvesting van deze groep, zien we toch dat de omstandigheden rond arbeidsmigranten, zoals beschreven in het rapport Roemer, ook in Heerlen voor komen. Dergelijke situaties trekken ook een wissel op de leefbaarheid. Met name in de meest kwetsbare buurten van Heerlen is dat onaanvaardbaar. Middels deze beleidsregel huisvesting aandachtsgroepen willen we bereiken dat de kwaliteit van de huisvesting voor deze doelgroepen aan de maat is.
De invloed van de huisvesting van aandachtsgroepen op de omgeving wordt op de eerste plaats bepaald door de vraag of sprake is van zelfstandige of onzelfstandige woonruimte, en binnen de categorie onzelfstandige woonruimte onder meer bepaald door:
• het aantal bewoners gerelateerd aan de beschikbare ruimte (slaap-/woonkamer, gemeenschappelijke ruimten);
• het aantal bewoners per pand;
• het aantal panden voor aandachtsgroepen per straat / wijk / buurt.
Daarnaast zijn levensritme en gedrag, zoals de mate waarin bewoners zich ophouden in de onmiddellijke omgeving van de bebouwde ruimte, van invloed.
Een grotere dichtheid van aandachtsgroepen die gehuisvest zijn in onzelfstandige woonvormen, betekent een grotere invloed. Om de negatieve invloed op het woon- en leefklimaat te beperken en om te voorkomen dat aandachtsgroepen worden gehuisvest in een woonomgeving die contra-indicatief is voor hun sociale integratie, introduceren we twee criteria:
1. De sociale (veer-)kracht van de omgeving: mate van sociale problematiek, inbreuk op het woon- en leefmilieu
2. De dichtheid per gebied (spreiding van de locaties over een voldoende groot gebied om een te grote dichtheid van het aantal locaties per gebied tegen te gaan)
We maken in deze beleidsregel een bewust onderscheid naar de beoogde duur van de huisvesting. Ingeval van long stay verwachten we een hogere mate van sociale integratie en participatie. De bewoners van een long stay huisvestingsfaciliteit hebben de wens om zich in voldoende mate aan te passen aan en contact te leggen met hun directe woonomgeving. Ingeval van arbeidsmigranten neemt hun kennis van de wijze waarop de Nederlandse samenleving is ingericht en functioneert toe.
Dat is anders ingeval van short stay of mid stay. Zij zijn eerder passanten in een buurt. Hun verbinding met de omgeving en inwoners is veelal geheel afwezig of oppervlakkig. Het risico op misverstanden, desinteresse en overlast is daarmee groot.
Door het stellen van regels op het vlak van spreiding en concentratie willen we bereiken dat de huisvesting van aandachtsgroepen in de sociale omgeving kan worden gedragen. Bij voldoende sociale draagkracht in een buurt, is de wederzijdse tolerantie groter, worden misverstanden voorkomen, kan men elkaar aanspreken op ongewenst gedrag. Het inrichten van een aanspreek-punt is daarom van grote waarde.
Door het stellen van eisen op vlak van woonkwaliteit en bezettingsgraad willen we bereiken dat aandachtsgroepen op een goede manier kunnen wonen. Veel misstanden en overlast wortelen immers in de slechte woonomstandigheden waarbinnen bewoners een gebrek aan privacy en leefruimte ervaren.
Artikel 2 lid 2: zorgdragen voor een goed woon- en leefklimaat
Een inbreuk op woon- en leefmilieu kan worden veroorzaakt door een stapeling van sociale problematiek en kwetsbaarheden. Het betreft dus een uitspraak in de context van de omgeving waarin de beoogde huisvesting wordt toegevoegd en niet over de aandachtsgroep als zodanig.
Onder nadelige effecten op de woon- en leefomgeving worden onder andere zaken begrepen als geluidoverlast, gevaarlijke situaties (brand), ongedierte, slecht onderhoud, onzindelijke terreinen/tuinen enz.
Artikel 2 lid 4: ontwikkeling collectieve huisvesting
De beleidsregel heeft alleen betrekking op het reguleren van nieuwe aanvragen om collectieve, onzelfstandige huisvesting voor aandachtsgroepen. De beleidsregel heeft geen betrekking op individuele woonvragen.
Artikelen 4 en 5: inbreuk op woon- en leefmilieu
Aan de hand van de Leefbaarometer, SES-WOA, Veiligheidsmonitor en gegevens met betrekking tot buurtoverlast en sociale overlast (CBS-gegevens) op (sub-)buurtniveau wordt per aanvraag gemeten of de draag- en veerkracht van de omgeving voldoende zijn voor de realisatie van huisvesting voor aandachtsgroepen.
Voor de afbakening van de (sub)buurt wordt uitgegaan van een afstand van 100 meter gemeten vanuit de centrale toegang tot de voorgestelde huisvestingslocatie.
Bij de weging van de indicatoren wordt veel gewicht toegekend aan het aantal kwetsbare inwoners dat al woont in het beoogde huisvestingsgebied: enkel (sub)buurten waar zeer weinig of vrijwel geen kwetsbare groepen wonen komen in beeld als mogelijke ontwikkellocatie voor onzelfstandige huisvesting van aandachtsgroepen.
De gegevens op vlak van overlast en veiligheid wegen ook zwaar bij de beoordeling van de sociale draagkracht. In principe kunnen (sub)buurten met een score ‘beter dan gemiddeld’, ‘veel beter dan gemiddeld’ en ‘zeer veel beter dan gemiddeld’ in beeld komen als ontwikkellocatie voor onzelfstandige huisvesting van aandachtsgroepen.
Door een koppeling te leggen tussen het aantal kwetsbare inwoners in een (sub)buurt en de gegevens op vlak van overlast en veiligheid ontstaat een conclusie over de sociale draagkracht die nodig is om een huisvestingsinitiatief voor aandachtsgroepen positief te beoordelen:
Veiligheidsmonitor en CBS data over buurtoverlast en sociale overlast | |
Veiligheidsmonitor en CBS data over buurtoverlast en sociale overlast | |
Ingeval er zeer weinig kwetsbare inwoners zijn in de betreffende buurt (op basis van SES-WOA gegevens CBS) kan een aanvraag voor huisvesting aandachtsgroepen positief worden beoordeeld op voorwaarde dat in de betreffende buurt de mate positief worden beoordeeld op voorwaarde dat in de betreffende buurt de mate 'veel beter dan gemiddeld' of 'zeer veel beter dan gemiddeld' scoort.
Ingeval er vrijwel geen kwetsbare inwoners zijn in betreffende buurt (op basis van SES-WOA gegevens CBS) kan een aanvraag voor huisvesting aandachtsgroepen positief worden beoordeeld op voorwaarde dat in de betreffende buurt de mate positief worden beoordeeld op voorwaarde dat in de betreffende buurt de mate 'beter dan gemiddeld', 'veel beter dan gemiddeld' of 'zeer veel beter dan gemiddeld' scoort.
Van de initiatieven voor huisvesting voor aandachtsgroepen die op grond van bovenstaande filtering positief beoordeeld worden, kunnen vervolgens worden voorgelegd aan een huisvestingscommissie.
In de huisvestingscommissie hebben de buurtregisseur, de wijkagent en een woningstichting met panden in de omgeving een raadgevend advies, en de voorzitter van het wijkbestuur recht van inspraak. Het advies is gebaseerd op harde gegevens (melding, klachten, overlast, intern bij gemeente, politie of anders ) aangevuld met zachte gegevens (kennis van een gebied). De commissie gaat na of er bijzondere omstandigheden zijn waardoor van de uitkomst van de toetsing op draagkracht op (sub)buurtniveau moet worden afgeweken. Zij rapporteert aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 6 lid 2: aanvullende kwaliteitseisen
De gemeente Heerlen wil inzetten op kwaliteitsverbetering van de huisvesting van aandachtsgroepen. Daartoe aangespoord door het rapport Roemer dat we als college maar ook als raad hebben omarmd. Bovenop de minimale eisen van het Bouwbesluit en de eisen van SNF stellen we dan ook een aantal aanvullende eisen. In onderstaand overzicht maken we inzichtelijk op welke punten we die aanscherping hebben aangebracht.
Met het begrip ‘in beginsel’ wordt niet bedoeld dat een bewoner nooit een vriend/vriendin mag laten slapen/logeren, zoals dat wel eens gebeurt. Met deze voorwaarde dient voorkomen te worden dat kamers min of meer structureel dubbel bezet worden, waardoor de ruimtelijke effecten voor de omwonenden/buurt extra belastend zijn.
Deze informatie is noodzakelijk om de woningmarkt te monitoren en te bepalen of de woning past binnen de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte.
Het college van Burgemeester en Wethouders kan advies vragen van een huisvestingscommissie. In de huisvestingscommissie hebben de buurtregisseur, de wijkagent en een woningstichting met panden in de omgeving een raadgevend advies, en de voorzitter van het wijkbestuur recht van inspraak. Het advies is gebaseerd op harde gegevens (melding, klachten, overlast, intern bij gemeente, politie of anders ) aangevuld met zachte gegevens (kennis van een gebied). De commissie gaat na of er bijzondere omstandigheden zijn waardoor van de uitkomst van de weging op basis van de Leefbaarometer en SES-WOA gegevens moet worden afgeweken. Zij rapporteert aan het college van burgemeester en wethouders.
Het betreft een discretionaire bevoegdheid van het college van Burgemeester en Wethouders.