Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
geen
Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Nieuwe regeling | 18-12-2023 | RIS 1675 |
De raad van de gemeente Dalfsen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2023, nummer RIS 1675;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;
de artikelen 121, 122, 147 en 150 van de Gemeentewet;
Vast te stellen “Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen”
Hoofdstuk 1. Inleiding verordening
Hoofdstuk 3. Iedereen doet mee
Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien
Hoofdstuk 5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Hoofdstuk 6. De vorm van de hulp
Hoofdstuk 7. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Hoofdstuk 8. Inspraak en inwonersparticipatie
Hoofdstuk 9. Kritiek op de uitvoering
Hoofdstuk 1. Inleiding verordening
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening en/of de beleidsregels geregeld. Deze aanvullende regels zijn terug te vinden in de volgende documenten:
• Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
Deze verordening is gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Die wetten vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets terug te vinden is. Dat verschilt per artikel. Daarom is per artikel aangegeven op welke wetten dat artikel is gebaseerd. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet) die het mogelijk maakt om aanvullende regels over bepaalde onderwerpen te maken. Bij een aantal artikelen wordt de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er, wanneer er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn. Bijvoorbeeld bij artikel 9.1 t/m 9.3 (over klachten). Dit gaat verder dan de algemene toepasselijkheid van de Awb op besluiten die op grond van deze verordening worden genomen.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening (artikel 2.3.1. tot en met 2.3.5 Wmo en artikel 2.3 Jeugdwet). Hierin beschrijven wij hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dat wordt dan ook benoemd.
Stap 1: Melding bij de Gemeente Dalfsen
Wanneer de hulpvraag binnen het sociaal domein lijkt te vallen is het mogelijk dat de inwoner een melding doet bij de gemeente. De gemeente zorgt ervoor, dat inwoners goed worden geïnformeerd over de mogelijkheden om een melding te doen. Dit kan zowel schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal. Iemand anders kan ook een melding namens de inwoner doen.
De gemeente wijst de inwoner op de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag. Dit noemen we een persoonlijk plan (Wmo) of familiegroepsplan (Jeugdwet). Wanneer de inwoner hiervan gebruik wil maken dan wordt dit plan door de inwoner binnen 7 dagen na de melding opgestuurd naar de gemeente.
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek en het daaropvolgende onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
2.2.1 Doel onderzoek en procedure gesprek
Een medewerker van de gemeente maakt zo snel mogelijk nadat de inwoner zich heeft gemeld een afspraak voor een gesprek over de hulpvraag en informeert de inwoner over de gang van zaken bij dat gesprek. Het doel van dit gesprek is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie.
Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn (huisbezoek), als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag. Het gesprek kan ook telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is. Als de hulpvraag en de persoonlijke situatie van de inwoner voldoende bekend zijn bij de gemeente, kan de gemeente beslissen dat een gesprek niet nodig is.
De gemeente informeert de inwoner en eventueel zijn ouders, vertegenwoordiger of mantelzorger dat zij gebruik kunnen maken van onafhankelijke cliëntondersteuning via MEE Samen. Daarbij staat het belang van de inwoner centraal. De inwoner kan de cliëntondersteuner inschakelen als hij bijvoorbeeld graag wil dat iemand meegaat naar het gesprek, helpt met de voorbereiding hiervan of helpt met het indienen van een aanvraag. De inwoner hoeft voor deze ondersteuning niet te betalen.
Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs (art 2.3.4 Wmo), tenzij de identiteit al bij de medewerker bekend is. De gemeente kan de ouders, de vertegenwoordiger of de mantelzorger van de inwoner ook vragen zich te identificeren met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, betrekt de medewerker dit bij het gesprek. De inwoner kan iemand (bijvoorbeeld een familielid of een onafhankelijk cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
1. De medewerker maakt een verslag van het gesprek. In dit onderzoeksverslag staan de uitkomsten van het onderzoek naar de hulpvraag en naar de persoonlijke situatie van de inwoner. De medewerker betrekt het persoonlijk plan of familiegroepsplan bij het verslag, als de inwoner dit plan heeft gemaakt en heeft aangeleverd. Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner of van betrokken derden worden aan het verslag toegevoegd.
De medewerker stuurt het verslag naar de inwoner, tenzij de inwoner heeft aangegeven dat niet te wensen. De inwoner ondertekent het onderzoeksverslag en stuurt dit naar de gemeente. Als de inwoner het niet eens is met het onderzoeksverslag, kan hij dat daarop aangeven. Als de inwoner hulp-op-maat van de gemeente wil ontvangen, moet hij het verslag ondertekend terugsturen. De gemeente ziet het verslag dan als een aanvraag.
(Wmo, Jeugdwet, Gemeentewet, Awb)
Na de melding en het onderzoek van de gemeente, kan de inwoner een aanvraag indienen bij de gemeente. Een onderzoeksverslag die ondertekend is door de inwoner, zoals bedoeld in paragraaf 2.2.3 wordt gezien als een aanvraag. Het doel van de aanvraag is om te bepalen of de gemeente hulp gaat verlenen en welke vorm die hulp heeft.
2.3.2 Aanvraag voor hulp-op-maat
Vraagt de inwoner hulp-op-maat? Dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
De inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. De inwoner kan het gewenste effect ook niet bereiken met gebruikelijke hulp, hulp vanuit het sociaal netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen of met behulp van andere voorzieningen, organisaties of wettelijke regelingen; en
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een deskundige een advies uitbrengt (paragraaf 2.2.2, onderdeel 4). Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
(Wmo, Jeugdwet, Gemeentewet, Awb)
Voor iedere stap geldt dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Is er bijzondere deskundigheid nodig? Dan zet de gemeente die in. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt. Als een inwoner niet akkoord gaat met de inzet van een deskundige dan kan de aanvraag niet (volledig) worden beoordeeld.
(Wmo, Jeugdwet, Gemeentewet, Awb)
De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt. De inwoner ontvangt hierover een brief van de gemeente. In deze brief noemt de gemeente een termijn waarbinnen de inwoner alsnog alle gegevens moet inleveren. De beslistermijn wordt verlengd met deze termijn.
Als het de gemeente niet lukt om binnen de termijn (zoals genoemd in het eerste lid) een besluit te nemen, dan mag de gemeente deze termijn één keer verlengen. De inwoner ontvangt hierover een brief van de gemeente. In deze brief noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit wordt genomen.
(Wmo, Jeugdwet, Gemeentewet, Awb)
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner geïnformeerd wordt of er wel of geen hulp-op-maat wordt gegeven. Als de gemeente hulp-op-maat geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.
Dit hoofdstuk gaat over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Inwoners die vanwege een beperking, een psychisch of psychosociaal probleem hulp nodig hebben om mee te doen in de samenleving (participatie), kunnen op aanvraag hulp-op-maat krijgen. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving sterker wordt. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden uit deze verordening. (zie de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening). De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is. De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor. Dat geldt ook voor voorliggende hulp / voorzieningen vanuit lokale initiatieven.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners zoveel mogelijk mee kunnen doen aan activiteiten in de samenleving. De volgende vormen van hulp zijn vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing en/of een besluit van de gemeente nodig:
Veilig Thuis IJsselland: De Rijksoverheid biedt het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
3.3 Dagbesteding en begeleiding
3.3.1 Een ingevulde dag hebben (dagbesteding / groepsactiviteiten)
3.3.2 Hulp bij deelname aan de samenleving (persoonlijke begeleiding)
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die niet in staat zijn de noodzakelijke dagelijkse activiteiten te doen, hulp-op-maat kunnen krijgen. Dat houdt in dat inwoners in meerdere of mindere mate begeleid worden bij deze activiteiten (persoonlijke begeleiding). Het betekent dat de begeleider helpt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag. Daarnaast kan er begeleid worden bij het doen van de administratie. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over, maar kan als dat nodig is wel de regie overnemen om de zelfstandigheid en participatie te vergroten.
3.4.1 Verplaatsen in en om de woning
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die zich vanwege een beperking niet kunnen verplaatsen in en om de woning, hulp-op-maat kunnen krijgen. Het gaat hierbij om een structureel en langdurig probleem bij het verplaatsen.
3.4.2 Verplaatsen in de woonomgeving
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die zich vanwege een beperking onvoldoende kunnen verplaatsen hulp-op-maat kunnen krijgen. Dat houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer in de woonomgeving. Zo kunnen zij zelfstandig blijven en meedoen met sociale, maatschappelijke en religieuze activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. Die hulp kan bijvoorbeeld bestaan uit het aanbieden van de mogelijkheid om te reizen met het plaatselijk (collectief) vervoerssysteem of het in gebruik geven van een vervoersmiddel.
De gemeente is van mening dat de goedkoopst compenserende vervoersvoorziening in vrijwel alle gevallen het vraagafhankelijk collectieve vervoer is. Mocht dit niet passend zijn dan kan er afgeweken worden van collectief vervoer en wanneer nodig een autoaanpassing worden vergoed. Voor het geschikt maken van de eigen auto door een autoaanpassing wordt maximaal één keer per zeven jaar een reële vergoeding verstrekt.
Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien
Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop. In deze verordening spreken we niet over jongeren, maar over jeugdigen, net zoals dat in de Jeugdwet is gedaan. Hiermee bedoelen we kinderen en jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 werden en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Kan het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met hulp vanuit het sociaal netwerk bereikt worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is? Dan wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door een jeugdwelzijnsorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp en evt. zorg vanuit andere wetgeving (bijv. Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet? Dan wordt hulp-op-maat ingezet.
4.2 Vrij toegankelijke jeugdhulp
De gemeente zorgt ervoor dat jeugdigen zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. De volgende vormen van hulp zijn vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing en/of een besluit van de gemeente nodig.
Veilig Thuis IJsselland: De Rijksoverheid biedt het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
Hoofdstuk 5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychische of psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven, zoals hulp-op-maat.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners zoveel mogelijk mee kunnen doen aan activiteiten in de samenleving. De volgende vormen van hulp zijn vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing en/of een besluit van de gemeente nodig:
Veilig Thuis IJsselland: De Rijksoverheid biedt het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
5.4 Zelfstandig en veilig wonen
Als de woning niet of alleen tegen zeer hoge kosten aangepast kan worden, verwacht de gemeente dat de inwoner verhuist naar een geschikte woning, als deze beschikbaar is en een verhuizing binnen een redelijke en/of medisch aanvaardbare termijn mogelijk is. De inwoner kan dan een geldbedrag krijgen voor de verhuizing (verhuiskostenvergoeding).
5.4.2 Een schone en leefbare woning
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen als hij door een beperking zijn woning niet schoon en leefbaar kan houden. De hulp-op-maat is alleen bedoeld voor gangbare ruimten. Onder gangbare ruimtes vallen: toilet, woonkamer en gebruikte slaapkamer/keuken/badkamer en toegangsruimten.
De inwoner heeft Beschermd Thuis nodig wanneer er sprake is van een duidelijke begeleidings- en ondersteuningsbehoefte ten aanzien van het dagelijks leven, en waarvoor het 24/7 kunnen inschakelen van begeleiding/nabijheid voldoende houvast biedt, zonder daarvoor in een beschermde woonomgeving te moeten verblijven.
De inwoner heeft Beschermd Wonen nodig, wanneer er dusdanig sprake is van psychische of psychosociale problemen, waardoor 24 uurs zorg, toezicht en begeleiding nodig is. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit de inwoner helpt om de zelfredzaamheid te bevorderen, maatschappelijke overlast vermijd en het psychiatrisch ziektebeeld stabiliseert.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner en eventuele kinderen van inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.
Een mantelzorger zorgt onbetaald voor iemand die een beperking heeft. Hij heeft met deze persoon een persoonlijke band. Dit gaat verder dan de hulp die normaal gesproken verwacht mag worden van een partner, ouder, inwonende kinderen of vrienden. Het gaat om hulp en zorg aan iemand die dat nodig heeft en van deze hulp afhankelijk is.
Mantelzorgers vervullen een belangrijke rol. Daarom investeert de gemeente in de ondersteuning van mantelzorgers om overbelasting te voorkomen. Ook heeft de gemeente aandacht voor erkenning en waardering van deze groep.
Hoofdstuk 6. De vorm van de hulp
De hulp die de gemeente geeft, is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp als een persoonsgebonden budget worden gegeven. In dit hoofdstuk wordt besproken op welke manier de gemeente de hulp geeft en wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
(Wmo, Jeugdwet, Gemeentewet, Awb)
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt, ontvangt hulp in de vorm van geld als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Het geld moet wel worden terugbetaald als in de wet, in deze verordening of het toekenningsbesluit anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner.
In plaats van hulp in natura kan de inwoner een Persoonsgebonden budget (Pgb) krijgen als het om Wmo-hulp of jeugdhulp gaat en voldaan is aan de voorwaarden die de Wmo of de Jeugdwet stellen. De inwoner moet gemotiveerd aangeven waarom hij een Pgb wil ontvangen in plaats van hulp-op-maat in natura. Voor jeugdhulp moet gemotiveerd aangegeven worden waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is. Daarnaast moet degene die het Pgb beheert Pgb-vaardig zijn en moet de door het Pgb ingekochte zorg van goede kwaliteit zijn.
Als de inwoner een Pgb wil voor diensten, maakt hij een (budget)plan voor de besteding van het Pgb. Hierin staat welke hulp de inwoner met het Pgb wil betalen en door wie de hulp wordt gegeven. Inwoner benoemd hierin ook hoe de hulp bijdraagt aan het behalen van de SMART doelen, zoals die zijn beschreven in de indicatie door de gemeente (gemeente bepaalt het wat en de zorgverlener bepaalt het hoe). De gemeente moet het plan goedkeuren en stelt daarna het Pgb vast. Dit (budget)plan wordt verder toegelicht in de beleidsregels.
De gemeente kent pas een Pgb toe als zij vindt dat de inwoner (of zijn vertegenwoordiger) in staat is zijn belangen voldoende te behartigen. De inwoner (of zijn vertegenwoordiger) moet de taken die bij het Pgb horen, op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren. De gemeente kan wanneer er sprake is van een herindicatie een herbeoordeling uitvoeren om te toetsen of de huidige vertegenwoordiger nog steeds vaardig genoeg is om het pgb te beheren.
De inwoner levert bij het Pgb-(budget)plan, wanneer het om een dienst of voorziening gaat, één of meer offertes van leveranciers aan. Uitzondering hierop is een woningaanpassing dan worden er twee offertes door inwoner aangeleverd. In deze offerte(s) moet staan hoe hoog de kosten van de dienst of het product zijn. Het tarief dat in de offerte staat mag niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit artikel 6.3.4. De offerte bevat tenminste de volgende onderdelen:
6.3.2 Wanneer is een Pgb niet mogelijk?
Als de inwoner verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft, tenzij de bewindvoerder of iemand anders het volledige beheer van het Pgb op zich neemt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die er toe hebben geleid dat toezicht of bewind voering noodzakelijk is.
Voor zover het Pgb is bestemd voor vakantie/verblijf in het buitenland als hulp-op-maat in de Wmo. Een Pgb, in het kader van de jeugdwet, is niet mogelijk als het besteed wordt in het buitenland en het gaat om meer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken. Dit geldt niet als de gemeente hiervoor vooraf expliciet toestemming geeft. De eventuele besteding in het buitenland wordt dan meegenomen in het Pgb(budget) plan;
6.3.3 Waar kan een Pgb niet aan besteed worden?
Het Pgb is bedoeld voor hulp. Het Pgb kan niet besteed worden aan:
6.3.4 Algemene uitgangspunten voor de hoogte van een pgb
Er geldt wel een maximum bedrag. Dat is het bedrag dat de gemeente zou betalen voor de goedkoopst passende hulp die nodig is (hulp in natura-tarief). Dit maximumbedrag is besproken met de inwoner en is vastgelegd. De hulp in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop. Als de kosten van de dienst of het product hoger zijn, vergoedt die gemeente de meerprijs niet, tenzij de inwoner bewijst dat hij met het Pgb de hulp-op-maat niet kan inkopen;
Als de gemeente geen afspraken heeft gemaakt met een leverancier over het inkopen van de hulp in natura die de inwoner nodig heeft, dan geldt er geen maximumbedrag voor het Pgb. De hoogte van het Pgb is dan gelijk aan het bedrag dat genoemd is in de offerte of in het Pgb(budget)plan. Alleen in uitzonderlijke situaties zal hiervan sprake zijn.
6.3.6 Pgb bij hulp door een niet-professionele hulpverlener of personen uit het sociaal netwerk (diensten)
De hoogte van het Pgb voor begeleiding moet worden vastgesteld aan de hand van de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). Het uurloon wordt gekoppeld aan het hoogste periodieke loon volgens de Functie Waardering Gezondheidszorg 30 (FWG 30) van de cao (VVT), inclusief vakantietoeslag en verlofuren.
voor deeltijd verblijf/ logeeropvang (als er geen sprake is van een dienstbetrekking) kan een inwoner de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand ontvangen voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of artikel 8ab lid 1 onder a van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het PGB-plan van de inwoner kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen moet de inwoner een verklaring hebben als bedoeld in artikel 2ab lid 3 van de Uitvoeringsregeling Wmo2015 of artikel 8ab lid 3 van de Regeling Jeugdwet die is goedgekeurd door de gemeente en door de SVB.
6.3.7 Hoogte pgb beschermd wonen en beschermd thuis
bij hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen is de hoogte van het Pgb afhankelijk van de zorg die de inwoner ontvangt. Het Pgb bedraagt 100% van de prijs van hulp-op-maat in natura voor beschermd wonen. De prijzen van hulp in natura zijn neergelegd in het besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
6.3.8 Pgb voor producten en woningaanpassingen
De gemeente baseert de hoogte van het pgb op het programma van eisen en een offerte voor de aangegeven kosten. In deze offerte moet staan hoe hoog de kosten van het product zijn (kostprijs). Met deze kostprijs moet de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp kunnen inkopen. Het kan gaat om een offerte die de inwoner opvraagt. Inwoner vraagt altijd minimaal 2 maximaal 3 offertes op.
6.4 Wat is de bijdrage in de kosten?
Er gelden afwijkende regels voor de betaling van de eigen bijdrage voor Mijn Taxi op Maat (collectief vervoer, niet zijnde vervoer naar de dagbesteding). Deze bijdrage betaalt de inwoner rechtstreeks aan de vervoerder bij gebruik van een taxirit. Hiervoor betaald een inwoner dus niet direct aan de gemeente zoals wel het geval is bij andere vormen van ondersteuning (artikel 10a, tweede lid).
De ZIN-tarieven (zorg in natura) die de gemeente voor hulp-op-maat op grond van de Wmo – voor de levering van zorg (diensten) – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die hulp-op-maat zijn vastgesteld door de gemeente. Deze tarieven zijn te vinden in het document Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
De ZIN-tarieven die de gemeente voor voorzieningen jeugdhulp – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door het bestuur van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland. Deze tarieven zijn te vinden in het document Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
Hoofdstuk 7. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan: hoe moet de gemeente zich gedragen en wat wordt er van de inwoner verwacht? Als de inwoner rechten heeft, staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee? Dan kan de gemeente de voorziening beëindigen of terugvorderen.
7.1 Hoe gaan we met elkaar om?
De gemeente zoekt samen met de inwoner naar een oplossing voor zijn probleem. Gemeente en inwoner gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om. De gemeente zorgt voor het volgende:
er zijn eenvoudige aanvraagformulieren beschikbaar voor de inwoner die een voorziening nodig heeft en die wil aanvragen. Het is voor de inwoner duidelijk waar die aanvraagformulieren verkrijgbaar zijn. Voor Wmo- en Jeugdhulp geldt dat een door de inwoner ondertekend verslag of ondersteuningsplan, zoals bedoeld in paragraaf 2.2.3, kan worden gezien als een aanvraag.
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat ontoelaatbaar is. De gemeente zorgt voor het volgende:
de gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening voortzet (als die is stopgezet).
7.2 Beëindigen en terugvorderen voorziening
7.2.2 Terugvordering voorziening
(Wmo, Burgerlijk Wetboek, Gemeentewet)
In het geval van Wmo-hulp kan de gemeente alleen in de volgende situaties de (geldswaarde van de) voorziening terugvorderen:
Als de gemeente een besluit om hulp-op-maat toe te kennen heeft herzien of ingetrokken omdat de inwoner opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. De gemeente kan dan de geldswaarde van de voorziening die ten onrechte is verstrekt, vorderen van de inwoner en van de persoon die de inwoner opzettelijk heeft geholpen.
In het geval van Jeugdhulp is terugvordering van de geldswaarde door de gemeente mogelijk, als de gemeente een beslissing op grond van artikel 7.2.1 heeft herzien of ingetrokken. Dan kan de geldswaarde worden gevorderd van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten Pgb.
7.3 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
7.3.2 Voorkomen van fraude en oneigenlijk gebruik
De gemeente stelt alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.
Hoofdstuk 8. Inspraak en inwonerparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is, aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er participatieraad is. Ten slotte is hier geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners die hulp nodig hebben.
In het Beleid voor inwonerbetrokkenheid gemeente Dalfsen, genaamd: “Met Elkaar, samen Dalfsen mooier maken” is de visie over inwonersbetrokkenheid van de gemeente te vinden. Daarnaast zijn er regels rondom inspraak en inwonersbetrokkenheid vastgelegd in de op dit moment geldende Inspraak- en Participatieverordening gemeente Dalfsen.
De Participatieraad brengt extra kennis en deskundigheid in bij de ontwikkeling van beleid op het gebied van het sociaal domein en met de uitvoering daarvan. De gemeente ontvangt op deze manier informatie vanuit de samenleving, waardoor het beleid zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften die in de samenleving leven. Daarbij respecteert de gemeente de onafhankelijkheid van de Participatieraad.
8.3 Inspraak bij zorgaanbieders en leveranciers
Zorgaanbieders en leveranciers die jeugdhulp of Wmo-hulp leveren zijn verplicht om inwoners die gebruikmaken van hun diensten of producten inspraak te geven en daarover regels te maken. Voor jeugdhulp is dit geregeld in de Jeugdwet. Voor de Wmo-hulp bepaalt de gemeente over welke onderwerpen de inspraak gaat en welke vorm de inspraak heeft. De gemeente Dalfsen heeft hierover in de contracten met de leveranciers en zorgaanbieders afspraken gemaakt.
Hoofdstuk 9. Kritiek op de uitvoering
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken.
9.3 Klachten over andere personen of organisaties
Als de inwoner een klacht heeft over het gedrag van personen of organisaties die op grond van een besluit van de gemeente hulp verlenen, moet hij deze klacht eerst indienen bij die persoon of organisatie. Dit geldt ook als de inwoner een klacht heeft over de hulp die verleend wordt. Die persoon of organisatie moet een klachtenregeling hebben.
9.4 Ombudsfunctie en vertrouwenspersoon
De ombudsman/vrouw vormt een aanvulling op andere mogelijkheden voor inwoners waarop zij informatie, advies en ondersteuning kunnen krijgen. Een inwoner die beroep doet op de ombudsman/vrouw kan ook gebruik blijven maken van andere voorzieningen die er zijn voor het oplossen van knelpunten, zoals de gemeentelijke klachten- of bezwaarregeling.
Naast de Ombudsman/vrouw kan de inwoner ook beroep doen op een vertrouwenspersoon als het gaat om jeugdhulp. De vertrouwenspersoon kan de inwoner (jeugdige, ouder of pleegouder) op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Nadat de gemeente een bezwaarschrift heeft ontvangen, kan een medewerker contact opnemen met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente. In overleg met bezwaarmaker kan er voor gekozen worden om het bezwaar eerst voor te leggen aan de ombudsman/vrouw.
Hoofdstuk 10. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten van goede kwaliteit zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
10.3 Kwaliteitseisen met betrekking tot Pgb
Van een goede kwaliteit is sprake als de hulp-op-maat, veilig, doeltreffend en cliëntgericht plaatsvind en wanneer daar sprake van is, plaatsvind onder de verantwoordelijkheid van de deskundigheid en professionaliteit van de hulpverlener. Een Pgb is alleen mogelijk is als volgens een beoordeling van de gemeente de hulp-op-maat van voldoende kwaliteit is en de hulp-op-maat in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het in de rapportage of het Plan van Aanpak opgenomen beoogde resultaat. Tevens moet degene die het Pgb beheert Pgb-vaardig zijn. De gemeente kan periodiek of steekproefsgewijs onderzoek doen uit het oogpunt van kwaliteit of het Pgb juist is besteed.
10.3.1 Pgb voor hulpmiddelen en woningaanpassingen
Om de kwaliteit van hulpmiddelen en woningaanpassingen te beoordelen, kijkt de gemeente onder meer naar de volgende factoren:
10.3.2 Pgb voor professionele dienstverlening/hulpverlening
De gemeente is van mening dat professionele dienstverlening/hulpverlening kwalitatief goed is als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de organisatie/hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de organisatie/hulpverlener het ondernemingsplan en kan de organisatie/hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen /dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;
10.3.3 Pgb voor informele hulp/informele dienstverlening
In het geval van de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door een informele hulp (hieronder valt niet mantelzorg) bekijkt de gemeente onder meer de volgende factoren:
dat de hulpverlener beschikt over een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente kan de hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen/dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;
10.3.4 Kwaliteit Pgb door onafhankelijk deskundige
De gemeente schakelt eventueel een onafhankelijk deskundige in die een oordeel geeft over de kwaliteit van de hulp die verstrekt wordt uit het Pgb. Hierbij wordt de vraag gesteld of de hulp die wordt ingezet ook datgene biedt wat de inwoner nodig heeft om aan de gestelde doelen te werken.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking én die gewoon verkrijgbaar is én een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner tot zelfredzaamheid en participatie in staat is. Daarnaast moet de voorziening financieel gedragen kunnen worden door een iemand met een inkomen op minimumniveau.
Andere / overige voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijk functioneren.
Cliëntondersteuning: kosteloze hulp aan een inwoner door een onafhankelijke professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De hulp aan de inwoner is gericht op het benutten van diensten die door gemeenten en andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1 van de Wmo).
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Diploma: een HAVO-, VWO-, of MBO2-diploma (check: wordt dit gebruikt?)
Effect: het resultaat of het doel.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is, en om de duur en hoogte van die voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld. De gemeente heeft in beleidsregels uitgelegd wat er precies bedoeld wordt met gebruikelijke hulp.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen.
Geldig identiteitsbewijs: een document waarmee de inwoner zich kan identificeren. Dit kan per voorziening verschillen.
(Keukentafel) gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Informele hulp: Onder hulp uit het informele/sociale netwerk wordt verstaan de betaalde hulp uit de huiselijke kring van de inwoner of uit het sociale netwerk van de inwoner, waarbij geldt dat:
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 8 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Dalfsen volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp, dan wordt onder inwoner verstaan: de ingezetene als bedoeld in artikel 1.2.1 Wmo. Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 9 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente Dalfsen heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer in de gemeente Dalfsen heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongere: de inwoner in de leeftijd tot 27 jaar.
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Mantelzorg: Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie en die meer dan 8 uur per week en langer dan drie maanden wordt gegeven.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Rapportage: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt aangegeven. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-budgetplan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
SVB: Sociale verzekeringsbank.
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wlz-instelling: een zorginstelling die op grond van de Wet langdurige zorg gefinancierd wordt, zoals een verpleeg- of verzorgingshuis.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Hoofdstuk 12. Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
12.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.