Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenlanden

Verordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2024
CiteertitelAfvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024vervangt regeling 2023

12-12-2023

gmb-2023-550578

1159241

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2024

De raad van de gemeente Molenlanden

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2023 en nummer 1186399;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit vast te stellen

 

de Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2024

 

 

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 5. Grondslag van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4 wordt geheven naar de volgende grondslagen die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:

    • a.

      een vast bedrag per perceel, en;

    • b.

      een vast bedrag per perceel indien een perceel wordt bewoond door twee of meer personen, en;

    • c.

      een vast bedrag per soort container per aanbieding, en;

    • d.

      een vast bedrag per inworp in een ondergrondse verzamelcontainer, en;

    • e.

      bedragen voor het op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijk restafval, en;

    • f.

      bedragen voor het op aanvraag inzamelen van grof tuinafval, en;

    • g.

      bedragen voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een milieustation.

een en ander naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6. Belastingjaar

  • 1.

    Het belastingtijdvak is voor de belastingen verschuldigd naar de in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b, c en d bedoelde grondslagen: het kalenderjaar.

  • 2.

    De overige belastingen worden per belastbaar feit geheven.

 

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a t/m d, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b kan op hetzelfde aanslagbiljet vermeld worden als de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 3.

    De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen e, f en g wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt verstaan een nota of ander schriftuur of een bonnetje van de PIN betaling. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

 

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting, naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belastingschuld, naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d artikel 5, tweede lid, ontstaat na het einde van elk kalenderjaar.

  • 3.

    Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht, voor de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d in de loop van het kalenderjaar eindigt, ontstaat de belastingschuld bij het einde van de belastingplicht.

  • 4.

    Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a en b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 6.

    Bij toepassing van het vierde en vijfde lid wordt voor de bepaling van de belastingplicht uitgegaan van het gegeven dat:

    • a.

      bij ontstaan of wijziging van de belastingplicht vóór of op de 10e van de maand de belasting over de lopende maand ten volle is verschuldigd;

    • b.

      bij ontstaan of wijziging van de belastingplicht ná de 10e van de maand over de lopende maand geen belasting wordt geheven;

    • c.

      bij beëindiging of wijziging van de belastingplicht vóór of op de 10e van de maand over de lopende maand geen belasting wordt geheven;

    • d.

      bij beëindiging of wijziging van de belastingplicht ná de 10e van de maand de belasting over de lopende maand ten volle wordt geheven.

  • 7.

    Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 8.

    Voor de belasting, verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b worden belastingbedragen van minder dan € 10,- niet geheven.

  • 9.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het vijfde en achtste lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 10.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e en f, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 11.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel g, is verschuldigd na afloop van de dienstverlening.

 

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a t/m d, worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden min één in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid moeten de belastingen verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, onderdelen e tm g worden betaald:

    • a.

      in geval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking.

    • b.

      in geval van toezending van de kennisgeving, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Kwijtschelding

  • 1.

    Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt voor de belastingschuld op grond van artikel 5 eerste lid onder c en d maximaal € 42,00 kwijtschelding verleend.

  • 2.

    Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt geen kwijtschelding verleend voor de van de aanslagen gebaseerd op artikel 5 eerste lid onder e tm g.

 

Artikel 11. Vrijstelling

Wanneer vanwege medische redenen een grote hoeveelheid onvermijdbaar medisch restafval wordt geproduceerd kan, op aanvraag en na het overleggen van bewijs van een medische indicatie, een vrijstelling verleend van maximaal € 78,00 per kalenderjaar per perceel.

 

Artikel 12. Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2023” van 13 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2024.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

 

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2024’.

 

 

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenlanden,

gehouden op 12 december 2023.

de griffier,

Marjolein Teunissen

de voorzitter,

Theo Segers

Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de verordening Afvalstoffenheffing 2024

Algemeen

 

Hoofdstuk 1. Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, bedraagt per belastingjaar per perceel

€ 300,77

1.1.1

In afwijking van het onderdeel 1.1 bedraagt het tarief, als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel a indien de afstand tot de toegewezen aanbiedplaats voor minicontainers groter is dan 300 meter vanaf de dichtstbijzijnde perceelsgrens van het perceel waar de huishoudelijke afvalstoffen ontstaan

€ 195,50

1.1.2

In afwijking van het onderdeel 1.1 bedraagt het tarief, als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel a indien een perceel is gelegen in Buurtschap Giessenburg (Neerpolderseweg 72B of 108A)

€ 195,50

1.2

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedraagt per belastingjaar per perceel

€ 75,19

1.2.1

In afwijking van het onderdeel 1.1 bedraagt het tarief, als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel b, indien de afstand tot de toegewezen aanbiedplaats voor minicontainers groter is dan 300 meter vanaf de dichtstbijzijnde perceelsgrens van het perceel waar de huishoudelijke afvalstoffen ontstaan

€ 48,87

1.2.2

In afwijking van het onderdeel 1.1 bedraagt het tarief, als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel b, indien een perceel is gelegen in Buurtschap Giessenburg (Neerpolderseweg 72B of 108A)

€ 48,87

1.3

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel c, bedraagt per belastingjaar per aanbieding ter lediging van een restafvalcontainer van 240 liter

€ 6,00

1.4

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel d, bedraagt voor percelen waarvoor geen restafvalcontainer in bruikleen zijn gegeven, doch inzameling plaatsvindt via ondergrondse verzamelcontainers per inworp

€ 1,50

1.5

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel d, bedraagt voor percelen die gelegen zijn in hoogbouw en waarvoor geen pmd en restafvalcontainer in bruikleen zijn gegeven, doch inzameling plaatsvindt via ondergrondse verzamelcontainers per inworp

€ 0,75

 

Hoofdstuk 2. Op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijk en grof tuinafval

2.1

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e en f bedraagt per 1 m3

€ 30,00

 

Hoofdstuk 3. Maatstaven en tarieven voor achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op de milieustraat.

3.1

De belasting naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel g bedraagt:

 

3.1.1

Per ½m3 grof tuinafval

€ 7,00

3.1.2

Per ½m3 puin

€ 7,00

3.1.3

Per ½m3 schoon hout

€ 7,00

3.1.4

Per ¼m3 geïmpregneerd hout

€ 10,00

3.1.5

Per ¼m3 gips/cellenbeton

€ 10,00

3.1.6

Per ¼m3 bitumen (dakleer)

€ 10,00

3.1.7

Per ¼m3 grof huishoudelijk afval

€ 10,00

3.2

Voor de eerste drie aanbiedingen (ongeacht de omvang) van één of meer soorten afvalstoffen op de milieustraten, zoals benoemd in de artikel 3.1.1 tm 3.1.7, worden geen kosten in rekening gebracht.