Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Gemeente Heerlen - Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeente Heerlen - Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2024
CiteertitelBeleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zekerheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

vervangt de beleidsregel bijzondere bijstand Heerlen 2023

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024vervangt de beleidsregel bijzondere bijstand Heerlen 2023

19-12-2023

gmb-2023-549214

OBM-23001218

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeente Heerlen - Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2024

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN

 

 

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

    • b.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen.

    • c.

      Draagkracht: het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

    • d.

      Draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht wordt vastgesteld.

    • e.

      Sociaal minimum: de op de leef- en woonsituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 23 en 24 Pw. Indien artikel 17 van deze beleidsregel van toepassing is, wordt onder het sociaal minimum verstaan de som van de algemene bijstand en de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Pw.

    • f.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is.

    • g.

      Woonkosten: alle kosten die betrekking hebben op de woning van belanghebbende of het gezin, waaronder de inrichtingskosten, kosten voor de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen, de eerste maand huur en de borg voor de huurwoning.

    • h.

      Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

    • i.

      (ex-)ondernemer: Ondernemers en ex-ondernemers die zijn toegelaten tot de Wgs en wiens gebrekkige administratie en boekhouding een belemmering vormt om verdere hulp te bieden.

  • 2.

    Begrippen in deze beleidsregel die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Artikel 2 Moment van aanvraag

  • 1.

    Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen tót 1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten zijn opgekomen, worden ingediend. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen, worden afgewezen.

  • 2.

    Voor de jongerentoeslag als genoemd in artikel 17 van deze beleidsregel is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. De bijstand wordt, analoog aan artikel 44 lid 1 van de Pw, toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om deze bijstand aan te vragen.

 

Artikel 3 De draagkracht

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van belanghebbende of het gezin.

 

Artikel 4 Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen zoals bedoeld in paragraaf 3.4 van de Pw.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de draagkracht uit inkomen wordt van de in aanmerking te nemen middelen, zoals genoemd in het eerste lid, het gedeelte van het inkomen inclusief vakantietoeslag dat meer bedraagt dan 120% van het sociaal minimum in aanmerking genomen en als draagkracht vastgesteld bij de verstrekking van bijzondere bijstand.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de draagkracht wordt het inkomen en vermogen van de persoon waarbij sprake is van een wettelijk schuldsaneringstraject (WSNP), een minnelijk schuldsaneringstraject (MSNP) of een schuldsaneringskrediet gedurende het saneringstraject in zijn geheel niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    Het vermogen boven het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Pw wordt voor de vaststelling van de draagkracht geheel in aanmerking genomen.

  • 5.

    De individuele studietoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden niet in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt bij de volgende kostensoorten het gedeelte van het inkomen inclusief vakantietoeslag dat meer bedraagt dan 100% van het sociaal minimum als draagkracht in aanmerking genomen:

    • a.

      Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren <21 jaar;

    • b.

      Bijzondere bijstand inrichtingsnorm voor jongeren < 21 jaar;

    • c.

      Woonkostentoeslag;

    • d.

      Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting;

    • e.

      Overbruggingsuitkering;

    • f.

      De kosten van schuldenbewind.

 

Artikel 5 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor de duur van 12 maanden met ingang van de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen.

  • 2.

    Bij bijzondere bijstand voor periodieke kosten die langer duren dan 12 maanden kan, in afwijking van lid 1, de draagkracht voor een langere periode worden vastgesteld indien de verwachting is dat het inkomen en het vermogen niet dusdanig zullen wijzigen dat dit van invloed is op de draagkracht.

  • 3.

    De vastgestelde draagkracht wordt, in het geval van incidentele bijzondere bijstand, in één keer in mindering gebracht op de toegekende bijzondere bijstand.

  • 4.

    In het geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht over de maanden waarop de bijzondere bijstand betrekking heeft verspreid en naar evenredigheid verdeeld.

  • 5.

    De draagkracht kan gedurende de draagkrachtperiode wijzigen bij een aanmerkelijke verandering in de financiële situatie van belanghebbende of het gezin. Hierbij wordt de draagkracht, voor de resterende draagkrachtperiode, opnieuw vastgesteld per de eerste van de maand waarin de financiële situatie is gewijzigd.

 

Artikel 6 Vaststelling maandinkomen

  • 1.

    Het inkomen dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 5 eerste lid aangegeven periode op maandbasis vastgesteld.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt, bij niet-wisselende inkomsten, uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan de maand waarin de kosten zich voordoen.

  • 3.

    Bij wisselende inkomsten wordt, voor het vaststellen van het maandinkomen, de som van deze inkomsten over de 6 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 5 aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 6.

  • 4.

    Bij de toepassing van het tweede en derde lid kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 5 lid 1 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden of inmiddels is opgetreden.

 

Artikel 7 Drempelbedrag

  • 1.

    Het drempelbedrag bedraagt € 50,00 per kalenderjaar.

  • 2.

    Als in een kalenderjaar, waarover bijzondere bijstand wordt verstrekt, de volledige drempel al door een andere gemeente in mindering is gebracht, dan wordt gedurende dat kalenderjaar geen drempel meer toegepast. Als het drempelbedrag in de andere gemeente lager was dan € 50,00, dan wordt – dat kalenderjaar – alleen nog het restant in mindering gebracht.

  • 3.

    Het drempelbedrag geldt niet voor:

    • a.

      Bijzondere bijstand voor jongeren < 21 jaar ex artikel 12 Pw;

    • b.

      Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening;

    • c.

      Woonkostentoeslag;

    • d.

      Bijzondere bijstand voor de notariskosten bij een krediethypotheek.

 

HOOFDSTUK 2 ZORGKOSTEN

 

 

Artikel 8 Medische kosten

  • 1.

    Bij medische kosten wordt uitgegaan van de vergoeding die op grond van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (VGZ Zuid-Limburgpakket) mogelijk is. Van bijzondere bijstand kan pas sprake zijn als de kosten hoger zijn dan hetgeen onder het VGZ Zuid-Limburgpakket wordt vergoed. Uitgegaan wordt van het meest uitgebreide pakket.

  • 2.

    Als de gemeentelijke collectieve zorgverzekering bepaalde medische kosten niet geheel dekt, is bijzondere bijstand mogelijk voor het resterende deel, met inachtneming van de dekking zoals genoemd in lid 1, als er sprake is van een medische noodzaak en bijzondere (medische) omstandigheden.

  • 3.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de volgende medische kosten:

    • a.

      zelfzorgmiddelen;

    • b.

      niet-reguliere geneeswijzen;

    • c.

      behandelingen in het buitenland, tenzij vooraf toestemming van het college is verkregen;

    • d.

      behandelingen die zijn uitgesloten onder de basisverzekering en ook niet voor vergoeding via het VGZ Zuid-Limburgpakket in aanmerking komen; én

    • e.

      verplicht of vrijwillig eigen risico van de zorgverzekering.

  • 4.

    Aan de collectieve zorgverzekering kan deelnemen de burger van Heerlen die:

    • a.

      18 jaar of ouder is; én

    • b.

      een inkomen heeft dat niet hoger is dan 150% van de normen als bedoeld in artikel 20, 21, 22 of 23 van de Pw.

 

Artikel 9 Personenalarmering en maaltijdvoorziening

  • 1.

    De noodzaak wordt vastgesteld door het college.

  • 2.

    De kosten personenalarmering, voor zover deze niet worden vergoed door de zorgverzekering die aanvrager heeft, worden vergoed. De noodzaak van deze kosten strekt tot maximaal de aan- sluitkosten, het basisabonnement en de zorgopvolging.

  • 3.

    De vergoeding voor een maaltijdvoorziening bedraagt € 110,00 euro per maand.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van één jaar.

 

HOOFDSTUK 3 WOONKOSTEN

 

 

Artikel 10 Algemene bepalingen betreffende woonkosten

  • 1.

    Voor alle woonkosten in dit hoofdstuk, met uitzondering van het bepaalde in artikel 14 van deze beleidsregel, wordt het afsluiten van een lening bij de Kredietbank Nederland als voorliggende voorziening aangemerkt.

  • 2.

    Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw wordt voor de kosten in dit hoofdstuk niet vrijgelaten.

 

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen, eerste maand huur en borg huurwoning

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en borg van de huurwoning wordt verstrekt in de vorm van een geldlening. Indien belanghebbende of het gezin een lopend WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet heeft, vindt terugbetaling plaats na afronding van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor de eerste maand huur wordt verstrekt om niet.

  • 3.

    Voor duurzame gebruiksgoederen wordt maximaal 75% van de bedragen zoals genoemd in de NIBUD prijzengids, van het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen, vergoed.

 

Artikel 12 Overige inrichtingskosten

Voor overige inrichtingskosten, niet zijnde duurzame gebruiksgoederen, wordt maximaal 75% van de bedragen zoals genoemd in de NIBUD prijzengids, van het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen, vergoed.

 

Artikel 13 Vaste lasten bij verblijf in een inrichting

  • 1.

    Bij opname in een inrichting kan bijstandsverlening voor het doorbetalen van de vaste lasten noodzakelijk zijn voor een belanghebbende:

    • a.

      van 21 jaar of ouder zonder partner: vanaf datum normwijziging algemene bijstand;

    • b.

      jonger dan 21 jaar zonder partner: vanaf einddatum algemene bijstand.

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor vaste lasten bij verblijf in een inrichting zijn slechts mogelijk voor zover de woonstede niet is gewijzigd. Indien blijkt dat belanghebbende niet meer de intentie heeft om terug te komen, is bijzondere bijstand niet mogelijk.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor de volgende lasten is mogelijk:

    • a.

      huur of hypotheek;

    • b.

      Energiekosten;

    • c.

      Water;

    • d.

      Opstal- en inboedelverzekering.

 

HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE HULPVERLENING

 

 

Artikel 14 Budgetbeheer

Het college beschouwt in het geval van budgetbeheer de dienstverlening die geboden wordt door de Kredietbank Limburg (KBL) als een voorliggende voorziening.

 

Artikel 15 Kosten beschermingsbewind, curator of mentor

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal de vergoeding die is opgenomen in de Regeling beloning bewindvoerders, curatoren en mentoren.

 

HOOFDSTUK 5 JONGEREN- EN WOONKOSTENTOESLAG

 

 

Artikel 16 Jongerentoeslag

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand ex artikel 12 Pw is het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennorm van artikel 20 Pw en de alleenstaandennorm (incl. VT) bedoeld in artikel 21 onder a Pw.

  • 2.

    De norm uit lid 1 geldt als bovengrens. De jongerennorm en de jongerentoeslag samen kunnen niet meer bedragen dan het toepasselijke minimumloon.

  • 3.

    Jongeren die in een inrichting verblijven, hebben op grond van artikel 13 lid 2 sub a Pw geen recht op algemene bijstand. Voor deze groep geldt dat de hoogte van de bijzondere bijstand voor levensonderhoud gelijk is aan de inrichtingsnorm.

 

Artikel 17 Woonkostentoeslag huurwoning

  • 1.

    De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de maximale duur van een jaar met daaraan gekoppeld de verplichting tot het zoeken naar goedkopere huisvesting en deze te aanvaarden.

  • 2.

    De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend conform lid 1 kan, na afloop van deze periode, met maximaal zes maanden worden verlengd indien het nog niet beschikken over een goedkopere woonruimte, naar het oordeel van het college, niet verwijtbaar is.

  • 3.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek.

 

Artikel 18 Woonkostentoeslag eigendomswoning

  • 1.

    Er wordt bij de berekening van de WKT rekening gehouden met de voorlopige teruggave hypotheekrente waar een aanvrager recht op kan hebben.

  • 2.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek en wordt definitief vastgesteld na ontvangst van een definitieve aanslag.

 

Artikel 19 Woonkostentoeslag doorgangshuis blijf van mijn lijf

De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek.

 

HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTENSOORTEN

 

 

Artikel 20 Leges verblijfsvergunning

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de legeskosten van:

    • a.

      het verkrijgen van het eerste verblijfsdocument;

    • b.

      het verlengen van een verblijfsdocument;

    • c.

      de naturalisatie.

  • 2.

    De in lid 1 sub a en b opgenomen legeskosten worden verstrekt onder aftrek van de kosten die een aanvrager zou maken voor het aanvragen van een paspoort.

 

Artikel 21 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Voor vergoeding komen enkel in aanmerking de kosten op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met dien verstande dat de mogelijke korting op de eigen bijdrage als via het Juridisch Loket naar een advocaat wordt verwezen op de bijstand in mindering wordt gebracht.

 

 

Artikel 22 Boekhoudkosten

  • 1.

    De kosten voor het op orde brengen van de boekhouding komen voor bijstand in aanmerking wanneer:

    • a.

      sprake is van een (ex-)ondernemer;

    • b.

      deze is toegelaten tot de Wgs; én

    • c.

      uit het plan van aanpak blijkt dat de gebrekkige administratie en boekhouding van deze (ex)-ondernemer, naar het oordeel van Team Schuldhulpverlening van de gemeente Heerlen een belemmering vormt om verdere hulp te bieden.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 3.

    Terugbetaling van de leenbijstand vindt plaats na afloop van het schuldhulpverleningstraject.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 1.500,00 per boekjaar en wordt voor maximaal drie boekjaren toegekend.

  • 5.

    Er wordt ten tijde van de aanvraag geen rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende of het gezin.

 

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als ‘’Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2024’’.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2024 onder intrekking van de beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2023.

 

 

 

 

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 19 december 2023

De burgemeester,

drs. R. Wever

de secretaris,

drs. V.N. Gosselink-van Dijk

ALGEMENE TOELICHTING

 

In deze beleidsregel worden beleidsuitgangspunten vastgelegd. Deze hebben betrekking op zowel bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet als bovenwettelijk begunstigend gemeentelijk beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting

(Alleen artikelen waarbij een toelichting noodzakelijk is, zijn opgenomen)

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN

 

Artikel 2 Moment van aanvraag

Ongeacht de kostensoort, kan bijzondere bijstand tót 1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten zijn opgekomen worden ingediend. Dit geldt ook indien de kosten reeds zijn voldaan.

 

Artikel 4 Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen

We houden geen rekening met kostendelers. Met de introductie van de kostendelersnorm op 1 januari 2015 zouden veel mensen die voor deze datum bijzondere bijstand ontvingen, na 1 januari 2015 geen recht meer hebben op bijzondere bijstand. Dat willen we niet. Daarom wordt, bij de vaststelling van de draagkracht, géén rekening gehouden met de kostendelersnorm. Uitgegaan wordt van de bijstandsnormen uit artikelen 20 t/m 24 van de Participatiewet.

 

Lid 3

Indien er sprake is van een lopend WSNP-traject, MSNP-traject of saneringskrediet, dan wordt de belanghebbende geacht geen draagkracht te hebben. Om het voor de uitvoering makkelijker te maken, tellen we daarom het inkomen en vermogen van deze persoon in zijn geheel niet mee. Er kan vanuit worden gegaan dat dit bij een WSNP-traject het geval is per de datum die de Rechtbank in haar uitspraak als ingangsdatum aangeeft. Bij een MSNP-traject of saneringskrediet is dit per de datum dat de eerste keer gedurende het traject aan de schuldeisers wordt afgelost. In alle drie de gevallen gaat men, bij de berekening van de draagkracht, uit van de eerste van die desbetreffende maand.

 

Lid 4

Uit artikel 35 lid 1 Pw volgt dat rekening dient te worden gehouden met een toegekende (of toe te kennen) studietoeslag of individuele inkomenstoeslag bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Dit is ongewenst. De studietoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden dan ook, voor de vaststelling van de draagkracht, niet in aanmerking genomen.

 

Artikel 5 Draagkrachtperiode

Lid 1

De gekozen formulering kan op twee manieren worden geïnterpreteerd:

1. De kosten doen zich voor als de behandeling heeft plaatsgevonden (b.v. bij medische kosten) en

2. De kosten doen zich voor als een rekening, dan wel offerte wordt verstuurd (datum nota/offerte).

 

Tot 1 januari 2024 was de draagkrachtperiode gelijk aan het kalenderjaar waarin de kosten opkomen (oude artikel 3 lid 1). In de praktijk leidde dit echter tot rechtsongelijkheid. Verschillende uitkomsten waren dan ook mogelijk en waren afhankelijk van het moment waarop een aanvraag voor bijzondere bijstand werd ingediend. Dit is ongewenst. Met de nieuwe werkwijze, waarbij de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor 12 maanden met ingang van de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen, wordt dit voorkomen.

 

Lid 2

In lid 1 is opgenomen dat de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor 12 maanden met ingang van de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen. Dit artikel is er ingezet om te voorkomen dat mensen waarvan verwacht wordt dat zij een inkomen en vermogen hebben dat niet aanmerkelijk zal stijgen, opnieuw onderworpen worden aan een nieuwe draagkrachtberekening. Zo kan de bijzondere bijstand voor een langere periode worden vastgesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen met een AIO-uitkering.

 

Lid 5

Een vastgestelde draagkracht kan gedurende de draagkrachtperiode gewijzigd worden bij een aanmerkelijke wijziging in de financiële omstandigheden. Denk hierbij aan verandering in hoogte van inkomen, de start/het einde van een WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet óf de situatie waarin er gedurende de draagkrachtperiode sprake blijkt te zijn van een gezamenlijke huishouding (of deze juist ten einde komt).

 

Artikel 6 Vaststelling maandinkomen

Lid 2 en 3

In het nieuwe artikel 6 is precies vastgesteld hoe het in aanmerking te nemen inkomen berekend dient te worden. Indien de belanghebbende of het gezin in de maand waarin de kosten zich voordoen een inkomen heeft dat vast is en waarvan het dan ook aan te nemen is dat dit inkomen de resterende draagkrachtperiode onveranderd zal blijven, dan wordt het inkomen vastgesteld door dit maandinkomen maal twaalf maanden te nemen. Op het moment dat de belanghebbende of het gezin in de maand voorafgaande aan de maand waarin de kosten zich voordoen een inkomen heeft dat niet vast is en dus maandelijks varieert in hoogte (en de verwachting ook is dat dit zo zal blijven), dan wordt – ingevolge lid 3 – uitgegaan van het gemiddelde van de laatste zes maanden voorafgaande aan de aanvraagdatum.

 

Lid 4

In lid 4 is vastgelegd dat indien ten tijde van de aanvraag al bekend is dat het inkomen binnen 12 maanden aanmerkelijk zal veranderen of inmiddels is veranderd, het in aanmerking te nemen inkomen – in afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 – kan worden berekend door rekening te houden met die feitelijke nieuwe situatie.

 

Artikel 7 Drempelbedrag

Het college kan bijzondere bijstand weigeren als de kosten, binnen twaalf maanden, het bedrag genoemd in artikel 35 lid 2 Pw niet te boven gaan. De gemeente Heerlen heeft een lager drempelbedrag vastgesteld van € 50,00 per kalenderjaar. Dit betekent dat de eerste € 50,00 per kalenderjaar voor rekening van de belanghebbende of het gezin komt en kan worden beschouwd als een eigen bijdrage.

 

HOOFDSTUK 2 ZORGKOSTEN

 

Een samenwerkingsverband van 18 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal) biedt aan inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering. De huidige collectieve zorgverzekeraar is VGZ. De collectieve zorgverzekering bestaat uit twee integrale pakketten van basisverzekering en aanvullende verzekering. Deelnemers hebben hierin een keuze. Onder ‘laag inkomen’ wordt verstaan een inkomen tot 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.

 

Artikel 8 Medische kosten

Lid 1

Hiermee wordt bedoeld dat de mogelijke vergoeding op grond van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering VGZ Zuid-Limburgpakket leidend is. Het VGZ-Zuidlimburgpakket kent twee pakketten: het compact-pakket en het uitgebreid pakket. Gekeken wordt naar de vergoedingen uit het uitgebreide pakket. We verstrekken geen bijzondere bijstand als deze gemeentelijke collectieve zorgverzekeraar een volledige vergoeding voor de kosten kent, zulks ongeacht of mensen al dan niet deelnemen aan deze gemeentelijke collectieve zorgverzekering of bij een andere zorgverzekeraar verzekerd zijn. Als iemand bijvoorbeeld bij CZ verzekerd is en deze verzekeraar kent een lagere vergoeding, dan wordt voor het verschil geen bijzondere bijstand verleend.

 

Lid 3

De collectieve zorgverzekeraar vergoedt niet alles (volledig). In dat geval wijzen we niet zonder meer af. De Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) gelden als voorliggende, toereikende en passende voorziening. We voeren bovenwettelijk begunstigend beleid, gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

• we gaan uit van de vergoeding van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering;

• het moet gaan om reguliere geneeskunde c.q. een erkende behandeling;

• de kosten moeten in Nederland opkomen;

• er moet sprake zijn van een gebruikelijk kostenniveau;

• er moet sprake zijn van een aantoonbare medische noodzaak;

• er moet sprake zijn van bijzondere individuele omstandigheden; én

• de kosten kunnen niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden.

 

Lid 3 sub a Zelfzorgmiddelen

Onder zelfzorgmiddelen vallen zowel zelfzorggeneesmiddelen als andere medische zelfzorgmiddelen. Een zelfzorgmedicijn of zelfzorggeneesmiddel is een eenvoudig medicijn dat zonder recept verkrijgbaar is, zoals pijnstillers, hoestdranken, neusdruppels, anti-diarreemiddelen, anti-wagenziekte, smeermiddelen tegen spierpijn of pijn na kneuzingen en voedingssupplementen. Voorbeelden zijn onder andere maar niet uitsluitend: paracetamol, ibuprofen, aspirine, trachitol, antimycotica, antacida en vitamine B-12.

Naast zelfzorggeneesmiddelen zijn er ook andere medische zelfzorgmiddelen, zoals apparatuur om de bloeddruk te meten, thermometers etc. Deze kosten komen niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Lid 3 sub b Reguliere geneeskunde

Bijzondere bijstand is enkel mogelijk voor wetenschappelijk aanvaarde behandelingen waarvoor alge- meen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is. De kosten van alternatieve en experimentele geneeswijzen alsmede kwakzalverij komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Lid 3 sub c Behandeling in Nederland

De bijstand is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel. Dat betekent dat in beginsel geen vergoeding mogelijk is voor kosten die buiten Nederland gemaakt worden. Alleen bij zeer dringende redenen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn van een acute noodsituatie.

 

Lid 3 sub d Uitgesloten van verzekering

De Rijksoverheid beslist wat er in het basispakket zit en de aanvullende verzekeraar (in het huidige geval het VGZ Zuid-Limburgpakket) wat er in de aanvullende verzekering zit. Als kosten onder beide zijn uitgesloten, vindt er ook geen vergoeding via de bijzondere bijstand plaats. Een bekend voorbeeld van dergelijke niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn maagzuurremmers en benzodiazepinen (slaap- en kalmeringsmiddelen). Een ander voorbeeld zijn Ivf-behandelingen boven een bepaalde leeftijd.

 

Artikel 9 Personenalarmering en maaltijdvoorziening

Lid 1

Voor de beoordeling van de noodzaak van deze kosten was voorheen een onafhankelijk medisch advies verplicht. Dat werkte vertragend en kostenverhogend dus dat is niet meer verplicht. Als door het college daartoe gemandateerde, kan de inkomensconsulent de noodzaak zelf bepalen.

 

Lid 3

Als de noodzaak voor een maaltijdvoorziening vast staat, dan komt de gemeente Heerlen tegemoet in de kosten. Ingewikkelde berekeningen of de declaratie van maaltijden kunnen we eenvoudiger tegemoetkomen met een vast bedrag per maand, ongeacht de daadwerkelijke kosten.

 

HOOFDSTUK 3 WOONKOSTEN

 

Artikel 10 Algemene bepalingen betreffende woonkosten

Lid 1

Tot 1 januari 2024 was het afsluiten van een lening bij de Kredietbank Limburg een voorliggende voorziening. Vanaf 1 januari 2024 is dit de Kredietbank Nederland.

 

Lid 2

Er van uit wordt gegaan dat de belanghebbende of het gezin het vermogen aanwendt voor de woonkosten. Het bescheiden vrij te laten vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw, wordt daarom voor de kosten van dit hoofdstuk niet vrijgelaten. Het volledige vermogen wordt als draagkracht in aanmerking genomen.

 

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen, eerste maand huur en borg huurwoning

Uit de wet volgt dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en borg huurwoning enkel kunnen worden verstrekt in de vorm van een geldlening. Als de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, dan dient de belanghebbende of het gezin toestemming te geven voor inhouding van de aflossing op de periodieke uitkering. Onnodige instroom van vorderingen moet worden voorkomen. Indien belanghebbende reeds een lopend WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet heeft, gaat de terugbetalingsverplichting van de leenbijstand pas in na afronding van het traject. Aan de belanghebbende met schulden maar zonder lopend WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet wordt het aanbod gedaan zich te melden bij het Team Schuldhulpverlening.

 

HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE HULPVERLENING

 

Artikel 14 Budgetbeheer

Op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde contourennota schuldhulpverlening geldt de KBL als passende en toereikende voorziening voor budgetbeheer. Deze bepaling geldt voor personen die op of na 1 juli 2013 onder budgetbeheer zijn gekomen, omdat op die datum effectuering heeft plaatsgevonden door aanpassing van de beleidsregel.

 

HOOFDSTUK 5 JONGEREN- EN WOONKOSTENTOESLAG

 

Artikel 16 Jongerentoeslag

Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

a. Er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan waarin niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

b. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

• de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

• de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

 

De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

a. de ouder(s) is/zijn overleden; of

b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst; óf

c. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie; óf

d. er is een andere dringende reden waardoor de jongere zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken én de jongere woont op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig.

 

Artikel 17 Woonkostentoeslag huurwoning

Woonkostentoeslag vult gaten op die de huurtoeslag laat vallen. Bedragen de woonkosten meer dan de maximale huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband wordt in ieder geval aandacht besteed aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was er reeds sprake van deze hoge woonkosten voordat men in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde? Was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, dan wordt de hoogte hiervan vastgesteld op het verschil tussen de vastgestelde woonkosten en de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximale huurgrens. De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting, op grond van artikel 55 Pw, opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting én deze te aanvaarden. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend, kan na afloop voor maximaal zes maanden worden verlengd als het nog niet beschikken over goedkopere woonruimte niet verwijtbaar is.

 

Artikel 18 Woonkostentoeslag eigendomswoning

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders, dus het systeem van de WHT. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de huurtoeslag.

 

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking worden genomen zijn:

■ De rente die verband houdt met de woning. Het gaat hier meestal om hypotheekrente. De jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente (de zogenaamde hypotheekrenteaftrek) moet hierop in mindering worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijv. voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld; én

■ Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

■ eigenaarsdeel rioolrechten;

■ eigenaarsdeel waterschapslasten;

■ eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

 

De aflossing van de hypotheek telt niet mee; dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

 

Artikel 19 Woonkostentoeslag doorgangshuis Blijf van mijn lijf

Personen die verblijven in een doorstroomhuis van de Stichting Blijf van mijn Lijf staan niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het doorstroomhuis. Zij kunnen daarom geen huurtoeslag claimen. Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag kan daarom op aanvraag worden verstrekt als aan alle andere voorwaarden voor het recht wordt voldaan.

 

Artikel 22 Boekhoudkosten

Ondernemers kunnen de gemeente sinds 2021 verzoeken om toegelaten te worden tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Veel ondernemers die zich melden kunnen echter niet met hun schulden worden geholpen omdat het hen ontbreekt aan een deugdelijke boekhouding. Middelen om de boekhouding op orde te brengen en adequate (vrijwillige) hulp ontbreken of zijn niet passend. Om te voorkomen dat de onderneming moet worden gestaakt of dat een (ex-)ondernemer vanwege zijn schuldenlast aan de rand van de samenleving belandt, kan de (ex-)ondernemer om bijzondere bijstand voor boekhoudkosten verzoeken. Deze (ex-)ondernemer moet hiervoor zijn toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Hieruit volgt de veronderstelling dat de verzoeker niet beschikt over financiële draagkracht. Uit het plan van aanpak cf. de Wgs zal moeten blijken dat de gebrekkige boekhouding een beletsel vormt om verdere hulp te bieden. Een gebrekkige boekhouding kan tot twee voorgaande boekjaren worden gerepareerd. De vergoeding hiervoor bedraagt € 1.500,- per boekjaar met een maximum van twee boekjaren. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening die na afloop van het schuldhulpverleningstraject moet worden terugbetaald. Heeft de (ex-)ondernemer voldoende meegewerkt én wordt het schuldhulpverleningstraject positief afgerond dan wordt de lening op grond van het Convenant Minnelijke Schuldsanering tegen finale kwijting kwijtgescholden.