Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoorn

Havenverordening Hoorn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHavenverordening Hoorn
CiteertitelHavenverordening Hoorn
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
  3. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-01-2024nieuwe regeling

17-10-2023

gmb-2023-548720

1981463

Tekst van de regeling

Intitulé

Havenverordening Hoorn

 

Zaaknummer: 1981463

 

Grondslag: artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Apv Hoorn: Algemene plaatselijke verordening Hoorn;

  • b.

    bedrijfsmatig: in het kader van de uitoefening van een beroep of tegen betaling;

  • c.

    bedrijfsmatig vervoer: vervoer in het kader van de uitoefening van een beroep of tegen betaling;

  • d.

    BPR: Binnenvaartpolitiereglement;

  • e.

    College: het bestuursorgaan het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    Grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen te worden aangeboden bij de afvalstoffencontainers;

  • g.

    Havenatlas: het geheel van kaarten en daarbij behorende voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.2 van onderhavige verordening;

  • h.

    Havenkantoor: het kantoor van de havenmeester/havenmanager gelegen aan de westzijde van de keersluis bij het Hoofd, dan wel het als zodanig door de havenmeester/havenmanager in gebruik zijnde en als zodanig herkenbare gebouw;

  • i.

    Havenmeester: de ambtenaar/medewerker die als zodanig door het college is aangewezen;

  • j.

    Havenmanager: de ambtenaar/medewerker die als zodanig door het college is aangewezen;

  • k.

    Havens: de openbare wateren van de Buitenhaven, de Binnenhaven, de Oude Haven, de Vollers-waal, de Turfhaven, de Vluchthaven, de Karperkuil, de Grashaven (evenals het water gelegen langs de dijk bij Achter op ’t Zand). Onder de havens valt ook: de aan de havens gelegen gronden zoals kaden, kadeterreinen en scheepshellingen, de in de havens geplaatste kunstwerken; zoals steigers, bruggen en sluiswerken. Gebieden (water) die door de gemeente aan derden privaatrechtelijk in gebruik zijn gegeven vallen niet onder de definitie havens;

  • l.

    Ligplaats: Een ligplaats is een plek in het openbare water die voor het afmeren van een vaartuig is bestemd en ingericht, zodat deze op een verantwoorde manier als ligplaats kan worden gebruikt;

  • m.

    Ligplaatsvergunning: vergunning voor het innemen van een vergunninghouders ligplaats;

  • n.

    Open vuur: een niet van de buitenlucht afgeschermde warmtebron, zoals in ieder geval barbecueën, kaarsen, olielampen e.d.;

  • o.

    Passantenligplaats: Ligplaats bedoeld voor vaartuigen die gedurende maximaal veertien dagen achtereen in de gemeente Hoorn verblijven;

  • p.

    Scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een vaartuig en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, als mede lading gebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;

  • q.

    Schipper: hij, die feitelijk aan boord van een vaartuig het gezag uitoefent;

  • r.

    Vergunninghouders ligplaats: ligplaats bedoeld voor vaartuigen waarvoor een vergunning is verleend, dan wel de overeenkomst kleine boten;

  • s.

    Verhuur: een overeenkomst waarbij iemand verplicht is een vaartuig in gebruik te geven aan een ander die daarvoor een tegenprestatie verschuldigd is;

  • t.

    Werksteiger: de steiger waar ligplaats ingenomen kan worden voor het uitvoeren van werkzaamheden aan een vaartuig;

  • u.

    de volgende soorten vaartuigen worden onderscheiden:

  • I.

    bijboot: Een vaartuig zonder opbouw met een maximale lengte van vijf meter gebouwd en bestemd om op een vaartuig te worden meegenomen of als volgboot achter een vaartuig te worden gesleept;

  • II.

    binnenvaartschip: een niet-zeewaardig vaartuig dat goederen en personen over de binnenwateren zoals rivieren en kanalen vervoert;

  • III.

    charterschip met Hoorn als thuishaven: Een vaartuig: dat geheel of overwegend met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat verder voldoet aan artikel 10 van het Beleid ligplaatsvergunningen Hoorn; dat is te boek gesteld overeenkomstig artikel 785 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek dat daadwerkelijk en aantoonbaar wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsmatige chartervaart, hetgeen moet blijken uit een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met Hoorn als vestigingsgemeente en uit de meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel juncto het besluit van 24 oktober1983, Stb.548 (Besluit binnenschepen-documenten); waarvoor een Certificaat van Onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Binnen-vaartwet of Certificaat van deugdelijkheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Schepenwet is afgegeven; waarvan de eigenaar heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 36, lid 2 van de Binnenvaartwet;

  • IV.

    charterschip bezoekend: Een vaartuig, niet zijnde een charterschip met Hoorn als thuishaven, dat daadwerkelijk en aantoonbaar wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsmatige chartervaart hetgeen moet blijken uit een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • V.

    dekschuit: een vaartuig zonder opbouw met alleen een dek;

  • VI.

    historisch schip: een vaartuig dat voldoet aan artikel 10 van het Beleid ligplaatsvergunningen Hoorn;

  • VII.

    kleine boot: een vaartuig van maximaal zeven meter lang dat: direct geschikt is voor het varen op beschutte (binnen)wateren; onder de bruggen van de havens kan doorvaren, zonder dat de bruggen geopend hoeven te worden, ongeacht het waterpeil in de zomer- of winterperiode; als het voorzien is van een mast dit een strijkbare mast moet zijn;

  • VIII.

    motorcharterschip: een vaartuig voortgestuwd door een motor, dat gebruikt wordt voor of bestemd is tot het vervoer van personen, niet zijnde een charterschip met Hoorn als thuishaven;

  • IX.

    pleziervaartuig: Een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige d.w.z. sportieve of recreatieve doeleinden;

  • X.

    riviercruiseschip: Een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 50 personen, de bemanning daaronder niet begrepen, niet zijnde een veerboot of charterschip met Hoorn als thuishaven of charterschip bezoekend;

  • XI.

    rondvaartboot: een vaartuig dat gebruikt wordt voor of bestemd tot het vervoer van personen, of om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie;

  • XII.

    sleepboot: een vaartuig dat sleepdiensten verricht;

  • XIII.

    terras: een buiten de besloten ruimte liggend gedeelte van een horecabedrijf waar dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en genuttigd;

  • XIV.

    terrasboot: een dekschuit die wordt gebruikt als terras;

  • XV.

    vaartuig: Elk drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen, daaronder begrepen drijvende werktuigen zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard, evenals bijboten en ponten;

  • XVI.

    veerdienst: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning en dat een vervoerdienst onderhoudt;

  • XVII.

    watertaxi: een vaartuig waarmee zonder dat er sprake is van een dienstregeling tegen betaling het vervoer van personen wordt verzorgd;

  • v.

    de lengte van een vaartuig is de totale lengte van het vaartuig met inbegrip van een vaste boegspriet, een papegaaistok, een roer en een davit met bijboot;

  • w.

    met een dag wordt een tijdvak van 24 uur, gerekend vanaf 00.00 uur bedoeld. Een week is een aaneengesloten periode van 7 dagen.

 

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de havens.

 

Artikel 1.3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

 

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning en/of ontheffing.

 

Artikel 1.5 Geldigheidsduur / (rechts)persoon, ligplaats en vaartuig gebonden vergunning

  • 1.

    Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning verleend voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling.

  • 3.

    Een vergunning en/of ontheffing is (rechts-)persoons-, ligplaats- en vaartuig gebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daar tegen verzet.

  • 4.

    Een vergunning, ontheffing is niet overdraagbaar.

 

Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid, volksgezondheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, de kwaliteit van de dienstverlening in de haven nodig is;

  • b.

    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • c.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan vergunning of ontheffing is vereist;

  • d.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke vaneen gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    de houder dit verzoekt;

  • f.

    er strijd is met artikel 10 van het Beleid ligplaatsvergunningen Hoorn;

  • g.

    er strijd is met andere niet in artikel 10 van het Beleid ligplaatsvergunningen Hoorn genoemde redelijke eisen van welstand;

  • h.

    er sprake is van strijdigheid met de gedelegeerde regels aan het college over de haven; of

  • i.

    er sprake is van strijdigheid met het Omgevingsplan.

 

Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van vergunningen of ontheffingen

Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het vaartuig waarop deze betrekking heeft.

 

Artikel 1.8 Normadressaat

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de eigenaar of schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

 

Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester en havenmanager

Het college wijst de havenmeester(s) en de havenmanager aan.

 

Artikel 1.10 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering en handhaving van deze verordening nadere regels stellen

 

Hoofdstuk 2 Orde en gebruik in de haven

 

 

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1.

    Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen;

  • 2.

    Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen;

  • 3.

    Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen;

  • 4.

    Het college maakt van de bevoegdheid van het eerste lid geen gebruik indien het besluit tot plaatsing van een teken gebaseerd kan worden op grond van één van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen.

 

Artikel 2.2 Havenatlas

[vervallen]

 

Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats

[vervallen]

 

Artikel 2.4 Dekschuiten

[vervallen]

 

Artikel 2.5 Bijboten en vlotten

[vervallen]

 

Artikel 2.6 Verblijfsduur in haven

[vervallen]

 

Artikel 2.7 Redding trap en watervoorziening

Het is verboden om met een vaartuig zodanig een ligplaats in te nemen dat daardoor het gebruik van een aan de kade gemonteerde redding trap of watervoorziening wordt gehinderd.

 

Artikel 2.8 Toegankelijkheid vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden de toegang tot een vaartuig te blokkeren.

  • 2.

    De schipper van een afgemeerd vaartuig is verplicht er zorg voor te dragen dat het vaartuig te allen tijde vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.

 

Artikel 2.9 Gebruik van voort stuwers, boegschroeven of hekschroeven.

  • 1.

    Het is verboden voort stuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

  • a.

    gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

  • b.

    ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren of;

  • c.

    afgemeerd ligt en passagiers van en aan boord gaan.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 2.10 Verbod om in de havens te zeilen

  • 1.

    Het is verboden om in de havens, met uitzondering van de Buitenhaven, met enig vaartuig te zeilen.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Artikel 2.11 Vaarsnelheid

Het is verboden in de havens te varen met een grotere snelheid dan 6 kilometer per uur (3,2 knopen).

 

Artikel 2.12 Beschadigde, zinkende, gevaarlijke of niet aan redelijke eisen van welstand voldoende vaartuigen

[vervallen]

 

Artikel 2.13 Overlast aan vaartuigen

Tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald is het anderen dan de eigenaar of schipper van een schip verboden, zonder goedkeuring van de eigenaar of schipper, dat schip vast te houden, zich door het schip te laten voorttrekken, op het schip te klimmen of te begeven, te bevinden of los te maken.

 

Artikel 2.14 Laden en lossen

[vervallen]

 

Artikel 2.15 Verhuren en verhandelen vaartuig

[vervallen]

 

Artikel 2.16 Ordeverstoring

Het is verboden om in de havens de orde te verstoren.

 

Artikel 2.17 Gebruik reddingsmiddelen en brandbestrijdingsmiddelen

Het is verboden de zich op de wal bevindende reddingsmiddelen en brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken anders dan bij onmiddellijk gevaar, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

 

Artikel 2.18 Zwemmen

  • 1.

    Het is verboden om in de havens te zwemmen.

  • 2.

    Het verbod op zwemmen niet geldt voor gevallen waarin het zwemmen een onderdeel vormt vaneen evenement waarvoor een vergunning is afgegeven.

 

Artikel 2.19 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is verboden:

  • a.

    een ander te bezigen om een vaartuig te stoppen;

  • b.

    met een krabbend anker te varen;

  • c.

    ten anker te komen of ten anker te liggen.

  • 2.

    De in het eerste lid gestelde verboden gelden niet

  • a.

    voor een baggervaartuig, indien de ankers worden gebruikt bij het verrichten van baggerwerk;

  • b.

    voor het in de Havenatlas aangegeven ankergebied in de Buitenhaven in de zomer;

  • c.

    als dit geschiedt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe aan de havenmeester/havenmanager is gemeld; of

  • d.

    als gehandeld wordt ter voorkoming van een aanvaring.

 

Artikel 2.20 Melden bij havenmeester

  • 1.

    De schipper die met zijn vaartuig, met uitzondering van riviercruiseshepen, een ligplaats in de havens wil in nemen, is verplicht dit bij aankomst te melden bij de havenmeester.

  • 2.

    De schipper die met een riviercruiseschip een ligplaats in de havens wil in nemen, is verplichte een reserveringsverzoek in te dienen bij de havenmeester.

  • 3.

    De schipper van een riviercruiseschip is voor het feitelijk innemen van een ligplaats verplicht dit uiterlijk een dag voor aankomst te melden bij de havenmeester.

  • 4.

    Valt het aankomsttijdstip, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, buiten de openingstijden van het havenkantoor, dan is de schipper verplicht de melding bedoeld in het eerste lid direct te doen aan de havenmeester/havenmanager per telefoon (voicemail) of per e-mail.

 

Artikel 2.21 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.1 daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.

 

Artikel 2.22 Langszij gemeerde vaartuigen

  • 1.

    De schipper van een vaartuig is verplicht een ander vaartuig langszij te laten meren.

  • 2.

    De schipper van een vaartuig, dat langszij een ander vaartuig gemeerd ligt, is verplicht het andere vaartuig, indien de schipper daarvan dit wenst, gelegenheid te geven te ontmeren en te vertrekken.

 

Artikel 2.23 Vrije doorvaart

De schipper is verplicht er voor te zorgen dat de vrije doorvaart in de havens altijd mogelijk is.

 

Artikel 2.24 Beperken van gevaar, schade of hinder.

  • 1.

    Een ieder draagt voldoende zorg voor de veiligheid en leefomgeving in en rond de havens.

  • 2.

    Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit gevaar, schade of hinder kan hebben, is verplicht:

  • a.

    alle maatregelen te nemen, die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

  • b.

    voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;

  • c.

    als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.

  • 3.

    Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats enter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 4.

    Degene tot wie een aanwijzing bedoeld in lid 3 is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

 

Artikel 2.25 Verplaatsing van schepen

Het college kan een eigenaar of schipper schriftelijk opdragen een schip te verplaatsen of te doen verplaatsen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van werkzaamheden, evenementen, de bescherming van de orde, de veiligheid, het milieu in of in de omgeving van de haven noodzakelijk is.

 

Hoofdstuk 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven

 

 

Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht, stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

[vervallen]

 

Artikel 3.2 Afvalstoffen

[vervallen]

 

Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester/havenmanager; en

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

 

Artikel 3.4 Gebruik generatoren door binnenvaartschepen (geluidsnormen en stankoverlast)

[vervallen]

 

Artikel 3.5 Verrichten van werkzaamheden

[vervallen]

 

Artikel 3.6 Verrichten van werkzaamheden aan de werksteiger

[vervallen]

 

Artikel 3.7 Voortstuwingsinstallaties e.d.

[vervallen]

 

Artikel 3.8 Gasflessen en brandblusapparatuur

  • 1.

    Aan boord van pleziervaartuigen mogen niet zich niet meer dan twee gasflessen bevinden. Voor pleziervaartuigen kleiner dan 15 meter, twee van maximaal 5 kg., voor grotere pleziervaartuigen twee van maximaal 11 kg en voor charters drie van maximaal 11 kg. De gasflessen dienen deugdelijk te zijn geplaatst, in een ruimte die voldoende geventileerd is, indien mogelijk buiten het woonverblijf en motorruimte.

  • 2.

    Aan boord van een vaartuig met motor dient voldoende brandbestrijdingsmateriaal aanwezig te zijn.

 

Artikel 3.9 Verbod open vuur

[vervallen]

 

Artikel 3.10 Inname brandstof

[vervallen]

 

Artikel 3.11 Vaarverbod riviercruise schepen

[vervallen]

 

Hoofdstuk 4 Handhaving

 

 

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 4.2. Toezichthoudende ambtenaren

  • 1.

    Met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en het Binnen-vaartpolitiereglement (BPR) zijn belast de integraal toezichthouders werkzaam bij bureau Stads-toezicht.

  • 2.

    Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

 

Artikel 4.3 Betreden van woonruimten

Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn, indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, bevoegd om het als woning ingerichte gedeelte van een vaartuig te betreden zonder toestemming van de bewoner.

 

Artikel 4.4 Ontzegging toegang havens

Indien na overtreding van een verbod in deze verordening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders ernstige vrees bestaat dat de openbare orde en/of de veiligheid in de haven door de overtreder(s) opnieuw zou kunnen worden verstoord dan wel indien het verschuldigde havengeld, zoals bedoeld in de Verordening Havengeld, niet (tijdig) is voldaan, kunnen zij deze overtreder(s) en/of de schipper van het schip waarop/waarmee de overtreding plaatsvond voor maximaal drie maanden de toegang tot de haven ontzeggen. Indien de overtreder c.q. de schipper nadien de orde opnieuw verstoort, kan de ontzegging voor een langere periode worden verleend.

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

 

 

Artikel 5.1 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

2. Deze verordening wordt aangehaald als Havenverordening Hoorn.

3. De Havenverordening 2018 (16 februari 2018, zaaknummer: 1517145) wordt ingetrokken.

 

 

Hoorn, 17 oktober 2023

 

 

 

De griffier,                              De voorzitter,